| |
| |
| |
Olaf Hendriks A.A.
De Koerden, een volksstam in het Midden-Oosten
HET probleem der Koerden is de tragische geschiedenis van een natie zonder staat, welke sinds eeuwen vecht voor haar terugkeer in Koerdistan, haar bakermat, om daar onafhankelijk als een vrij volk te leven. De Koerden bevinden zich enigszins in dezelfde toestand als de Oekraïeners en Armeniërs: deze laatsten hebben echter reeds een ‘vrije’ staat in Rusland gekregen, genen, over de hele wereld verspreid en door de Polen en Russen gehaat, zullen zich moeilijk in hun aloude streek van Kiev, de kern van de Russische macht, kunnen verenigen. De Koerden, na al hun bittere teleurstellingen, welke zij van de westerse mogendheden hebben ondervonden, blijven meer dan ooit de overtuiging toegedaan, dat hun nationale droom weldra werkelijkheid zal worden. Sinds de julirevolutie van Bagdad (1958), is het Koerden-probleem wederom sterk op de voorgrond getreden en kan binnenkort, met zoveel andere, één der meest ontplofbare kwesties van het Midden-Oosten worden. Vandaar het belang enige gegevens over dit netelig probleem voor te leggen.
| |
Land en volk
Koerdistan, dat u niet meer op uw landkaart vindt, verloor reeds in 1514 door de veroveringen der Ottomanen zijn onafhankelijkheid: het bestaat echter nog als een gebied in Voor-Azië, waar ongeveer 7 à 8 miljoen (zij zelf zeggen 11 miljoen) Koerden wonen, nu verdeeld over Turkije (4 miljoen), Iran (3,5 miljoen), Irak (1,4 miljoen) en Syrië (300.000). Hun aantal schommelt dus in die landen tussen 23 en 28% van de hele bevolking: in Irak behalen steden een hoog percentage zoals Soelaimaniyak 100%, Erbil 91%, Kirkoek 52,5% en Mossoel 35%. Ook in Libanon zijn zij talrijk, doch zij worden gewoon onder de moslims (sunnieten) gerekend en niet als een aparte communauteit. In Rusland (160.000) bevinden zij zich vooral in Georgië en Armenië: deze streken kwamen aan Rusland door de Russisch-Perzische oorlogen van 1813 en 1828.
Koerdistan (530.000 m2) is een bergachtige streek, beheerst door de bergketens van de Taurus, Mardin en Zagros, en doorsneden door diepe bergkloven, waar de Grote Zab, de Boekamal en andere rivieren zich doorheen wringen. Het ligt tussen de Zwarte Zee en de steppen van Mesopotamië, en van de andere kant tussen de Anti-Taurus en de vlakten van Irak: het grootste gedeelte wordt dus begrensd door het Van-, het Oermia- en Mehabad-meer, en in het Zuiden door Mossoel en Kirkoek.
Grenzend aan Rusland en gelegen op het kruispunt van vier landen, is Koerdistan niet alleen een buffer-staat, welke de verbindingswegen tussen Turkije, Irak en Iran kan controleren, maar in dit gebied zijn behalve steenkool-, ijzer- en kopermijnen ook de rijke oliebronnen van Siirt, Koerd Dagh (Turkije), Mehebad (Iran), en Kirkoek en Mossoel (Irak) gelegen. Deze geografische ligging weegt dus zwaar bij een eventuele onafhankelijkheid van Koerdistan.
