| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Hermans, S.J., J., Geloven in de twintigste eeuw. Uitgegeven door het katechetisch centrum Canisianum bij L.C.G. Malmberg 's-Hertogenbosch in de serie: God en Mens. - (1961), 155 pp.
Dit boekje gaat uit van de concrete levenssfeer van jonge mensen tussen 15 en 25 jaar en komt in het negende hoofdstuk tot ‘de algemene formule: “geloven in God” betekent dan ook in concreto: “geloven in Jesus Christus”’ (p. 126). Deze schijnbaar evidente conclusie zou ook op één van de eerste pagina's hebben kunnen staan. Het gevaar was dan echter niet denkbeeldig, dat de lezers er slechts het hun reeds bekende schabloon in zouden terugvinden. Nu zal deze waarheid voor hen een nieuwe, vollere klank krijgen. Immers zij ervaren, dat het geloof uit hun kinderjaren hun vreemd gaat worden. Zij zien de ontkerstening om hen heen. Dit vindt een reële verklaring in de volgende hoofdstukken, waarin op knappe manier een historische analyse gegeven wordt van het geestesleven in onze dagen. Dit leidt vanzelf tot de vraag wat zekerheid in ons leven wil zeggen en hoe wij deze in intermenselijke verhoudingen vinden. Hoe deze zekerheid steunt op geloof in wie ons liefdevol omringen. Gods liefdevolle tegenwoordigheid in de mens Jesus Christus wordt zo een beleefbare geloofsinhoud. Naast deze meer ideële ontwikkelingsstudie wordt ook de feitelijke ontwikkeling tot een technische wereld aan een analyse onderworpen. Aangetoond wordt, hoe ook hier een opdracht groeit tot geloven: het goddelijk spel met de zich steeds uitbreidende mensheid, die in de techniek voor elkaar moeten sterven om aan elkaars levensbehoeften te voldoen. Bij het betoog is een schat van literatuur aangegeven. Deze is voor de middelbare scholier wel wat moeilijk. De student zal het de gelegenheid geven om wat dieper op de voorgestelde onderwerpen in te gaan.
R. v.d. Borg
| |
Koenraadt, Mgr. Dr. W.M.J., Oomen, Prof. Mr. J.C.P., Smit, Prof. Dr. L.J.W., Verklaring van de Katechismus der Nederlandse bisdommen. - L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1961, Dl. VIII, VI-342 pp., p.d. f 8.90 (geb. f 11.40) (afzonderlijke delen zijn niet verkrijgbaar).
Met dit achtste deel sluit deze voortreffelijke verklaring van de Katechismus af. Behandeld worden: 5e t/m 10e gebod der Decaloog, de geboden van de H. Kerk, Apostolaat en christelijk volmaaktheidsstreven. Het 5e gebod wordt verklaard door Prof. Drs. G.A. Teeuwen S.V.D., de rest is weer geheel door Prof. Dr. Smit verzorgd, die dus praktisch geheel dit omvangrijke werk op zijn naam heeft staan. Ook dit deel vertoont weer de karakteristieke eigenschappen van de vorige: duidelijke uiteenzetting, waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwere inzichten. Toch blijft de stellingname prudent en genuanceerd. Zo is met dit commentaar een zeer belangrijk werk gepresteerd, dat in de bibliotheek van de zielzorger niet mag ontbreken. Ook de seminarist zal dit werk met vrucht consulteren voor een eerste overzicht over de stof die hij in studie heeft genomen. Mr. J.C.P. Oomen heeft een uitgebreid register op alle 8 delen toegevoegd, hetgeen de bruikbaarheid van het geheel niet weinig verhoogt.
S. Trooster
| |
De Bijbel over de Kerk toegelicht door Dr. D. Deden S.C.J. - Romen & Zonen, Roermond, Maaseik, 1962, 108 pp., f 2.90.
In dit deeltje uit de serie De Bijbel over .... behandelt de auteur achtereenvolgens de Evangeliën, de Handelingen, de brieven van Paulus met betrekking tot de Kerk, om dan tot een zekere synthese te komen.
P. van Alkemade
| |
Rahner, S.J., Karl, Nieuwe theologische verkenningstochten. Vert. (Standaardboekerij). - N.V. Drukkerij De Spaarnestad, Haarlem, 1961, 304 pp., f 10.50.
Deze tweede bloemlezing uit de verzamelde studies van de bekende Duitse theoloog (genomen uit het 3e deel van ‘Schriften zur Theologie’) behandelt een aantal aspecten van het christelijke volmaaktheidsstreven, theologisch uitgewerkt. Opgenomen zijn o.a. de belangrijke studie over de Evangelische Raden (‘Iets over de theologie van de onthechting’), de - vooral voor theologisch geinteresseerden - belangrijke suggestie ‘Over de gewaarwording der genade’, de heden ten dage wel heel actuele peschouwing over ‘De zin van de veelvul- | |
| |
dige devotiebiecht’. Wij voor ons vinden het jammer dat niet tevens de prachtige studie over ‘Beichtprobleme’ werd opgenomen; samen met de zojuist genoemde beschouwing immers zouden wij een uitstekende basis hebben gehad om de huidige problemen rond de praktijk van het Biechten op een eigentijdse wijze te overdenken; hetgeen in deze tijd van Biechtschuwheid geen overbodige luxe zou geweest zijn. Belangrijk is ook de visie van schr. op de structuur en inhoud van een waarachtig christelijk humanistische vroomheid in zijn studie over ‘De Ignatiaanse mystiek van de beaming der wereld’. Tenslotte wordt nog onze verhouding tegenover onze andersdenkende ‘familieleden’ in enige opstellen belicht. De vertaling is weer uitstekend. Daardoor is dit boek, waarin de steeds ietwat moeilijke schrijftrant van de auteur heel wat toegankelijker wordt gemaakt, een weldaad.
S. Trooster
| |
Bamm, Peter, Een geloof verovert de wereld. Vert. - W. Gaade, Den Haag, 367 pp., 365 platen, 18 in kleur, f 25.-.
Toen dit boek in het Duits als Welten des Glaubens uitkwam wenste de recensent in Streven (Jrg. 13, dl. II, p. 688) dat het spoedig mocht vertaald worden, en zie daar! Het is een merkwaardig boek over de eerste eeuwen van het christendom tot aan het begin der Middeleeuwen, geen geschiedenis, doch een levend en boeiend relaas van een bezielde, die in woord en beeld de christelijk geworden en wordende wereld te vangen tracht. Prof. Sizoo vergelijkt in een Voorwoord het boek met een ‘film die de draad der gebeurtenissen vasthoudt, maar wier waarde vooral gelegen is in de goed gekozen close-ups’. Beeld en woord vormen hier een geheel; het ene kan niet zonder het andere. Zo is er een merkwaardig werk ontstaan over de christenheid der vroegste eeuwen; Bamm is met zijn camera als het ware van Oost naar West getrokken, van Zuid naar Noord, en wat er na zoveel eeuwen plastisch op te nemen viel, nam hij op en verbond het geheel tot een boeiend beeldverhaal over de wordende christenheid.
P. van Alkemade
| |
Rahner, S.J., Karl, Maria moeder van de Heer. Vert. - St. Willibrordus, Deurne, 132 pp., f 4.90.
Een werk of werkje van Karl Rahner is altijd de moeite waard. Zijn theologische kijk op oude of nieuwere waarheden der openbaring is altijd origineel en belangrijk, altijd diepzinnig, doch ook wat zwaar en omslachtig. Zo ook hier. Deze Maria-beschouwingen - een achttal Mariapreken - zijn zonder enige al te gevoelige devotionaliteit; ze dringen diep door in het geheim der incarnatie en van Maria's uitverkiezing en begenadiging. Toevallig zijn ze, zoals de auteur verklaart, meer theologisch dan scripturistisch. Onder de vele devotieboeken over Maria, die vaak meer devoot dan theologisch zijn, is dit er een dat de hedendaagse ontwikkelde katholiek zal aanspreken.
P. van Alkemade
| |
Powell, S.J., J., Een vreemdeling aan uw deur. Ned. vert, door F. van Overbeke. - N.V. Gooi en Sticht, Hilversum, 1961, 128 pp., f 4.-.
Op originele en aantrekkelijke manier ontwikkelt de schrijver zijn thema: de godheid van Christus en het goddelijk gezag van zijn Kerk voor de moderne lezer aan te tonen. Door nieuw en oud uit zijn schat te voorschijn te halen (Mt. 13, 52) confronteert hij de moderne mentaliteit aan tal van goed gekozen teksten van de H. Schrift. Aldus ontstaat voor zijn stelling een wel overtuigend betoog. De levendigheid van de gedachtengang is bij deze vertaling niet zoek geraakt.
P. Ploumen
| |
Tauler, Johannes, Predigten. Vollständige Ausgabe. Uebertragen und herausgegeben von Dr. Georg Hofmann. - Verlag Herder, Freiburg i.B., (1961), 648 pp., geb. D.M. 38.
F. Vetter gaf de middeleeuwse tekst uit in 1910. Een Engelse vertaling verscheen in 1910, een Duitse in 1913, de Franse van Corin in 1927-1935: deze laatste was tot nog toe de beste Taulertekst, daar Corin intussen de aan Vetter nog niet bekende manuscripten van Wenen had gepubliceerd en er in zijn vertaling rekening mee hield. Bij de 600-ste verjaring van Taulers dood verschijnt nu eindelijk een wetenschappelijk verantwoorde uitgave in modern Duits! Van de oorspronkelijke kracht gaat onvermijdelijk iets verloren, maar toch is de weergave over het algemeen zeer goed geslaagd. Zo lang heeft men dus gewacht op een uitgave in levend Duits van één der beroemdste en populairste mystieken van Europa. Men mene niet, dat Taulers werk een boek voor filologen vormt: zijn spiritualiteit is buitengewoon modern, zéér solied, en liever dan talloze andere meditatieboeken
| |
| |
wenste men dit in de handen van biddende mensen te zien. Tauler biedt het grote voordeel, theologisch wél stevig verantwoord te zijn, doch geen dorre systemen uiteen te zetten als hij over het inwendig leven spreekt; hij is buitengewoon concreet, omvat heel het ascetische leven in zijn spirituele leer, en zijn richtlijnen maken steeds duidelijk onderscheid tussen hetgeen hij zegt voor de actief mediterenden en de passief ervarenden. Bij hem is er ook geen felle breuk in het gebedsleven, doch evenmin confusie. In de geestelijke literatuur mag men deze uitgave als een evenement beschouwen.
