Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 570]
| |
Toneelkroniek
| |
[pagina 571]
| |
Franse kamer behandeld, maakt hij aanstonds gebruik voor zijn Cyprienne (Divorçons). Cyprienne verveelt zich bij haar man; een ander staat voor haar klaar en zij hoopt dat de wet wordt aangenomen. Als dit is gebeurd, wenst haar man zijn vrouw en haar aanbidder geluk. Nu heeft hij echter ook de gelegenheid de liefde van zijn vrouw terug te winnen door haar het hof te maken en haar jaloezie te wekken. De minnaar is een onbeduidend mannetje en moet al spoedig het veld ruimen. De titelrol kon voor Mary Dresselhuys geschreven zijn, wat onderstreept werd, doordat zij zelf het stuk vertaalde. Met Joan Remmelts zorgde zij voor een voortreffelijke voorstelling. Met te waarderen omzichtigheid, maar daardoor zeer vaag, behandelt Julien Green in Het Zuiden (1953) een delicaat onderwerp: een man, die zich ervan bewust wordt op onnatuurlijke wijze lief te hebben. Hij tracht zich tegen deze neiging te verzetten door de hand van een meisje te vragen en lokt tenslotte een duel uit waarin hij wordt gedood. Green blijft echter ook hier romanschrijver en een voor het toneel geschikt dramatisch plan is niet te ontdekken. Van dit stuk, dat geen toneel is geworden, heeft Theater een prachtige opvoering gegeven. Mede daardoor is het werk een groot succes geworden en heeft het reeds een respectabel aantal voorstellingen beleefd. Bijna gewoonte getrouw, zou men mogen zeggen, heeft de Haagse Comedie kort na de Franse première het laatste stuk van Jean Anouilh gebracht: Becket of De Eer van God. Zoals bij deze schrijver te verwachten was, is deze ondertitel misleidend. Het gaat Thomas, bisschop van Kantelberg, meer om zijn eigen eer. Maar Anouilh toont een zekere eerbied voor zijn voornaamste figuren en is voor zijn doen zacht te noemen. De vroegere bitterheid spreekt nog in de bijmotieven, die in dit bonte stuk niet ontbreken. Het bestaat immers uit een serie losse taferelen, die soms de cabaretstijl naderen en goedkope grapjes niet uit de weg gaan. Hoofdzaak is de schrijver het conflict tussen Hendrik II, een bruut en estheet, en zijn kanselier, van wiens ‘bekering’ de koning niets begrijpt. Deze bekering is trouwens ook niet overtuigend, maar wat een slimme politieke zet leek, loopt toch wel uit op een mislukking. Met veel vaart en zwier heeft het gezelschap voor een boeiende voorstelling van een levendig toneelstuk gezorgd, dat ook als kijkspel tot zijn recht kwam. Alle dramatische mogelijkheden waren uitgebuit en de vele elementen die het stuk bevat, kregen hun volle kans. Niet weinig droeg hiertoe het spel bij van de twee hoofdrollen, Hendrik II van Bob de Lange en Becket van Frans van der Lingen. Jacques Audiberti beschikt over een persoonlijke en eigenaardige fantasie, maar het is moeilijk daar waardering voor op te brengen. In Glapiont U ook..? is namelijk het Glapion-effect overbodig. Echte humor ontbreekt vrijwel geheel, het stuk maakt een onsamenhangende indruk en vele effecten hangen volslagen in de lucht. In retrospect voor een bezoeker, die dokter Blaisse en zijn assistente Monique na hun huwelijk komt gelukwensen, krijgen wij immers de droom te zien, waarin zij zich dit huwelijk als toekomstige gebeurtenis op een zondagmiddag thuis had voorgesteld. Maar het helpt de schrijver om met drie personen voor zijn stuk klaar te komen. Ongewone situaties, die zot zijn en daarom soms aardig, enige puntige opmerkingen en een nachtmerrie zijn niet genoeg voor een avondvullend stuk. Ondanks de sterke voorstelling, die waarschijnlijk terecht de nadruk op de kluchtelementen had gelegd, bleek dit uit Rhinoceros van Eugène Ionesco. Deze strijd van de enkeling die met de moed der wanhoop vecht tegen de massa en | |
[pagina 572]
| |