De Koerden zijn geen Arabieren, zij vormen een indo-europees ras met het
| |
| |
koermandje als het meest verspreid dialect (Perzische taal). Behalve enige christenstammen en enige duizenden Yezidis (duivelsaanbidders) zijn de Koerden sunniet: zij zijn geenszins formalistisch noch fanatiek. Op de grens van Mesopotamië en Anatolië vestigden zij zich in de bergen, terwijl de Arabieren in de vlakte bleven: diep zijn de trekken van een bergvolk in hun nationaal karakter doorgedrongen (drang naar vrijheid, gesloten economie, landbouw, het kleinnomadenleven). Velen hebben de bergen verlaten en zijn naar de vlakte afgezakt, wegens de aanvallen der Ottomanen en vooral wegens economische redenen: sommigen gingen dienen in een leger of in de administratie, zelden werkten zij als ambachtsman, het ambacht werd aan de christenen overgelaten. De overheersers trachtten hen ook steeds uit hun gesloten bergmilieu te halen om hen gemakkelijker te kunnen besturen. Zo vestigden zij zich vooral in de vlakte van Djezireh (Syrië) ten Westen van Djerabloes, Harran en Nisibis, en in de vallei van de Tigris rondom Dihoek, Erbil en Sjemsjemal: in Turkije rondom Koerd Dagh. Wij vinden ze ook langs de weg naar Jordanië, Palestina en zelfs Egypte.
In de bergen leefden zij in goede verstandhouding met de christelijke Assyriërs (nestorianen), wier patriarch zelfs een grote macht over de Koerdische stammen had. In de vlakte, daar zij goede landbouwers waren, mengden zij zich gemakkelijk onder de Arabische bevolking, waarvan zij soms de kleding doch nooit de taal overnamen. Meestal leven zij in feodaal verband, bestuurd door politico-religieuze sjeiks: het stamgevoel is zeer sterk ontwikkeld, zodat zij gemakkelijk andere elementen, zelfs verschillende godsdiensten daarin opnemen, als deze zich maar aan het stamrecht aanpassen. De eenheid ligt in de stam, of liever in het nationaal gevoel, dat door het rasbesef, de eigen cultuur (taal, literatuur, folklore), en de economische- en sociale instellingen sterk gebonden en door dichters onderhouden en aangevuurd wordt. Deze drang kan men slechts begrijpen in het kader van hun nationale geschiedenis met de onregelmatige, soms tegenstrijdige, doch steeds heldhaftige pogingen om de nationale onafhankelijkheid te verwezenlijken (de Kroniek van Scheref verhaalt hun geschiedenis tot aan de XVIe eeuw).
| |
De situatie der Koerden in de verschillende landen
Het is onmogelijk hier de bewogen geschiedenis van de Koerden weer te geven. Trouwens de wraakroepende onrechtvaardigheden van de grote mogendheden tegenover de Koerden en de andere minderheden zijn genoeg aan de kaak gesteld, echter zonder resultaat. Mijoenen mensen zijn de speelbal gebleven van het politieke spel. Amerika weigerde in 1920 het mandaat over Armenië op zich te nemen. De Assyriërs, die zich in 1917 ten koste van de grootste offers met de Engelse troepen hadden verbonden, werden door de Engelsen ontvangen als ‘hun kleine bondgenoten’; doch werden daarna tegen de Koerden ingezet ten voordele van het hasjemietische koninkrijk. De Koerden zijn nooit beter behandeld: zij werden ingezet tegen de Ottomanen (1830, 1880), terwijl zij in Iran tegen de Engelsen moesten vechten. Na de eerste wereldoorlog is het Westen er niet in geslaagd uit de verbrokkeling van het Ottomaanse rijk een nieuw Oosten te scheppen: het had minstens een staat kunnen stichten, waar Armeniërs, Assyriërs en Koerden vreedzaam bij elkander konden leven. Doch het is gemakkelijker na te kaarten dan zelf te spelen. Wij moeten echter de situatie der Koerden in de verschillende landen in het kort weergeven om hun politieke kansen zo juist mogelijk af te wegen.
| |
| |
In Syrië hebben de Koerden, gedurende het tijdperk tussen de twee wereldoorlogen, zich vooral aan de noordgrens gevestigd in de rijke streek van Djezireh, waar zij zich aangepast hebben aan de extensieve cultuur. Zij kwamen vooral uit Anatolië (Turkije), waar de politiek van Kemal Ataturk hen wilde gelijkschakelen met ‘de Turk’ als algemene deler. Ataturk heeft de Koerden over de gehele republiek verspreid, doch zij bekleden dikwijls nu nog goede posities en onderhouden een sterk onderling contact. Ook de huidige quasi-dictatuur van Menderes houdt op hen een wakend oog, en van tijd tot tijd wordt weer eens een verspreiding georganiseerd.
