| |
| |
| |
Eindhovens onstuimige groei II
Na 1945
S.H.A.M. Zoetmulder
DE caesuur in de ontwikkeling van Eindhoven ligt in het vlak van de urbanistiek na de bevrijding, want ook hier heeft de oorlogsverwoesting op kortere termijn te verwezenlijken gegeven wat anders onder normale omstandigheden een werk van langer adem zou zijn geweest. In het hart van de binnenstad vaagde een bombardement van de R.A.F. op St.-Nicolaasmorgen 1942 de nog geen tien jaren voordien vrijwel geheel vernieuwde winkelstraat, de Demer, en de Parallelweg en ook elders grote stukken bebouwing weg; de Luftwaffe bracht daags na de bevrijdingsdag van 18 september 1944 nieuwe en zware slagen toe, later nog herhaald. Bij de landsbevrijding had Eindhoven meer dan vijfhonderd bombardementsslachtoffers als een der droeve bezettingsgevolgen en een gehele of gedeeltelijke verwoesting van 369 woonhuizen, elf fabrieken, twaalf openbare gebouwen en 179 neringpanden plus zeven kerken, dit alles ongerekend de beschadiging van honderden huizen. De stad echter, die tijdens de bevrijding van het zuiden een soort regeringscentrum geweest was met een College van Commissarissen en een tijdelijke academie, zette zich met verbetenheid aan de wederopbouw. Er moest niet alleen hersteld worden, er viel ook in te halen.
Voordien had de gemeente als voornaamste eigen bouwwerk een politiebureau kunnen optrekken, van een grootindustrieel kreeg het zijn Stedelijk Van Abbe-museum voor moderne kunst geschonken, maar het nieuwe stadhuis - waarvoor vijftien jaren te voren al tot de nodige onteigeningen in de omgeving van de Studentenwei aan de overzijde van het museum langs de Dommel besloten was en voor welks bouw Ir. A.J. van der Laan in 1939 al in een prijsvraag uitgekozen was - moest blijven wachten. Er vielen dringender voorzieningen van blijvende aard te treffen. De club Eindhovense B.N.A.-architecten had tijdens de bezetting in stilte al een planologie opgesteld volgens welke de buitenste bebouwing van de stad slechts een kwart kilometer behoefde te worden uitgelegd om daarbinnen verantwoord plaats te bieden aan 250.000 inwoners. Dit plan zou weldra achterhaald worden maar voor het eerste moment ging het om de reconstructie van de binnenstad,
| |
| |
waarvoor architect Van der Laan het ‘uitbreidingsplan-in-hoofdzaken’ moest opstellen. Eveneens tijdens de bezetting had een clandestien comité van enkele industriëlen en zakenmensen de burgerzin getoond op eigen kosten door een Nijmeegs planologenbureau een oplossing voor het overwegvraagstuk te laten ontwerpen.
