Streven. Jaargang 15
(1961-1962)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||
Buitenlandse kroniek
| |||||||||||||||||||
Het dagelijkse levenDe Poolse werkdag begint al vroeg. Arbeiders beginnen om 7 u., kantoren en bureaus om 7.30 u. of 8 u. Men werkt met enige korte pauzen door tot 15 resp. 15.30 u. en dan pas gebruikt men het middagmaal. In de steden vindt men veel eetgelegenheden te vergelijken met onze cafetaria's, snackbars en zelfbedieningsrestaurants. Ook hebben de meeste bedrijven, kantoren en overheidsbureaus, alsmede de scholen en universiteiten eigen cantines, waar in de meeste gevallen ook buitenstaanders gebruik van kunnen maken. Tussen 15 en 17 u. ziet men de grootste drukte op straat. Hoewel we niet de indruk kregen dat er een tekort was aan de meest elementaire levensbehoeften, ziet men toch veel mensen in de rij staan. Tussen 18 en 19 u. beginnen de avondvoorstellingen van de bioscopen, de schouwburgen en concertzalen en om 22 u. is een stad als Warszawa even uitgestorven als een Nederlands provincie-plaatsje. Ook de schaarse café's en restaurants sluiten dan hun deuren, uitgezonderd een enkel exclusief hotel voor buitenlanders en een enkele studentenkelder. De jonge Poolse vrouw is over het algemeen een zeer charmante verschijning, | |||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||
kleedt zich met de beperkte middelen waar ze over beschikt zeer smaakvol volgens de westerse mode en brengt een beschaafde bijna nooit uitdagende make-up aan. De mannen daarentegen zijn veel armoediger gekleed. Goede herenkleding is bijna niet te verkrijgen of tegen niet te betalen prijzen. Het in het Westen zo populaire witte overhemd ziet men in Polen maar sporadisch. Van de leeftijdscategorie tussen 30 en 50 jaar krijgt men de indruk dat ze onderbezet is. De 6 miljoen Poolse oorlogsslachtoffers zullen wel vooral deze leeftijdsgroep aangetast hebben. De oudere generatie ziet er nogal onderkomen uit. Niet dat men op het eerste gezicht veel openlijke armoede ziet, maar wel maakt deze categorie de indruk van verslagenheid; als het ware gekreukeld en verfrommeld tussen de walsen van het oorlogs- en bezettingsgeweld van het recente verleden. Hoe manifesteert het communisme zich in het dagelijkse openbare leven? In tegenstelling met b.v. Oost-Duitsland ziet men in Polen weinig of geen rode vlaggen en ook het hamer-en-sikkelembleem is haast nergens aangebracht. Partijleuzen, die in Oost-Duitsland nog veelvuldiger zijn dan bij ons de reclameslogans, zijn in het Polen van na 1956 onbekend. Ook ziet men in het straatbeeld weinig uniformen, noch van politie, noch van militairen. Daarentegen geeft het ontbreken van het particuliere zakenleven een typische leegte in het stadsbeeld. Alle bedrijven zijn staats- of semi-staatsbedrijven met alle gevolgen vandien, zoals geen of weinig reclame en mager verlichte winkelcentra, kleine en onaantrekkelijk ingerichte etalages, geen concurrentie. Heel bijzondere zaken zijn de komis en de delikatesy, waar men buitenlandse goederen te koop kan aanbieden. Men heeft hier een ruime keuze uit alle mogelijke westerse weeldeartikelen en spijzen en dranken tegen exorbitante prijzen. Een fles goede Franse likeur kost in een dergelijke zaak f 80, -, een Remington-droogscheerapparaat f 300, een Amerikaanse portable-typemachine f 1800. Er wordt in deze zaken veel en begerig gekeken, maar weinig gekocht! Het doorsneeloon van de Pool ligt rond de 2000 Zloty per maand. Volgens de toeristenkoers is dit een inkomen van ongeveer f 300 of 4200 B.F. Er bestaat een sterke nivellering van lonen en salarissen, zodat dit gemiddelde een meer betrouwbare maatstaf is dan bij ons. De koopkracht van dit naar onze begrippen lage loon is voor de eenvoudige levensbehoeften vrij groot. Men kan ontbijten voor enkele kwartjes, een warme maaltijd gebruiken voor f 1,50 à f 2, -, maar voor een paar eenvoudige schoenen betaalt men f 60 tot f 80, en kleding van behoorlijke kwaliteit is anderhalf tot twee maal zo duur als in Nederland. Het is dan ook niet te verwonderen dat een hoog percentage van de gehuwde vrouwen werkt om het inkomen aan te vullen. Daartegenover staat, dat de huren zeer laag zijn. Gemiddeld niet hoger dan 2% van het inkomen; ook het openbaar vervoer is zeer goedkoop. In de industrie kunnen door overuren, premiestelsels en Stachanow-systemen veel hogere lonen gehaald worden. Zo kan een ongeschoolde arbeider in de zware industrie tot 5000 Zl. per maand komen, een loon, dat gelijk is aan het salaris van een professor, een architect en dergelijke beroepen. Opvallend is de overbezetting aan personeel, vooral in de derde sector. Er is nog een behoorlijk tekort aan werkgelegenheid en men probeert dit op kunstmatige manier aan te vullen. Men ziet een groot aantal Polen in alle mogelijke zaken bezig met administratie die naar onze begrippen zinloos is. Met enige overdrijving kan men zeggen dat half Polen de halve dag bezig is met een enorme papieren rompslomp, waar nooit een einde aan schijnt te komen. | |||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||