het conformisme als symbool van gelijkstelling in welke zin dan ook, is veel te lang, valt daardoor te veel in herhalingen, doet erg gezocht aan en lijkt gewichtiger dan in werkelijkheid het geval is. Terecht heeft men zich erover verwonderd dat volwassen mensen zich een avond kunnen amuseren met Kasteel in Zweden van Françoise Sagan, een stuk, dat zeker niet voor kinderen bestemd is. Maar deze poging om te choqueren met krankzinnigheid, moord, incest, bigamie en overspel onder een stel mensen zonder enig geweten en ook verder niet normaal, die hun lege bestaan proberen te vullen met een spelletje, dat liefde genoemd wordt, is zo aangedikt, dat het kinderachtig aandoet en door geen mens au sérieux kan worden genomen. Veel succes heeft Een mal Meisje van Marcel Achard, nogal frivool, maar toch niet enkel een pikant grapje. De pas in Parijs benoemde rechter-commissaris ontdekt al spoedig dat de moordzaak, die hij krijgt af te wikkelen, niet zo eenvoudig is, als het eerst leek en men hem poogt op te dringen. Want ‘de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak’, ook bij het ‘malle’ meisje, een geraffineerd groot kind met een helder verstand en - natuurlijk - een goed hart. Gewichtig of heldhaftig is zij helemaal niet, maar echt menselijk, en zo wordt zij ook gespeeld door Myra Ward, al even voortreffelijk terzijde gestaan door Paul Steenbergen als de rechter-commissaris. Het vernieuwde Ensemble gaf een allerplezierigste opvoering van Thomas' Valstrik voor een man alleen, een van de beste thrillers uit de laatste jaren. Daarvoor zorgen de verwarring, geheimzinnigheid en verrassing, die ontstaan als het verdwijnen van zijn vrouw Christian Corban hem tot een ‘man alleen’ heeft gemaakt. Minder gelukkig was het Rotterdams Toneel met Het Eindexamenjaar van Lacour, zelfs te pueriel om een nare draak te worden genoemd. Geen succes werd ook bij hetzelfde gezelschap De eeuwige Echtgenoot, door Jacques Mauclair naar een roman van Dostojewski voor het toneel bewerkt. Ondanks de krachttoer, die Max Croiset in de hoofdrol met groot talent volbracht, zijn wij op het einde van het stuk nog even ver als in het begin van de tocht, die Troessotski onderneemt om de minnaars van zijn overleden vrouw te gaan opzoeken. Chronologisch had reeds eerder De Duivel en God van Sartre genoemd moeten worden. Dit stuk dateert immers van 1951. Reeds toen was het sterk verouderd; het tien jaar later nog eens ophalen leek volslagen overbodig. Het staat echter op het einde van deze Franse lijst omdat het zo weinig Frans is, door de onhelderheid waarmee vele theorieën worden overhoop gehaald, de sterke Duitse inslag, die telkens aan de dag treedt, de volslagen humorloosheid van het geval en het ontbreken van elke menselijke waarschijnlijkheid. Ondanks alle aanstellerij van Goetz heeft deze spoedcursus in heiligheid niet veel te betekenen. Deugd is nu eenmaal een van de weinige dingen die zich niet laten misbruiken. Rond het stuk is nogal wat te doen geweest. Dat toneel besproken wordt, kan enkel maar nuttig zijn; dat het in opspraak komt, kan beter worden vermeden. Natuurlijk bleven een groot aantal misverstanden en misvattingen niet uit. De grootste daarvan was wel, dat sommigen het stuk een meesterwerk gingen noemen. Het meest verstandige, dat ik erover gelezen heb, was waarschijnlijk de opmerking, dat ‘alleen het geduld van het publiek eerbied verdiende’. Want ondanks zijn onnodige lengte is het stuk ook nog niet toegekomen aan het onderwerp, dat het voorgeeft te willen behandelen. Stille Waters... van Calderon is een van zijn zogenaamde mantel- en degen- | |
[pagina 573]
| |
stukken, die dikwijls geestig zijn opgezet, maar ondanks de levendige toneelvorm deze opzet in de afwikkeling niet geheel kunnen volhouden. Te midden van een aantal vaste bijfiguren ontstaan hier een reeks liefdesverwikkelingen voor twee door vier minnaars belaagde jongedames. De première bij Puck kon alleen doen vermoeden dat misschien later de sprankelende toon zou worden gevonden, die hier tot het slagen vereist wordt. Miguel Mihura is een Spanjaard, maar zijn Carlotta laat hij spelen in Londen. Het is immers een thriller en ook bedoeld als persiflage op het genre. Zowel met het genre als met de persiflage erop schijnt de schrijver echter een beetje in de knoop te zijn geraakt. Overigens doet het stuk zijn eigenaardige plicht: het schenkt ons vermaak en ontspanning door misdaad en moord. Uit de weinige stukken, die in ons land van Ugo Betti gespeeld zijn, hadden wij hem leren kennen als een schrijver die sterk melodramatische effecten verbindt met lange, dikwijls vage moraal-theologische discussies. Beide keren terug, maar zonder vaagheid, in De Koningin en de Rebellen, dat vooral in het laatste bedrijf door deze beschouwingen zijn spankracht verliest. Het gaf echter Caro van Eyck gelegenheid tot een bekwaam en intens gespeelde rol in een zwaar en moeizaam drama: het verlopen straatmeisje, dat een vorstin wordt vol menselijke en koninklijke waardigheid en aldus de nobele bedoeling van het stuk personifieert.