Dit plan voorzag in de bouw van een kopstation met verlegging van het spoorwegemplacement naar Acht (later zou Philips in de jaren '50 daarheen zijn expeditiecentrum verplaatsen), doch dit vond bij de Spoorwegen geen genade. Het kwam, zonder dat overigens een kostenverdeling al vaststond, tot hoogspoor en onder die spoordijk een groot aantal viaducten, dat de binnenstad directe aansluiting op het stadsdeel Woensel moest geven; de lijn naar Valkenswaard-Hasselt moest verdwijnen maar om de eerstgenoemde en zich snel ontwikkelende gemeente toch niet van railsverbinding te beroven, werd een aftakking van de lijn Eindhoven-Weert in die richting enkele jaren na het tot standkomen van het nieuwe Eindhovense station bewerkstelligd. Dat hoogspoor maakte diepe en brede terreinen aan de zoom van de city vrij, maakte de aanleg mogelijk van het 18 Septemberplein - waarop later het standbeeld van Dr. A.F. Philips opgericht zou worden - en daarlangs een brede boulevard van de spoorzijde-begrenzing van het Villapark langs station, Philipsfabrieken en -schouwburg in noordwestelijke richting. Hierop moest de verbinding met Strijp aansluiten, alwaar de meeste gebouwen van de Philips-industrie staan of wel nog gebouwd moeten worden of al in aanbouw zijn in een verrassend fraaie fabrieksarchitectuur. Aan dat 18 Septemberplein verrezen enkele hoge magazijnen en op dat plein komen winkelstraten uit als de Demer en, door middel van een rigoureuze onteigening en doorbraak in de richting van de Markt, de Hermanus Boexstraat, die aan beide zijden volgens één architectonisch patroon van Ir. Boks hoge winkelpanden met bovenwoningen en kantoren zou krijgen. Het zijn deze straten, die de uit het noorden binnensporende reiziger zulk een levendige en gezellige inkijk geven, vooral wanneer in de feestweken de straatilluminatie brandt. De P.T.T. werkte mee aan een verfraaiing van de aanblik door terzijde van het station een zeer groot en hoog postkantoor te bouwen, berekend voor
een rayon van 250.000 inwoners, dat weldra het nog slechts vijfentwintig jaar oude stationspostkantoor, alsdan te amoveren, gaat vervangen. Waar een deel van de oude stadssingel, de Korte Vestdijk, op het plein uitmondt, staat de bouw te wachten van een torenflat nog hoger dan Philips' lichttoren aan de ene zijde en een gigantisch warenhuis met dakrestaurant aan de overkant; daarvoor is op enkele panden na een geheel huizenblok ter sloping aangekocht. Voor de overzijde van
| |
| |
het plein en derhalve parallel met de spoordijk bestaat het dusgenaamde Luma-plan - tot benauwenis van vele automobilisten op een uitgestrekt parkeerterrein te realiseren - dat verder de aankomende treinreizigers van Eindhovens moderne allure moet overtuigen, voorzover de meer dan overvloedige pleinverlichting dit sinds jaren al niet mede doet.
Conform dat plan-in-hoofdzaken is het streven van het gemeentebestuur er op gericht, de industrie op den duur zo veel mogelijk uit het oude Eindhoven naar de buitenkant te verplaatsen. Ten dele is dat al gebeurd met enige bedrijven, die zijn overgebracht naar het Eindhovens Kanaal, dat in de jaren '30 na langdurige verwaarlozing eindelijk uitgediept en beter beschoeid werd. Dat was, toen besloten was tot het graven van een verbinding van Strijp naar het Wilhelminakanaal, welke vaart de naam Beatrixkanaal kreeg en waarop ook het afwateringskanaal loost, dat het waterschap Het Stroomgebied van de Dommel ongeveer tezelfdertijd liet graven om een betere waterhuishouding bovenstrooms te krijgen. Aan de oever van dat Beatrixkanaal (met in het haventje het nieuwe watersportcentrum van de T.H.