Het verkeersbeeld in de grote steden is eenzijdig. Fiets en bromfiets zijn onbekend, alleen op het platteland treft men hier en daar wat fietsen aan. Het autoverkeer is vrij druk, maar zeker 80% van het wagenpark bestaat uit taxi's en dienstauto's. Het meest voorkomende automerk is een Russische wagen, die in Polen in licentie wordt gebouwd en grote overeenkomst vertoont met de Zweedse Volvo. Praktisch alle vervoer in de steden is openbaar vervoer. Door het tekort aan particuliere vervoermiddelen en de geringe dichtheid en frequentie van de stadsverkeersnetten is het gehele systeem overbelast, ook buiten de spitsuren. Bussen en trams met een normale capaciteit van 50 of 80 personen worden gewoonlijk volgestopt met het dubbele aantal. Het vereist enige elleboogvaardigheid om in Polen van het stadsverkeer gebruik te maken. Ditzelfde geldt in zekere mate voor het treinverkeer. Geëlectrificeerd zijn alleen de forensentreinen tot een straal van 30-40 km rond Warszawa. Voor de rest is het stoomtractie. Op de grote lijnen ziet het rollend materieel er goed uit, op de secundaire lijnen rijden vooroorlogse boemeltjes. Zowel spoorwegdichtheid als frequentie zijn naar onze maatstaven gering te noemen, waardoor de treinen altijd overbezet zijn en ook zeer veel personenvervoer 's nachts wordt verwerkt. Sinds 1956 durft de Pool weer vrij te zeggen hoe hij over de gang van zaken denkt. Er is praktisch geen dreiging meer van staatspolitie en men durft weer wat vrijer adem te halen. De meeste Polen zijn niet erg geïnteresseerd in politiek en het percentage overtuigde communisten schijnt vrij gering te zijn. Exacte gegevens waren in dit opzicht niet te verkrijgen. Over de figuur van Gomulka hangt een waas van geheimzinnigheid. Ondanks herhaald informeren werden we er niet veel wijzer van. Wel liet iedere Pool, uit welke maatschappelijke laag ook, duidelijk blijken, dat de welvaart hoger was dan ze ooit geweest is. Men merkt dit o.a. ook aan de geweldige bouwactiviteit zowel in de grote als in de kleine steden en ook op het platteland. | |||||||||||||||||||
Wederopbouw en woningpolitiekNa Duitsland is er waarschijnlijk geen land in Europa te vinden, dat zo ernstig geleden heeft als Polen. Warszawa, een stad zo groot als Amsterdam, kreeg in 1939 door de oorlogshandelingen eerst de ‘normale’ verwoesting te verwerken door bombardementen en beschietingen; in 1943 werd het getto met de grond gelijk gemaakt en in 1945, toen de Russische legers aan de Oostoever van de Wisla lagen, hebben de terugtrekkende Duitsers de stad voor 80% met springladingen verwoest, nadat ze praktisch de gehele hoofdstedelijke bevolking geëvacueerd hadden. Ook de andere Poolse steden hebben vreselijke verwoestingen te verwerken gekregen en de wederopbouw werd zodoende een van de belangrijkste na-oorlogse problemen. In Warszawa heeft men het grootste deel van de oude stad volkomen in de 15e tot en met 17e eeuwse bouwstijlen gerestaureerd. Ook alle regeringsgebouwen en paleizen in neo-klassieke stijlen uit de 18e en 19e eeuw zijn weer precies zo opgebouwd als ze vroeger waren. Hierin schuilt ongetwijfeld een brok sentiment en piëteit, dat ons wat vreemd aandoet, vooral wanneer we een dergelijke wederopbouw vergelijken met die van Rotterdam. In deze opzet van nauwgezet reconstrueren van de oude toestand is het ook te begrijpen, dat onder een communistisch regime praktisch alle oude kerken weer zijn opgebouwd. De woningbouw van na de oorlog is te verdelen in twee perioden, die van 1945 tot 1956 en de periode daarna. In de eerste tien jaar na de oorlog is er veelal gebouwd in | |||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||
