Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 795]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Politiek OverzichtInternationaalDAT de nieuwe Amerikaanse regering er andere opvattingen op na houdt dan de vorige onder president Eisenhower, is wel duidelijk gebleken gedurende de moeilijkheden rond Laos. Wel had ook Eisenhower vorig jaar samengewerkt met de na de putsch van de Pathet Lao o.l.v. Kong Le tot stand gekomen neutralistische regering onder Soevannah Phoema, maar dit ging niet van harte; er bestond in Washington nu eenmaal een diep geworteld wantrouwen tegenover alles, wat neutraal zei te zijn en men was dan ook onmiddellijk bereid om generaal Phoemi Nosavan en de regering Boen Oem te steunen, toen de eerste verklaarde pro-Westers te zijn en daarom in verzet te komen tegen het neutralisme van Soevannah Phoema. Terwijl de laatste gedwongen werd naar Cambodja te vluchten, ontwikkelde zich in Laos een felle strijd tussen de pro-Westerse troepen van Nosavan, gesteund door Amerikaans materiaal en geld, en de combinatie van neutrale en linkse elementen o.l.v. Kong Le, gesteund met Russisch materiaal. De anti-neutralistische houding der V.St. vond weinig waardering bij verschillende Aziatische en Europese mogendheden. Zowel Cambodja, Burma en India als Engeland en Frankrijk vroegen zich af of het wel mogelijk was om een gewapend opdringen van de communistische macht in Laos effectief tegen te houden. Het gevaar bestond, dat er zich hier een tweede Korea-conflict zou ontwikkelen, echter onder voor het Westen veel ongunstiger omstandigheden, daar het uiterst moeilijk zou zijn om gedurende lange tijd voldoende steun aan de pro-Westerse elementen te verlenen. Zij wezen daarbij op het gevaar, dat - gegeven de grote kans op een uiteindelijke communistische overwinning - van hieruit een bedreiging zou kunnen worden gevormd voor de omliggende landen, allereerst Z.-Vietnam en vervolgens voor geheel Z.-O.-Azië. Daarom drongen zij aan op de neutralisering van Laos en president Kennedy heeft nu resoluut deze zijde gekozen. De neutralisatie van Laos zou kunnen worden bereikt via een internationale commissie zoals die op de conferentie van Genève in 1954 in het leven was geroepen, of - maar dit zou meer tijd vereisen - door een nieuwe conferentie. Aanvankelijk leek het erg vlot te verlopen, toen er op 11 maart een bijeenkomst plaats had, waarop de rechtse regering zich verzoende met de neutralistische van Soevannah Phoema en beiden zich uitspraken voor een politiek van strikte neutraliteit; bij de nadere uitwerking van dit principiële akkoord bleken beide partijen het over de te volgen weg niet eens te kunnen worden, zodat het conflict zich verder toespitste. Dit leidde tot diverse gelijktijdige diplomatieke stappen om tot een oplossing te komen. De Amerikaanse ambassadeur in Moskou reisde Chroestsjef achterna naar Siberië om met hem diverse kwesties te bespreken en er werd aangenomen, dat Laos de hoofdschotel vormde; later had er een onderhoud plaats tussen de Amerikaanse secretary of state, Rusk, en zijn Russische collega, Gromyko, in Washington. Ook Engeland mengde zich in deze kwestie door een beroep te doen op Rusland om mee te werken aan een spoedige oplossing van het conflict; het stelde voor om de internationale drie-mogendheden-commissie, bestaande uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 796]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
India, Canada en Polen, weer tot nieuw leven te wekken en deze een plan te laten opstellen om de vrede te herstellen; vervolgens zou een internationale conferentie moeten plaats hebben, waaraan zou worden deelgenomen door de landen, die ook aan de Geneefse conferentie van 1954 deelnamen, eventueel uitgebreid met vertegenwoordigers van de aan Laos grenzende landen. Voor president Kennedy was echter een andere vraag wel zo belangrijk. Aan de ene kant praat Moskou voortdurend over het verlangen naar een betere verstandhouding met de V.St., maar aan de andere kant laat de Russische regering niets ongedaan om de spanning in Laos te vermeerderen. Wil Chroestsjef hier proberen hoever hij wel kan gaan tegenover de nieuwe machthebbers in Washington? Zo groeide Laos uit tot een test voor