A. Deblaere
| |
Guardini, Romano, Vrijheid en verantwoordelijkheid. - Paul Brand, Hilversum, 1961, 86 pp., f 4.50.
De vrienden van Guardini behoeft dit boekje nauwelijks aanbevolen te worden. De inhoud wordt gevormd door 4 redevoeringen over vrij uiteenlopende onderwerpen: Verantwoordelijkheid, gedachten over het joodse vraagstuk; Vrijheid, een beschouwing over de voornaamste democratische vrijheden; Techniek, een speculatie over de vraag of in dit vertechniseerde tijdperk echte kunst nog mogelijk is; Het geloof in onze tijd, een beschouwing over de vraag hoe de mens van vandaag tegenover de bijbelse openbaring staat. Zoals we van G. gewend zijn, raakt hij in deze beschouwingen de diepere gronden. Ook voor het probleem van de eigentijdse beleving van het Evangelie belangrijk is hetgeen gezegd wordt in de derde voordracht over het onvermogen van de vertechniseerde mens de symboliek der natuur te verstaan.
S. Trooster
| |
Schürmann, H., Het gebed des Heren. Vert. - Romen & Zonen, Roermond, Maaseik, 1961, 127 pp., f 4.95.
Meer een werkje van exhaustieve exegese dan van devote beschouwing. De auteur gaat ervan uit dat het Onze Vader de sleutel biedt tot Jesus' prediking en die prediking de sleutel tot het Onze Vader.
P.v.A.
| |
Christen und Juden, Ihr Gegenüber vom Apostelkonzil bis heute, hrg. von W.D. Marsch und K. Thieme. - M. Grünewald Verlag en Vandenhoeck & Ruprecht, Mainz-Göttingen, 1961, 299 pp., D.M. 13,80.
Begin 1961 werd in het kader van de ‘Evangelische Akademie’ te Berlijn een gesprek gehouden tussen joden, protestanten en katholieken, met de bijzondere bedoeling het geschiedenisbeeld, dat bij de twee laatsten leeft omtrent Israël te herzien. De voordrachten zijn nu in een bundel bijeengebracht, aangevuld en ingeleid. Een bibliografie sluit het geheel. Hoewel het boek wat eenzijdig is georienteerd, vrnl. Luthers en Duits, beantwoordt het in hoofdzaak aan zijn doel. De eerste bijdrage gaat daarop recht af met het beantwoorden van de vraag in hoeverre er sprake is van anti-joodse gezindheid in het N.T. Duidelijk wordt aangetoond, dat het N.T. geen reden geeft tot antisemitisme, maar wel de interpretatie van sommige teksten, zoals die vroeger en soms nog heden, vooral in het godsdienstonderricht wordt geboden. Uitstekende bijdragen over de eerste eeuwen van het christendom, de M.E., Luther, Calvijn, doen des te meer de lacune voelen, dat men niets hoort over de positieve gezindheid van katholieken in Luthers tijd en daarna. Het is ongetwijfeld noodzakelijk, dat men als christen de donkere bladzijden in de kerkgeschiedenis in de relatie met de joden leert kennen, maar de positieve houding in onze eeuw zal des te eerder in wijder kringen worden aangenomen, indien bij de revisie van het geschiedenisbeeld ook op de lichtzijde wordt gewezen. Dit zou bovendien het gunstige neveneffect kunnen krijgen, dat ook het begrijpelijk eenzijdige joodse beeld op de geschiedenis wat wordt herzien. Eerst dan zal men tot beter begrip van elkaar kunnen komen in het heden, nu de wereldsituatie in een nachristelijke en na-joodse era zich radicaal heeft gewijzigd. Het is bevreemdend, dat in de bibliografie de ‘Cahiers Sioniens’ van P. Démann en ‘The bridge’ van Mgr. J. Oesterreicher niet eens worden vermeid.
J.H. Nota
| |
Schlier, H., e.a., Unité de l'Eglise et tâche ocuménique, vert. R. Marlé. - Edit. de l'Orante, Parijs, 1961, 132 pp.
Drie oorspronkelijk in het Duits geschreven studies worden hier gebundeld en ingeleid door R. Marlé. De bekeerde protestantse exegeet H. Schlier releveert de schriftuurlijke grondslag van de kerkelijke eenheid, waarna H. Volk, professor te Münster, en W. De Vries S.J., professor aan het Orientale te Rome, respectievelijk het westers schisma en het oosters schisma in hun religieuze betekenis en hun huidige spanning tegenover de Catholica voorstellen. Sereen van toon
| |
| |
en eerlijk in de probleemstelling, is dit werkje in deze Concilie-tijd een bijdrage tot het verstaan der ‘anderen’ op de weg naar de ontmoeting.
J. Kerkhofs
| |
Leeming, B., Principes de théologie sacramentaire. - Mame, Tours, 1961, 942 pp., NFr. 38.90.
In het Engels gepubliceerd in 1956 werd deze Franse uitgave door de auteur, professor aan het Heythrop College bij Oxford, speciaal herzien en bibliografisch aangevuld. Het werk is geen handboek doch een grondige wetenschappelijke behandeling van de katholieke sacramentenleer, waarbij de dialoog met de protestanten en de orthodoxen nergens verwaarloosd wordt. Toch bedoelt de schrijver niet enkel theologen te bereiken, maar - naar zijn voorwoord - ook alle ontwikkelde christenen, die in oprechtheid verheldering van hun geloof zoeken. Deze zullen hier een uit de Traditie rijk gevuld dossier vinden. Het stemt wel tot enige verwondering dat perspectieven als die van Semmelroth en Schillebeeckx niet in het werk werden ingebouwd; hier ligt waarschijnlijk de verklaring voor de sterk analytische behandeling van een mysterie dat toch enkel vanuit één centraal inzicht kan benaderd worden.
J. Kerkhofs
| |
Isambert, F.A., Christianisme et classe ouvrière. - Casterman, Doornik, 1961, 264 pp., Fr. 120.
Zoals de ondertitel (Jalons pour une étude de sociologie historique) aangeeft, wordt hier geen synthese geboden over de verhouding van christendom en arbeidersstand. De auteur bundelde een aantal vroeger (vooral in de Archives de Sociologie des Religions) gepubliceerde studies, die tot één geheel werden verwerkt en met recente gegevens aangevuld. Op grond van onderzoekingen over de zondagspraktijk, de kerkelijke begrafenissen en de pers, wordt voor verder onderzoek de hypothese naar voren gebracht dat de arbeiders reeds vóór zij ‘sociale klasse’ werden in hoge mate ontkerstend waren. Talrijke indicia wijzen immers, althans voor Frankrijk, in deze richting.
J. Kerkhofs
| |
Arnold, F.X., Pour une théologie de l'apostolat. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 280 pp.
In deze vertaling van het oorspronkelijk in het Duits verschenen werk van de Tübinger pastoraaltheoloog (Grundsätzliches und Geschichtliches zur Theologie der Seelsorge, 1949) wordt na een kort, o.i. vrij onduidelijk eerste deel over de grondslagen van een theologie van het apostolaat, zeer uitvoerig de historische ontwikkeling van de pastoraaltheologie in het Duitse taalgebied nagegaan. Deze studie is uiteraard enkel voor specialisten bestemd.
J. Kerkhofs
| |
Breton, O.F.M., V., La vie religieuse. I. Les premiers pas. - Aubier, Parijs, Edit. Universelle, Brussel, 1961, 240 pp., Fr. 86.
Deze posthuum uitgegeven nota's vormen het eerste deel van een ‘summula’ voor het geestelijk leven, bedoeld voor jonge vrouwelijke religieuzen en hun oversten en geestelijke leiders. Gegroeid uit een rijke ervaring wordt de klassieke leer hier op een - iets te - klassieke wijze voorgesteld.
J. Kerkhofs
| |
Ohm, Thomas, Les principaux faits de l'histoire des missions, traduit de l'allemand, s.l., (Collection ‘Eglise Vivante’, série Etudes). - Editions Casterman, 1961, 164 pp., Fr. 84.
De kerkgeschiedenis indelend in zes hoofdperiodes, groepeert de schrijver voor elk van deze tijdvakken, en land per land, de honderden data en historische feiten die de inplanting en vestiging van de Kerk in de verschillende gewesten hebben bepaald. Met zijn driehonderd kolommen geschiedenis in telegramstijl biedt de Weense missioloog ons hier een naslagwerk dat veel diensten kan bewijzen.
J. Allary
| |
Literatuur
Vroman, Leo, Proza. - Uitg. Querido, Amsterdam, 1960, 188 pp., geb. f 7.90.
Vroman, Leo, Twee gedichten. - Uitg. Querido, Amsterdam, 1961, 63 pp., ingen. f 2.90.