de bekende ‘Stalin-gotiek’. Dit is een massale, massieve imponerende manier van bouwen, die wel groots maar ook erg koud aandoet. Na 1956 ziet men geleidelijk aan de invloed van het Westen in de architectuur. De flatblokken worden minder massief gebouwd, grotere raamoppervlakken, uitstekende balkons en toepassing van functionele kleuren; groenstroken tussen de bouweenheden, tevens wat meer afwisseling tussen hoog- en laagbouw. Het bouwen in de particuliere en vrije sector is in theorie in Polen nog mogelijk. Maar de prijzen van de bouwmaterialen worden dan zodanig hoog en de bureaucratische papierwinkel zo omvangrijk, dat geen weldenkend mens hieraan begint. Praktisch alle woningbouw is dus overheidsbouw. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat bij een dergelijk massaal bouwprogramma er nogal wat revolutiebouw voorkomt. De afwerking van de woningen is slecht verzorgd. In alle grote steden komen veel woningblokken voor, soms al vier of vijf jaar oud, waar het ruwe metsel- en betonwerk nog niet afgepleisterd is en waar de schilders nog nauwelijks aan te pas gekomen zijn. De toewijzing van woonruimte geschiedt volgens een norm, waarbij per gezinseenheid een aantal vierkante meter woonruimte wordt toegekend. Deze normen variëren enigszins van jaar tot jaar omdat factoren als grondstoffenpositie, arbeidsaanbod en de vraag naar woonruimte schommelend zijn. De norm voor 1961 zag er als volgt uit:
In de praktijk komt het er op neer dat de meeste gezinnen beschikken over een 2-kamerwoning, bij uitzondering een 3-kamerflat. Het gevolg hiervan is dat beide vertrekken, zowel als woon- en slaapkamer dienen. De aankleding van de woningen is zeer sober, omdat de meubelindustrie nog op gang moet komen. Behangsel is een ongekend weeldeartikel, maar praktisch overal kent men parketvloeren van eenvoudige houtsoort. Zelfs in deze zeer eenvoudige woningen moeten veel Polen nog leren wonen. Dit geldt vooral voor de migranten van het platteland, die in de stedelijke industrieën komen werken en die hun zeer primitieve wooncultuur overbrengen naar de moderne stedelijke flatwoningen. Bij gezinsuitbreiding is het theoretisch mogelijk een grotere woning te krijgen, maar de wachtlijsten zijn lang en het duurt jaren, te meer daar er maar weinig grotere woningen gebouwd worden. Hier komt ook een bepaalde gezinspolitiek om de hoek gluren. Bij het kleiner worden van het gezin is men tot inwoning verplicht. Aangezien een groot aantal van de gehuwde vrouwen werkt, rijst de vraag naar de verzorging van de kinderen. In Polen ziet men hier en daar wel crèches, maar het systeem is zeker niet algemeen verbreid. Het is meestal een inwonende grootouder of tante (ongehuwd of weduwe) die zich met de zorg voor de kleine kinderen belast. Door de massale trek naar de stad, die bewust gestimuleerd wordt door de staat (mechanisering van het agrarisch bedrijf en stedelijke industrievestiging) liggen er in de meeste Poolse centra een reeks van sociale aanpassingsproblemen. Men is al blij als men de mensen een woning, hoe klein en hoe sober ook, kan bezorgen. Volgens het ideaal van de klassenloze maat- | |||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||
schappij kent men geen goedkopere of duurdere woningen, kent men in Polen ook geen gescheiden arbeiders- en middenstandswijken; de enige norm is de grootte van de gezinsgroep. In theorie wonen dan ook in een en dezelfde flat alle soorten beroepen en groepen. Zo wil de ideologie het, maar ook in dit opzicht is de praktijk sterker dan de leer en er voltrekt zich toch ook een geleidelijke differentiatie in het wonen. | |||||||||||||||||||
De Katholieke Kerk in PolenZoals bekend, is het grootste deel van de Poolse bevolking Rooms-Katholiek. Deze homogeniteit in religieus opzicht is nog versterkt door de grenswijzigingen van 1945, toen een vrij grote minderheid orthodoxen van het voormalige Oost-Polen onder Russisch bestuur kwam. Momenteel zijn er in Polen slechts enkele zeer kleine Protestantse, Joodse en Orthodoxe minderheden. De onkerkelijkheid neemt echter toe, niet zozeer onder invloed van het communistische regime als wel door de industriële ontwikkeling en de toenemende urbanisatie. De argeloze bezoeker van Polen merkt op het eerste gezicht niet veel van een aktieve kerkvervolging. Er is geen enkele kerk gesloten. Integendeel, zoals boven reeds werd opgemerkt, zijn de verwoeste kerken veelal op staatskosten herbouwd. Daartegenover staat, dat men in de nieuwe woonwijken en in de nieuwe steden geen enkele nieuwgebouwde kerk kan ontdekken. Opvallend is het drukke kerkbezoek. Op zondag puilen de kerken uit, maar ook door de week is er een druk kerkbezoek en niet alleen van oude vrouwtjes en kinderen. Overal ziet men geestelijken en religieuzen vrij op straat lopen en de jaarlijkse grote Sacramentsprocessie trekt nog ongehinderd door de straten van Warszawa. In de huizen ziet men overal afbeeldingen van de Zwarte Madonna en herinneringsplaten van de hernieuwing der