| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
EEN van de meest ondankbare functies in deze wereld is die van Secretaris-generaal der V.N.; de functionaris staat onophoudelijk bloot aan alle mogelijke vormen van critiek van alle partijen. Dat deze critiek niet steeds onrechtvaardig is, is duidelijk, daar aan alle mensenwerk fouten kleven, maar bij het uitoefenen van deze critiek verliest men vaak de uitermate moeilijke omstandigheden uit het oog, waaronder het ambt moet worden uitgeoefend. De Secretaris-Generaal moet - in elk geval trachten - neutraal te zijn; hij moet de wereldvrede handhaven en daarbij de belangen van alle partijen scherp in het oog houden; hij moet elk vraagstuk benaderen van verschillende kanten. Hiertegenover staat, dat de critici het probleem vaak bekijken vanuit hun eigen gezichtshoek en daardoor vervallen in een onjuiste en onrechtvaardige gelijkhebberigheid. De bij een vliegtuigongeval op 18 september in Kongo omgekomen Secr. Gen. Dag Hammarskjöld heeft dit gedurende de acht jaren, waarin hij het ambt heeft vervuld, herhaalde malen ondervonden. Voortdurend heeft hij zich ingezet voor de belangen van de wereld; grote en belangrijke successen heeft hij behaald, maar ook heeft hij échecs geleden; in het eerste zowel als in het tweede geval was de critik niet mals. Ook zijn laatste optreden in Kongo, waar de V.N.-troepen optraden om een burgeroorlog tussen de centrale regering in Leopoldstad en Tsombe in Katanga te voorkomen, is heftig becritiseerd, maar deze verstomde bij het bericht van zijn plotselinge dood. Van talrijke zijden werd met bewondering gesproken over zijn voortdurend zich inspannen voor het algemeen belang en het is betreurenswaardig, dat de communistische staatslieden zich niet konden opwerken tot een duidelijk eerbetoon aan een man, die zich met wegcijfering van eigen belangen steeds inzette voor het bereiken van een hoog ideaal.
Behalve voor deze moeilijkheid staat de op 18 september bijeengekomen Algemene Vergadering der V.N. nog voor talrijke andere beslissingen. Toch lijken ons de besprekingen achter de schermen voornamer dan de openbare. Men maakt n.l. van de gelegenheid gebruik tot informele besprekingen over de crisis rond Berlijn.
In ons vorig overzicht vermeldden wij nog de bijeenkomst der niet-verbonden landen in Belgrado; in het slotcommuniqué hebben deze bij Rusland en de V. St. erop aangedrongen om in onderling overleg tot een vreedzame regeling van het geschil te komen en zij zonden afgezanten naar Moskou en Washington om deze boodschap over te brengen. Het lijkt er echter niet op, dat men zich aan hun advies veel gelegen zal laten liggen. Moskou kondigde reeds vlak voor de opening der conferentie een hervatting der kernproeven aan en voegde onmiddellijk de daad bij het woord; daarmee gaf Rusland of zijn minachting voor deze landen te kennen, of probeerde hen door angst aanjagen aan zijn zijde te krijgen. Ook Kennedy wachtte niet lang met een hervatting der kernproeven, zij het dan ook, dat hij slechts ondergrondse proeven toeliet. Geen van beide partijen trok zich erg veel aan van de mening der te Belgrado bijeengekomen mogendheden, te meer, daar nauwelijks de helft der niet verbonden mogendheden de confe- | |
| |
rentie bijwoonde en onder de wel aanwezigen zeer grote meningsverschillen tot uiting kwamen.
Aanvankelijk bleven beide partijen i.z. Berlijn op hun standpunt staan; beide bleven ook praten over onderhandelingen en beide gaven als hun mening, dat een vreedzame oplossing mogelijk was. De V. St. weigerden echter in te gaan op bi-laterale besprekingen; als er onderhandeld zou worden, moest dit gebeuren door de grote Vier. De V. St., Engeland en Frankrijk probeerden intussen een gezamenlijk standpunt te bepalen; het bleek nog steeds moeilijk om Frankrijk te overtuigen van de juistheid van de zienswijze van Kennedy en Macmillan om te onderhandelen. Verder zouden de W. mogendheden moeten komen tot een gezamenlijke onderhandelingspositie; en hierbij was de moeilijkheid, dat men eigenlijk pas tot beslissingen kon komen na de W. Duitse verkiezingen op 17 september.
