Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 632]
| |
Spanningen binnen het Concilie II
| |
[pagina 633]
| |
bedreiging voor de geestelijke vrijheid’Ga naar voetnoot2). Het gevaar van de regionale eenzijdigheid der romanitas binnen de universele Kerk schrikt ook de orthodoxen af, die wellicht meer bevreesd zijn voor de Roomse Paus en de Italiaanse Curie dan voor de Paus als hoofd der Kerk. Zij klagen erover dat Rome het episcopaat heeft onderdrukt en al te dikwijls macht heeft aangewend waar liefde nodig wasGa naar voetnoot3). De ervaringen van vele vorige Concilies, het Vaticanum I inbegrepen, de liturgische verstarring tot het begin dezer eeuw, bepaalde typisch Latijnse kerkrechtelijke regelingen als de ingewikkelde excommunicatie-wetgeving, de uiterst beperkte bewegingsvrijheid der bisschoppen enz. moeten ons, katholieken, nederig doen erkennen dat deze vrees niet zonder een ernstige aanleiding is ontstaan en dat sommige onzer gedragingen andere christenen ergernis geven. In dit perspectief blijft ook het komende Vaticanum II een waagstuk. Zal de verscheidenheid in de eenheid op evenwichtige wijze tot uiting kunnen komen, zoals Joannes XXIII het uitdrukkelijk bedoelde, of zal het eenzijdig kerkbegrip van bepaalde pressiegroepen het gezonde, veelvormige kerkelijk leven en denken in zijn ontwikkeling remmen? Het is natuurlijk voorbarig op deze centrale vraag reeds vóór het Concilie begonnen is een antwoord te willen geven. Nochtans kan de studie van de samenstelling der voorbereidende commissies enige aanduidingen geven, positieve beloften onderstrepen en waarschuwen voor mogelijke afwijkingen. | |
Omvangrijke opdracht eist uitgebreide voorbereidingIn tegenstelling tot het komende Vaticanum II was het aantal deelnemers aan de vroegere Concilies meestal erg beperkt. In Trente zijn er nooit meer dan 237 deelnemers geweest; aan het eerste Vatikaans Concilie namen 774 Concilievaders deel van de 1056 die uitgenodigd waren. Voor het Vaticanum II zullen ongeveer 2816 deelnemers uitgenodigd wordenGa naar voetnoot4), waardoor bijna onoplosbare organisatorische problemen worden gesteld. Daarenboven bedoelden de meeste Concilies een disciplinair of dogmatisch antwoord te geven op heersende theologische moeilijkheden; het Vaticanum II daarentegen wil het gehele probleem van de aanwezigheid der Kerk in de huidige wereld onderzoeken. Nooit heeft een Concilie zulk een ingewikkelde en omvangrijke opdracht gehad. De goede werking van het Vaticanum II zal dus in hoge mate afhangen van de degelijkheid der voorbereiding. Met het oog daarop | |
[pagina 634]
| |
besliste Joannes XXIII door het motu proprio Superno Dei nutu van Pinksteren 1960 tot de oprichting van een aantal commissies en secretariaten. In deze werkgemeenschappen onderzoeken specialisten de duizenden documenten met wensen en voorstellen, die door de bisschoppen, de katholieke universiteiten en de theologische faculteiten van geheel de wereld naar Rome zijn gezonden. Gezien het schiftingswerk dat in deze commissies gedaan wordt, kan men hun betekenis moeilijk overschatten. De goede afloop immers van het gehele Concilie zal grotendeels afhangen van wat in deze commissies gebeurt. En hun werking wordt door hun samenstelling bepaald. Naar de benaming onderscheidt men 12 commissies en 3 secretariaten. In feite zijn er drie soorten commissies: vooreerst de centrale commissie, die de belangrijkste is en de meeste leden telt, vervolgens 10 gespecialiseerde commissies (voor theologie, bisschoppen en diocesen, tucht van clerus en volk, religieuzen, sacramenten, liturgie, studies en seminaries, Oosterse Kerken, missies, lekenapostolaat), tenslotte de commissie voor het ceremonieel. Ook