beide partijen. De Amerikaanse president stelde mede daarom op een persconferentie op 24 maart de zaken erg duidelijk; de V.St. voelen niets voor een politiek à la München; zij zijn nog steeds voorstanders van een vreedzame regeling en willen Laos niet dwingen binnen het Westerse kamp; wel willen zij het neutraal maken zoals b.v. in Europa Oostenrijk neutraal is, d.w.z. bij geen van beide blokken aangesloten. Daarvoor moet er een einde komen aan de voortdurende Russische hulp aan de troepen van Kong Le; zou dit niet gebeuren, dan zouden noch de V.St., noch de landen aangesloten bij de ZOAVO zich afzijdig kunnen houden, maar alle maatregelen nemen, die geschikt zouden zijn om de neutraliteit van Laos tot stand te brengen. Dit betekende voor Chroestsjef niets meer en niets minder dan een duidelijke waarschuwing, dat in de V.St. het geduld op was, een waarschuwing, die nog eens extra verduidelijkt werd door verplaatsing van Amerikaanse marine-eenheden naar de wateren rond Achter-Indië. Kennedy wist zich van alle kanten stevig gesteund. Zondag 26 maart had er te Key West een onverwachte samenkomst plaats met de Britse premier Macmillan, die de Engelse gebieden in de Caribische Zee bezocht; zij werden het over de te volgen weg geheel eens en stelden de Gaulle op de hoogte van hun plannen. Van te voren had de president zich verzekerd van de steun der republikeinen, zoals bleek uit een persconferentie van Eisenhower; ook had hij de Indiase premier Nehroe d.m.v. zijn reizende ambassadeur Harriman ingelicht over de Amerikaanse houding i.z. Laos en deze laatste drong er vervolgens in Moskou op aan het Westelijk plan te aanvaarden; tenslotte keurde de op 27 maart te Bangkok bijeengekomen ZOAVO-conferentie het Amerikaanse optreden goed - zij het dan na enige moeilijkheden. Het officiële antwoord van Rusland op de Engelse voorstellen is pas op 1 april overhandigd - kwestie van tijd winnen, daar de troepen van Kong Le aan de winnende hand waren? - maar de reactie van de Russische ‘Pravda’ gaf al eerder hoop op een vreedzame oplossing. Deze werd groter, toen de bespreking tussen president Kennedy en de Russische minister Gromyko gunstig verliep. Het blijft echter een vraag welke houding communistisch China zal aannemen; van de ene kant wordt bericht, dat het geen bezwaar heeft tegen de neutralisatie van Laos, maar van de andere kant verluidt, dat het niets voelt voor de Engelse voorstellen. Hoe dan ook, zelfs als tot neutralisatie van Laos zal worden besloten, zullen er nog talrijke punten overblijven, waarover tijdens de komende besprekingen moeilijkheden kunnen ontstaan. Goed is in elk geval, dat de V.St. zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid en niet van plan zijn achter de feiten aan te lopen, maar doelbewust proberen het initiatief in handen te nemen. President Kennedy heeft de eerste vuurproef tot nu toe goed doorstaan en zowel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 797]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de S.U. als communistisch China kunnen nu weten wat zij aan hem hebben. Van 8-17 maart vergaderde in Londen een vreemd samengestelde club, de jaarlijkse conferentie der premiers van het Gemenebest. Behalve een aantal uitgesproken Westerse staten behoren hiertoe ook een aantal neutralistische mogendheden en de laatsten variëren weer van strikt neutraal tot een naar samenwerking met het communisme overhellende politiek. Enkele in Londen aanwezige premiers hebben de onafhankelijkheid van hun land pas na harde strijd tegen Engeland weten te verkrijgen en maakten tijdens deze periode kennis met de toestanden binnen de Britse gevangenissen. Verder zijn er enkele leden, India en Pakistan of Nigerië en Ghana, die niet zo best met elkaar kunnen opschieten. Dit alles verhindert echter niet, dat Engeland er toch in is geslaagd allen bij elkaar te houden in een band, die wel uiterst los moet zijn, maar toch in deze wereld een macht vormt; met een enkele uitzondering n.l. zijn alle 12 landen, die samen het Gemenebest vormen, lid van de Verenigde Naties en wanneer zij er in slagen gemeenschappelijke richtlijnen voor hun optreden aldaar op te stellen, kan Engeland via dit Gemenebest niet alleen grote invloed uitoefenen