Zowel stuk als karakter van de hoofdheld zijn in Coriolanus, laatste van Shakespeare's drie Romeinse tragedies, zeer verschillend beoordeeld. Vele opvattingen uit het stuk spreken ons weinig aan en deze moedige soldaat en trotse patriciër die zijn land verraadt, schijnt ons niet veel te zeggen te hebben. Maar de dichter weet een boeiende figuur te scheppen, die groot wordt door de wil zichzelf te zijn en de daad te verrichten om de daad, totdat zijn trots, egocentrisch geworden tot op het ziekelijke af, zichzelf vernietigt. In de soms onevenwichtige voorstelling waren niet alle dramatische mogelijkheden benut, zodat de tragedie niet geheel tot haar recht is gekomen. Zeker een fraai kijkspel heeft Michael Croft als regisseur gemaakt van Richard III met als hoogtepunten moeilijke scènes van geestverschijningen en gevechten. Voortreffelijk tempo en grote bewegelijkheid brachten een uiterst boeiende spanning. Shakespeare's eerste tragische held bleef echter alleen een schurk. Dit is hij ook en wel volop, maar hij heeft ook te strijden tegen zijn geweten en van deze strijd bleek weinig of niets. De verbrokkelde voorstelling door Ensemble van het alleen grappige De vrolijke Vrouwtjes van Windsor kan niet bijzonder geslaagd worden genoemd. Peter Sjarow's kracht als regisseur ligt op ander terrein. Heeft Constance gelijk? Neen, en nog minder haar man, wiens ontrouw zij met gelijke munt wil betalen. Maar omdat de vraag nauwelijks in ernst gesteld wordt, is een opvoering, die de juiste toon weet te treffen, amusant en succesvol. Lezingen met demonstratie over de huwelijkstrouw brengt Huwelijkslessen. De bijna fatale aanval van een Italiaanse vamp op het professorale gezin wordt tenslotte afgeslagen. Het uitgangspunt van het stuk is origineel, maar niet overal blijft het peil van het begin gehandhaafd. Gewoonlijk hebben stukken, die een rechtszaak op de planken brengen, succes. Dit was echter maar matig het geval met Het Proces Andersonville, misschien omdat een zich hier opdringende vergelijking met moderne toestan- | |
[pagina 574]
| |
den de zaak weinig overtuigend maakte. Met voorbedachte rade is een lugubere en te lange thriller zonder politie of detective. Een vader neemt het recht in eigen hand om zijn zoon te wreken, die ten onrechte wegens moord ter dood is veroordeeld, en maakt daarbij als terloops een derde, geheel onschuldig slachtoffer. Steeds meer blijkt hij een fanaticus en psychopaat, wat het toneel niet ten goede komt. Een klucht beneden de maat voor een gezelschap als Puck bleek De verliefde garnaal. Toneelspelers van groot formaat toonden zich Ida Wasserman en Paul Steenbergen in het spelen van de correspondentie tussen Bernard Shaw en Patrick Campbell, zwak gedramatiseerd in Lieve Leugenaar. Als de koekoek roept bleek een zich moeizaam voortslepend werk zonder inhoud. Het bracht de overigens verheugende terugkeer van Lily Bouwmeester tot het toneel. Opnieuw trad zij ook weer op als ‘zij’ in Het Hemelbed, thans met Kees Brusse als ‘hij’. Een hernieuwde kennismaking met dit stuk viel niet mee. Om de prachtige voorstelling en meer nog het formidabele spel van Guus Hermus heeft De Huisbewaarder van Harold Pinter de aandacht getrokken. Het modern neorealisme, dat ik ook al ergens superrealisme zag noemen, van deze schrijver deelt de voorkeur voor menselijk wrakhout, die dit genre kenmerkt. Hoofdinhoud is dus zeurend, onsamenhangend en vooral eindeloos herhaald praten en kletsen. Omdat deze mensen gewoonlijk er absoluut van overtuigd zijn dat zij het grootste gelijk van de wereld hebben, zijn zij over zichzelf niet ontevreden en daardoor minder ongelukkig dan men wil doen voorkomen. Gelukkig is in ieder geval, dat Pinter veel oog blijkt te hebben voor de grappige kanten van dergelijke op zichzelf niet erg opwekkende situaties en dat hij niet probeert een soort parabel te geven. Vooral dit laatste is voor het toneel gezond. Toch komt zijn werk niet uit boven een te lang uitgesponnen zielig geval. Rashomon heeft een even internationaal als hybridisch karakter. Het is de Amerikaanse toneelbewerking van een succesvolle film, die de bewerking is van twee novellen van een Japans schrijver, waarvan de stof ontleend is aan verhalen uit de twaalfde eeuw. Vier verschillende lezingen worden ons voorgehouden van een moord, die misschien geen moord is en waarbij het vierde verhaal voor een anti-climax zorgt, omdat hier alle legendarische grootheid van de figuren verloren gaat. Bovendien is nog een sentimenteel moraliserend slot toegevoegd.