Deze verkiezingen brachten winst voor de Freie Demokratische Partei van Mende en voor de SPD van Brandt en verlies voor de gecombineerde CDU en SCU onder Adenauer. De laatste verloor haar absolute meerderheid en men zit met de moeilijkheid een nieuwe regering te vormen. Tegen een vernieuwing van de ambtsperiode van de 85-jarige Adenauer is men nogal gekant, daar men hem te oud vindt en bovendien neemt men hem ook in de CDU-kringen enkele uitlatingen tijdens de verkiezingsstrijd zeer kwalijk. Vooral in SPD-kringen voelt men in de bestaande crisissituatie rond Berlijn veel voor een regering op zo breed mogelijke basis, echter zonder Adenauer. De FDP voelt hier weinig voor, daar zij tenslotte tegenover de 241 zetels van de CDU en de 190 van de SPD toch maar een kleine minderheid vormt met haar 60 zetels. Mende verklaarde wel een coalitie met de CDU te willen aangaan, maar niet onder leiding van Adenauer. De laatste speelde het spel slim; eerst wist hij de tegenstand tegen zijn persoon in eigen kring te overwinnen o.a. met het argument, dat het niet goed was in de huidige situatie het grote aanzien, dat hij nu eenmaal in de wereld had weten te verwerven, prijs te geven. Vervolgens hadden er besprekingen plaats met de SPD, die er wel voor leek te voelen om een coalitie-regering te vormen en daarna pas met de FDP, die nu het schrikbeeld zag opdoemen van een kleine oppositiepartij te worden. Mende begreep, dat hij zijn eis, dat ‘der Alte’ moest verdwijnen niet kon handhaven, temeer daar Erhardt, die door de FDP als wel aanvaardbare bondskanselier was genoemd, geen candidatuur tegen Adenauer wenste; Mende verklaarde daarom, dat ook voor hem Adenauer voor enige tijd aanvaardbaar was, waarbij gedacht werd aan een of twee jaren. Met dit alles is er nog geen oplossing in zicht en daar de FDP het niet met haar voorzitter eens blijkt te zijn, kan het nog wel enige tijd duren.
In afwachting van het resultaat van de W.-Duitse verkiezingen is men in Washington bezig geweest met een ernstig onderzoek van de politiek van het W. tegenover Moskou. Voortdurend is verklaard, dat men vast wil houden aan de vrijheid van W.-Berlijn en aan de onaantastbaarheid van de vrije verbinding tussen dit stadsdeel en W.-Duitsland; het sluiten van een vredesverdrag tussen de landen van het pact van Warschau en O.-Duitsland acht men geen casus belli. De grote vraag echter was op welke niet-essentiële punten men kon tegemoet komen aan de Russische eisen en zelfs over deze vraag, laat staan over het antwoord, kon men tijdens de W.-Duitse verkiezingen niet openlijk spreken, daar dit voor de W.-Duitsers wel eens zeer onaangenaam kon zijn. Na 17 september werd dit echter anders; generaal Lucius Clay, Kennedy's speciale vertegenwoor- | |
| |
diger in W.-Berlijn, ventileerde de mening, dat b.v. erkenning van de Oder-Neissegrens mogelijk was; ook was er sprake van een de facto erkenning van de O.-Duitse republiek en zelfs werd er weer gesproken over een mogelijk disengagement, zoals o.a. door de Poolse minister Rapacki een paar jaar geleden is voorgesteld. Wel werden deze geruchten steeds gedementeerd - de beslissing over de Amerikaanse politiek wordt in Washington genomen en niet door mij, zei Clay -, maar de geruchten bleven aanhouden. Wat hiervan juist is, moet worden afgewacht, maar zeker is, dat Kennedy geen strakke politieke formule voor de aanpak van de kwestie wil handhaven. Op niet-essentiële punten meent hij te kunnen en te moeten toegeven hoe de reactie in W.-Duitsland ook zal zijn. Chroestsjef moet er echter van doordrongen zijn, dat het W. zijn eenheid handhaaft en zijn rechten ev. met geweld van wapens zal verdedigen. Tijdens de Algemene Vergadering der V.N. hebben de ministers Rusk en Gromyko nu herhaalde besprekingen gehouden over de verschillende kwesties en uit het feit, dat na het vierde onderhoud besloten is het contact in
Washington voort te zetten, meent men te kunnen afleiden, dat er hoop bestaat op een gunstig verloop.