in de V.N., maar ook in de gehele Afrikaanse en Aziatische wereld. Dit vreemde samengaan van volkomen onafhankelijke staten vormt eigenlijk de enige reden, waarom Engeland nog aanspraak kan doen gelden op de positie van grote mogendheid al is het dan ook niet een gelijkwaardig partner voor de grote twee, de V.St. en Rusland. Een van de voornaamste kwesties, die op deze conferentie ter sprake kwamen, was het lidmaatschap van de Unie van Zuid-Afrika. Op 5 oktober van het vorig jaar werd in de Unie bij een volksstemming - waaraan alleen de ruim 1¾ miljoen blanken deelnamen en niet de ruim 12 miljoen negers en kleurlingen - met een meerderheid van goed 75 duizend stemmen besloten met ingang van 31 mei a.s. de republikeinse staatsvorm in te voeren. Op zichzelf genomen was dit geen beletsel voor het lidmaatschap van het Gemenebest; er zijn meer republieken lid, zoals India en het nu toegelaten Cyprus. Z.-Afrika moest echter als gevolg van dit besluit een verzoek indienen om lid te mogen blijven en de behandeling hiervan gaf andere leden de gelegenheid hun mening nog eens te zeggen over de rassenpolitiek van Verwoerd. Reeds op de Gemenebestconferentie in mei vorig jaar waren er harde woorden gevallen over deze politiek, maar daar Verwoerd als gevolg van een op hem gepleegde aanslag niet aanwezig kon zijn, dreef men de zaak niet zover, dat men ging spreken over een mogelijk royement. Nu kregen de tegenstanders een nieuwe kans. Premier Macmillan heeft zijn uiterste best gedaan om uitsluiting of uittreden te voorkomen; hij bezigde hierbij vooral het argument, dat het Gemenebest matigend zou kunnen optreden, zolang de Unie nog lid was. Aanvankelijk leek het er op, dat hij succes zou hebben; de felste tegenstanders van Verwoerd, de Afro-Aziatische landen en Canada, bleven de apartheidspolitiek fel veroordelen, maar wensten niet zover te gaan, dat zij het lidmaatschap zouden weigeren. Premier Verwoerd stelde zich op het standpunt, dat de apartheidspolitiek geheel een binnenlandse aangelegenheid was, en dat het een der principes van het Gemenebest was, dat de landen zich niet zouden bemoeien met elkaars binnenlandse zaken. Het is Macmillan tenslotte niet gelukt de kwestie van het lidmaatschap gescheiden te houden van die van de apartheid; lang heeft hij geprobeerd in één formule onder te brengen de handhaving van Z.-Afrika als lid, de veroordeling van het rassenbeleid en het verweer van Verwoerd. Toen hij hierin bijna geslaagd was, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 798]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verklaarde Verwoerd plotseling geen interesse meer te hebben en zijn verzoek om toelating in te trekken. Z.-Afrika zal wel blijven behoren tot het sterlingblok en goede betrekkingen blijven onderhouden met Engeland en alle Gemenebestlanden, die zulks wensen. De reacties op dit besluit zijn uiteraard zeer verschillend. Het in de Unie verboden Afrikaans Nationaal Congres is verheugd over de houding van de andere Gemenebestlanden; de Z.-Afrikaanse oppositieleider, Sir de Villiers Graaf, ziet de toekomst zeer somber in; Nehroe acht het feit, dat het Gemenebest dit probleem heeft kunnen oplossen een bewijs van innerlijke kracht en de Australiër Menzies maakt zich ernstig ongerust over de gevolgen. Van de gelegenheid, dat talrijke Z.-O.-Aziatische topfiguren in Londen bijeen waren, maakte de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, Luns, gebruik om met hen te spreken over N.-Guinea en de verhouding Nederland-Indonesië. In het kader van de Nederlandse plannen om N.-Guinea te leiden naar zelfbeschikking werd in februari een N.-Guinea-raad samengesteld, waarvan 16 leden werden gekozen en 12 door de gouverneur werden benoemd; deze raad is thans op 5 april plechtig geïnstalleerd. Mogelijk in verband hiermee is de houding van president Soekarno t.o. Nederland de laatste tijd verscherpt; herhaaldelijk werden - vooral na het tot stand komen van een akkoord tussen Indonesië en Rusland - bedreigingen met militair geweld geuit en tenslotte verklaarde Djakarta geen goedkeuring meer te hechten aan de regeling, dat Engeland na het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Indonesië op 17 augustus 1960 de Nederlandse belangen bleef behartigen, een maatregel, die zelfs in oorlogstijd ongebruikelijk is. Minister Luns heeft geprobeerd tengkoe Abdoel Rahman van Malakka in te schakelen om de spanning tussen Nederland en Indonesië te verminderen, maar deze heeft verklaard, dat Soekarno slechts overdracht van N.