| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
ER zijn in de afgelopen maand in enkele landen verkiezingen geweest, waaraan enige aandacht moet worden besteed. Allereerst willen wij wijzen op Malta, waar van 17-19 februari de wetgevende vergadering werd gekozen. Dit eiland, dat sedert 1798 in Engelse handen is, heeft na de tweede wereldoorlog intern zelfbestuur gekregen, waarbij de verantwoordelijkheid voor buitenlandse zaken, defensie en openbare veiligheid waren voorbehouden aan de Engelse gouverneur. De socialistische partij o.l.v. Dom Mintoff pleitte reeds lang voor volledige onafhankelijkheid binnen het Britse Gemenebest, maar Londen weigerde hieraan gehoor te geven; de verhouding werd nog verscherpt, toen Engeland in 1958 te kennen gaf de Britse marinewerven op het eiland, die vrijwel de enige bron van inkomsten vormen voor de ruim 300.000 inwoners, in 1960 te zullen sluiten zonder volledige werkgelegenheid voor de arbeiders te willen garanderen. Mintoff legde daarom zijn functie als minister-president neer en met hem traden alle socialistische ministers af; daar deze partij de absolute meerderheid bezat en elke medewerking aan een regering bleef weigeren, was het eiland praktisch onbestuurbaar geworden; het werd gedegradeerd tot een kroonkolonie en alle macht kwam weer in handen van de Britse gouverneur. Van die tijd af gaan de socialistische verlangens veel verder; zij eisten nl. volledige onafhankelijkheid, wilden uit het Gemenebest treden en een neutrale politiek voeren, waarbij zij aansluiting wilden zoeken bij Joego-Slavië c.s.; verder wilden zij voor de economische ontwikkeling hulp zoeken bij O. en W. in de hoop door een tegen elkaar uitspelen van deze twee van beide kanten grotere hulp te ontvangen. Deze opvattingen hebben er toe geleid dat Mintoff het verwijt kreeg te horen communistisch gezind te zijn. Bij de verkiezingen vond hij een vijftal nationalistische partijen tegenover zich, maar ondanks de onderlinge verdeeldheid van haar tegenstanders is het de
socialistische partij niet gelukt haar positie te behouden; zij beschikt nu slechts over hoogstens 1/3 van de 50 zetels in de wetgevende vergadering. Vermoedelijk heeft de scherpe veroordeling van de socialistische partij door de Aartsbisschop van Malta hierbij de doorslag gegeven, daar de clerus steeds een zeer grote invloed op de vrijwel in haar geheel katholieke bevolking heeft gehad. Overwinnaar is nu de conservatief-nationalistische partij o.l.v. oud-premier Olivier, die de beschikking krijgt over de helft van het totaal aantal zetels.
In Finland ging men zelfs twee keer naar de stembus. Op 15 en 16 januari werden de presidentsverkiezingen gehouden, die, zoals verwacht werd, een persoonlijke overwinning voor president Kekkonen opleverden; zijn partij kreeg 145 van de 300 kiesmannen en kan rekenen op de steun van de Zweedse en Finse liberale Volkspartij en van de Conservatieve partij, die tesamen nog 51 kiesmannen aanwezen. Kekkonen werd zodoende gekozen zonder de steun van de Communistische partij nodig te hebben, hetgeen belangrijk is, daar deze nu minder gemakkelijk eisen kan stellen bij de vorming van een regering. De overwinning van Kekkonen wordt voor een groot deel verklaard door het feit, dat
| |
| |