doopbeloften. De enige katholieke universiteit achter het ijzeren gordijn moet men in Oost-Polen, in Lublin zoeken. Zo op het eerste gezicht schijnt er geen controverse te bestaan tussen Kerk en Communistisch bewind. Maar bij nader informeren blijkt deze eerste indruk toch voor een groot deel op gezichtsbedrog te berusten. In 1956 is er een nieuw verdrag tussen Kerk en Staat gesloten waarbij aan de Kerk vrijheid van godsdienstonderwijs werd toegestaan, vrijheid in de aanname en opleiding van priesters en religieuzen en waarin de Kerk loyaliteit aan het regime toekende zolang men niet aan levensbeschouwelijke kwesties raakteGa naar voetnoot1). Voor een goed begrip van het huidige Poolse katholicisme moet men onderscheid maken tussen tenminste vier groeperingen. De eerste groep is voortgekomen uit de oorlog en bestond voornamelijk uit partisanen en andere verzetsgroepen, die tijdens de oorlog zowel tegen Duitsers als Russen vochten en na de oorlog een ondergrondse ideologische strijd voerden tegen het communisme. In hoeverre deze groepering nog bestaat en actief is, kan men moeilijk te weten komen als buitenstaander. De tweede groep, die ongeveer de helft van de Poolse bevolking en de oudste helft van het episcopaat omvat, staat volkomen afwijzend tegenover het communisme en weigert iedere medewerking in welke vorm en op welk vlak ook. Deze groep voert geen actieve strijd tegen het Marxisme. Hier hebben we te maken met de kerk binnen de muren, die afziet van elke | |||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||
beïnvloeding van het openbare leven en in een stilzwijgend protest zich probeert staande te houden. De derde groep bestaat uit verschillende elementen. Ze wordt ook wel de Wyszynski-groep genoemd, omdat de kardinaal en de jongere helft van het episcopaat hiertoe gerekend kunnen worden. Deze groepering staat in zijn geheel afwijzend tegenover de communistische ideologie, maar probeert toch waar mogelijk, haar katholiek geluid in het openbare leven te laten horen. Naar buiten treedt deze groepering op onder de naam Znak. Dit is geen hechte organisatie, maar de verschillende activiteiten worden gedragen door dezelfde geesteshouding. Allereerst heeft de Znak een vertegenwoordiging in het Poolse parlement van zes leden o.l.v. prof. dr. S. Stomma. Deze zes parlementsleden kan men niet zien als een soort katholieke fractie, want elke andere dan communistisch georiënteerde partij is verboden. Zij zijn partijloos, en hun aantal is te gering om enige invloed uit te kunnen oefenen op de stemmingen. Maar wel vormen ze een veilig baken voor katholiek Polen in de rode politieke zee. Daarnaast heeft de Znak een aantal discussieclubs in de grote steden. Het zijn vooral katholieke intellectuelen, die in deze clubs contact met elkaar hebben. Men beweegt zich zo min mogelijk op politiek terrein, maar benadert elkaar op wetenschappelijk, religieus, cultureel en sociaal gebied. Deze clubs hebben beperkte publikatiemogelijkheden. Als derde activiteit beheert de Znak een kleine uitgeverij, waar verschillende katholieke uitgaven tot stand komen. Tevens wordt hier een katholiek maandblad en een weekblad geredigeerd (Tygodnik Powszechny). Als boekuitgaven zijn verschenen vertalingen van de werken van Merton, Lubac, Waugh en andere westerse katholieke auteurs. Het maandblad heeft een oplage van 7000, het weekblad heeft een oplage van 50.000 en dient ook als officiële spreekbuis voor het episcopaat. De redactie bestaat uit een groep katholieke intellectuelen, die een open en progressief katholicisme voorstaan. Hoewel in Polen geen Kaski bestaat heeft deze Znak-afdeling toch een sociologisch onderzoek naar de ontwikkeling van de gezinssituatie in Polen aangevat en tevens een opinie-onderzoek over de geloofsbeleving. Resultaten van deze onderzoeken zijn in bovengenoemde uitgaven gepubliceerd. De activiteiten van deze Znak-afdeling zijn nog niet door de regering verboden, maar wel worden veel moeilijkheden in de weg gelegd. De censuur is buitengewoon streng en dit vormt een onuitputtelijke bron van moeilijkheden voor het regelmatig doen verschijnen van het blad. De verbindingskanalen met de westerse nieuwsbureaus worden willekeurig afgesloten of opengehouden, naargelang het in de kraam van Warszawa te pas komt. De papiertoewijzingen zijn veel te klein; vooral het weekblad zou een veel grotere oplage kunnen hebben. Door handige administratieve maatregelen moet ongeveer dubbele belasting betaald worden. Ook de boekuitgeverij is aan een strenge controle onderworpen en vele vertalingen die de redactie zou willen laten verschijnen, worden verboden. De vierde groepering tenslotte is de Pax, over wier merkwaardige activiteiten ook in de westerse pers voldoende gepubliceerd is. Het is wel heel moeilijk om het echte gezicht van deze beweging te ontdekken. Van de ene kant spreekt men zich alleen voor een pragmatische coëxistentie met het communisme uit, van de andere kant belijdt men een fervent socialisme en gaat men zeer ver mee met de Marxistische ideologie. Van de ene kant overtuigd en orthodox katholiek, van de andere kant zo Stalinistisch communist, dat Gomulka in het begin van zijn | |||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||