Chroestsjef speculeert op onenigheid tussen de W. grote drie. Deze onenigheid bestaat zelfs tweevoudig. Aan de ene kant stond Engeland, dat de indruk wekte tegen practisch elke prijs een oorlog te willen vermijden; Macmillan en lord Home hebben zich nu echter duidelijk geplaatst achter het standpunt van Kennedy; ook voor Engeland is de vrijheid van W.-Berlijn en de vrije toegang onaantastbaar. Aan de andere kant staat de Gaulle, die eigenlijk helemaal niets voelt voor onderhandelingen met Moskou, zolang Rusland met dreigementen werkt, daar volgens hem hieruit zwakheid zou blijken. Behalve dat de Gaulle al enige tijd geleden heeft gezegd de Oder-Neisse-linie te willen erkennen, is hij ook nog in al zijn kracht het zwakke punt in het W.
De Franse president is de laatste tijd niet erg gelukkig geweest in zijn optreden. De kwestie Bizerta heeft Bourguiba dan wel niet opgeleverd, wat hij ervan verwachtte; hij heeft haastig gereageerd op een uitlating van de Gaulle, dat Frankrijk de vlootbasis niet voor onbepaalde tijd wenste te behouden, maar in de huidige politieke situatie niet kon ontruimen en na enig onderhandelen is de kwestie nu opgelost en trekken de Franse troepen zich terug op hun uitgangspunten van half juli; maar wij kunnen ons niet onttrekken aan de mening, dat deze hele affaire onnodig was geweest als de Gaulle eerder openlijk met de Tunesische president had gesproken; deze onnodige ruzie bracht het W. in moeilijkheden en schaadde het prestige van de Gaulle. Onnodig blijkt ook de 7-jarige Algerijnse oorlog te zijn geweest; geleidelijk heeft de Gaulle zijn mening duidelijker gezegd; hij wil een onafhankelijk Algerije erkennen en ook de Sahara aan deze staat overlaten. Tegen deze houding verzet de Organisation de l'Armée Sécrète (OAS) zich hevig door het plegen van aanslagen met plastiekbommen en het voortdurend zaaien van onrust. Op 9 september ontkwam de Gaulle zelf ternauwernood aan een moordaanslag. Men realiseerde zich in verschillende Franse kringen de gevolgen van het wegvallen van de Gaulle n.l. burgeroorlog, maar men verheelde zich toch niet, dat zijn prestige bij het volk daalde. Hij heeft de laatste maanden voortdurend moeilijkheden met de boeren tengevolge van zijn landbouwpolitiek; de socialistische leider, Guy Mollet, en de radicaal, Mendès France, verwijten hem, dat hij de volksvertegenwoordiging praktisch buiten spel heeft gezet en geen neiging vertoonde zijn speciale volmachten op te geven en zij houden zich ernstig bezig met de vraag hoe een burgeroorlog te
| |
| |
voorkomen, daar ultra-rechtse organisaties van de gelegenheid zouden gebruik maken om aan de macht te komen. Het is echter een open vraag in hoeverre deze partijen weerklank vinden onder het volk; in hoeverre bedrijven deze politici nog steeds partij- of zelfs persoonlijke politiek zonder te letten op het belang van Frankrijk? Veel zal ervan afhangen, of de Gaulle erin slaagt via radio en televisie de meerderheid van het volk te overtuigen van de juistheid van zijn inzichten en een spoedig einde te maken aan de Algerijnse kwestie.
In het Midden-Oosten dreigen moeilijkheden. Iran staat onder steeds sterkere druk van de zijde der S.U. en de V. St. hebben de Sjah alle steun beloofd. Men verwacht hier nieuwe ernstige moeilijkheden tussen O. en W. In Egypte heeft Nasser de wind niet mee; in Belgrado kreeg hij geen steun voor zijn hetze tegen Israël, daar enkele Aziatische landen te veel aan Israël te danken hebben bij hun pogingen om de economische en technische vooruitgang in hun gebieden te bevorderen. Nu is bovendien de VAR op losse schroeven gezet, doordat Syrië zich ervan heeft losgemaakt. Zijn bedoeling om de VAR uit te breiden tot een pan-Arabisch rijk was al mislukt. Het uittreden van Syrië is een economische en politieke klap voor Egypte en wij moeten nog afwachten of Nasser zich hierbij zo maar zal neerleggen.