hij het vertrouwen bezit van Chroestsjef, daar hij een politiek van neutraliteit en vriendschap met de S.U. voert. Op 4 en 5 februari ging Finland voor de tweede keer naar de stembus, nu om een parlement te kiezen. Dit was het gevolg van een half november door Kekkonen aan de Russsische premier gedane belofte tijdens de druk, die de S.U. toen uitoefende op Finland om militaire besprekingen te beginnen onder het motief, dat zij zich bedreigd gevoelde door het West-Duitse militairisme. Daar Kekkonen bang was, dat Finland hierdoor volledig binnen de Russische invloedssfeer zou komen te liggen, wilde hij Moskou tonen, dat de door hem gevoerde buitenlandse politiek door de meerderheid van het volk werd gesteund en besloot hij om - vijf maanden eerder dan normaal - verkiezingen uit te schrijven. Zij leverden een overwinning op voor de Agrarische Unie van Kekkonen, die van 47 zetels klom tot 54 en daarmee de grootste partij werd in plaats van de Communistische partij, die terugviel van 50 op 47 zetels; de grootste verliezer was de dissident socialistische partij, die van 14 op 2 zetels duikelde, zodat de gezamenlijke socialistische partijen nu i.pl.v. 51 zetels er nog 41 bezetten. Chroestsjef kan tot op zekere hoogte gerust zijn; hij kan uit deze uitslag aflezen, dat het Finse volk de politiek van neutraliteit en vriendschap met Rusland wenst te zien voortgezet, maar hij zal er niet erg over te spreken zijn, dat de Communistische partij verliezen heeft geleden, daar nu zelfs de kans, dat er weer communisten in de regering zouden worden opgenomen, kleiner is geworden.
Het derde land, waar in februari verkiezingen werden gehouden, is India; het ging voor de derde keer na zijn onafhankelijkheid het Huis van het Volk kiezen. Het gaat hier niet over de vraag welke de grootste partij zal zijn, maar wel over de vraag hoe groot haar meerderheid zal worden. Tengevolge van het hier naar Engels voorbeeld toegepaste districtenstelsel bezette de Congrespartij van Nehroe in de oude volksvertegenwoordiging met bijna 50% van het totaal aantal stemmen reeds 3/4 van de zetels en het staat vast, dat zij ook nu weer over een meerderheid zal kunnen beschikken. In één van de 494 districten gaat de strijd tussen Krisjna Menon, de huidige minister van defensie, en de 74-jarige Kripalani, die steun krijgt van verschillende politieke partijen. Menon oefent in de Congrespartij grote invloed uit, ook op het buitenlands-politieke beleid van Nehroe; hij vertegenwoordigde India in de V.N. en toonde zich fel anti-Westers en anti-kolonialistisch; hij heeft veel sympathie voor Moskou en Peking en was persoonlijk verantwoordelijk voor de verovering van Goa; de Chinese aanvallen tegen India heeft hij nooit willen veroordelen en dit leidde er toe, dat zijn tegenstanders hem uitgesproken pro-communistisch noemen. Zijn verkiezing zou een versterking betekenen van de linkervleugel van de Congrespartij, terwijl zijn nederlaag een krachtige injectie zou vormen voor de anti-communistische oppositie en haar nieuwe moed zou geven om de strijd voort te zetten. Hoe grote waarde Nehroe hecht aan de herverkiezing van Menon blijkt uit het feit, dat hij persoonlijk deelnam aan de verkiezingscampagne in Noord-Bombay, Menons district. De uitslag zal pas begin maart bekend zijn, maar de eerste berichten doen verwachten, dat de positie van het congres niet verzwakt is en dat Menon herkozen zal worden.
In Italië is de regeringscrisis opgelost. Nadat het partijcongres der Democrazia Christiana vorige maand reeds de plannen van Fanfani en Moro voor een meer linkse koers en het zoeken van aansluiting bij de Nenni-socialisten had goedgekeurd, bleek Nenni bereid ook steun aan Fanfani te geven. Verrassend was het
| |
| |
feit, dat deze houding met grote meerderheid door zijn aanhangers werd goedgekeurd; men had verwacht, dat de linkervleugel, die nog het sterkst aanleunt tegen de communisten zich fel zou verzetten. Fanfani heeft nu een minderheidsregering gevormd, waarin de Nenni-socialisten niet vertegenwoordigd zijn, maar die in het parlement wel hun steun zal krijgen.