Leo Vroman is één van de wonderlijkste figuren in onze hedendaagse literatuur. Zijn dichterlijke werkwijze is volstrekt uniek, zijn stijl onherhaalbaar; en eigenlijk is hij ook onbereikbaar, nauwelijks te betrekken in een eventueel gesprek over literaire stromingen en praktijken. Hij staat terzijde, en toch zijn maar heel weinig schrijvers zo mededeelzaam, zo ont- | |
| |
roerend persoonlijk als hij. Met name in de derde afdeling van zijn verzameld proza, in de weergaloze ‘Snippers van Leo Vroman’, spreekt hij over de intimiteit van zijn eigen bestaan, zijn vrouw en kinderen, met een eenvoud en een ongeremdheid waar men niet van terug heeft. Toch is Vroman in dit proza nooit opdringerig, nooit onbenullig. Hij schrijft met groot respect voor zijn lezer, en met een genuanceerdheid en soms hoge geestigheid, gepaard aan onthutsende plastiek, die een nog intenser beroep op andermans aandacht doet dan sommige van zijn vroegere gedichten deden, waarin hij zijn lezer a.h.w. voortdurend wilde omarmen, en lijfelijk bezweren zich toch maar gewonnen te geven aan zijn woorden. De bundel ‘Twee gedichten’, het afgelopen najaar verschenen, is eveneens in deze zin objectiever, meer vrijheid latend, dan vorig werk. Maar zo wint deze poëzie aan ruimte en evocatieve kracht. Met name in het tweede gedicht de ‘Ballade’, staan strofen van sublieme dichterlijkheid. Vroman is één der groten van vandaag.
Huub Oosterhuis
| |
Campert, Remco, Bij hoog en bij laag, gedichten. - De Bezige Bij, Amsterdam, 1959, 100 pp., f 2.50.
Campert, Remco, Het leven is verrukkelijk. - De Bezige Bij, Amsterdam, 1961, 163 pp., f 4.50.
De bundel ‘Bij hoog en bij laag’ bevat naast een keuze uit Campert's vroegere werk een aantal voortreffelijke nieuwe gedichten, waarin het geheel eigene van zijn menselijke instelling markant tot uitdrukking komt. Het gedicht ‘Tegen de zomer’ (p. 36) is in alle opzichten kenmerkend: daar kiest hij voor de kou, voor het harde en ontluisterde, maar eerlijke bestaan van alledag, voor de vaak miezerige wereld, voor de aarde, bevroren en wel. Die kou aanvaarden, zien als mogelijkheid tot leven hoe dan ook. ‘As en ijs’ de elementen voor zijn gedicht, dat niet groots of mytisch wil zijn, zoals de dichter niet te diep wil graven naar poëzie, maar het gewone leven leeft en steeds weer ontdekt dat het kan. Artistiek en ook menselijk veel minder overtuigend is Campert's eerste roman Het leven is verrukkelijk, geschreven in de soepele, weemoedige, vaak geestige stijl van zijn kortere verhalen, maar te kort schietend in het evoceren van duidelijke karakters; armzalig ook van gegeven, een stereotype, al met al vrij burgerlijke kunstenaarswereld, die haar isolement cultiveert en het leven niet bereikt. De sterke eigentijdse bestaanservaring die Campert in zijn poëzie, nu in zijn laatste cyclus verzen realiseerde, wordt in dit onlangs verschenen boek - in wat luchtiger vorm - gevulgariseerd, zou men haast zeggen. Tot een nieuwe verbeelding komt hij echter niet.
Huub Oosterhuis
| |
Boelaert, M.S.C., E., Lianja, Het nationaal epos der Mongo (Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding nr. 471). - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1960, 59 pp., Fr. 25.
In enkele bladzijden schetst Pater Boelaert ons hier de inhoud, de kenmerken en de literaire beoordeling van het grote epos der Kongolese Mongo-woordkunst. Hij geeft de haastige lezer aldus een samenvatting van de vele lijvige werken en de tientallen jaren studie, die hij aan de gesproken woordkunst van dit Kongolese taalgebied heeft gewijd.
J. Allary
| |
Kazantzakis, Nikos, De laatste verzoeking van Christus. Vert. - Strengholt, Amsterdam, 527 pp., f 12.50.
De wonderlijke zwerver en schrijver Kazantzakis, die na vele ook geestelijke Odysseën weer tot Christus terugkeerde, heeft met dit boek een roman over Christus geschreven, een boek dat, naar zijn eigen getuigenis, gegroeid is uit de diepste en intiemste gevoelens zijns harten. Het is geschreven met de zwierige lyriek van de Zuiderling. De Christus, die hier wordt opgevoerd, wijkt echter zo zeer af van de Christus der evangelies dat een gelovig christen het werk moeilijk waarderen kan. Het lijkt een ontwijding de figuur van Christus in allerlei menselijke schuld en zwakheid te verstrikken. Hoeveel goeds er literair ook van het werk te zeggen valt, het is een te pijnlijke verminking en vervorming van Christus om met dit boek te sympathiseren.
J. van Heugten
| |
Heiseler, Bernt von und Fromm, Hans, Das Erlebnis der Gegenwart. Deutsche Erzähler seit 1890. - J.F. Steinkopf Verlag, Stuttgart, z.j., 744 pp., geb. D.M. 22,50.
Dit lijvig boek bevat dertig verhalen of novellen die representatief zijn voor de hedendaagse Duitse letterkunde. De onderneming was gewaagder dan een gelijksoortige van Hugo von Hoffmannsthal in 1912, want hij koos uit een hele eeuw hetgeen reeds blijvend klassiek geworden was, terwijl hier niet eigenlijk de ‘vertel- | |
| |
lers sinds 1890’ het woord krijgen, doch degenen die sinds die datum geboren zijn, dus werkelijk hedendaagse schrijvers. De samenstellers konden kiezen, en het resultaat is indrukwekkend. Men mag van de taalexperimenten sinds het expressionisme denken wat men wil, ze hebben het woord en de taal opnieuw doen ontdekken, en bij deze groten is zij nu weer volkomen instrument: alsof de woorden en uitdrukkingen voor het eerst werden gebruikt, in al hun gave kracht, voor uitdrukking van het essentiële. De Duitse novelle staat op een peil zoals wel nooit voorheen in de Duitse letteren: streng, klassiek, sober, in een nieuwe schrijftaal, zonder clichés, vulsel of onoprechtheid, vol peilende diepgang en glanzende evocatiekracht. De namen, waarvan enkele reeds wereldfaam genieten en andere ze verdienen, moeten hier vermeld: Georg Britting, Franz Werfel, Werner Bergengruen, Meinrad Inglin, Ernst Jünger, Heimito von Doderer, Carl Zuckmayer, Paul Alverdes, Karl Benno von Mechow, Bertolt Brecht, Heinrich Zillich, Friedrich Georg Jünger, Elisabeth Langgässer, Richard Gäng, Johannes Moy, Reinhold Schneider, Günter Eich, Bernt von Heiseler, Gerd Gaiser, Willy Kramp, Gertrud Fussenegger, Johann Christoph Hampe, Felix Hartlaub, Friedrich Hoffmann, Heinrich Böll, Hans Bender, Hans Lipinsky-Gottersdorf, Wolfgang Borchert, Siegfried Lenz, Herbert Schmidt-Kaspar.
A. Deblaere
| |
Haar, Erwin de, Im Zeichen der Hoffnung. Ein Lesebuch. - Max Hüber Verlag, München, (1961), XVI-712 pp., 21 buitentekstplaten, geb. D.M. 23,80.
Slechts een specialist kan nog enigszins de literaire produktie volgen en er het beste uithalen: de lezer is de Haar dankbaar dat hij de beste bladzijden uit het hedendaagse Duitse cultuurbezit verzamelde. Niet in een digest-verminking, die ‘alles over alles’ belooft, doch de mooiste oorspronkelijke teksten, in een lijvig, mooi boek, dat men niet weglegt na een vluchtige lezing, doch dat een blijvend gezel wordt. 147 schrijvers zijn erin vertegenwoordigd. De ‘oude’ klassieken slechts in zover zij een werkelijk actueel cultuurbezit zijn (b.v. sommige teksten van Kleist, Goethe, Schiller, Novalis, Brentano e.a.); maar vooral: veel modernen. Het meest verheugd aspect van de verzameling: niet slechts de literaire figuren zijn erin vertegenwoordigd, en niet slechts dichters hebben pakkend de diepere realiteit van heden uitgedrukt; uit het vele vermelden we het geestelijk testament van Beethoven, teksten van Hindemith en Schönberg, van Paul Klee en de architect Rudolf Schwarz, geestelijke stellingnamen (met gewetensonderzoek als het past) van de échte geestelijke leiders van onze tijd als Albert Schweitzer en Romano Guardini, Theod. Heuss en Theod. Haecker, de laatste brief van Alfred Delp S.J., de geniale visie op de moderne mens tegenover de wetenschap van Werner Heisenberg, enz. Eén schaduw: slechts de enkele politieke teksten der laatste jaren blijken al dadelijk verouderd en irreëel, misschien omdat het politieke in wezen nogal conventioneel en irreëel is.
A. Deblaere
| |
Coliander, T., Fenster. - J. Knecht, Frankfurt, 1961, 252 pp., D.M. 11.80.
Tito Coliander is een Fin die met verschillende nationale prijzen werd vereerd. In deze verzameling novellen brengt hij een zeer interessant getuigenis méér over de geestelijke vrijheid en onafhankelijkheid, die zich zo vaak in de randstaten van het Oostelijk blok manifesteert. Deze algemeen geachte literator komt openlijk uit voor zijn geloof in God, voor zijn overtuiging dat, in alle kwesties die de kern van het menselijk leven raken, alleen God uit het slop helpt. Maar ook als vertellingen zijn deze novellen meesterwerkjes: de thematische inslag schaadt geen ogenblik het verhaal. De auteur heeft begrip én sympathie voor wat er in het diepste van een mensenhart omgaat en daarom ligt er een warm en mild licht over de wereld die hij beschrijft.
H. Jans
| |
Münz, E., Die Frau in der roten Nacht. - J. Knecht, Frankfurt, 1961, 134 pp., D.M. 7.20.
De auteur brengt ons in dit boek, dat het midden houdt tussen een novelle en een roman, het geromanceerd verhaal over de opstand op de Potemkin, die de meesten slechts uit de film van Eisenstein kennen. We volgen aan boord de pijnlijke ondergang van een revolutie die op het vasteland geen weerklank of althans geen steun vindt: de kruiser moet havens aanvallen om brandstof en proviand te bemachtigen en kan tenslotte niets anders dan in een neutrale haven vluchten. Daarmee is het avontuur nog niet afgelopen, want de politie van de Tsaar slaagt erin, nog vele jaren later de geemigreerden naar Rusland te lokken en te executeren. Het is een aangrijpend
| |
| |
verhaal geworden dank zij het feit dat ‘de vrouw’ een bescheidener rol speelt dan de titel liet vermoeden.