de drie secretariaten verschillen onderling in betekenis: het belangrijkste is dat voor de eenheid der christenen; daarnaast heeft men een secretariaat voor de pers en de moderne grootmachten en tenslotte een administratief secretariaat. Elke commissie (ook elk secretariaat) heeft een voorzitter en een secretaris; tot elke commissie behoren twee categorieën van deelnemers, nl. de leden en de consultoren. De leden zullen normaal aan alle besprekingen van de commissies deelnemen en alle documenten bestuderen. De consultoren zullen niet noodzakelijk al deze vergaderingen bijwonen; meestal wordt hun om schriftelijk advies gevraagd over alle problemen die aan de commissie gesteld worden. Dit onderscheid is van betekenis: in sommige commissies, meestal de voornaamste, zijn de Italianen juist onder de leden zeer sterk vertegenwoordigd, zoals verder zal blijken. Daarenboven worden achteraf nog een aantal raadgevers (consiliarii) aan de commissies toegevoegd als specialisten voor bijzondere vraagstukkenGa naar voetnoot5). Laten we dan eerst de samenstelling van het geheel der | |
[pagina 635]
| |
commissies en secretariaten onderzoeken, vervolgens elk der werkgroepen afzonderlijk. | |
Algemene samenstelling der voorbereidende organenDaar de commissie voor het ceremonieel, op de Franse voorzitter Kardinaal Tisserant na, geheel uit Italianen (5) bestaat en het administratief secretariaat onder voorzitterschap van de Italiaanse Kardinaal di Jorio eveneens uitsluitend Italianen telt (4 geestelijken en 7 leken), laten we deze secties verder bij onze berekeningen buiten beschouwing. Het baart wel enige verwondering dat uitsluitend Italianen behoren tot deze werkgroepen, die toch voor de coördinering van de gehele prae-conciliaire bedrijvigheid een niet onbelangrijke taak vervullen. De overblijvende 11 commissies en 2 secretariaten bevatten 681 personen. Verdeeld per continent leidt dit tot 69% voor Europa (472), 16,5% voor Noord-Amerika (65) en Latijns Amerika (49) samen, 4% voor Afrika (28) en 9% voor Azië (67). Met 22% der deelnemers is Italië (152) beter vertegenwoordigd dan Noord-Amerika, Latijns Amerika en Afrika samen. In de Europese groep heeft Italië bijna één derde der deelnemers (32%). De verdere spreiding per nationaliteit verloopt als volgt: Frankrijk 14,5%, Duitsland 11,5%, Spanje 9%, België 7,5%, Nederland 4%, Groot-Brittannië en Oostenrijk ieder 3%, Ierland en Zwitserland ieder 2%. Uit Polen komt 2% en uit de overige landen achter het ijzeren gordijn 4%; de meesten dezer laatsten zijn Joegoslaven en bijna allen zijn emigranten. De zuidelijke groep landen (Italië, Spanje, Portugal) met 42,5% der deelnemers houdt de meer noordelijke groep (Frankrijk, Duitsland, België, Nederland, Groot-Brittannië, Oostenrijk en Zwitserland) met 46% deelnemers bijna in evenwichtGa naar voetnoot6). Een belangrijk element waarmee men dient rekening te houden is de aanwezigheid der verschillende kerkelijke groepen in de commissies. Op 681 deelnemers zijn er 264 residentiële en titulaire bisschoppenGa naar voetnoot7), 165 diocesane priesters, 247 priesters-religieuzen (en met de bisschoppen-religieuzen 295), 2 priesters, leden van een seculier instituut, 2 broeders-religieuzen en tenslotte één enkele leek, Prof. Vito, rector magnificus van de H. Hart-Universiteit te Milaan en naar het schijnt ook lid van een seculier instituut. | |
[pagina 636]
| |