Reeds lang deden er geruchten de ronde, dat er weer geheime onderhandelingen tussen Frankrijk en de F.L.N. aan de gang waren, maar daar beide partijen een strikt stilzwijgen in acht namen, kon men niet achterhalen of dit gerucht waarheid bevatte, totdat de Zwitserse regering een beroep deed op journalisten en persfotografen om hun beroepsmatige nieuwsgierigheid te beteugelen en de onderhandelingen door hun speurtochten niet te bemoeilijken. Of de bescheidenheid van de pers het overleg inderdaad ten goede is gekomen, vermeldt de hisorie niet; wel is er tenslotte een akkoord tot stand gekomen, dat op 22 februari door de Franse ministerraad werd goedgekeurd. Met spanning werd daarna uitgezien naar de beslissing van het Algerijnse ‘parlement’, dat in de laatste week van de maand in Tripolis bijeenkwam om de kwestie te bespreken. Deze Nationale Raad voor de Algerijnse Revolutie zou een 4/5 meerderheid voor het akkoord moeten opleveren en men schatte - de juiste getalsterkte van dit lichaam is steeds strikt geheim gehouden -, dat omstreeks 12 leden roet in het eten zouden kunnen gooien. Dit blijkt intussen niet gebeurd te zijn; op 28 februari gaf dit parlement aan de voorlopige regering onder Ben-Khedda opdracht de onderhandelingen voort te zetten d.w.z. officieel de overeenkomst te sluiten; de positie der Franse kolonisten wordt zo veel mogelijk gewaarborgd, terwijl Frankrijk dezelfde economische hulp als op dit ogenblik zal blijven verlenen, hetgeen vooral van betekenis is voor de ontwikkeling van de industrie in het zgn. ‘Plan van Constantine’; een Frans-Algerijnse maatschappij zal de olievelden in de Sahara in eigendom krijgen op basis van gelijke verdeling, terwijl de marinebasis Mers el Kebir en enkele andere bases voor 15 jaar aan Frankrijk zullen worden verpacht; ook het atoom-proefterrein van Reggane in de Sahara zal nog enkele jaren in Franse handen blijven, en na de stemming over het zelfbeschikkingsrecht zullen nog 3 jaar
Franse troepen in Algerije blijven. Men verwacht nu binnenkort de afkondiging van de wapenstilstand en daarmee zou er dan eindelijk een einde komen aan de Algerijnse oorlog.
De moeilijkheden in verband met dit conflict zijn hiermee voor de Gaulle echter nog niet afgelopen; de O.A.S. zette alles op alles om een akkoord te verhinderen en zal nu trachten door haar terreur de uitvoering ervan onmogelijk te maken. Men kan niet zeggen, dat de Franse regering er tot nu toe in geslaagd is om tegen deze misdadige activiteiten krachtig op te treden; Salan is voor haar onvindbaar, maar voor journalisten niet; als buitenstaander kan men zich moeilijk onttrekken aan de indruk, dat de O.A.S. veel sympathisanten heeft in min of meer officiële kringen; daar komt bij, dat het vertrouwen in de rechtspraak ernstig is geschokt door op zijn zachtst gesproken eigenaardige vonnissen, waarbij aan de ene kant officieren, die beschuldigd werden van het doodmartelen van een Algerijnse vrouw, werden vrij gesproken, en aan de andere kant door hetzelfde militaire tribunaal pater Davezier, die uit naastenliefde F.L.N.-aanhangers had geholpen, tot 3 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. De aanslagen met kneedbommen duren zowel in Frankrijk als in Algerije voort en wandaden van de ene kant worden prompt beantwoord met grotere van de andere zijde; het is nu zover gekomen, dat men bang is voor de vrede, die bijna zeker met
| |
| |
een uitbarsting van woede van de zijde der O.A.S. gepaard zal gaan. Zal men een catastrofe weten te voorkomen?
