in plaats van bij de gevestigde vormen stil te blijven staan. Wat deze groep tot nog toe heeft gerealiseerd, is nog maar een begin: het zaad van de heropleving is echter gestrooid, het initiatief zal gemakkelijk verder gedijen, groeien en tot rijpheid komen.
De dringende behoefte aan nieuwe kerken biedt de architect van vandaag de gelegenheid om het hele thema van de kerkebouw te herzien in het licht van onze gehele cultuur. Men kan het niet langer overlaten aan het improvisatorisch initiatief van toegewijde maar slecht voorgelichte pastoors, die door allerlei dringende zorgen van pastorele aard overstelpt worden en niet steeds voldoende vertrouwd kunnen zijn met de sociologische, urbanistische en architectonische aspecten van zulk een steile onderneming als het bouwen van een kerk.
Zeker, in overgangstijden als de onze, waarin diepe kloven bestaan tussen de architectuur en de andere aspecten van de cultuur, tussen vooruitgang en beschaving, tussen kunst en leven, is het moeilijk, de artistieke produktie los te maken van de crisis van de gemeenschap wier uitdrukking zij moet zijn, en nog moeilijker is het een algemene instemming met een bepaalde stijl, met een bepaalde artistieke taal op te leggen. Het volstaat niet enkele uitverkoren minderheden te overtuigen; deze zijn wel in staat uiterst vruchtbare wegen open te leggen, zoals dat voor het rationalisme in de architectuur gebeurd is, maar de bodem waarop een beweging aldus ontstaat, brengt niet steeds gezonde en rijpe vruchten voort; juist in de overhaaste ontwikkeling van zulk een beweging, in een al te snel tot meerderheid worden van zulke gequalificeerde minderheden, schuilen grote gevaren.
Het gevaar dat thans aan de wortel van het geestelijk bestaan van de mens, de cel van de gemeenschap, knaagt, is de wijdverspreide aantrekkingskracht welke uitgaat van de talloze, steeds veranderlijke instrumenten en finaliteiten, echte vangarmen van het mateloos en monsterachtig technisch proces van onze eeuw. Deze slechte overheersing der techniek, die de mens dreigt te verstikken, belet hem ook in ruime mate authentieke artistieke resultaten te zoeken en te aanvaarden, die toch steeds de vrucht zijn van een opperste en onbaatzuchtige openheid en overgave.
Om wille van de complexiteit van de diepgaande en beslissende keuzen waar hij zich voor gesteld weet, dient de architect-urbanist van vandaag zich aan als een apostel van de stad; hij wil de krachtsontbindingen tegengaan welke niet zelden in de bouwwerf zelf schuilen; hij is de missionaris van een communautaire wederopbouw, welke slechts op de transcendentie kan gegrondvest worden. Hij drukt het ruimtelijk en zichtbaar teken van deze transcendentie op de wijk.