Aangezien de zittingen der commissies te Rome plaats hebben, is het voor de feitelijke invloed op het werk in de commissies niet zonder betekenis te constateren dat in totaal, enkele vergissingen niet uitgesloten, 266 deelnemers, waaronder 103 Italianen hun normale werkkring in Rome hebben, als lid van een Romeinse Congregatie of als professor aan een der vele theologische faculteiten. Nog andere aspecten in de globale samenstelling der commissies trekken de aandacht. Daar de praktische pastorale voorstellen zowel aan de ervaringen van het bestuur als aan de theologische leer moeten getoetst worden, heeft de Paus naast bisschoppen en zielzorgers ook een groot aantal professoren opgenomen in de commissies. Ongeveer 183 deelnemers zijn rectoren of professoren van theologische faculteiten en seminaries. Vanzelfsprekend komen de talrijkste afvaardigingen uit de belangrijke faculteiten die te Rome zelf gevestigd zijn: de Gregoriana-universiteit is vertegenwoordigd met 17 professoren (waaronder 4 Italianen), de universiteit van Lateranen eveneens met 17 professoren (waaronder 13 Italianen), het Angelicum der P.P. Dominicanen met 9 professoren, enz. De twee grootste niet-Romeinse groepen professoren komen uit de Catholic University of America (nl. 7) en uit de Katholieke Universiteit van Leuven (6 professoren). | |
Samenstelling der verschillende commissiesTegen deze algemene achtergrond verdienen nu de afzonderlijke commissies een korte beschrijving. Zij zijn meestal zo samengesteld, dat zij ook specialisten uit de eigen domeinen der andere commissies onder hun deelnemers tellen. Zo zal het noodzakelijke onderlinge contact niet ontbreken. De centrale commissie telt onder haar leden uitsluitend kardinalen en bisschoppen (uit 59 verschillende landen) en de algemene oversten van de Orden der Benedictijnen, Dominicanen, Franciscanen en Jezuïeten. Alle kardinalen-voorzitters der 11 overige commissies en de voorzitters der 3 secretariaten zijn lid van deze centrale commissie. Van deze 11 commissie-voorzitters zijn 9 Italianen; onder de 12 secretarissen daarentegen - en dit is belangrijk - zijn slechts 3 Italianen. Aan de zeer ruime internationale samenstelling van de groep leden van de centrale commissie beantwoordt echter een zeer Italiaans karakter van de groep der consultoren. Op 27 consultoren zijn er immers 19 Italianen en ook de secretaris is een Italiaan. Haast allen zijn zij secretaris of lid van een Romeinse Congregatie. Deze hoge verhouding Italianen onder de consultoren is zeker niet toevallig en men mag eerlijk verhopen dat aan- | |
[pagina 637]
| |
vullende benoemingen hier de katholiciteit beter tot uitdrukking zullen doen komen. De centrale commissie is immers de belangrijkste commissie; zij heeft tot taak te zorgen voor de coördinering en de algemene supervisie van geheel de voorbereidende arbeid van het Concilie. Door haar betekenis en ook door het aantal deelnemers volgt dan de theologische commissie onder voorzitterschap van Kardinaal Ottaviani en met de Nederlander P. Tromp S.J. als secretaris. Zij telt in totaal 61 personen, waarvan bijna de helft (28) uit de landen die bekend staan om hun creativiteit in de dogmatische theologie: Frankrijk, Duitsland, België, Nederland en Zwitserland. Onder hen vindt men o.m. de drie Leuvense professoren, Mgrs. Cerfaux, Philips en Janssens. Dat de paters H. de Lubac S.J. en Y. Congar O.P. tot consultoren benoemd werden, getuigt van de waardering die zij blijven genieten, niettegenstaande de moeilijkheden welke zij enkele jaren geleden na Humani Generis hebben ondervonden. Het ontbreken van een der grootste moderne theologen, Karl Rahner uit Innsbruck, valt des te meer op. Het is een algemene wens dat deze commissie geen nieuwe dogma's zou formuleren, zeker niet in de mariologie (dit zou de protestanten geheel doen twijfelen aan de goede wil der katholieken), doch dat zij voor de theologische fundering zou zorgen van de talrijke maatregelen die de andere commissies zullen