H. Jans
| |
Höllerer, Walter, Hrsg., Spiele in einem Akt. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1961, 570 pp., D.M. 30.
In deze anthologie van Strindberg tot Günter Grass, poogt de samensteller aan de hand van 35 voorbeelden te bewijzen dat de evolutie van de eenakter losstaat van die van het meerbedrijvige drama, niet dat hij zich totaal zelfstandig zou hebben ontwikkeld, maar wel dat de hedendaagse accentuering van het absurde element (zowel thematisch als formeel) zich reeds tijdens de jaren 80 der vorige eeuw manifesteerde in de eenakter. Behalve een nogal eigengereide speurtocht door de werelddramaturgie, naast de eigenlijke bedoeling van de hypothetische infrastructuur, bezit het geheel zonder twijfel een ruim documentaire waarde, nog verhoogd door de fijnzinnige typografische presentatie.
C. Tindemans
| |
Aichinger, Ilse, Besuch im Pfarrhaus. Ein Hörspiel. - S. Fischer Verlag, Frankfurt am Main, 1961, 94 pp., D.M. 1.80.
In dezelfde sfeer van haar eerste roman, Die grössere Hoffnung (1948), waarin ze de collectieve schuld behandelde waaraan zelfs de kinderen niet ontkomen, speelt zich dit hoorspel af, aangevuld met 3 kortere dialoogoefeningen. Overeenkomstig de werkmethode van haar echtgenoot Günther Eich, tornt S. eveneens het strikt narratieve element los van het verouderde chronologische realisme of van het nuchtere reportageschema en formuleert ze in enkele in elkaar vervloeiende suggestieve fragmenten de kern, de waarde en het existentiële in de gegeven situatie, waardoor ze op haar beurt in de jonge literaire vorm van het hoorspel dialogisch dezelfde consequenties toepast als ze reeds in haar epische experimenten beoefende. Ze slaagt erin een substantiële bijdrage te leveren in het geraffineerde aftasten der grenzen tussen het traditionele theaterdialoogje en de typische radiomodaliteiten.
C. Tindemans
| |
Martini, Fritz, Deutsche Literaturgeschichte. - Alfred Kröner Verlag, Stuttgart, 1961, (Kröners Taschenausgabe Nr. 196), VIII-661 pp., D.M. 11.
Het feit dat van dit standaardwerk sedert 1949 de 11e uitgave is verschenen, weerlegt de traditionele bescheidenheid van S., die in zijn voorwoord het geheel tot zakelijke informatie herleid wenst te zien. Vanzelfsprekend biedt de noodzakelijke beperking meermalen veralgemeningen waar een grondiger analyse mocht verwacht worden, maar de recente aanvullingen en omwerkingen bewijzen dat ook deze versie fris werd aangepakt. Opvallend is de elders doorgaans angstvallig vermeden commentaar over de hedendaagse literaire situatie in de Duitstalige landen. Bovendien stelt S. zich niet tevreden met de encyclopedische compilatie in vluchtige karakteristiekjes, maar plaatst hij het produkt telkens in een breder geestelijk perspectief en de onmisbare sociologische achtergrond, waardoor dit boek, meer dan alleen maar naslagwerk, een persoonlijk-kritisch avontuur bevat met bijna lexicologische volledigheid.
C. Tindemans
| |
Stepun, Fedor, Dostojewskij und Tolstoj. Christentum und soziale Revolution. - Carl Hanser Verlag, München, 1961, 156 pp., Ln. D.M. 12.80, kart. D.M. 9.80.
Het is de verdienste van dit werk dat langs de interpretatie van afzonderlijke werken en persoonlijkheden om, de Russische geschiedenis van het einde der vorige en het begin van deze eeuw scherper belicht wordt. De ideële wereld van Dostojewski, uitgedrukt in afzonderlijke figuren die aan hun essentie bezwijken, is uiterst reëel, wat S., op grond van De gebroeders Karamazov, De demonen en De idioot, tot het inzicht brengt dat hier het christendom een superieure gestalte heeft gekregen. Tolstoj daarentegen, de onovertrefbare realist, de practicus van de streng-christelijke levensvisie, groeit over zijn Godsbegrip uit en wordt een levende tragische figuur. Rationalistisch verhinderd te geloven, sociaal teruggehouden van artistieke zinrijkheid, leveren beide anti-elementen precies dat amalgaam aan persoonlijkheid en idee op, waaraan zijn grote werken hun tijdeloze betekenis te danken hebben. Naast literaire analyse slaagt S. er op deze manier in cultuurhistorische, religieuze en sociale tendensen in beide auteurs aan te treffen, waarvan de praktische resultaten in deze eeuw maatschappelijk gerealiseerd zijn.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Boesch, Bruno, Hrsg., Deutsche Literaturgeschichte in Grundzügen. 2. Aufl. - Francke Verlag, Bern, 1961, 456 pp., Fr. 19.80.
Niet zozeer de methode als wel het meeslepende resultaat maakt deze Duitse literatuurgeschiedenis door een Zwitserse werkgroep zo merkwaardig. Als werkwijze werd het ook elders reeds beproefde procédé toegepast, verscheidene specialisten hun eigen terrein te laten behandelen. Zowel H. Rupp (tot 1170), F. Ranke (tot 1250), B. Boesch (tot 1500), L. Beriger (humanisme en reformatie), F. Strich (barok), M. Wehrli (Aufklärung), W. Kohlschmidt (Sturm und Drang, klassicisme en romantisme), A. Zäch (1830 tot 1885) als A. Bettex (1885 tot nu) gaan niet in de eerste plaats uit van het esthetische produkt, maar van de mens die er zich toe geroepen voelt zichzelf uit te drukken als exponent van zijn tijd. Uit de grondprincipes der literaire ontwikkeling, de gezamenlijke structuur van een periode, de samenhang tussen dichterlijke individualiteit en geestelijke traditie ontstaat een grondige staalkaart van de Duitse geest in historische evolutie en autonome verdienste. De encyclopedische opstapeling is consequent vermeden en de homogeniteit in de behandeling leidt tot een harmonische eenheid van kennis en presentatie, waarin details verwaarloosd worden door essentieel inzicht.
C. Tindemans
| |
Filosofie en pedagogie
Kwant, Prof. Dr. R.C., De wijsbegeerte van Karl Marx. Serie Mens en Medemens. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1961, 143 pp., f 3 50.
Dit werk is niet geschreven voor kenners van Marx, maar bedoeld als een introductie in de wijsbegeerte van Marx voor hen aan wie de buitenlandse en Nederlandse vakliteratuur of populaire geschriften over de grote pionier van het communisme tot nu toe ontgaan zijn. S. wil zich daarom uitdrukkelijk beperken tot de grondlijnen van Marx' wijsgerig denken, waarbij het hem niet zozeer te doen is om deze wijsbegeerte als historisch verschijnsel, maar wel om wat Marx ons heden te zeggen heeft. Zo wordt de filosoof van Trier geïnterpreteerd met behulp van Merleau-Ponty, Sartre enz. om zijn grondvisie duidelijk te maken. Dit gebeurt tegelijk in een positief-kritische houding. Het resultaat is een heldere uiteenzetting, waarin betoogd wordt, dat het diepste wezen van het marxisme zijn geschiedenisfilosofie is en Marx de meester van het infrastructurele denken. Hierbij moet men wel beseffen, noteert Kwant, dat het Marx in zijn filosoferen primair gaat om een antwoord op de concrete noodsituatie van zijn tijd. Wij mogen dus geen helder toekomstbeeld verwachten, ook al concludeert hij uit het heden, dat deze ideale toestand zeker komen zal. Het zou daarom wel voor een volgende druk prettig zijn, indien de S. dan duidelijker zou aangeven, wanneer Marx, Merleau-Ponty, Sartre of Kwant aan het woord is. Inzonderheid lijkt ons dit gewenst bij de interpretatie van Marx' opvatting omtrent het private eigendom. Is het m.i. irrelevante onderscheid tussen consumptiegoederen en produktiemiddelen duidelijk bij Marx te vinden als oplossing voor het private eigendom? Ik bedoel niet, of Marx goedkeurt, dat men goederen voor eigen gebruik heeft. Tenslotte moet Engels zijn rijpaard kunnen behouden Maar of hij dit ook legitiem privaat eigendom noemt. Zulke teksten uit de geschriften zouden de oppositie tegen het private eigendom als resultaat van de vervreemde arbeid bijzonder verhelderen. Deze uiteenzetting van Marx' grondvisie zou echter het meest gewonnen hebben door meer openheid
voor de existentiële dimensie. Wanneer wij de leer van Marx beschouwen in verband met zijn leven en tijd, ontdekken wij niet slechts de econoom en wijsgeer, maar vooral de ‘profeet’, die de proletariërs van zijn tijd en de onze het evangelie der verlossing verkondigt. De S. geeft dit wel even aan in de ‘Inleiding’ en excuseert zich voor de onvolledigheid, maar juist voor het begrip der wijsbegeerte kan men toch moeilijk zonder de uitdrukkelijke relatie met het leven. Een kleine lijst van Nederlandse literatuur zou hier tenminste iets kunnen aanvullen.
J.H. Nota
| |
Swinnen, Dr. K., Prognose van het schoolsucces in het middelbaar onderwijs. Follow-up onderzoek. (Summary in English). Met een inleiding van Prof. Dr. J. Nuttin. - Leuvense Universitaire Uitgaven, Nauwelaerts, Leuven, 1961, 196 pp., ing. Fr. 160.