Van de Nederlandse stukken hebben wij Het Hemelbed al genoemd. Het plan tot vernieuwing van de Gysbreght van Aemstel is niet doorgegaan. De sinds jaren in haar opzet zelfde voorstelling werd echter zo volmaakt en bezield gespeeld, dat steeds meer de grote dramatische kracht en waarde van dit stuk blijkt en verandering voorlopig dus nauwelijks nodig of wenselijk lijkt. Eveneens op Nieuwjaarsavond bracht het Rotterdams Toneel Bredero's De Spaanse Brabander, waarmee een hartewens van Ton Lutz in vervulling is gegaan. Hij is dan ook vanzelfsprekend als regisseur opgetreden en heeft voor een frisse en fleurige voorstelling gezorgd. Het toenmalige Amsterdam met zijn typen, gewoonten, voorvallen en toestanden vormt een voor ons niet altijd gemakkelijk te volgen en te begrijpen bonte reeks taferelen, die niet tot een samenhangend stuk met een dramatische verwikkeling geworden zijn. Ook bij Theater werd het nieuwe jaar geopend met een Vlaams-Nederlands stuk, de bewerking voor toneel door Manuel van Loggern van Willem Elsschot's romans Lijmen en Het Been. In zover dit dikwijls afgeraden procédé hier kon | |
[pagina 575]
| |
lukken, lijkt van Loggem in zijn poging wel geslaagd. Na een wat lange inleiding ontwikkelt zich een intrige, die een amusant - niet meer, niet minder - toneelstuk tot resultaat heeft. In zijn weekend-programma bracht tenslotte Puck De Honden van de Vlaamse schrijver Tone Brulin, een stuk over het rassenvraagstuk in Zuid-Afrika. Dit getuigend toneel werd met overtuiging gebracht, wat bewees, dat protest hier gerechtvaardigd was, niet echter dat het tot een geslaagd toneelstuk had geleid.
Zowel bij het Rotterdams Toneel als de Haagse Comedie zijn werkgroepen opgericht. De lof waardige opzet is op de eerste plaats jongere acteurs en actrices een kans te geven hun vakbekwaamheid te tonen als spelers en ook als regisseurs. Verder kunnen nu jonge auteurs eerder een kans krijgen hun werk gespeeld te zien. Tenslotte kunnen stukken worden gebracht, die om welke reden dan ook niet gemakkelijk op het grote repertoire een plaats zullen vinden. Voor een definitief oordeel is zeker de tijd nog te vroeg. Het enthousiasme van de jongeren is groot. Of het ook blijvend is zal van veel omstandigheden afhangen. Reeds nu blijkt dat ook hier de repertoirekeuze, die natuurlijk vooral op moderne stukken zal zijn gericht, een moeilijkheid vormt. Want niet alleen onrijp werk maar ook stukken die enkel naargeestig moeten worden genoemd, zijn reeds aan bod gekomen. Belangstelling voor éénacters poogt ook Ensemble te wekken door lunchpauze-theater. Dit experiment is nog te jong om over het slagen of mislukken ervan iets te zeggen of te voorspellen. Dit gezelschap is dit jaar voor de derde maal onder een andere leiding en in een grotendeels nieuwe samenstelling begonnen. Onder deze vertrouwenwekkende leiding heeft het grote en nieuwe plannen. Bij Puck blijft men nog altijd met een zekere weemoed denken aan de tijd, dat het ‘van en voor jonge mensen’ was. Theater en het Rotterdams Toneel waren dit seizoen tot dusver niet erg gelukkig. De Haagse Comedie handhaaft zich als een homogeen ensemble, dat in een bepaald repertoire voortreffelijke voorstellingen levert. De Nederlandse Comedie bestaat nu tien jaar, waarvan zeven als bespeelster van de Stadsschouwburg te Amsterdam, dus als ‘eerste’ gezelschap van ons land. Een stijgende lijn heeft men deze tien jaar niet kunnen constateren; naast grote successen kwamen volslagen mislukkingen voor, maar op het geheel kan men met tevredenheid en voldoening terug zien. Ook het elfde seizoen bracht een aantal grote en met liefde opgezette voorstellingen. |
|