voorstellen. Als zodanig beantwoordt zij aan de activiteit van het H. Officie. Natuurlijk vormen de bisschoppen de meerderheid (30 op 42 deelnemers) in de commissie voor bisschoppen en bestuur der diocesen. Zij zullen vooral het probleem onderzoeken van de verhouding tussen de Paus en de bisschoppen, waarvan de oplossing ten grondslag ligt aan een mogelijke decentralisatie in de Kerk. Tegelijk zullen zij middelen moeten vinden om de samenwerking tussen de diocesen die één natuurlijk sociologisch geheel vormen te bevorderen. Wellicht zullen zij voorstellen indienen om ook het kerkelijk recht in dit perspectief aan te passen en om internationaal opgebouwde kerkelijke structuren in het leven te roepen, die als de vroegere patriarchaten een intermediaire rol tussen de bisdommen en Rome zullen vervullen. Algemene, voor de hele Kerk geldende kader-wetten zouden dan in de onderscheiden super-kerkprovincies aan de concrete omstandigheden kunnen aangepast en in particuliere wetgevingen uitgewerkt worden. De behandeling van de sacramentaliteit van het episcopaat, waarover de theologische richtingen in de Kerk verdeeld zijn, schijnt men bewust te willen uitsluiten. Wel blijkt uit de samenstelling der commissie dat de zielzorgproblemen, die uit de internationale migraties ontstaan zijn, een bijzonder programmapunt van de besprekingen zullen vormen. De aanwezigheid van kanun- | |
[pagina 638]
| |
nik Boulard, Frans specialist in pastoraalsociologie, bewijst tenslotte dat deze commissie in nauw contact wil blijven met de feitelijke toestanden der diocesen, zoals wetenschappelijke studies deze openbaren. In de commissie voor de kerkelijke tucht van clerus en volk, waaraan in de Romeinse Curie de Congregatie van het Concilie beantwoordt, valt op dat bijna 40% der deelnemers Italianen zijn. Men hoeft hieruit echter niet te besluiten dat de zeer betwiste decreten van de laatste Romeinse synode algemeen kerkelijke wet zullen worden, want dit zou hoegenaamd niet stroken met de inzichten van de Bisschop van Rome zelf. Onder de uiteenlopende opdrachten van deze commissie valt o.m. de verruiming van de biechtjurisdictie, aangepast aan de behoeften van het internationale leven. De commissie voor de sacramenten zal ongetwijfeld een aantal hervormingen in het huwelijksrecht voorstellen (b.v. de afschaffing van feitelijk in onbruik geraakte huwelijksbeletselen). Zij zal onderzoeken of de faculteiten inzake het toedienen van het vormsel ruimer kunnen worden meegedeeld, zelfs aan pastoors, zodat enerzijds de kinderen ook in de Latijnse Kerk dit sacrament eerder zullen ontvangen dan veelal gewoonte is en anderzijds de bisschoppen hun kostbare tijd bij voorkeur aan de geestelijken en aan het onderricht der volwassenen kunnen besteden. Wellicht zal hier ook de wederinvoering van de diaconaatsfunctie in een beslissende fase treden en zal aldus voor landen met priestertekort bij afwezigheid van de pastoor ten minste een gewijde persoon de liturgische, daartoe aangepaste plechtigheden kunnen leiden op zon- en feestdagen. De commissie voor de religieuzen had men wellicht in aansluiting bij de congressen van de drie staten van volmaaktheid beter commissie van de staten van volmaaktheid genoemd. Zij is natuurlijk bijna uitsluitend uit religieuzen samengesteld. Ook twee priesters, leden van het Spaanse seculiere instituut ‘Opus Dei’ maken er deel van uit. Vooral de problemen opgeworpen door de onderlinge samenwerking der religieuzen en door de exemptie der staten van volmaaktheid zullen hier onderzocht worden. Van de 49 vertegenwoordigers van deze commissie behoren er 26 tot exempte orden. De belangrijke commissie voor de studies en de seminaries, waaronder de vraagstukken omtrent de opleiding van de clerus ressorteren, is weer zeer handig samengesteld. Van de 60 deelnemers zijn er 23 Italianen en slechts 18 komen uit de boven reeds vermelde vergelijkingsgroep van 5 landen; op 34 eigenlijke leden zijn er 17 Italianen tegenover 9 van voornoemde groep. De aanpassing der studies aan de eisen van deze tijd, o.m. op sociaal gebied, de dringende behoefte in vele | |
