heidsregering, waaraan zo mogelijk ook de communistische partij - nu reeds de sterkste in het parlement - zou deelnemen. Anderen zagen in deze ontbinding een manoeuvre van Kekkonen om door deze concessie aan Rusland uitstel te krijgen van de militaire besprekingen waarom de S.U. had gevraagd.
Enkele uren voor het bekendmaken van de ontbinding van het parlement had de Finse regering een communiqué uitgegeven over de Moskouse besprekingen, waaruit moest blijken, dat de S.U. eigenlijk niets anders had verlangd dan dat Finland de ‘Paasikivi-lijn’ zou handhaven. Hieronder verstaat men een politiek van strikte neutraliteit, genoemd naar de in 1946 als opvolger van maarschalk Mannerheim president geworden Finse staatsman J.K. Paasikivi, die in 1948 het boven reeds vermelde verdrag met Rusland heeft tot stand gebracht. Spoedig bleek het echter toch anders te zijn. Blijkbaar was de S.U. niet tevreden gesteld door de parlementsontbinding, want reeds op 16 november waarschuwde Moskou, dat het de toestand nog gevaarlijker achtte dan op 30 oktober en nodigde Finland dringend uit tot besprekingen over de gezamenlijke verdediging. President Kekkonen reisde daarop de Russische premier, die een rondreis maakte door Siberië, achterna en beiden hadden een ontmoeting in Novosibirsk. De Fin kon weinig anders doen dan proberen er het beste van te maken en dit is hem aardig gelukt. Hij heeft gebruik gemaakt van het feit, dat premier Chroestsjef tot op vrij grote hoogte vertrouwen stelt in de neutrale politiek, die door Kekkonen wordt gevoerd, en wist zo van de Russische premier gedaan te krijgen, dat deze ‘voorlopig’ afziet van de eis tot onderhandelingen.
Wij kunnen slechts raden naar de oorzaken van de Russische welwillendheid. Waarschijnlijk heeft hier een rol bij gespeeld, dat Honka, de voornaamste tegenstander van Kekkonen bij de in januari a.s. te houden presidentsverkiezingen, zijn kandidatuur heeft ingetrokken, waardoor Chroestsjef grotere zekerheid kreeg, dat Kekkonen de leiding zal houden en zijn neutraliteitspolitiek zal kunnen voortzetten. Misschien heeft ook een rol gespeeld de overweging, dat grotere Russische druk op Finland de Scandinavische landen nog meer kopschuw zou maken en zou kunnen leiden tot nauwere aansluiting van Noorwegen en Denemarken bij de Nato. Tot deze laatste overweging zou het optreden van de Noorse minister van buitenlandse zaken, Lange, hebben bijgedragen. Deze had eerst in Moskou een onderhoud met zijn Russische collega, Gromyko, en met vice-premier Mikoyan, waarin hij duidelijk heeft gezegd, dat Noorwegen zich terstond bij de Nato heeft aangesloten, omdat het inzag, dat het alleen zijn vrijheid niet zou kunnen handhaven; dat binnen de Nato W.-Duitsland bondgenoot van de Noren is, maar dat deze, noch de W.-Duitsers, noch de gehele Nato offensieve bedoelingen tegen Rusland koesteren. In een onderhoud met Chroestsjef einde november in Moskou heeft Lange ook bij hem begrip voor het Noorse standpunt weten te wekken.
In dit verband menen wij te moeten wijzen op het reeds eeuwenoude streven van Rusland naar verbindingen met open zee. Het is een van de knelpunten van de Russische positie, dat de Oostzee zo gemakkelijk door de Sont is af te sluiten, evenals trouwens de Zwarte Zee bij de Dardanellen en de Middellandse Zee bij Gibraltar en Suez. Het is van Russisch standpunt begrijpelijk, dat er geprobeerd wordt deze grendels te beïnvloeden en terwijl enerzijds de aansluiting van Denemarken, Noorwegen en eventueel Zweden bij de Nato voor Rusland uiterst nadelig zou zijn, zou anderzijds volledige sovjetisering van Finland voor genoemde Scandinavische landen kunnen leiden juist tot nader aansluiting bij de