Brief uit Venezuela
Dr. L. Janssen S.J.
WANNEER Venezuela in het wereldnieuws komt, dan is het meestal omdat er weer een revolutie of poging tot revolutie heeft plaats gehad. De recente politieke geschiedenis van dit land bestaat dan ook voor een groot deel uit het komen en gaan van dictators, onderbroken door korte perioden van democratie. Na de dood van Juan Vicente Gómez in 1935 kwam er een einde aan een dictatuur die 27 jaar geduurd had. Hij werd opgevolgd door een andere militair, Generaal López Contreras, die, weliswaar zonder verkiezingen, een zeer gematigd bewind voerde. Zijn opvolger Generaal Medina nam weer zijn toevlucht tot geweld en werd zelf met geweld verdreven in 1945, wéér door een militaire ‘golpe’, zoals de staatsgrepen hier genoemd worden.
De militairen gaven nu de kans aan een burger, de bekende schrijver en leider van de socialistische partij ‘Acción Democrática’, Romulo Betancourt. De periode van democratie, die hiermee begon, duurde echter niet lang: na drie jaar maakte een nieuwe militaire golpe een eind aan dit weinig succesvolle bewind. Hiermee begon de dictatuur van Pérez Jiménez, die tien jaar duurde en die mettertijd steeds gewelddadiger werd. De revolutie van 23 januari 1958 was in zoverre een novum voor Venezuela, dat het nu eens niet een uitsluitend militaire golpe was, maar een opstand van het volk, gesteund door algemene stakingen. Na een kort bewind van een junta van industriëlen, die overigens metterdaad bewezen, dat het leiden van een staat heel wat moeilijker is dan het leiden van een onderneming, werd Romulo Betancourt met grote meerderheid tot President gekozen. De nieuwe President, wiens constitutionele positie het best te vergelijken is met die van de President van de Verenigde Staten, vormde een coalitieregering, die alle partijen omvatte behalve de Communisten. Later heeft Betancourt zich losgemaakt van de uiterst linkse partij, de U.R.O., zodat de coalitie nu van links naar rechts bestaat uit de M.I.R. (Links Revolutionaire Beweging), de A.D. (Actio Democratica) en de COPEI, de katholieke partij, die ongeveer 15% van de zetels in het parlement bezet.
De jonge democratie heeft het niet gemakkelijk; niet alleen zijn de economische moeilijkheden overweldigend groot, maar ook het gebrek aan democratische ervaring en een felle partijgeest maken het voortbestaan van de democratie tot een labiele zaak. De economische moeilijkheden kan men, geloof ik, het best kwalificeren als een groeicrisis. De geforceerde groei van het recente verleden kan niet gehandhaafd worden, en zoals de economist Keynes ons geleerd heeft, is in de economie niet alleen stilstand hetzelfde als achteruitgang, maar heeft zelfs het vertragen van het groeitempo zulk een ongunstige werking, dat het vertragingsproces zichzelf versterkt.
In de jaren 1948-1958 heeft Venezuela een periode van ongekende bloei doorgemaakt. Het land was na de Verenigde Staten de grootste olieproducent ter wereld. De regering kreeg uit deze olieopbrengsten jaarlijks een bedrag in de orde van grootte van 500 miljoen U.S. dollars in de schoot geworpen. Betalingsbalansmoeilijkheden, het knelpunt in de groei van de meeste onderontwikkelde landen, waren voor Venezuela onbekend. Bovendien betekende dit enorme