Tien maanden na de eerste ruimtevlucht om de aarde van de Rus Gagarin en zes maanden na de Rus Titow, die 17 maal om de aarde vloog in zijn ruimteschip, zijn nu ook de V. St. erin geslaagd kolonel Glenn een langere ruimtevlucht te laten maken. Nadat reeds tienmaal was aangekondigd, dat de Friendship VII zou worden gelanceerd, maar men telkens gedwongen was geweest om het vertrek weer uit te stellen, stuurde Glenn op 20 februari gedurende twee van zijn drie banen om de aarde zelf zijn voertuig, daar de automatische piloot niet geheel functioneerde. Het succes van de Amerikanen werd vooral in de Westerse wereld met grote voldoening begroet, temeer daar zij in volle openbaarheid al hun maatregelen hadden genomen en hun mislukkingen hadden erkend. Zij hebben hiermee het bewijs geleverd, dat het communistische systeem niet superieur hoeft te zijn op wetenschappelijk en technisch terrein en zij hebben zo hun prestige doen stijgen en daarmee hun aantrekkingskracht t.a.v. neutrale en andere landen. Kort na deze geslaagde ruimtevlucht deed Chroestsjef aan Kennedy het voorstel om bij het ruimte-onderzoek samen te werken, een voorstel, waarop de laatste verklaarde graag in te gaan. Wij wachten af.
Behalve met dit bovengenoemde voorstel gaf de S.U. ook andere blijken van haar verlangen naar meer contacten met de V. St. De schoonzoon van Chroestsjef, Adzjoebei, hoofdredacteur van de Pravda, bezocht voor de tweede keer binnen het jaar Kennedy in Washington; de perschef van de laatste, Salinger, had in Parijs besprekingen met zijn Russische collega, Kharlamov; de S.U. verklaarde zich bereid de Amerikaanse U-2 piloot, Powers, en een Amerikaans student vrij te laten in ruil voor uitlevering van de Russische spion, Abel, die in de V. St. tot langdurige gevangenisstraf was veroordeeld; de Amerikaanse ambassadeur in Moskou, Thompson, voerde - overigens zonder veel op te schieten - nog voelhorengesprekken met de Russische minister Gromyko; Chroestsjef zelf stelde voor, dat de a.s. ontwapeningsbijeenkomst van 18 landen te Genève zou worden bijgewoond door de regeringsleiders, waardoor hij zijn topconferentie zou bereiken, waarop hij de laatste tijd voortdurend aandringt, maar waarvan Kennedy het nut niet inziet, daar hij eerst positieve tekenen wil zien, dat er een akkoord tot stand kan worden gebracht. Tegenover al deze dooi-verschijnselen staan immers ook andere tekenen; de besprekingen over de kernproeven in Genève tussen de V. St., de S.U. en Engeland zijn in een impasse geraakt, omdat de Russen internationale controle op een regeling bleven verwerpen; in Berlijn trachtte Rusland het Westerse verkeer in de luchtcorridor te verhinderen en moest men van Amerikaanse zijde duidelijk laten blijken, dat men eventueel met geweld zijn rechten zou handhaven.
Verder probeert Moskou nog steeds met aanlokkelijke voorstellen Bonn los te maken van zijn bondgenoten en in zekere zin vindt de S.U. hierbij steun in de opvattingen van de Duitse liberalen onder leiding van Mende; ook de ideeën van de Duitse ambassadeur in Moskou, Kroll, zouden in de richting van een direct West-Duits-Russisch contact en akkoord gaan. Kroll kwam reeds in november in opspraak, toen een persoonlijke visie, door hem in een gesprek met Chroestsjef uitgesproken, als een nieuw en gewijzigd Sovjetstandpunt in de wereldpers kwam; daarna werd herhaaldelijk verklaard, dat Kroll zich niet zou mengen in het tweegesprek Gromyko-Thompson en ook op eigen initiatief geen stappen zou ondernemen. Nu schrijft men hem toe voorstander te zijn van een
| |
| |
compromis tussen Moskou en Bonn tot elke prijs; erkenning van de Oost-Duitse Republiek en van de Oder-Neissegrens, opname van de beide Duitslanden in de V.N. en politieke afscheiding van West-Berlijn van de Bondsrepubliek zouden de voornaamste onderdelen van zijn plan zijn. De eerste drie zullen harde noten zijn voor vele Duitsers, maar de laatste voorwaarde zal het meest principiële verzet ontmoeten. Kroll noemt deze berichten het gevolg van intriges binnen de bondsregering tegen zijn persoon, maar wij zijn bang, dat deze dit antwoord niet voldoende zal vinden.