Een Vlaamse jongen staat op de drempel van de humaniora. Op welke gegevens zal de schoolpsycholoog zich baseren om een voorspelling van diens schoolsucces te wagen? In deze zeer secure, uiteraard enkel voor vaklui bestemde monografie, worden de resultaten van een zesjarig follow-up onderzoek samengevat. De
| |
| |
schooluitslag van het laatste voorbereidend jaar bleek de beste waarborg te zijn, vooral als deze wordt aangevuld door een latijnse prognosetest. Van de elf ‘predictoren’ waarvan werd uitgegaan, werden er, naast deze twee, nog enkele anderen waardevol bevonden. Doch de reeds opvallend mindere validiteit der bijkomende tests voor rekenen, verbale vaardigheid en abstract denken, die ontleend werden aan de Algemene Intelligentietest, doen de vraag rijzen of deze laatste ‘predictoren’ in de toekomst niet in onbruik zullen raken ten voordele van meer specifieke prognosetests voor meetkunde, algebra, Grieks, Frans, enz., zoals die momenteel te Leuven worden uitgewerkt onder leiding van Prof. L. Knops.
F. Cuvelier
| |
Berg, Prof. Dr. J.H. v.d., Het menselijk lichaam. Een metabletisch onderzoek. Dl. II Het verlaten lichaam. - Uitg. Callenbach, Nijkerk, 1961, 352 pp., f 18.90.
Op zeer boeiende wijze heeft v.d. Berg in dit boek zijn beschouwingen over de ontwikkeling van de medische wetenschap en de daarmee samenhangende beleving van het menselijk bestaan afgerond. Op dezelfde speelse wijze, waarop hij zijn gedachten vorm geeft, gaat hij rond door het verleden en op verrassende wijze weet hij ogenschijnlijk zeer uiteenlopende gegevens met elkaar in verband te brengen. Naast beschouwingen over kunstuitingen valt in dit boek op een uitvoerige bespreking van de H. Hart-devotie. Deze fenomenologische studie vormt een belangrijke bijdrage voor de humanisering van de medische wetenschap.
J.M. Kijm
| |
Graaf, Prof. Dr. J. de en Bakker, Dr. R., De mondige mens tussen goed en kwaad. Van Petrarca tot Sartre. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1961, 176 pp.
Onder de hoofdtitel: De bezinning over goed en kwaad in de geschiedenis van het menselijk denken geven beide auteurs in drie delen een geschiedenis der wijsgerige ethiek uit. Dit derde deeltje behandelt de moderne tijd. Een algemeen hoofdstuk behandelt eerst de periode, dan worden de afzonderlijke denkers behandeld. Beide auteurs hebben hun moeilijke taak met grote zorg verricht en getracht zich zoveel mogelijk in te leven en te denken in de vele uiteenlopende gedachtenwerelden der besproken filosofen. Het resultaat is een waardevolle inleiding in het moderne en hedendaagse ethisch-wijsgerige denken. In een nieuwe uitgave zou moeten worden gecorrigeerd het ‘dogma der analogia entis’, de omschrijving van het probabilisme, dat met laxisme wordt verward, de moraalleer der Jezuïeten, het jansenisme van Pascal. Verder wil Scheler beslist niet leerling van Husserl genoemd worden en verscheen een herdruk van Blondel's Action pas na zijn dood, ook al droeg een ander werk dezelfde titel.
J.H. Nota
| |
Huijts, Drs. J.H., Godsdienstige opvoeding in een overgangstijd. (Serie Geestelijke Volksgezondheid Nr. 20). - Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1961, 45 pp., f 1.25.
Drie uiteenzettingen betreffende problemen en desiderata van de godsdienstige opvoeding in deze tijd. Indringende beschouwingen, die bij kunnen dragen tot de opinievorming in bredere kring. De geringe aandacht voor feitelijk voorkomende pogingen tot vernieuwing van de godsdienstige opvoeding maakt de afstand tussen deze beschouwingen en de praktijk echter groot.
J.M. Kijm
| |
Delfgaauw, Dr. B., De wijsbegeerte van de 20e eeuw. - Het Wereldvenster, Baarn, 19612, 188 pp.
In een Forumartikeltje van Streven XI, Dl. II (1958) 980 vlg. hebben wij de eerste druk van dit kleine knappe werkje bijzonder geprezen. In deze tweede druk wordt nu ook aandacht geschonken aan de Nederlandse wijsbegeerte en zijn enige kleinere correcties en aanvullingen aangebracht.
J.H. Nota
| |
Wittgenstein, Graf, Vom Alt-werden und vom Altwerden-Können. - Hippokrates-Verlag, Stuttgart, 1961, 112 pp., D.M. 8.50.
Aan dit symposion van de werkgroep ‘Psychotherapie-Seminarie’ droegen achtereenvolgens bij de psycholoog Däumling (oud-worden als doel van de persoonlijkheidsrijping), de arts Grote (chronofysiologie van het ouder worden), Oelze (sociale problematiek van de bejaarden), de psychoanalyticus Riemann (psychopathologie van de ouderdom, stoornissen in de aanvaarding van de ouderdom), Seemann (benadering van de veroudering volgens Von Weizsäcker), en Wittgenstein (angst om te sterven en vrees voor de dood als noden van de laatste levensfase). Van de eerste drie bijdragen is die van Oelze het meest interessant omdat de situatie van de bejaar- | |
| |
den in Duitsland hierin goed tot uiting wordt gebracht. De laatste drie bijdragen - ‘Vom Altwerden-Können’ - hebben een meer beschouwend karakter: Riemann knoopt aan bij de schizoide, depressieve, dwangmatige en hysterische persoonlijkheid; Wittgenstein laat in zijn probleemstelling alle vragen open, wat door hem wel wordt bedoeld maar niet bevredigend is. Deze enkele aanduidingen en kanttekeningen mogen een indruk hebben gegeven van de opzet en de pretenties van dit boekje. Zij die op gerontologisch en geriatrisch gebied werkzaam zijn, moeten stellig van dit studiemateriaal kennis nemen.
J.J.C. Marlet
| |
Kunst en cultuur
Adama van Scheltema, Frederik, Die Kunst der Moderne. - W. Kohlhammer Verlag, 320 pp., 32 tek., 144 pl., geb. D.M. 44.
Met het vijfde en laatste deel Die Kunst der Moderne heeft F. Adama van Scheltema zijn kunstgeschiedenis van het Westen Die Kunst des Abendlandes voltooid. Het gaat hier niet om een kunstgeschiedenis in de courante zin van het woord, meer om een geestesgeschiedenis van de kunst. Schr. gaat uit van de gegevens van de kunstgeschiedenis en wil deze ordenen in wat hij zelf noemt een ‘geestelijk ontwikkelingsritme’, dat de historische evolutie van de kunst beheerst. Oorspronkelijk en belangrijk was het eerste deel van deze serie, over de Westerse pre-historische kunst. De auteur beschouwt deze als de enige grond die een voldoende verklaring kan geven van de Westerse kunst. In zover is hij het met Spengler eens dat hij ook de Grieks-Romeinse cultuur als grond van de Westerse beschaving afwijst. Maar in tegenstelling tot Spengler trekt hij de lijn van de Westerse Middeleeuwen door tot in de voorgeschiedenis. Het komt ons voor dat het dit eerste deel was dat de inspiratie van de auteur heeft uitgemaakt en zijn visie heeft bepaald. De overige delen zijn een minder briljante uitwerking ervan. Adama van Scheltema hield zich aan de klassieke indeling van Middeleeuwen, Renaissance, Barok, Modernen. De moderne kunst laat hij aanvangen met de tijd van de verlichting omstreeks 1750, en dan bespreekt hij achtereenvolgens de Romantiek en de moderne tijden. Het gaat niet op in deze korte bespreking de waarde van deze synthese nauwkeurig te willen afwegen. Wij mogen volstaan met deze in elk geval suggestieve en verrijkende lectuur aan te bevelen.
G. Bekaert
| |
DuMont Dokumente. D. Talbot Rice, Beginn und Entwicklung christlicher Kunst, 211 pp., 41 pl. K. Badt, Modell und Maler von Vermeer, 134 pp., 41 pl. K. Ledergerber, Kunst und Religion in der Verwandlung, 152 pp., 46 pl. Kommentare zur Neuen Musik 1, 217 pp., 23 pl. J. Cameron, Die Afrikanische Revolution, 240 pp., 45 pl., - Verlag DuMont-Schauberg, Keulen, 1961, alle D.M. 9.80.
In de DuMont Dokumente, die wij vroeger in Streven hebben voorgesteld, zijn enkele belangrijke nieuwe uitgaven te vermelden. Het boek van de grote kenner van de Byzantijnse kunst D. Talbot Rice, professor te Edinburgh, is een aangepaste en bijgewerkte vertaling van het vroeger door ons besproken boek The Beginnings of Christian Art. Het is een zeer overzichtelijke synthese van de Westerse kunst in het eerste millenium van de christelijke tijd. Ook Kurt Badt is onze lezers niet meer onbekend. Van deze kunsthistoricus werd hier reeds het merkwaardige boek over Cézanne besproken. In dit nieuwe essay waagt K. Badt zich op het gevaarlijke terrein van de Vermeer-interpretatie en dan nog wel met een polemisch geschrift tegen H. Sedlmayr en zijn opstel Jan Vermeer, Der Ruhm der Malkunst. Maar deze polemiek is meer vertrek- dan eindpunt. In dit oorspronkelijke boek bouwt K. Badt zijn eigen interpretatie van het ‘beeld’ op. Even oorspronkelijk en vernieuwend is het boek van Karl Ledergerber over de betekenis en de ontwikkeling van de christelijke kunst. Het is o.i. een van de belangrijkste bijdragen tot de opheldering van het probleem van de hedendaagse christelijke kunst. Wij hopen er binnenkort uitvoeriger op terug te komen. De twee voorgaande boeken maken deel uit van de afdeling Texte und Perspektive in de serie DuMont Dokumente. Ook het verzamelwerk Kommentare zur Neuen Musik I hoort in deze rij. Het is een kostbare verzameling opstellen uit het bekende Weense muziektijdschrift Die Reihe, geredigeerd door H. Eimert en Karlheinz Stockhausen. Er zijn o.a. bijdragen van Schönberg, Strawinsky, Webern, Boulez, Stockhausen, Krenek, Pousseur, Cage, Metzger. Het laatste boek
| |
| |
dat wij hier signaleren hoort evenals het boek van Talbot Rice tot de afdeling Kultur and Geschichte van de DuMont-Dokumente. Het is een boeiend geschreven overzicht van de Afrikaanse revolutie, die zich aan het voltrekken en voor een deel reeds voltrokken is. De Engelse journalist James Cameron heeft zich van deze haast onmogelijke taak op een voortreffelijke wijze gekweten. Zijn oordeel is over het algemeen rustig en genuanceerd, al zal het wel niemand verwonderen dat er ook een paar harde woorden worden gesproken, bijvoorbeeld in verband met Kongo.