[pagina 639]
| |
landen aan een minder wereldvreemde opleiding, het hervormen der klein-seminaries en alle problemen omtrent een minder klerikale vorming der clerici zullen hier ter sprake komen. Vanzelfsprekend hoort de meerderheid van de commissie voor Oosterse Kerken tot een niet-Latijnse ritus, nl. 36 vertegenwoordigers op 54. Daarbuiten heeft men nog minstens 22 vertegenwoordigers dezer niet-Latijnse riten in andere commissies, zodat ongeveer 10% van het totaal der commissie-leden en -consultoren de belangen van de Oosterse Kerken vertegenwoordigt, indien men ook de Latijnse specialisten van het Oosten meerekent. Gezien het geringe aantal gelovigen dezer Kerken is dit procent een treffend bewijs van de eerlijke bezorgdheid van Paus Joannes XXIII om ook het Oosten ruime medezeggingsschap te verlenen. Vermelden wij ook de aanwezigheid van 7 Belgische specialisten in deze commissie. De commissie voor de missies, niet meer ‘de Propaganda Fide’ genoemd, heeft als voorzitter de Armeniër Kardinaal Agagianian en als secretaris Mgr. D. Mathew, hoofdaalmoezenier van het Britse leger en specialist in Afrikaanse kerkelijke aangelegenheden. Al geven Frankrijk, België, Nederland en Ierland samen meer dan 70% der missionarissen aan de Kerk, toch behoort slechts één vierde der vertegenwoordigers van de commissie tot deze groep landen. Het belangrijke Latijns-Amerika, ofschoon meestal niet behorend tot de gebieden der Propaganda, maar in vele opzichten missie-gebied, heeft slechts één vertegenwoordiger op de 48. Vijf van de deelnemers zijn van geboorte Afrikanen of Aziaten. Gezien de onmogelijkheid van elke katholieke activiteit in China en de grote moeilijkheden die de Kerk ondervindt in de meeste andere gebieden van Azië en grote delen van Afrika, zal deze commissie ingrijpende maatregelen moeten voorstellen, wil zij er toe bijdragen dat de Kerk bij de eerste fase van ontwikkeling der jonge volkeren werkelijk aanwezig zal zijn. Deze taak is een der meest delicate die aan het gehele Concilie gesteld worden, daar het voor de gehele wereld duidelijk moet worden dat christelijke wereld en blanke wereld niet identiek zijn. Resten nog twee commissies die wellicht meer dan andere de leken onmiddellijk aanbelangen. Vooreerst de commissie voor liturgie. Ook zij is zeer judicieus samengesteld: uit de boven vermelde groep van 5 landen, nu met Oostenrijk erbij, komen er 6 leden op een totaal van 22 (tegenover 8 Italianen). Van de consultoren daarentegen horen er 18 tot bedoelde zes landen (tegenover slechts 4 Italianen). Zowel de voorzitter als de secretaris zijn Italianen. Onder de vertegenwoordigers bevinden zich grote namen als Dom Capelle, Jungmann, Botte, Marti- | |
[pagina 640]
| |
mort van het Franse Centre de Pastorale liturgique, Wagner, secretaris van de Duitse liturgische commissie en directeur van het Litargisches Institut te Trier, Hofinger, specialist in liturgie voor de missies (catechetisch centrum van Manila) en vele anderen, voorstanders van ingrijpende hervormingen als de volkstaal, de aanpassing van het breviergebed, enz. Ook in de commissie voor het lekenapostolaat vormen de Italianen veruit de grootste groep onder de leden (nl. 11 op 31), terwijl zij slechts 3 afgevaardigden tellen op 19 consultoren. Dat geen enkele leek is opgenomen