J. Oomes
| |
België
De Vlaams-Waalse verhoudingen en de financiële hervorming zijn ook in de maand februari de meest opvallende punten van het politieke leven geweest, met op de koop toe een tussentijdse verkiezing voor een provinciaal mandataris, op 25 februari, in de Westhoek.
In gewone omstandigheden zou deze verkiezing zonder politieke betekenis geweest zijn. Ze had plaats in een afgelegen kiesomschrijving: Veurne-Nieuwpoort, zeker geen zwaartepunt van ons openbaar leven. Of het verantwoord is, uit zulk een ‘sample’ algemene besluiten te trekken voor de evolutie van het Belgische kiezerskorps, lijkt ons hoogst twijfelachtig. Hoe dan ook: het verlies van 4 à 5% waarmee de C.V.P. en de B.S.P. hier uit de stembus zijn gekomen, alsmede het hoge aantal blanco-stemmen, zijn door de meeste waarnemers opgevat als een waarschuwing aan de regering, wier populariteit geschokt zou zijn door de ontworpen fiscale hervorming. Op grond van dit partiële resultaat in Veurne zouden de twee regeringspartijen samen twintig Kamerzetels verliezen bij algemene verkiezingen! Dergelijke extrapolaties zijn uiteraard nogal gewaagd, maar overigens is de toestand van de regering verre van schitterend, en zijn er in de meerderheidspartijen ernstige innerlijke spanningen.
De fiscale hervorming zal misschien slechts zeer gedeeltelijk kunnen verwezenlijkt worden, misschien zelfs helemaal niet. De C.V.P.-senatoren willen amendementen; de socialisten hebben daar op gereageerd met de aankondiging dat ook zij wijzigingen zullen voorstellen aan de door de Kamer reeds goedgekeurde tekst. Wanneer de regeringspartijen zo uiteenlopend beginnen te opereren, heeft de regering een adempauze nodig. Het herstel van de samenhang onder de meerderheidsgroepen vraagt wellicht enige maanden, maar dan staat het zomerreces voor de deur. Zal de fiscale hervorming vóór die tijd nog goedgekeurd zijn, en is een zo gevoelige afwijking van het door dhr. Lefèvre vastgestelde tijdschema niet op zich zelf reeds een bewijs van verregaande zwakheid?
De fiscale hervorming was klaarblijkelijk onvoldoende voorbereid. Dhr. Dequae is geen fiscale autoriteit; zijn voorganger, dhr. Van Houtte was dat wél. Wat die niet aangedurfd heeft - denkelijk om welbepaalde ernstige redenen en op grond van zijn ervaring - zou de krachten van dhr. Dequae wel eens te boven kunnen gaan. Gelukkig voor de ministeriële ploeg wordt een regeringscrisis door de twee meerderheidspartijen zo erg gevreesd, dat ze Lefèvre niet zo vlug ten val zullen brengen. Zijn vervanging zou uiterst moeilijk zijn, evenals die van minister Dequae, en vervroegde verkiezingen zouden alleen de P.V.V. en de Volksunie voordeel brengen. Een mislukking kan het leven van een regering soms net zo goed verlengen als een succes. Er dient nog aan toegevoegd, dat voor de socialisten en de christen-democraten de huidige formule het best
| |
| |
beantwoordt aan hun algemene politieke en sociale concepten, en dat ze niet lichtvaardig zullen toegeven aan ontmoediging en vermoeidheid.