S. Heester
| |
Tessenow, Heinrich, Die kleine und grosse Stadt. - Callwey Verlag, Müncen, 1961, 107 pp., geïll.
Een fijnzinnig boekje uit de nalatenschap van de filosoferende architect, zoals de inleider H. Hasche hem noemt. Heinrich Tessenow is een minder bekende, maar daarom niet minder belangrijke figuur van de generatie van Behrens, Wagner, Poelzig, Hoffmann, enz. Met zijn boek Der Wohnbau was hij een der eersten om aandacht te vragen voor het kleine woonhuis, dat destijds nauwelijks als architectuur werd beschouwd. De beschouwingen van Tessenow die Hasche hier verzamelde gaan ver over hun strikte thema heen en geven stof tot nadenken aan allen die zich voor de ordening van het menselijk bestaan interesseren. De rijkdom en genuanceerdheid van de gedachte uiten zich in een mooie, geciseleerde taal.
G. Bekaert
| |
Berendsen, Dr. Anne, Kunstschatten van Rome. - W. de Haan N.V., Zeist; N.V. Standaard-boekhandel, Antwerpen, 1961, 140 pp., geïll.
Over Rome is reeds zoveel geschreven, dat het wel zeer moeilijk is, nog nieuwe dingen er over te vertellen. Het boekje van Anne Berendsen heeft dan ook zeker niet die pretentie. Wel is zij er in geslaagd om een zeer prettig leesbaar en verantwoord boekje over de Eeuwige Stad samen te stellen. Voor pelgrims naar Rome is het dan ook een aantrekkelijke inleiding op de beschouwing van de voornaamste kunstwerken, waaraan deze stad zo rijk is. Een lijst met interessante boeken over Rome wijst de weg, hoe men zich nog verder kan oriënteren. Het boek is rijk geïllustreerd; het is jammer, dat niet alle illustraties scherp zijn.
C. de Groot
| |
Hommage à James Ensor. - Brepols, Brussel, 104 pp., 17 pl., geb. Fr. 160.
Dit hommage-album, bij gelegenheid van het tienjarig herdenken van het afsterven van James Ensor uitgegeven, neemt men met een zekere eerbied ter hand uit piëteit voor de geëerde. Voor het overige lijkt deze verzameling eerder geschikt om ons aan het bestaan van de vereniging ‘Les amis de James Ensor’ te herinneren dan om ons contact met de schilder zelf te vernieuwen. De korte gelegenheidsteksten zijn o.a. van M. de Ghelderode, P. Haesaerts, Fr. Hellens, Cl. Janson, E. Langui, J. Stévo, W. Grohmann, K. Martin, A.H. Burden, J. Cassou, J. Cocteau, P. Gilson, R. Huyghe, Ph. Soupault, H. Read, Sandberg, H.L.C. Jaffé, U. Apollonio, L. Venturi.
G. Bekaert
| |
Sociologie
Milikowski, Dr. H.Ph., Sociale aanpassing, niet-aanpassing, onmaatschappelijkheid, tevens een bijdrage tot de discussie over probleemgezinnen. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1961, 256 pp., f 12.50.
Dit boek ontstond uit een opdracht van de ‘Instelling voor sociografisch onderzoek te Leiden’ tot het verrichten van een buurtonderzoek, welk onderzoek een zuiver-wetenschappelijk karakter zou moeten dragen. In het kader van deze taak kwam de auteur tot een indringende bestudering van fundamentele vraagstukken rond de onmaatschappelijkheid. Hij heeft deze uitgewerkt in beschouwingen over de betekenis van sociale aanpassing en niet-aanpassing en in kritische uiteenzettingen over het uitgangspunt in voorafgaande onderzoekingen over onmaatschappelijkheid. Hij wenst strikt wetenschappelijk te werken en hij heeft een scherp oog voor het ontdekken van meningen die op niet voldoende verantwoorde wijze in sociologische studies zijn binnengebracht. Vooral in dit opzicht heeft hij een waardevolle bijdrage geleverd voor een discussie, waarbij overigens de objectiviteit van de sociologische kennis die hij positivistisch wenst te zien mede in het geding zal komen.
J.M. Kijm
| |
Herck, J. Van, Inleiding tot de Economie. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1961, 2 dln., 866 pp.
Wat de inhoud betreft, verdient deze cursus wel aanbeveling. Onze enige ne- | |
| |
gatieve kritiek zou zijn dat schr. zijn onderwerp nogal erg conformistisch behandelt: economische leerboeken zullen voortaan het feit van andere dan kapitalistische economieën moeten erkennen, in plaats van ze tot theorieën te reduceren. Wat niet-economische aangelegenheden betreft, slaat schr. wel eens de bal mis. (B.v. p. 662: het E.D.G.-verdrag werd niet in ‘hetzelfde jaar’ als het ondertekend werd doch twee jaar later door Frankrijk verworpen). Erger zijn echter de taal en de stijl waain dit boek geschreven is: ‘administratie-Vlaams’. (‘aspirant-kopers wiens prijs....’, p. 475 en passim, en ergens een paragraaf over de ‘vermogensverplaatsingsmiddelfunctie’ van het geld).
M. Grammens
| |
Zarncke, Lilly, Das Alter als Aufgabe. - Lambertus Verlag, Freiburg i. Br., 1957, 212 pp., D.M. 15.80.
De schrijfster stelde zich tot doel een bijdrage tot de bejaardenzorg te leveren die geheel uitgaat van een ouderdomspsychologie. De elementen van deze ouderdomspsychologie vergaarde zij gedeeltelijk uit de bestaande literatuur dienaangaande, gedeeltelijk uit eigen observaties van bejaarden thuis en van bejaarden die in verschillende tehuizen tijdelijk of blijvend zijn ondergebracht. Zo kwam zij tot ettelijke waardevolle richtlijnen met betrekking tot de verzorging, de pedagogiek en de pastorale opgang van ouden van dagen. Voor de lezer die de desbetreffende oorspronkelijke Nederlandse publikaties kent, is dit boek om twee redenen toch belangwekkend: de duidelijke omlijning van de verschillende verzorgingsmogelijkheden voor bejaarden buiten het eigen gezinsmilieu, en de heldere weergave van de totale psychologische problematiek van de bejaarde mens. Gaarne aanbevolen.
J.J.C. Marlet
| |
Pin, E., Les classes sociales. - Spes, Parijs, 1961, 256 pp., NFr. 9.60.
Deze uitzonderlijk verzorgde sociologische benadering van het fenomeen der sociale stratificatie vindt in de maatschappelijke invloed en macht de sleutel voor de geleding der maatschappij in standen, voor het ontstaan van klassen en het gehele proces der sociale mobiliteit. Ook waar de auteur, professor aan de Gregoriana, de myte van een klasseloze maatschappij behandelt, is zijn oordeel genuanceerd en toch trefzeker, waarvoor ook de ruime internationale informatie een waarborg vormt.
J. Kerkhofs
| |
Varia
Grammens, Mark, Vijf vóór twaalf. De Internationale Situatie. (Keurreeks nr. 82). - Davidsfonds, Leuven, 1961, 258 pp.
M. Grammens - geen onbekende voor de lezers van Streven en auteur van een aantal interessante essay's (Het Britse Commonwealth, Kwame Nkrumah, e.a.) - heeft met zijn laatste werk Vijf vóór twaalf een eerlijke poging ondernomen om een synthetisch, realistisch en toch genuanceerd beeld te schetsen van de internationale situatie zoals deze sinds de Tweede Wereldoorlog is geëvolueerd. Het vaak originele betoog van de auteur put zijn kracht uit een nuchter ‘approach’ (pp. 159-174), waarbij wordt getracht zoveel mogelijk concrete gegevens naar voren te halen; goed gekozen voorbeelden (pp. 160-161), plastische zinsneden (p. 225) en verzorgde taal verhogen de waarde van zijn werk. Ofschoon we de ideeën van de auteur niet steeds kunnen delen (o.m. over de Europese eenmaking), sommige punten uit zijn betoog meer kritisch zouden willen benaderen (o.m. de geloofwaardigheid van de statistische gegevens uit Communistisch China) (p. 139) en vooral de afwezigheid van elke kaart betreuren, is het niet de geringste verdienste van de auteur een ware lacune te hebben aangevuld op het gebied van de geschiedschrijving ná de Tweede Wereldoorlog. Men kan alleen wensen, dat in het Nederlands taalgebied meer zulke moedige pogingen zouden ondernomen worden.
P. Van de Meerssche
| |
Caster, M. van, Christus in de godsdienstige vorming. V, Jaarboek 1961 van het studiecentrum voor godsdienstige vorming. - Desclée De Brouwer, 128 pp., Fr. 75.