wekt verwondering. Normaal zou men in deze commissie toch een groep leken, waaronder ook enkele vrouwen, mogen verwacht hebben. Voor wie het eerste Europees Congres voor Lekenapostolaat te Kopenhagen heeft bijgewoond (september 1960) en daar de spanningen tussen de leken en de hiërarchie (waarvan enkele leden in deze commissie zetelen) heeft ervaren, zou de samenstelling van deze commissie zorgen kunnen wekken. Nochtans schijnt naast de theologie van het episcopaat het recht van de leek in de Kerk tot de belangrijkste thema's van het Concilie te behoren. Figuren als de bisschoppen Larrain (Chili), Fulton Sheen (New-York), Hengsbach (Essen), geestelijken als P. Hirschmann (Frankfurt), P. Tucci, directeur der Civilta Cattolica, Caffarel, directeur van L'Anneau d'Or, en anderen kunnen de leken vertrouwen bieden. Het secretariaat voor pers en andere grootmachten, onder leiding van een Amerikaan, Mgr. O'Connor, is overwegend Angelsaksisch: 10 der 38 vertegenwoordigers zijn Noord-Amerikanen of Engelsen en één is Australiër. Het contact met de publieke opinie zal ongetwijfeld op moderne wijze verzekerd zijn, zoals Paus Joannes XXIII het uitdrukkelijk bepaalde in Superno Dei nutu.
Tenslotte komt de grote zorg van de Paus om de toenadering tot de protestanten te vergemakkelijken tot uiting in de samenstelling van het secretariaat voor de eenheid der Christenen. De naam zelf is reeds van betekenis, aangezien het woord ‘hereniging’ door ‘eenheid’ werd vervangen. Voorzitter is de Duitse bijbelspecialist, Kardinaal Bea, met als secretaris de Nederlander Mgr. Willebrands. Van de 26 overige leden en consultoren komen er 21 uit landen waar katholieken en protestanten samen leven, nl. Nederland, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Zwitserland, de U.S.A. en Canada. Daarbij komen nog twee Belgen, die om hun begrip van de moderne noden bekend staan, Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge en P. Hamer O.P., regens van de bekende theologische faculteiten van Le Saulchoir (Frankrijk). De overigen zijn 2 Italianen en één Sloveen. | |
[pagina 641]
| |
SpanningenDe bondige inventaris van deze groep mensen die een der zwaarste opdrachten van deze eeuw op zich nemen, bleef uiteraard tot enkele uiterlijke gegevens en statistische vergelijkingen beperkt. Naast de aangehaalde nationale en continentale groepsvormingen met de daaruit voortkomende spanningen zijn er nog dieper liggende mentaliteitsverschillen die overal tot uiting zullen komen. Men heeft b.v. de groep van diegenen die eerst en vooral denken aan verweer tegen het communisme en heel het gewicht van het Concilie op dat punt willen leggen, en men heeft de groep van hen bij wie het vooral gaat om de moedige loutering der eigen Kerk tot grotere christelijke authenticiteit en daardoor tot grotere openheid, eerst voor de gescheiden christelijke broeders, dan voor alle godgelovigen der andere godsdiensten en voor elke mens van goede wil, waar hij zich ook mag bevinden. Dieper nog wellicht liggen de spanningen tussen de behoudsgezinden en de progressieven, tussen de theologisch speculatief ingestelde geesten en de mensen die zich vooral om onmiddellijke pastorale efficiency bezorgd maken. De diepste spanning is echter die tussen de menselijke beperktheid, eigen aan een Kerk van mensen en van zondaren, en de krachtige aanwezigheid van de H. Geest. Als deze twee niet op de juiste wijze op elkaar afgestemd worden, dan kunnen al de boven aangeduide tegenstellingen een onoverkomelijke hindernis vormen. Door de eerlijke luisterbereidheid der leden van het Concilie en door het grote gebed van het Mystieke Lichaam van Christus kunnen zij echter tot rijke vruchtbaarheid gedijen. |
|