De maand februari heeft eveneens in het teken gestaan van het ontwerp van wet tot vastlegging van de taalgrens. De Kamer heeft het goedgekeurd, na een bespreking die meestal op een behoorlijk peil stond. De minister van binnenlandse zaken, dhr. Gilson, heeft daar op 31 januari een uiteenzetting gehouden die de standpunten van de regering met grote klaarheid samenvatte en waarin, met zin voor logica, de consequenties van het bestaan van twee taalgemeenschappen in een unitaire Staat ontleed werden. Met dit ontwerp, en met de ontwerpen die nog zullen volgen, worden vier doelstellingen beoogd: 1. De integriteit der taalgemeenschappen waarborgen; 2. Een regiem van verdraagzaamheid instellen in de zgn. ontmoetingszones: een wettelijk omschreven gebied waarin het Nederlands en het Frans harmonisch naast elkaar een administratief statuut hebben; 3. De betrekkingen tussen Nederlands- en Franstaligen te Brussel verbeteren; 4. De kennis van de tweede landstaal in de hand werken. M.a.w. na het ontwerp inzake de afbakening der taalgrens zouden nog ontwerpen moeten ingediend worden betreffende het statuut van Brussel en de organisatie van het ministerie van onderwijs en van het taalonderwijs.
Dat de regering Lefèvre dit programma afgewerkt krijgt in de eerstvolgende maanden (en dat was nochtans haar bedoeling), lijkt wel onwaarschijnlijk. Maar zelfs indien het klaar komt, zou het geen einde maken aan de Vlaams-Waalse spanningen. Wanneer men de uiteenzetting van dhr. Gilson vergelijkt met de werkelijke toestanden, blijkt dat de twee volksgemeenschappen nog ver verwijderd zijn van een evenwichtig naast elkaar bestaan. Gilson heeft in de Kamer behartenswaardige dingen gezegd, maar hij was soms mijlenver van de sociologische en politieke werkelijkheid verwijderd. B.v. in zijn beschouwingen over de tweetaligheid. Vlamingen en Walen moeten met elkaar een echte dialoog kunnen hebben, verklaarde hij: ‘Wie dialoog zegt, zegt ook: gemeenschappelijke gesprekstaal. Het bestaan zelf van België zal vroeg of laat op het spel komen te staan, indien op de duur de ene strakke eentaligheid tegenover de andere komt te staan. Daarom (....) is een zekere graad van tweetaligheid een gebiedende noodzaak’ (Kamerzitting 31-1-1962). Hoe anders is de werkelijkheid! Enkele uitzonderingen niet te na gesproken, wordt de dialoog slechts mogelijk gemaakt door de Vlamingen, bij wie de tweetaligheid ook thans nog verspreid is op een schaal die bij ons weten nergens in Europa haar weerga vindt. Van enige inspanning bij de Franssprekenden om Nederlands te leren is niets te merken. De voorzitter van de Volksunie, dhr. Van der Elst, gaf uitdrukking aan wat de meeste Vlamingen denken: ‘De Vlamingen moeten tweetalig zijn opdat de Walen ééntalig zouden kunnen blijven’. In die voorwaarden is het een illusie over een ‘dialoog’ of over een symbiose van de twee cultuur- en volksgemeenschappen te spreken.
We kennen geen enkel voorbeeld van een unitaire Staat die de spanningen welke uit zulke ongelijkheid en eenzijdigheid voortspruiten, heeft kunnen blijven verdragen. De pogingen van Franssprekenden om de taalstrijd tot een Vlaamse hebbelijkheid te minimaliseren, houden geen steek, als men weet hoe scherp de taalstrijd kan zijn b.v. in Centraal Europa (men denke aan de Dubbel-Monarchie, die eraan ten onder is gegaan), in Canada, Polen, enz. De taalstrijd is trouwens slechts een veruitwendiging van dieper liggende innerlijke tegenstellingen van sociaal-economische en politieke aard.