Dit nieuwe jaarboek biedt naast een bezinning van inspect. Van Wijnsberghe over de methodiek en een studie over de plaats van de sacramenten in de heilsgeschiedenis, ook de aanvulling van de katechetische bibliografie sinds het vorige jaarboek van 1960, en een reeks goede artikelen als documentatie voor het godsdienstonderricht. De onvindbaar geworden artikelen van Roets en Vandenbussche over de Heilige en de Nabije God werden hier in verkorte vorm herdrukt. Ook het artikel van Guillet, de schrijver van Thèmes bibliques, over de heilige
| |
| |
Geest, uit Lumen Vitae 1953 werd verkort opgenomen. Nieuw is het artikel van P. van Caster over de zelfopenbaring van Christus, dat de grondlijn en het dynamisme van het Evangelie tracht te ondervangen, en het artikel over de zin van de arbeid, gebaseerd op een aantal recente studies over dit onderwerp. Het spoedig verschijnen van dit 5e jaarboek na het vorige, verhoogt sterk zijn bruikbaarheid. De bibliografie is actueel, de artikelen zijn in hun beknoptheid rijk aan inhoud. Aanbevolen aan alle godsdienstleraren.
J. Verbeke
| |
Todts, Herman, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden. Kroniek van de Vlaamse beweging 1944-1954 (Keurreeks nr. 84). - Davidsfonds, Leuven, 1961, 282 pp., ingen. Fr. 59, geb. Fr. 118.
Dit boek is de grondige uitwerking, na heel wat lectuur en nieuwe onderzoekingen van een werk dat de S. een tiental jaren geleden liet verschijnen: Nationalistische stromingen en gedachten in Vlaanderen na de bevrijding. Deze kroniek, zoals de auteur zijn boek wijselijk doopt omdat hij het nog te vroeg acht om van geschiedenis te gewagen, zal de lezer in hoge mate interesseren: het is boeiend de gebeurtenissen opnieuw te beleven die men na de tweede wereldoorlog heeft meegemaakt, en ze te zien in een samenhangend geheel: repressie, IJzerkruis, Koningskwestie, nieuwe stromingen in de Vlaamse beweging.... Uit deze herdenking poogt de auteur de lessen te trekken voor de toekomst. Door de gebeurtenissen sinds 1945, meent hij, heeft ‘nuchtere zakelijkheid’ de plaats ingenomen van de oude ‘romantische leuzen’: door de Europese gedachte werd het enge nationalisme opgeruimd; en de onloochenbare malaise in de Vlaamse beweging is precies toe te schrijven aan ‘het moeilijke aanpassingsproces van de Vlaamsgezinden aan de nieuwe geestelijke stromingen’.
K. Van Isacker
| |
Houtryve, F. Van, Een loopbaan voor u. - Vlaams verbond der kroostrijke gezinnen, Troonstraat 125, Brussel, 1961, 238 pp., geïll.
Deze derde herziene uitgave (beëindigd mei 1961) komt een zeer reële nood tegemoet. Het schoolwezen maakt de laatste tijden zulk een evolutie mee, dat de meeste ouders er niet meer wijs uit worden, vooral niet indien hun kinderen een of andere niet-traditionele tak van onderricht moeten volgen. Schr. is zeer goed op de hoogte van de verschillende mogelijkheden, al is alles nog niet klaar en overzichtelijk genoeg behandeld. Enkele tabellen en plannen waren zeker gewenst. Bepaalde hoofdstukken die bedoeld zijn om de publieke opinie te bewerken, zouden beter gescheiden worden van de eigenlijke beroepsvoorlichting. Wat de buitenlandse mogelijkheden betreft, wordt slechts Canada behandeld. Zou het niet wenselijk zijn dat objectief wordt uiteengezet hoe en waar men zich kan voorbereiden om diensten te bewijzen aan de ontwikkelingslanden? Toch een zeer nuttig boek, dat hopelijk een ruime verspreiding vindt bij ouders en opvoeders.
A. Cauwelier
| |
Mussche, Achilles, Gedenksteen voor Rosa. - S.M. Ontwikkeling, Antwerpen, 1961, 306 pp., Fr. 155.
Rosa Luxemburg was ontegenzeglijk één der krachtigste, meest begaafde en rijkste persoonlijkheden uit de periode van het opkomende Marxisme. Aan haar wijdde A. Mussche deze gedenksteen. Meditatief en dichterlijk reconstrueert hij in romanvorm haar leven en de bewogen tijd waarin ze leefde, zoals Rosa Luxemburg zelf deze bekeken en beleefd heeft. Hieruit blijkt reeds dat A. Mussche geenszins bedoelde een genuanceerde biografie van zijn heldin te schrijven. Het is een begeesterd levensverhaal, zoals men dit tot (socialistische) stichting kunstzinnig vertelt.
J. Vercruysse
| |
Parijs. Foto's Nico Jesse. Tekst Ute Vallance. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 1962, 304 pp., f 19.50.
Een boek over Parijs zoals het zich aan de bezoeker voordoet. Een onnoemelijk aantal foto's met begeleidende tekst toveren de lezer het luchtige, charmante, frivole Parijs voor ogen, dat ook zo veel Nederlanders aantrekt. Het boek is nogal eenzijdig ingesteld op het frivole Parijs met zijn nachtclubs en bedenkelijke gelegenheden van vermaak. Striptease- en naaktfoto's ontbreken niet. Van het serieuze en religieuze Parijs is niet veel te zien; zelfs het artistieke aspect is matig vertegenwoordigd. Alles is te zeer ingesteld op de indrukken van de weekendbezoeker en maakt te zeer de indruk van een lokmiddel te zijn voor lichte gelegenheden.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
China. Zevenhonderd miljoen mensen in beweging. Foto's van H. Sibbelee. Tekst van Dr. Kwee Swan Liat. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 1962, 224 pp., f 23.50.
Dit boek ‘is ontstaan uit de samenwerking van een fotograaf, een schrijver en een uitgever’. De fotograaf heeft er grote reizen voor gemaakt en zich uitstekend van zijn taak gekweten. Het is een prachtig platenboek geworden, dat een goed visueel beeld geeft van het ontzaglijke rijk. De uitvoerige tekst is geschreven door een deskundige hand. Dr. Kwee Swan Liat kent China en heeft met zorg zijn aandeel bewerkt. Er is echter een ‘maar’, dat ons, westerse lezers, bevreemdt. Het boek is één grote huldebetuiging aan Mao Tse Tung en het communistische China. Ook al houdt hij zich buiten alle politiek, toch weet Dr. Kwee elke schaduwzijde van het communistische régime zo zorgvuldig te vermijden, dat China op het ogenblik een paradijs in wording lijkt. De hoofdstukken ‘Godsdiensten’, ‘De grote sprong voorwaarts’ en ‘Het systeem van de volkscommunes’ zijn in dezen revelerend. Er is in China geen wolkje aan de lucht. Alles wat Dr. Kwee schrijft moge waar zijn, hij verzwijgt te veel om een weergave der volledige werkelijkheid te bieden.
P. van Alkemade
| |
Carlier, Jean, Code van het Nationaal Studiefonds. - Van In, Lier, 1961, 124 pp.
Sedert de inrichting van het Nationaal Studiefonds op 19 maart 1954 is het verleend krediet voor studiebeurzen gestegen van 53 tot 383 miljoen Fr. en het aantal bursalen van 10.000 tot 40.000. De snelle uitbreiding van deze instelling heeft in ruime mate bijgedragen tot een steeds efficiënter democratisering van het secundair en hoger onderwijs. Dit boek is in hoofdzaak een verzameling van wettelijke en reglementaire beschikkingen met betrekking tot het systeem van de door de staat verleende studiebeurzen. Het werk zal praktisch dienst bewijzen, zowel aan de agenten van de openbare besturen als aan de leden van het lerarenkorps, die aldus in staat worden gesteld raad te geven aan mogelijke beurskandidaten.
A. Cauwelier
| |
Buytendijk, Prof. Dr. F.J.J., Academische redevoeringen. - Dekker & van de Vegt, Utrecht, Nijmegen, 1961, 186 pp., f 7.90.
De afscheidsrede van Prof. Buytendijk in oktober 1961 te Nijmegen, die getiteld is ‘Aspecten van de vermoeidheid’, is in dit boek gepubliceerd samen met zeven vroegere redevoeringen: Over het verstaan der levensverschijnselen (1925); De beteekenis van Goethe voor de natuurwetenschap van onzen tijd (1932); De vitale uitingen der bevrijding (1947); Het kennen van de innerlijkheid (1947); De eerste glimlach van het kind (1947); Vernieuwing in de wetenschap (1954); Het innerlijk evenwicht (1957). Allen die het werk van deze eminente geleerde hebben leren kennen, zullen het op prijs stellen, dat deze toespraken die moeilijk bereikbaar waren geworden, thans herdrukt zijn.
J.M. Kijm
| |
Goethe, J.W., Die Metamorphose der Pflanzen. - Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1960, 80 pp., geill., D.M. 5.80.
Goethe's beroemde verhandeling over de metamorfose van de planten is opnieuw uitgegeven en in de moderne verschijning doet zij het bijzonder goed. Goethe heeft zich sterk geïnteresseerd voor biologische studie. Veel van zijn wetenschappelijke vondsten zijn achterhaald en bezitten niet meer de betekenis, die men in Goethe's tijd er aan toekende. Zo kregen zijn onderzoekingen vaak vooral cultuurhistorische waarde, maar dit maakt ze daarom niet minder belangrijk en interessant. Deze waarde zouden wij ook willen toekennen aan dit werkje van Goethe. Het prachtig geïllustreerde boekje, o.a. vele tekeningen van Goethe treft men er in aan, is daarom waardevol voor de cultuurhistorie en die verder zich voor deze wetenschap interesseren.
C. de Groot
| |
Marie-Adélaïde de Cicé 1749-1818. Maison généralice de la Société des Filles du coeur de Marie. 37, Rue Notre Dame des Champs-Paris 6, 1961, 306 pp.