-Guinea aan Indonesië wenst en dat Nederland dit weigert; daar geen van beiden van dit standpunt wenst af te wijken, kan zijn bemiddeling geen succes hebben; ook zijn plan om een beheerschapsraad voor N.-Guinea in te stellen, bestaande uit Australië, India en Malakka vond geen genade in de ogen van een van beide partijen. Na veel geheime contacten en enige meer openlijke besprekingen is thans datum en plaats vastgesteld voor de onderhandelingen tussen Frankrijk en de F.L.N., n.l. 7 april te Evian. De laatste dagen zijn er echter weer nieuwe moeilijkheden ontstaan, daar de F.L.N. er niet mee kan instemmen, dat Frankrijk tegelijkertijd ook besprekingen voert met de meer gematigde beweging van Messali Hadzj. De F.L.N. staat op het standpunt, dat zij alleen het gehele Algerijnse volk vertegenwoordigt, hetgeen eerst bewezen zou moeten worden. Van Tunesische zijde en zelfs door de V.St. wordt geprobeerd de partijen toch aan de conferentietafel te krijgen. J. Oomes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BelgiëOp 26 maart gingen de Belgen ter stembus. De verkiezingscampagne was kalm geweest, het publiek gaf blijk van een betrekkelijke onverschilligheid en de pronostieken voorzagen over het algemeen weinig verandering. De liberalen zouden nogal vooruitgaan; de B.S.P. zou het gelag van de stakingen betalen met verlies naar rechts én naar links (aanwinst voor de communisten); de C.V.P. zou haar posities grotendeels handhaven en met de Volksunie werd slechts weinig rekening gehouden. De werkelijke uitslagen waren dan ook een verrassing: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 799]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de provincieraden viel dezelfde tendens waar te nemen. De C.V.P. ging praktisch algemeen achteruit, maar ze behield de meerderheid in de Vlaamse provincies en Luxemburg en kreeg, dank zij een akkoord met de liberalen, toegang tot de bestendige deputaties van Brabant en Namen. Henegouwen en Luik behielden hun socialistische meerderheid. Na de aanwijzing der provinciale senatoren en de coöptatie zal de definitieve samenstelling van de senaat er waarschijnlijk als volgt uitzien: C.V.P. 80 (- 11), B.S.P. 75 (+ 10), Liberalen 17 (- 1), Communisten 1, Volksunie 2 (+ 2). Van de vooruitgang voor de liberalen is dus weinig terecht gekomen. Weliswaar wonnen ze ongeveer 20.000 stemmen, maar die brachten hun één zetel minder op (men begrijpt waarom ze zo aandringen op de wijziging van de kieswet, die de overschotten beter zou valoriseren). Ondanks hun propaganda die hoofdzakelijk gericht was op de rechtse kiezers van de C.V.P. die een C.V.P.-B.S.P.-coalitie vreesden of afkeurden, hebben ze van die kant weinig of niets gewonnen. In West-Vlaanderen en Limburg, waar er geen kartel meer opkwam, verloren ze hun laatste rechtstreeks verkozen mandatarissen. De C.V.P. werd de grote verliezer. Ze viel praktisch terug op het peil van 1954. Klaarblijkelijk heeft het kiezerskorps vnl. de C.V.P. verantwoordelijk gesteld én voor het verlies van Kongo, én voor de crisis van het regime, én voor de eenheidswet met haar onpopulaire beschikkingen op sociaal en fiscaal gebied. Het is echter opvallend dat haar verliezen niet de liberalen en socialisten ten goede zijn gekomen, maar wel de Volksunie en de rechtse onafhankelijken. Anders gezegd, velen die zich door de schoolkwestie in geweten gebonden achtten om voor de C.V.P. te stemmen, hebben nu, na de afsluiting van het schoolpact en de verdraagzaamheidsverklaringen van de linkse partijen, hun vrijheid hernomen en vaak naar de stem van het misnoegen geluisterd. Een gedeelte dezer kiezers ware de C.V.P. misschien trouw gebleven, indien deze, i.p.v. de handen vrij te houden, zich tegen een coalitie met de B.S.P. had uitgesproken. Zo hadden ze, o ironie, een nieuwe linkse coalitie mogelijk gemaakt.... De kiezers hebben in elk geval minder belang gehecht aan de verdediging van de democratie dan