machtsperiode niets met deze groep te maken wilde hebben. Van de ene kant wordt deze groep van alle kanten geprotegeerd door de bestuursinstanties en hebben ze veel meer vrijheid inzake publikaties dan b.v. de Znak, maar van de andere kant worden ze als gevaarlijke fascistische elementen beschouwd. Het is in ieder geval zo, dat het episcopaat afwijzend staat tegenover de activiteiten van de Pax, dat de Znak in haar beperkte publikatiemogelijkheden geen enkel waarschuwend geluid tegen de Pax mag laten horen en dat de minste toespeling direct door de censuur geschrapt wordt. Tenslotte staat ook de Katholieke Universiteit van Lublin, die toch ook niet benauwd is voor enige progressiviteit, fel afwijzend tegenover alles wat Pax is. Natuurlijk is het uitermate moeilijk een gefundeerd oordeel te geven over alles wat Pax is en wat Pax zegt te zijn. Naar onze mening hebben we hier te doen met een groep katholieken, die of door een zo langdurige en intense flirtation met het communisme de werkelijke gevaren van deze coëxistentie niet meer willen of kunnen inzien, die dus te goeder trouw met oogkleppen lopen, of we hebben te doen met een bijzonder gevaarlijke groep katholieke communisten of communistische katholieken die het integrale katholicisme in Polen systematisch trachten te ondermijnen. Wanneer men over het huidige katholieke leven in Polen spreekt, moet het een en ander gezegd worden over de Katholieke Universiteit Lublin, de enige waarlijk katholieke universiteit achter het ijzeren gordijn. Deze universiteit is vlak na de eerste wereldoorlog gesticht, werd tijdens de tweede wereldoorlog gesloten, maar kon na 1945 haar poorten weer openen. Voor de oorlog was zij nogal links georiënteerd. Velen van haar afgestudeerden waren lid van de P.P.S., te vergelijken met de Nederlandse S.D.A.P. Het optreden van de Duitsers in Polen is echter wel zodanig geweest, dat er na de oorlog van deze politieke houding niet veel is overgebleven. In de na-oorlogse periode kan men de universiteit van Lublin gevoeglijk rekenen tot de derde groep in het Poolse katholieke leven. Ze staat achter de activiteiten van de Znak en in felle controverse tegenover de Pax. Het is geen volledig uitgebouwde universiteit, maar beschikt slechts over twee faculteiten, theologie en letteren en wijsbegeerte. De studentenbezetting was tijdens ons bezoek als volgt: theologie 200, kerkelijk recht 40, filosofie 150, psychologie 250, sociologie 100, Pools 250, moderne en klassieke talen 250, geschiedenis 100. Uit het feit dat deze universiteit nog steeds bestaat zou men kunnen afleiden, dat het met de kerkvervolging in Polen nogal meevalt. Het voortbestaan van dit laatste katholieke intellectuele bolwerk wordt echter door de staat wel zeer bemoeilijkt. De universiteit wordt namelijk bedreigd door een reeks van maatregelen, die haar geleidelijk doen verstikken. Door discriminerende maatregelen hebben afgestudeerden van Lublin moeilijkheden met het verkrijgen van officiële functies. Van de andere kant is met name de opleiding in de literaire faculteit zo uitstekend, dat een bevoegdheid van deze universiteit overal in Polen tot aanbeveling strekt. Zijn alle staatsuniversiteiten vrij in het aantal toe te laten studenten, voor Lublin is een quotensysteem ingevoerd, dat van jaar tot jaar varieert, maar praktisch elk jaar lager wordt. De katholieke universiteit geniet geen enkele financiële bijstand uit de staatskas. Alle kosten worden gedekt uit vrijwillige bijdragen van het kerkvolk. Men had daartoe kringen opgericht, die in iedere parochie geld inzamelden. Deze | |||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||