In de Algemene Vergadering der V.N. heeft de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, mr. Luns, op 27 september een poging gedaan om de impasse i.z. Nieuw-Guinea te doorbreken. Uitgaande van een V.N.-resolutie a.g. het zelfbeschikkingsrecht der volken en het verlenen van onafhankelijkheid aan koloniale volken verklaarde hij namens Nederland zich bereid de souvereiniteit af te staan aan de bevolking van Nieuw-Guinea; het bestuur en de ontwikkeling van het gebied wil Nederland brengen onder toezicht der V.N. mits het recht op zelfbeschikking uitdrukkelijk wordt gewaarborgd; Nederland is bereid zijn jaarlijkse bijdrage van 100 miljoen te blijven verstrekken voor een nader te bepalen periode en ook om haar bestuursambtenaren te verzoeken in functie te blijven in internationale dienst. Het komt erop neer, dat Soekarno zijn eisen i.z. Nieuw-Guinea zou moeten volhouden t.o. de V.N. in plaats van t.o. Nederland. De Ned. voorstellen zijn in veel kringen gunstig ontvangen; het was te verwachten, dat Indonesië er niet gelukkig mee zou zijn; wel heeft de Indonesische afgevaardigde in New-York het voorstel onmiddellijk van de hand gewezen, maar de rede, die hij de volgende dag zou houden, is uitgesteld en de Indon. minister van buit. zaken, Soebandrio, zal zelf naar New-York komen om het standpunt van Djakarta uiteen te zetten. Het zal voor Nederland niet makkelijk zijn om de benodigde 2/3 meerderheid voor het voorstel te verwerven, maar in elk geval is duidelijk gemaakt, dat het geen enkele koloniale aspiratie bezit.
J. Oomes
| |
België
Politieke persoonlijkheden - en niet van de minste - die een jaar geleden nog met een zekere minachting hun schouders ophaalden wanneer er over federalisme gesproken werd, trachten thans het standpunt van hun respectievelijke partij inzake organische hervormingen van de Belgische eenheidsstaat op te helderen, en slagen er vooralsnog niet in. Indien we wilden verwijzen naar alle toespraken en verklaringen die in de loop van de voorbije maand over het fede- | |
| |
ralisme afgelegd werden, zou de nodige plaats hier ontbreken. De vakbonden en de drie voornaamste partijen hebben er zich over uitgesproken. De Franstalige pers heeft het vraagstuk nu ook ontdekt, en journalisten die er vroeger geen uur ernstig over nagedacht hadden, wagen zich thans aan uitspraken die de Vlaamse politieke intelligentia - na enkele generaties met het federalistische thema te hebben geworsteld - ternauwernood had durven formuleren. Zó waar is het dat het politieke denken van de Vlamingen jarenlang gerefouleerd en in zijn onderworpenheid en afhankelijkheid ontkracht was. Het ware belangwekkend de oorzaken hiervan na te gaan.
Het wordt overigens met de dag duidelijker dat het federalistisch streven van dhr. Renard en van zijn aanhangers van een andere aard is dan de traditionele Vlaamse betrachtingen inzake zekere vormen van zelfbestuur. De Waalse leider heeft niet alleen andere actiemiddelen te zijner beschikking, van syndicale en gebeurlijk van revolutionaire aard, maar zijn doelstellingen liggen ook op een ander gebied. We beweren niet dat we helemaal helder zien in zijn werkelijke beweegredenen, maar volgende hypothese kan o.i. in het huidige stadium van zijn beweging beschouwd worden als een proeve van verklaring.
Het is er de Walen om te doen de politieke instellingen en de machtsverdeling in België derwijze te veranderen, dat de Waalse socialisten voldoende vrijheid van handelen krijgen om in de sociaal-economische sfeer de diepgaande wijzigingen in de eigendomsverhoudingen der produktiemiddelen door te drijven die geen kans maken in een unitair staatsbestel, want daarin is er steeds een Vlaams conservatief tegenwicht dat zulks verhindert. M.a.w. dhr. Renard wil een federaal België omdat in dat geval de progressistisch-linkse kringen in Wallonië hervormingen aankunnen die in een unitair België onbereikbaar zijn.
In dit licht gezien zijn de reacties van de leiding der drie grootste partijen en van de regering tot nog toe zwak en ondoeltreffend.
Blijkens mededelingen gedaan na een kabinetsvergadering van 6 oktober neemt de regering-Lefèvre zich voor, eerstdaags over te gaan tot de definitieve afbakening van de taalgrens, de uitwerking van een nieuw taalstatuut voor Brussel en de randgemeenten, een zekere decentralisatie op cultureel en bestuurlijk gebied, tegemoetkoming tegenover oud Vlaams zeer, o.m. in het ministerie van buitenlandse zaken.