De Société des Filles du coeur de Marie is een Franse congregatie, gesticht door Marie-Adélaïde de Cicé en Pater de la Clorivière S.J. in een tijd, toen de Kerk in Frankrijk het hard te verduren had. Daarom ook zag zij af van de gewone kloostergebruiken, slot, kloosterkleed enz. en is zij wel een der eerste stichtingen, zoals er thans vele ontstaan. Zij telt een 5000 leden, verspreid over de wereld, en heeft een kleine nederzetting in Nederland, Stadhouderslaan 120, Den Haag. In het boven genoemde rijk geïllustreerde boek wordt in sobere trekken het leven der stichteres verhaald en een keur uit haar geschriften geboden. Pater de la Clorivière bracht in de jaren na de Fran- | |
| |
se revolutie vier jaar in de gevangenis door en Mère de Cicé werd vrijgelaten onder de drang der armen en verwaarloosden, die vóór haar kwamen getuigen. Mère de Cicé verwezenlijkte wat Franciscus van Sales oorspronkelijk gewild had, doch niet kon doorvoeren, dat zijn visitandienen nl. vrij de zieken en armen zouden kunnen bezoeken. Het boek is typografisch en illustratief uitstekend verzorgd.
J. van Heugten
| |
Tardini, Domenico Kard., Pius XII als Oberhirte, Priester und Mensch. - Verlag Herder, Freiburg, 1961, 160 pp., geïll., D.M. 9,80.
In een eerste deel van dit boek worden twee redevoeringen gebundeld: de lijkrede bij de dood van Pius XII, uitgesproken door Johannes XXIII, toen Patriarch Roncalli, en de herdenkingsrede bij de eerste verjaardag van het afsterven van Pius XII door de schrijver zelf gehouden. Een tweede deel schetst Pius XII als man van de vrede en paus van de oorlog, als eenzame midden in de massa, als zachtmoedige en heldhaftige. Dit beeld van de Paus wordt dan in een derde deel rijk en interessant geïllustreerd met noten, documenten, anekdoten en persoonlijke herinneringen. Het is geen chronologische biografie, maar wel een markant getuigenis van iemand die nauw met Pius XII heeft samengeleefd.
M. Delbaere
| |
Abshagen, K.H., Europas grosse Insel. - W. Kohlhammer-Verlag, Stuttgart, 1960, 453 pp., geb. D.M. 24,80.
Dit is, dunkt ons, de beste encyclopedische inleiding tot Engeland en de Engelsen die een nieuwsgierig toerist zich kan aanschaffen. Schr. heeft aan alle aspecten van het Britse leven zijn aandacht gewijd: het volkskarakter, het staatsbestuur, de kroon, de politie, de rechterlijke macht, het onderwijs, godsdienst, welvaartstaat, pers, radio, buitenlandse politiek, enz. Wie, zoals deze recensent, zelf een niet onaanzienlijke ervaring van het Britse leven heeft, zal, zoals met dergelijke encyclopedische werken steeds het geval is, een heleboel op het boek kunnen aanmerken. (Eén voorbeeld: ‘Es ist eine der Eigenschaften des englischen Volkes, dass der Klassenneid bei ihm ungewöhnlich schwach ausgebildet ist’, p. 82-83. Neen! Wij zouden precies het tegenovergestelde voorhouden). Maar wij mogen de lezer geruststellen: Abshagen is de veiligste gids die wij kennen. Eén ding is jammer: schr. heeft zijn onderwerp benaderd met Duitse grondigheid, terwijl een boek over Engeland en de Engelsen, zeker als het 450 p. lang is, om te boeien toch iets vlotter, iets minder dood-ernstig geschreven had mogen worden.
M. Grammens
| |
Sontheimer, Kurt, Thomas Mann und die Deutschen. - Nymphenburger Verlag, München, 1961, 194 pp.
Vanaf Betrachtungen eines Unpolitischen (1918), waarin hij de staatsopvattingen van zijn broer Heinrich bestreed, tot zijn eenmansbeweging om althans de culturele eenheid van het verdeelde Duitsland te herstellen (1949), heeft Thomas Mann zich met politiek ingelaten, niet in de zin van partijprogramma's of groepeninteresse maar in die van de individuele verhouding tot de gemeenschap. Zijn eerste essay, autobiografisch en apologetisch, is volgens S. misverstaan als een onomwonden liefdesverklaring voor de burgerlijke maatschappij en eenzelfde wanbegrip deed zich voor toen hij zich enkele jaren later achter Ebert en Stresemann schaarde. Zo zijn ook zijn talrijke publikaties tijdens en na de emigratie, zijn aarzeling in 1945 spoedig naar Duitsland terug te keren en zijn spontaan aanvaarden te Weimar op te treden, volgens S. telkens verkeerd geïnterpreteerd. In een chronologische behandeling heeft S. de aanleiding tot alle polemische crisissen van Mann onderzocht en kent hij hem niet de rol van een praeceptor Germaniae toe, dan erkent hij hem toch als een literair politicus, die de kern van een cultuur op het forum der maatschappij vertegenwoordigt.
C. Tindemans
| |
Kerr, Alfred, Die Welt im Licht. - Kiepenheuer und Witsch, Köln/Berlin, 1961, 447 pp., Ln. D.M. 18.50.
Na de enkele jaren geleden verschenen bloemlezing Die Welt im Drama wordt hier thans de extratheatrale arbeid van de beruchte criticus (1867-1948) geëxcerpeerd en het is hoewel een andere toch dezelfde Kerr. Het grootste deel beslaan zijn reisbeschrijvingen, in Duitsland en elders, in impressionistische trant maar taalkundig in die fascinerende stijl die hij zichzelf als opdracht had toegewezen. Daarnaast zijn de talrijke schetsen opgenomen die hij over zijn tijdgenoten schreef en waarin hij zijn reputatie van buitenbeentje trouw blijft. Het derde onderdeel, ‘Polemik’, bevat o.m. de geschillen met Brecht en Hauptmann, waarin zijn partijdigheid niet altijd oprecht is maar
| |
| |
waaruit in elk geval zijn ongewone aanleg, zijn doelbewuste opinie en zijn compromisloze stellingname blijken.
C. Tindemans
| |
Reinisch, Leonhard, Hrsg., Die Zeit ohne Eigenschaften. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1961, 243 pp., D.M. 11.80.
Van het derde geesteswetenschappelijke congres te München (21-25 november 1960) worden hier de referaten afgedrukt van S. Giedion (het Bauhaus), W. Conze (politiek), B. Werner (letterkunde en theater), R. König (sociologie) en E. Dovifat (pers, radio, film), die historisch-kritisch de jaren 1918-1933 in Duitsland als onderwerp hebben. Zonder ertoe te komen definitief klare lijnen te realiseren over zin en onzin van deze woelige tijd, krijgen alle bijdragen toch meer dan alleen maar een documentair belang. De hartstochtelijke commentaren en tussenkomsten in de discussie van mensen, die op zowat alle terreinen tijdens die periode een naam verwierven en zo zelf de tijd vorm gaven, vullen trouwens het grootste deel van dit boek waarvan de kern gevormd wordt door de vraag: ‘hoe was het mogelijk dat wij de machtsovername hebben voorbereid?’, waarop begrijpelijkerwijze een uiteenlopend assortiment antwoorden volgt.
C. Tindemans
| |
Knilli, Friedrich, Das Hörspiel. Urban-Bücher 58. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1961, 142 pp., D.M. 3.60.
Zo onschuldig de titel is, zo polemisch is de inhoud. S. distantieert zich opvallend heftig van het traditionele hoorspel en zet zijn ideeën uiteen over wat hij een ‘totales Schallspiel’ noemt. Als partijganger van de concrete muziek, plaatst hij zich onvoorwaardelijk in dienst van het geluid, dat in technologische experimenten door de ingenieurs tot een radiofonisch geheel zou worden verwerkt. Zit er in de grondidee, het zuiverder steunen op de eigen aard van het radiomedium, een gunstige stimulans, dan getuigen de hardleerse uitvallen tegen het literaire hoorspel en het gepassioneerde pleidooi voor het akoustische laboratorium van een vooringenomenheid die blijkbaar minder het genre dan eigen publiciteit op het oog heeft.
C. Tindemans
| |
Reinisch, Leonhard, Hrsg., Die Juden und die Kultur. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1961, 144 pp., D.M. 9.80.
In deze voordrachtenreeks van de Bayerische Rundfunk (winter 1960-1961) komen een aantal, meestal nietjoodse deskundigen aan het woord om het aandeel van het jodendom in de Europese cultuur te belichten. K. Vogel (wetenschappen), J. Bodamer (geneeskunde), O.W. Haselhoff (psychologie), R. König (sociologie), H.G. Gadamer (filosofie), M. Wehrli (letterkunde), H.H. Stuckenschmidt (muziek) en W. Haftman (plastische kunsten) demonstreren zowel historisch als kwalitatief dat het probleem er niet in bestaat na te gaan wat en hoe de Joden actief hebben bijgedragen maar dat de knellende vraag luidt hoe de omvang van hun aandeel te verklaren. Niemand der referenten bezwijkt voor ongenuanceerde verheerlijking en daardoor bezit deze bundel de allure van een oprecht eerherstel.
C. Tindemans
| |
Pocket-boeken
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, f 1.25 per deel.
Alan Le MAY, De onverzoenlijken. Vert. - Een goed geschreven thriller over het ‘Wilde Westen’, over een familie, die in dagelijks gevaar leeft onder de Kiowastam.
P.G. WODEHOUSE, Jeeves met vacantie. Vert. - Wederom een verhaal vol bonte avonturen en bizarre situaties.
Mignon G. EBERHART, Het geheim van de drie aapjes. Vert. - H.G. Eberhart verstaat de kunst een crime story zeer menselijk en aannemelijk in te kleden.
Manfred GRATER, Gids voor moderne orkestmuziek. Vert. - Otto Hamburg heeft dit oorspronkelijk Duitse werk over moderne muziek en musici geadapteerd aan Nederland en België.
Dr. Onno DAMSTE, Homerus' Odyssee. - Dr. Damsté heeft hier de beroemde Odyssee in proza vrij naverteld.
Charlotte ARMSTRONG, Kamer 807. Vert. - Charlotte Armstrong is een dier dames die merkwaardig goede crime stories schrijven, zoals deze Kamer 807.
Ronald SETH, De slag om Stalingrad. Vert. - Het keerpunt in de laatste oorlog, de val van Stalingrad, wordt hier op bijzonder spannende wijze beschreven.
R.S.
|
|