kringen zijn kortgeleden door de regering opgeheven als niet zuiver godsdienstige vereniging. Het episcopaat heeft hierop greageerd door collecten voor te schrijven en deze schijnen meer op te brengen, dan de vroegere kringen. Tot 1955 behoefde de universiteit geen belasting te betalen, maar daarna kwam een jaarlijkse aanslag van 2 miljoen Zl. met terugwerkende kracht tot 1945, zodat ineens 20 miljoen Zl. op tafel moest komen. De universiteit heeft betaling van dit grote bedrag tot nu toe geweigerd en er loopt nog steeds een proces over. Er worden geen deviezen verstrekt voor de aankoop van buitenlandse boeken; visa voor hoogleraren om studiereizen te maken of gastcolleges te geven worden geweigerd. Resultaten van wetenschappelijk onderzoek kunnen lang niet altijd worden gepubliceerd, opdrachten voor researchwerk mogen niet worden aanvaard. Wel kan de universiteit van Lublin tot op de dag van heden bijstand ontvangen van buitenlandse universiteiten. Haar bibliotheken behoren dan ook tot de best voorziene van Polen, althans van westers standpunt uit gezien. Concluderend kan men zeggen, dat er in Polen geen openlijke en aggressieve kerkvervolging bestaat, dat men met name de oudere generatie rustig haar geloofspraktijken laat uitoefenen, maar dat door reeksen van bestuurlijke en administratieve maatregelen de Kerk geleidelijk uit het openbare leven wordt weggedrongen, dat de Katholieke Kerk in Polen niet in bloed en tranen ten onder gaat, maar geleidelijk en zachtjes aan verstikt wordt. | |||||||||||||||||||
De agrarische situatieOok inzake de agrarische economie neemt Polen een uitzonderlijke plaats in de rij van communistische landen in. Voor de oorlog kende men in Polen het adellijke en kerkelijke grootgrondbezit met overwegend feodale verhoudingen met daarnaast het kleinere zeer versnipperde particuliere zelfverzorgingsbedrijf. Het technisch-agrarisch peil stond in vergelijking met West-Europa op een laag niveau. Na de oorlog is direct een landhervorming doorgevoerd, waarbij praktisch alle grootgrondbezit groter dan 50 ha geconfiskeerd werd. Eén derde van de onteigende grond verviel aan de staat, twee derde werd aan de boeren uitgegeven als particulier eigendom. Geleidelijk begon de propaganda voor het collectieve agrarische bedrijf op volle toeren te draaien, maar noch in de Stalinistische periode, noch in de Gomulka-tijd is de landbouwcollectivisering te vuur en te zwaard doorgevoerd. In 1956 was de toestand als volgt:
In 1956 waren 10.000 bedrijven gecollectiviseerd, daarna hebben zich nog eens een 1300 bedrijven samengevoegd. Het grondbezit is niet gecollectiviseerd. De boeren kunnen te allen tijde hun inleg aan grond terugeisen. Men krijgt allerwege de indruk, dat de collectivisering wel aanbevolen wordt, maar dat de regering er niet toe verplicht. Ook niet dat het particuliere agrarische bedrijf onmogelijk wordt gemaakt. Het is vorig jaar zelfs in de provincie Poznan voorgekomen dat een aantal collectieve bedrijven op last van de regering ontbonden zijn omdat ze zelfs niet aan de minimale eisen beantwoordden. De | |||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||
boeren hadden zich hier uitsluitend aaneengesloten vanwege de belangrijke belastingfaciliteiten, die de collectieve bedrijven genieten en hadden voor de rest alles bij het oude gelaten! Om de lezer een idee te geven van de gang van zaken op de collectieve en de staatsbedrijven geven we een korte beschrijving van de Spóldzielnia Produkcyjna Teresin, een 40 km buiten Warszawa gelegen, en van het Panstwowe Gospodarstwo Rolnice in Gluchowo, 40 km ten westen van Poznan. De Polen hebben een afkeer van de namen kolchos en sovchos, hoewel de structuur van deze bedrijven grote overeenkomsten vertonen met de Russische. Ons werd verteld, dat het collectieve bedrijf van Teresin beneden het gemiddelde lag, terwijl het staatsbedrijf in Gluchowo aanmerkelijk boven de norm uitstak. Teresin is in 1950 begonnen, d.w.z. overgenomen van een landadellijk grootgrondbezit. Bijna nergens in Polen kent men oorspronkelijke collectieve bedrijven, in de meeste gevallen is er sprake van een bestaand landgoed, waar de oorspronkelijke pachters de status van deelgenoot in een collectief bedrijf hebben gekregen. Vroegere bedrijfsleiders zijn ook nu vaak de leiders van het collectieve bedrijf. De villa of het paleis van de voormalige jonkheer heeft altijd een andere bestemming gekregen, in verschillende gevallen doet het dienst als hoofdgebouw van het collectieve bedrijf. In 1950 brachten 17 leden hun grond in en begonnen met een collectief bedrijf of, zoals zij zelf zeggen, een produktiecoöperatie. Van staatswege kreeg men wat krediet, waarvoor een 20 stuks melkvee werd aangeschaft. Bedrijfstechnisch ging men geleidelijk overschakelen van een gemengd bedrijf met hoofdaccent op akkerbouw naar gemengd bedrijf met