Het is een heel program, waarvan de verwezenlijking in vele gematigde Vlaamse milieus met voldoening zou onthaald worden en dat het verzet tegen de regering langs die zijde zou verzachten. Dhr. Renard is het echter om heel andere doeleinden te doen, en de door hem beoogde politieke machtsverschuivingen worden er niet door bereikt. Het ware dan ook onlogisch zo de inzichten van de regering Lefèvre voor hem en zijn geestverwanten een aanleiding waren tot minder scherpe oppositie. In zijn streven schuilt een heel stuk sociaal-democratische en syndicalistische problematiek die niet alleen in België aan de orde is, en die door het beleid van dhr. Lefèvre en zijn regering onaangeroerd blijft. Dat zou zelfs niet veranderen door een grootscheepse reconversiepolitiek in Henegouwen, waaraan de regering denkt, en die, terloops gezegd, voor Vlaanderen een nogal opmerkelijk stiefmoederlijke behandeling zou inhouden. (Men denke aan Aleurop, dat niet naar Tessenderlo mocht van de regering). Er is een expansiepolitiek die de macht van de grote financiële groepen nog verstevigt, en daaraan willen de Waalse socialisten niet medewerken, ook al zouden er nieuwe arbeidsgelegenheden door geschapen worden.
| |
| |
Aldus komt dhr. Renard andermaal in botsing met de sterkste unitaire kracht die er in België is: de financiële en de industriële op het hoogste vlak, aan de top van het bedrijfsleven, de monopolen, de banken en de trusts. De politieke partijen, en de vakbonden zelf, leven veelal in de schaduw van deze échte machtsfactoren. Ze zijn dan ook op het ogenblik door de federalistische crisis overmand, en toch te zeer aan de traditionele vormen gebonden om thans reeds nieuwe stellingen te kunnen betrekken.
Of er nu verklaringen afgelegd worden door de hh. Vanden Boeynants, Collard, Cool, Major of anderen - en die verklaringen waren legio in de jongste werken - we kunnen hierin slechts voorlopige stellingnamen zien, geformuleerd door lieden die het vraagstuk dikwijls slechts gedeeltelijk doorzien of beheersen - hic et nunc kon het wel niet anders - en waarbij Vlaanderen zich andermaal niet speciaal onderscheidt door de snelheid of de doeltreffendheid van zijn reflexen.
Het ogenblik is gekomen dat het voor een Waals politicus moeilijk wordt zich openlijk tegen het federalisme uit te spreken. Men denke slechts aan de forse federalistische geloofsbelijdenis van senator Dehousse, een man met internationale verbindingen. (Vlaamse politici die in het verleden half zo ver gingen als hij, werden om die reden afgemaakt).
Indien de grote Belgische partijen dat allemaal negeerden en zich tevreden stelden met een bevestiging van aloude unitaristische formuleringen, zouden ze de leiding van de evolutie verliezen. Daarom zullen ze verplicht zijn een hele reeks punten in het klare te trekken. Vanzelfsprekend is alles wat thans actueel is, ook maar een faze in een nog lange toekomstige evolutie, en het ware geen goede politiek zich voortijdig op onrijpe standpunten vast te leggen. Dat is dan een verklaring voor de traagheid waarmee een aantal leidende politici hun oriëntering bepalen.
De liberale partij is intussen overgegaan tot een diepgaande hervorming en tot een nieuwe naamgeving: Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (congres van 7-8 oktober). Ze treedt naar voren met neo-liberale economische beginselen, met een verruimde wijsgerige grondslag die voor een anti-christelijk beleid geen plaats laat indien hij logisch beleefd wordt, en met een unitair-Belgische beginselverklaring waarvan de absolute vormgeving o.i. bewijst met hoeveel beslistheid de economische grootmachten in dit land het federalisme afwijzen wanneer het zich niet beperkt tot de splitsing van enkele departementen met cultureel karakter. De liberalen hebben zich aldus gehergroepeerd, op een ogenblik dat de spanningen in de Belgische Socialistische Partij en het Algemeen Belgisch Vakverbond het socialisme aan een zware proef onderwerpen, terwijl de deining in de Christelijke Volkspartij en het Algemeen Christelijk Vakverbond met enige vertraging eveneens tot een grotere besluitvaardigheid zal dwingen.
Op die algemene achtergrond werd het parlementaire leven hervat, met een agenda die reeds op zich zelf, op financieel en fiscaal gebied en wat de economische politiek betreft, overladen is, zodat van senatoren en volksvertegenwoordigers een meer dan gewone klaarheid van inzicht en doordrijvendheid gevergd wordt.
H. de Bruyne
|
|