-studenten) zijn de laatste tien jaren al enige binnenstadsbedrijven nieuw opgetrokken, o.a. de lederfabriek van gebr. Keunen en de nieuwe melkfabriek van Campina, nu haar overigens geenszins oude aan de Paradijslaan moet plaats maken voor een boulevard. Die komt haaks op de Wal, het verlengde van de Keizersgracht naar het Elzentpark, en tegenover het nieuwe stadhuis en vormt dan een nieuwe verbinding met het Frederik van Eedenplein, tegenwoordig twee maal per week marktterrein, doch niet dan nadat ook tussen de Wal en de Paradijslaan de wollenstoffenfabriek van Van Moorsel naar elders zal zijn overgebracht. Verplaatsing van het oudste gedeelte van de gloeilampenfabriek werd intussen ondoenlijk geacht. Vandaar dat in het binnenstadsplan een nieuwe Emmasingel geprojecteerd is, nu de tegenwoordige tussen dit fabrieksgedeelte en de beide Philips-hoofdkantoren ligt en met een flauwe bocht op de Fellenoordtunnel uitloopt. Daarbij is zelfs gedacht aan afbreken van het zgn. tweede hoofdkantoor van vele verdiepingen en, tot veler pijnlijke verbazing, ook aan slopen van het fabriekje, waar Ir. Gerard Philips in de jaren '90 zijn eerste gloeilampen begon te vervaardigen en dat al vele
jaren als demonstratie-laboratorium met een museumkarakter in gebruik is. Bouwkunstig zonder waarde is dit pand in werkelijkheid nu reeds een historisch monument, het startpunt van de wereldfaam, die de stad dank zij het Philipsconcern zou krijgen. Philips bouwt inmiddels buiten de stadskern aan de Boschdijk een reusachtig hoofdkantoor voor zijn verkoopsorganisatie dicht bij het nieuwe Rekencentrum van het bedrijf. Het ziet er evenwel niet naar uit, dat in het
| |
| |
oostelijk deel van oud-Eindhoven langs Tramstraat en Kanaalstraat, Augustijnendreef en Bleekstraat de daar al bijna een eeuw of langer gelegen industrieën als de grote sigaren-en sigarettenfabriek (Mignot & de Block en Crescent Cie.), de katoenfabriek van De Haes, de zeepfabriek van Redelé mitsgaders de trijpfabrieken van resp. Schellens en Marto en van Leo Schellens & Co. het veld zullen ruimen. Toch heeft de eerste, veelzijdige industrie evenals de laatstgenoemde al produktiecentra in de wijde omgeving gevestigd en was de katoenfabriek de gangmaker daarin onder de rook van Helmond. Binnen het tegenwoordige grondgebied van de gemeente is de textielfabriek van Elias de eerste geweest, die, meer dan een eeuw geleden in Stratum begonnen, haar uitbreiding door verplaatsing in Strijp nabij de Gender zocht, terwijl Baekers' Textielfabriek het in Woensel vond evenals die typisch Eindhovense ambachtelijke nijverheid van de hogehoedenmakerij van Spoorenberg. De Karel I fabrieken en de Picus Houtindustrie nabij het Eindhovens Kanaal zijn tot dusver voor wat betreft hun ligging onbedreigd gebleven.
In een hoog tempo bouwt Philips thans bovendien een geheel nieuw en uitgestrekt laboratorium op grondgebied van het aangrenzende Aalst, gemeente Waalre, midden in akkers en weilanden. Dit heeft het gemeentebestuur geïnspireerd tot drastische grenswijzigingsvoorstellen, waarbij niet meer Dommel en Goorloop de natuurlijke grens met het grondgebied van Waalre zouden moeten vormen, doch de onlangs aanbestede internationale en honderd meter brede E 3-weg van Antwerpen naar het Ruhrgebied. Ook met de zeer uitgestrekte en uit verschillende kerkdorpen bestaande gemeente Veldhoven, die de laatste jaren een.... Eindhovens groeiproces doormaakt, ligt in de omgeving van de militaire luchtbasis Welschap een ‘opwaartse afronding’ van het stedelijk territoir in het voornemen; hetzelfde geldt voor de toevoeging van het reeds geheel en al stadse kwartier Tivoli, dat op Geldrops gebied gelegen is. Nabij dit gedeelte moet de E-3 de autoweg naar Weert kruisen en het ligt in de bedoeling daar een klaverblad-kruising te maken, zoals we die ook buiten Utrecht kennen. De nieuwe baan gaat door een bosrijk natuurschoon waar al verspreide landhuisjesbebouwing bezijden de uitloper van de Heezerweg te zien is.