verwacht mocht worden. De C.V.P. betaalde echter ook haar tekortkomingen op Vlaams gebied (taalwetgeving, zetelaanpassing, 123 sexies, enz.). Dit moge voor haar een teken aan de wand zijn! Al wonnen de socialisten enkele senaatszetels en al gingen ze licht vooruit in sommige Vlaamse streken die meer geïndustrialiseerd raken, toch verloren ze in feite 30.000 stemmen. De oppositie had hun normaal voordeel moeten brengen, maar dit werd te niet gedaan door de weerslag van de revolutionaire stakingen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 800]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waartegen de concrete verkiezingsbeloften niet geheel hebben kunnen opwegen. Op hun linkervleugel zagen ze zich enigszins aangetast door de communisten, vooral in Henegouwen. Maar het marxistisch blok blijft nog ruim 3% ten achter bij de uitslagen van 1954. Het succes van de Volksunie baarde het grootste opzien en sommigen vragen zich af of men hier niet de geboorte heeft meegemaakt van een belangrijke nationalistische partij, die nog zou kunnen vooruitgaan tot op het peil van het V.N.V. in de jaren 1930. Een vergadering van Vlaamse CV.P.-gekozenen wekte reeds in de week na de verkiezingen de indruk, dat ‘het klappen van de zweep’ gehoord werd. Het zal echter in de toekomst moeten blijken of het succes van de Volksunie zal bestendigd worden, dan wel of het aan een voorbijgaand misnoegen van een aantal Vlaamse C.V.P.-kiezers te wijten was. Op het ogenblik ziet het er echter naar uit, met het gelijktijdig succes van de onafhankelijken, alsof er een gevaarlijk virus der verdeeldheid aan het werk is, gevaarlijk én voor de christelijke eenheid (een te weinig gewaardeerd goed) én voor het democratisch regime zelf. Hoe zag nu de politieke toestand er na de verkiezingen uit? Ondanks haar zetelverlies bekleedde de C.V.P. een benijdenswaardige positie. Liberalen en socialisten kwamen immers drie zetels te kort voor de meerderheid in de Kamer; er kon dus geen linkse coalitie gevormd worden, daar het samengaan met de communisten (en nog meer met de Volksunie) ondenkbaar was. Bleven dus als coalitiemogelijkheden voor de volgende regeringen: C.V.P.-liberaal, C.V.P.-B.S.P. en driepartijenregering. Aanvankelijk leken de liberalen de eerste formule uit te sluiten en, met de kieswethervorming als conditio sine qua non voor regeringsdeelname, de oppositie te verkiezen; tenslotte toonden ze echter een neiging daarvan terug te komen. De driepartijenregering vond bij alle nationale partijen weinig geestdrift; maar gezien de voorkeur van bepaalde hoge kringen en personages, gezien ook de zorgwekkende financiële toestand, was deze formule nog niet per se uitgesloten. De C.V.P.-B.S.P.-formule had normaal de meeste kansen; van socialistische zijde spraken de heren Collard, Spaak, Spinoy en Renard zich ondubbelzinnig daarvoor uit; in de C.V.P.-leiding zou ook een invloedrijke groep rond voorzitter Lefèvre voor die formule gewonnen zijn. Bij een gedeelte der C.V.P.-groep bleef de tegenstand echter aanzienlijk, en vnl. in de programma's schuilden wel enkele voetangels: intrekking van de sancties tegen de stakers, bij de socialisten; verbetering van de verdedigingsmogelijkneden van de staat, bij de C.V.P. De socialisten schenen wel haast te willen maken met het vormen van een regeringscoalitie met de C.V.P. Maar de aanwezigheid van andere mogelijkheden en van moeilijk te reduceren twistpunten tussen de twee grote partijen wees eerder naar een crisis van betrekkelijk lange duur. Op 30 maart wees de koning dhr. Harmel (C.V.P.) als informateur aan. Tegelijkertijd werd het terrein voorbereid door technische comité's die de programma's én op het vlak C.V.P.-B.S.P. én op het vlak C.V.P.-liberalen, aan een confrontatie onderwierpen om het informatie- en latere formatiewerk te vergemakkelijken. Al was het maar terwille van een resolute sociaal-economische vernieuwing en van een oplossing der Vlaams-Waalse problemen werd een C.V.P.-B.S.P.-coalitie het meest waarschijnlijk geacht. Maar einde maart was het terrein in elk geval nog niet effen; hetgeen nogmaals bewijst hoe ongegrond de geruchten van een akkoord Spaak-Lefèvre waren, waarmee tijdens de campagne geschermd werd. L. Deraedt |
|