hoofdaccent op weidebedrijf. Tijdens ons bezoek werkten 32 gezinnen op een grondbezit van 260 ha d.i. per gezin ongeveer 8 ha. Het bedrijf beschikt nu over 50 stuks melkvee, 70 varkens, 14 paarden. Vooral in de eerste periode hebben verschillende leden zich weer teruggetrokken uit het collectieve bedrijf, andere werden er uit gewerkt. Daartegenover stond een grotere aanname van nieuwe leden, die hun grond inbrachten. Sinds 1956 heeft men een eerste lichte mechanisatie kunnen doorvoeren. Het bedrijf beschikt nu o.a. over twee tractoren. Ondanks de collectivisering bleef het inkomen per gezin laag, zelfs naar Poolse maatstaven. Het hele bedrijf maakte nog een vrij primitieve en rommelige indruk en ondanks vele indrukwekkende cijfers schatten wij de rentabiliteit niet hoog. Bedrijfsgebouwen en andere opstallen dateerden grotendeels uit de vooroorlogse periode, de woningtoestanden waren nog zeer sober, zelfs armoedig, hoewel hier langzaam verbetering in komt door de bouw van eenvoudige landarbeiderswoningen. In volkomen tegenstelling met dit collectieve bedrijf was het enorme staatslandbouwbedrijf in Gluchowo. De gehele onderneming heeft de gigantische omvang van 12.000 ha (Haarlemmermeer 18.000 ha, Wieringermeer 20.000 ha). Hierop staan 14 bedrijven, variërend van 600 tot 1000 ha. Ieder van deze 14 bedrijven heeft zijn eigen centrum van bedrijfsgebouwen, opslagruimten, garages etc. Het algemene secretariaat van de gehele onderneming is gevestigd in een voormalig paleis. De leidinggevende staf bestaat uit 250 man, het grondverbeteringsbedrijf bestaat uit een permanente ploeg van 80 arbeidskrachten. In totaal werken hier 2500 mensen. De werknemers wonen in bedrijfswoningen, waar geen huur voor betaald hoeft te worden. Iedere werknemer heeft een eigen tuintje van 10 are voor groenten en fruit en 20 tot 30 are voor voedergewassen voor de eigen koe en twee varkens. | |||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||
Er wordt een bewuste politiek doorgevoerd om van vroegere boeren agrarische werknemers te maken, met vaste werktijden, prestatieloon, sociale voorzieningen etc. zodat ze eenzelfde positie in sociaal en economisch opzicht gaan innemen als de arbeiders in de industrie. Een soort cao regelt in details de verhoudingen, rechten en plichten van werkgever en werknemer. Deze ‘cao’ wordt ieder jaar, zo nodig gewijzigd, opnieuw aangegaan tussen het Ministerie van Landbouw en de Arbeidersunie. Door een sterke specialisatie in de produktie, door rationalisatie in de bedrijfsvoering is het aanvankelijke akkoordloon van 1500 Zl. gestegen tot 2800 Zl. per maand. In ieder afzonderlijk bedrijf is een partijcel, die basisinvloed heeft op de gang van zaken. Van boven af worden de plannormen vastgesteld in de vorm van vijfjarenplannen. Komt men daarboven uit, dan kan uit deze ‘winst’ een bedrijfsfonds gesticht worden. Op deze onderneming wordt sinds 1957 in ieder bedrijf ‘winst’ gemaakt, dank zij de deskundige leiding, de mechanisatie en rationalisatie. | |||||||||||||||||||
Nowa Huta en ZakopaneNowa Huta is een groot hoogoven- en staalfabriekencomplex van Russische makelij, gebouwd in het kader van een vijfjarenplan ter bevordering van de zware industrie, waar tegenaan een halfcirkelvormige stad is gebouwd van momenteel 90.000 inwoners. De vestigingsfactoren voor deze industrie zijn niet gunstig. Steenkool is weliswaar niet veraf, maar de aanvoer moet haast uitsluitend per rail geschieden, ijzererts moet voornamelijk uit Rusland komen, onvoldoende zoet water en ongeschoolde arbeiders. De produktie is momenteel ongeveer even groot als die van de Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken, maar men heeft 23.000 arbeiders nodig om deze produktie te halen tegen Nederland met 12.000 werknemers. Toch werden we met cijfers gebombardeerd over de enorme ‘winsten’, die in dit bedrijf gemaakt worden en over de talloze extra-uitkeringen en zeer hoge lonen voor zelfs ongeschoolde arbeiders. We mochten echter geen bezoek brengen aan het bedrijf zelf en konden alleen een blik slaan op de monumentale paleisachtige administratiegebouwen bij de ingang. Deze hele onderneming moet in de toekomst uitgebreid worden tot 40.000 werknemers, die een produktie van 10 miljoen ton staal moeten halen. Daarentegen werden we wel in de gelegenheid gesteld om het woongedeelte van Nowa Huta te bezoeken, hét paradepaardje in Polen van moderne stadsplanning en stedelijke architectuur op zuiver socialistische grondslag. Aanvankelijk woonde hier alleen het hoogovenpersoneel met hun gezinnen, nu bestaat de bevolking