De na-oorlogse jaren hebben aanvankelijk in een tiental uiteenlopende typen meer dan 2600 behuizingen in niet-traditionele bouw zien optrekken, waaronder in hout 182 Oostenrijkse woningen in Woensel en Tongelre, ruim tweehonderd Finse woningen in Stratum en, lieflijk in de boschages nabij de IJzeren Man verdoken, honderd Zweedse houten
| |
| |
huizen. Verder was er een honderdtal Maycrete parterrehuizen - waarvan in Gestel de meeste later verplaatst moesten worden, hetgeen meer kostte dan nieuw bouwen, toen daar een grote stadswijk met hoge bouw ontstond - en in verdiepingbouw in Strijp en Gestel 524 Airywoningen. Strijp kent ook ruim tweehonderd Polynorm-huizen. Verder zijn er nog honderden behuizingen van uiteenlopende bouwsystemen, doch de hier uitgevonden Halmplank-huisjes zijn bij een proef gebleven. In de jaren '50 heeft Eindhoven met enkele andere grote Brabantse steden een monstercontract gesloten voor de bouw van Pronto-woningen, die inmiddels ten getale van 924 in Woensel en Gestel verrezen zijn. Niet onvermeld blijve voorts het aantal ‘eigenteelt-huizen’ langs de spoorlijn in Tongelre, die in de tijd van de ergste woningnood door niet-vaklieden met enige vakmanshulp voor eigen bewoning zijn opgetrokken en die zeer wel bleken te voldoen.
Ongeveer twaalf jaren her deed in Eindhoven ook de hoogbouw (om hier het ingeburgerde germanisme te gebruiken) zijn intrede. De woonflats met voorlopig overigens maximaal drie woonlagen boven het parterre-gedeelte - daarbóven zou een lift noodzakelijk zijn en dat verhoogt uiteraard de huurprijs - begonnen uit de grond te schieten, vooral langs de nieuwe rondweg oost-west, langs de nieuwe weg in de richting Nijmegen en in Woensel in de jongste uitleg op het terrein, dat kadastraal Mensfort heet. Hierop sluit er een aan met eveneens een historische benaming, de Princejagt met meer eengezinshuizen. Op het ogenblik is de toestand zelfs zó, dat al circa 28.000 Eindhovenaren in meergezinshuizen wonen van wie rond 8500 op de begane grond of althans boven het sousterrain. De stad telt nu 38.130 woningen. Het oude ideaal van de eengezinswoningen lijkt niet meer te verwezenlijken, al worden ook die nog geregeld opgetrokken en dat zowel door particulieren als door bouwondernemers en woningbouwverenigingen. Zo is de al voor de oorlog begonnen bouw in het Gestelse onderdeel de Bennekel, tussen het voormalige spoorlijntje naar Valkenswaard en de Provinciale weg naar de dorpen van de Acht Zaligheden, geheel in lage bouw uitgevoerd; planologisch een mislukking overigens. Het zgn. Witte Dorp in Stratum, dat in het decennium vóór de oorlog om de D.A.F.-aanhangwagenfabriek verrees met ruime woningen voor beoefenaars van de mediale beroepen, kreeg in de jaren '50 een forse uitbreiding in de richting Geldrop, het Burghplan genaamd omdat het achter de gelijknamige fraaie behuizing, die thans als katholieke psychiatrische inrichting voor vrouwen in gebruik is, werd aangelegd. Het raakt het omstreden gebied bij de enorm gegroeide en nog meer uitbreiding van zins zijnde D.A.F.-automobielfabriek, waar Geldrop en Eindhoven
| |
| |
twisten over de vraag ‘verdere bebouwing en dan op wiens grondgebied óf behoud van de oorspronkelijke groenstrook’.
Ook langs de ‘kern’ van het oude lintbebouwingsdorp Gestel - de Hoogstraat met enkele zijstraten - waar aan de stadszijde in de jaren van de eerste hausse al een nieuwe middenstandswijk ontstaan was links en rechts van het spoorlijntje naar België met aan het Lodewijk Napoleonplein een eigen halte voor de Belgische Philipsarbeiders - bereikt de opvulling van de sector in de richting Strijp nog niet haar eindstadium. Hier is een waarlijk nieuw en zeer ruim hoogbouwkwartier met de aanzet van een verzorgingscentrum al voor een groot deel voltooid. Het wordt doorsneden door de rondweg, die van de Geldropse weg aftakt over de Piuslaan en de Boutenslaan en die aan begin- en eindpunt door de aanwezigheid van fonkelnieuwe lagere technische scholen, een protestants-christelijke en een katholieke, een denkbeeld geeft van wat het particulier initiatief hier doet aan opleiding voor uitvoerende arbeid in een stad, die de laatste vijf jaren alleen reeds in de industrie de personeelsbezetting zag toenemen van 45.547 tot 51.111, terwijl eind maart 1961 op het Gewestelijk Arbeidsbureau 1488 aanvragen van werkgevers openstonden bij een overigens nog ingeschreven aantal geheel werklozen van 209.