| |
| |
Te Brussel stelt het vraagstuk zich in alle scherpte. Ook hierover maakte Gilson juiste opmerkingen: ‘In de hoofdstad moeten zowel Vlamingen als Walen gastvrij ontvangen worden. Ze moeten er hun zaken in eigen taal kunnen laten behartigen. In de centrale rijksadministratie, voornamelijk in de hogere kaders, moeten ambtenaren zijn die de zaken welke de gehele gemeenschap betreffen in de ene zowel als in de andere landstaal kunnen behandelen. Alleen op die voorwaarde zullen wij de nationale eenheid kunnen bewaren’. Dit standpunt is logisch, en men zal later niet kunnen beweren dat de minister van binnenlandse zaken de draagwijdte van het taalconflict verdoezeld heeft. Maar de Brusselse gemeentebesturen hebben intussen al duidelijk laten horen dat ze dit ministeriële standpunt nooit zullen aanvaarden. Dhr. Van Eynde (B.S.P.), wiens tussenkomst ditmaal overigens nog andere rake passages bevatte, herinnerde aan verklaringen uit het jaar.... 1932. Vandervelde, Janson en zelfs Max hebben toen al gezegd dat Brussel de hoofdstad van alle Belgen moet zijn, ook van de Vlamingen, en zij spoorden de Walen en Franssprekende Brusselaars aan om Nederlands te leren. Dertig jaren zijn sindsdien voorbijgegaan, maar niet eens de neef van Janson, dhr. Spaak, heeft die raad opgevolgd, merkte Van Eynde ironisch op.
In samenwerking met het Vlaams Economisch Verbond heeft de Economische Raad voor Vlaanderen deze maand te Brussel een bijeenkomst belegd met leiders van niet-industriële bedrijven, om de tweetaligheid van het bedrijfsleven in de hoofdstad te bepleiten. Tot verwondering van vele Vlamingen zelf blijkt uit enquêtes dat een aanzienlijk gedeelte van de klanten van grote warenhuizen in het centrum van Brussel de (Franse) ééntaligheid niet goedvinden. Verder bleek er aan de top van het bedrijfsleven meer begrip voor de Vlaamse desiderata te bestaan dan b.v. bij de Brusselse gemeentebesturen. Dit zijn factoren die erop wijzen dat Vlaanderens kansen in de hoofdstad niet volledig verbruikt zijn.
Ongeveer in dezelfde periode werden passages bekend uit een demografische studie over Wallonië, waaraan de bekende Franse professor Alfred Sauvy meegewerkt heeft. Hij doet hierin voorstellen inzake de federale inrichting van de sociaal-familiale wetgeving, voorstellen die veel radicaler tegen het unitarisme ingaan dan zelfs Vlaamse of Waalse federalisten tot nog toe in deze sector hadden durven voorstellen.
Dit zijn alweer veel woorden over de Vlaams-Waalse verhoudingen! Maar men kan er niet aan ontkomen zo men niet aan struisvogelpolitiek wil doen.
Op 21 en 27 februari behandelde de Kamer o.m. de begroting van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en technische bijstand, nadat ze op 7 februari een wetsontwerp besproken (en aanvaard) had dat de inschrijving op taalrollen en de uitzonderlijke aanwerving voorziet van personeelsleden voor de carrière buitenlandse dienst van het ministerie van buitenlandse zaken, een wetsontwerp dat het aantal Vlaamse diplomaten in de hogere kaders moet verhogen.
De begrotingsdebatten gaven aan dhr. Delwaide de gelegenheid (27-2) te verklaren dat hij het Moerdijkkanaal niet langer beschouwt als een onmisbaar element ter verbetering van de Schelde-Rijnverbinding, en dat hij de geleidelijke afschaffink van de Rijnvaartpremies kan aanvaarden. Antwerpens verbeterde verbinding met de Rijn zou in de Tussenwateren liggen. Hij hoopt dat de Nederlands-Belgische besprekingen snel zullen opschieten, nu Antwerpen bereid is tot een zo diepgaande wijziging van oude standpunten.
5-3-1962
H. de Bruyne
|
|