voor 15 tot 20% uit andere werknemers, die meestal in de industrie van Krakow werken. Tot 1956 heeft men hier in dezelfde monumentale Stalingotiek gebouwd, die zo kenmerkend is voor de nieuwe steden en wijken in de Sovjet-Unie en die ook in de Volksdemocratieën hoogtij moest vieren. Na 1956 ziet men duidelijk Westeuropese invloeden in de bouwstijl. Het grootste gedeelte van Nowa Huta bestaat uit hoogbouw. De halve cirkel is verdeeld in vier segmenten, ieder segment in een aantal blokken, die een soort eenheid vormen, wat betreft de voorzieningen aan winkels, scholen, sociale diensten en dergelijke. Hoewel men niet zuinig is geweest met groenstroken, aanplantingen en bloemen, maakt toch het oudere deel van deze nieuwe stad, dus het gedeelte dat voor 1956 gebouwd is een vrij trieste indruk. Ook hier geldt weer, dat de flatbouw er van buiten soms wel aardig uitziet, maar dat de woningen van binnen zeer klein zijn en sober gemeubileerd; overal moet er in de woonkamers tevens geslapen | |||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||
worden. Kerken zijn er niet te vinden, terwijl toch 80% van de bevolking van Nowa Huta katholiek is. Eten kan men in vele goedkope restaurants en cantines. Het was enigszins benauwend om te zien en aan te voelen, hoe in zo'n volledig socialistisch geplande stad het individu als het ware ten onder gaat aan de planning. Persoonlijke vormgeving aan het leven is niet meer mogelijk. Voor alles en allen wordt gezorgd volgens uniform patroon. Van Krakow, de oude mooie koningsstad van Polen, trefpunt van West- en Centraaleuropese cultuur, naar Zakopane is een kwestie van drie uur rijden in een meestal overvolle bus. Het is een pittoresk plaatsje in een schitterend berglandschap. Het maakt een wat schamele indruk met zijn bescheiden souvenirwinkeltjes en geringe voorzieningen voor toeristen. Het teert nog op wat oude glorie van de periode tussen beide wereldoorlogen toen Zakopane en vogue was in kringen, die de drukke toeristenplaatsen in het bergland meden. Maar nu krijgt Zakopane nieuw leven ingeblazen, omdat het met nog een serie andere plaatsen uitverkoren is als arbeiderstoeristenoord. Men heeft er enkele reusachtige arbeidershotels gebouwd in een soort Hitlerjeugdherbergstijl. Ons hotel had 800 bedden, maar dan ook met 8 man op 1 kamer met 2 man boven elkaar! Polen telt momenteel een 12 miljoen georganiseerde arbeiders en arbeidsters. De hotelcapaciteit is thans zo groot, dat een half miljoen arbeiders per jaar van deze faciliteiten kan genieten. Sommige hotels zijn het hele jaar open, andere alleen in de geschikte seizoenen. Een vakantie duurt 14 dagen, de reiskosten worden vergoed, maar de organisatie of het bedrijf maakt uit, waar de arbeiders naar toe kunnen. De kosten van een dergelijk vakantieverblijf zijn afhankelijk van het inkomen. Daar komt nog bij, dat het de bedrijfsraden zijn, die uitmaken, wie wel en wie niet voor een dergelijke vakantie in aanmerking komen. Criteria voor uitzending zijn: de laagstbetaalde arbeiders, medisch advies en bijzondere prestaties in het bedrijf. Met de feitelijke uitvoering van de vakanties zijn minstens vier organisaties belast, die enigszins te vergelijken zijn met onze reisbureaus. Deze organisaties kunnen geen buitenlandse trips organiseren. Dit gaat via andere kanalen en kan wegens de moeilijke deviezenpositie alleen op basis van uitwisseling geschieden. De boeren kunnen alleen van deze vakantieregeling profiteren, wanneer ze georganiseerd zijn, wat in de praktijk neerkomt op werkzaam zijn in een gecollectiviseerd of in een staatsboerenbedrijf. Naast logies en maaltijden verzorgen de hotels het culturele en recreatieve element, excursies, sportvelden, T.V.-zaaltjes, radiozaaltjes, etc. Tenslotte bestaat er een soort organisatie voor adult education. Er is in de meeste hotels een bibliotheek en tijdens deze 14 dagen worden er een aantal instructieve lezingen en voordrachten gehouden. Van de ene kant zijn er in dit systeem aantrekkelijke facetten te ontdekken, van de andere kant staat een dergelijk ver doorgevoerd dirigistisch systeem ons tegen en dit is blijkbaar ook het geval bij vele Poolse arbeiders, want men gaf ons toe dat ongeveer 50% van de arbeiders van deze vakanties geen gebruik wenst te maken.
Dit artikel heeft geen andere pretentie dan enkele aspecten van Polen en zijn bevolking te belichten. Polen is een satelliet van Rusland, heeft echter meer dan de andere satellietstaten zijn eigen karakter en structuur weten te behouden en daarom wekt het in het Westen een bijzondere belangstelling. |
|