Eindhoven zal altijd het karakter van een echte werkstad behouden, maar het is tevens al lang een wetenschappelijk centrum door het natuurkundig laboratorium van Philips, dat in de loop der jaren al vele hoogleraren aan de beoefening der wetenschap geschonken heeft. Het ziet dit karakter nog sterker geaccentueerd in de snelle groei van de gebouwen der Technische Hogeschool langs de Dommel achter het station, waar deze vallei geheel voor deze instelling gereserveerd is, een tot heden even rustig als schilderachtig plekje. Het is door half Stratum en de gehele binnenstad gescheiden van het studentenhospitium tussen Stadswandelpark en Boutenslaan: mét het Gymnasium Augustinianum een der bouwwonderen van Eindhoven, want beide zijn nog niet lang geleden binnen een jaar tijds in al hun hoogte en uitgestrektheid opgetrokken.
Al die hoge bouw imponeert de gemiddelde Eindhovenaar nog altijd. Hij ziet meestal het feit voorbij, dat het Amsterdam van de Gouden Eeuw al hogere huizen kende en óók met open haarden als er thans in Gestel verrijzen, maar hij vergelijkt het nieuwe verschijnsel met de in de buitenwijken veelal zo dorpelijk lage behuizingen van nog niet zo lang geleden. De meeste bewoners en zeker de autochtonen behouden hun voorkeur voor een eengezinshuis met een eigen erf, al heeft het toege- | |
| |
ven aan het verlangen naar zelfs een ondiep voortuintje in de buitenwoonwijken al hier en daar geleid tot het invoeren van eenrichtingsverkeer, omdat de straten er te smal zijn bij het steeds veelvuldiger parkeren door garageloze autobezitters. Deze laatsten ook hebben niet overal bewondering voor de verkeersopvattingen van de stadsplanoloog.
Zoals wij hierboven zagen is Eindhoven een stad van veel jeugd en al komen dagelijks ook uit de omtrek er zeer vele leerlingen ter schole, het spreekt toch, dat op een inwonerstal van rond 169.000 (dat is elfduizend meer dan vijf jaren her) de schoolbevolking ruim 51.400 koppen sterk is. Eindhoven is ‘dan ook’ niet voor de eerste maal uitgeroepen als ‘sportstad van het jaar’ met zijn hoogste gemiddelde aan sportruimte per hoofd der bevolking op (voorlopig) 180 ha sportterreinen, nog ongerekend de 16 ha speelweiden en de 11,5 ha speeltuinen. Het gebrek aan voldoende turnlokalen steekt daarbij ongunstig af, maar daarvoor is rijksgoedkeuring nodig en daarin ligt Eindhoven ver achter bij Haarlem, waarvan het onlangs het aantal inwoners heeft overtroffen. Parken en plantsoenen beslaan er tweehonderd ha en breiden zich nog steeds uit. binnenkort tot in de Stadskwekerij. Alleen de zwemgelegenheid is er ontoereikend; achter de watertoren op het ijsbaanterrein moet een nieuw tweede openluchtzwembad komen. Een Sportfondsenbad heeft het intussen al een kwart eeuw.
Eindhoven is nominaal de zetel van het toneelgezelschap ‘Ensemble’ van de Stichting Het Zuidelijk Toneel. Sinds het zaaltje van de sociëteit-harmonie Apollo's Lust er Louis Bouwmeester op de planken zag en in de jaren '20 de Chicago-bioscoop de groten van het concertpodium in de reeks kamerconcerten, is er veel veranderd. Het gebouw Katholiek Leven van de K.A.B. is met zijn grote zaal, voor concerten althans met een geprezen akoestiek, met 1150 plaatsen het grootste arbeidersgebouw in den lande. Met de Philips-schouwburg en het intieme Tivoli-schouwburgje meegerekend is de theatercapaciteit er in totaal 2620 zetels groot. De zes bioscopen kunnen 5024 kijkers bergen. De maquette van de nieuwe Stadsschouwburg, waarvan dit voorjaar de bouw zal beginnen. ziet men op een van bijgaande foto's. Inhoud 90.000 m3, waarvan 20.000 voor het toneelhuis; aantal plaatsen in de grote zaal 1029, waarvan 75 op de orkestbak, die een bezetting van 80 tot 100 musici kan bergen; bovendien in de kleine zaal met théâtre-en-rond 532 zitplaatsen. Het gebouw komt in de uitloper van het Stadswandelpark. Het aansluitend gedeelte links op de foto is het restaurant met verbindingsgang, dat uitziet op de Stratumse dijk tegenover het plein van de St.-Joriskerk.
Het gros der Eindhovenaren volgt de snelle uitleg van hun stad met
| |
| |
intense belangstelling; het kritisch element daarin sluit trots niet uit en tot de geliefde intern-communale uitstapjes behoort het gaan toeren in de nieuwe buitenwijken, die telkens weer een verrasing bieden voor wie daar een of twee maanden niet geweest is. Dat daarbij een zeer voortvarend gemeentebestuur, als enige van de gemeenten boven de honderdduizend zielen, steeds kans gezien heeft bij al de grote werken als stadsuitleg, hoogspoor, nieuwe brandweerkazerne, nieuw politiebureau, nieuwe gebouwen van Gemeentebedrijven en de G.G.D., straks voorts een zeer kantoorachtig hoog stadhuis en jaarlijks zeer kostbare aankopen voor het Van Abbe-museum, dat internationale roep gekregen heeft - om ons tot het meest spectaculaire te beperken - een sluitende begroting aan te bieden, mag een vermeldenswaardig besluit heten van dit overzicht. Misschien behoort ook dit tot het raadselachtige van de goedgeklede moeder van een groot gezin met wie Nederlands in grootte nu vijfde stad hierboven vergeleken is; niet raadselachtig nochtans voor wie de virtuositeit kent van de Brabantse huismoeder om altijd weer de eindjes aan elkaar te knopen en haar kinderen behoorlijk voor den dag te laten komen.
| |
Literatuur
W. Brand: Sociografie van de Lichtstad, 1937. |
Antoon Coolen: Groei van een Stad, 1951. |
Archivaris en afd. Statistiek der gemeente Eindhoven. |
S.H.A.M. Zoetmulder: Honderd jaren Oost-Brabants Bedrijfsleven, 1952. |
| |
| |
Het 18 Septemberplein, met links het nieuwe station van ir. Van der Gaast, waarop aansluit het in aanbouw zijnde nieuwe postkantoor.
Bij de stadsuitleg is dankbaar geprofiteerd van de aanwezigheid van de Dommel in welks vallei in Gestel zich het Sint-Catharinalyceum, een halleschool van de architecten De Jong, Thaen en Nix zich verheft.
Stadhuis, ontwerp van ir. Van der Loan. Links, Pierre Cuypers neogathieke Sint-Catharinakerk; over de Dommel rechts. Krophollers Stedelijk van Abbe-museum.
De Boutenslaan met links een der bejaardencentra. Achter de boomgroep op het eilandje nog even zichtbaar de sterrenwacht, het Dr. A.F. Philips-observatorium.
| |
| |
Fascinerend zijn bij avond de altijd verlichte Philipsfabrieken waarvan de foto een deel van het complex Strijp laat zien.
De stadsschouwburg van de plaatselijke architecten, ir. C.G. Geenen en ir. L.R.T. Oskam, waarvan dit voorjaar de bouw zal beginnen.
De binnenstad met op de achtergrond de eerste betonbouw der Philips Gloeilampenfabriek van vóór de eerste wereldoorlog.
|
|