Onder het Frans mandaat hadden de Koerden in Syrië geen officiële rechtspositie, doch praktisch verkregen zij vele voorrechten. Ofschoon aangepast aan de nieuwe toestand, verloren de Koerden geenszins hun stamgebruiken. De stam bleef niet zo zeer als een hiërarchie gehandhaafd, dan wel als een groep om de nationale traditie te bewaren. Zij verwierven vele eigendommen en bekleedden goede posities in de middenstand, vrije beroepen, leger en parlement, zoals Hoerani, Klaled, Badaje, enz. De eenheid werd versterkt door de haat tegen Turkije, en vooral door hun intellectuele vorming en cultuur: zij hebben grote schrijvers gehad, dank zij de bescherming van de emiers Djaladet en Kameran Aali-Bedir-Khan. De Fransen, die wegens de Turken en de reeds grote etnische en confessionele verbrokkeling van Syrië (Aloeieten, Droezen, enz.) aan de Koerden geen onafhankelijkheid wilden geven, bevoorrechtten ten zeerste hun intellectuele ontwikkeling (taal, traditie). Officieel niet beschermd, voelden de Koerden zich thuis in Syrië, waar zij vele voorrechten hadden: vandaar dat zij aan Syrië de voorkeur gaven, zelfs boven Irak.
In Irak en Iran is de situatie der Koerden ingewikkelder en meer bewogen wegens de effectieve pogingen om tot de onafhankelijkheid te komen, en ook wegens de Engelse politiek. Aanvankelijk leefden de Koerden in Irak in een zeer sterk stamverband, dat door vele oorzaken is verminderd: langzamerhand drong de staatsmacht, politie, leger, door de aanleg van wegen tot bij hen door, de sjeiks verloren hun traditioneel gezag, de strijdlust verminderde, de handel trok hen naar de steden, waar geen Koerdenscholen waren. Doch zij behielden officieel grote voorrechten: zij hadden eigen lagere scholen, een eigen administratie en rechtspraak, vele ambtenaren en zelfs ministers in de Iraakse regering, en een zeer voorname intellectuele beweging met grote schrijvers en talrijke publikaties. Hun sterkste centrum was in het district van Soelaimaniyak (Kirkoek, Erbil, enz.). Zij hebben echter deze situatie nooit kunnen uitbuiten.
Gedurende de eerste wereldoorlog werd door de Engelsen wel eens de onafhankelijkheid beloofd: in de bergen werd zelfs een semi-onafhankelijkheid toegestaan, doch in feite werd geen enkele minoriteit ondersteund, daar de Engelse politiek op het Arabisme gebaseerd was. Het moeilijkste tijdperk ligt voorzeker tussen 1920 en 1945. Te Soelaimaniyak, het aloude leengoed der Barazani, had Mahmoed El-Barazani in feite een Koerdenstaat gesticht (1920-1930), en sleurde dikwijls zijn stammen in een revolutie tegen Irak mee. Ook de gebroeders sjeik Ahmed El-Barazani en Mulla Moestafa Barazani organiseerden in 1929 bloedige revoluties, welke slechts door de RAF bedwongen konden worden. Gedurende de tweede wereldoorlog werden de Barazani te Soelaimaniyak verbannen. In 1943 slaagde Mulla Moestafa erin te ontvluchten, en een nieuwe revolutie, waaraan vele officieren en ambtenaren deelnamen, te ontketenen. Op het eind van 1943 werd amnestie verleend, ook sjeik Ahmed werd vrij gelaten,
| |
| |
en er werd een minister benoemd voor de Koerdische aangelegenheden. In 1945 ontketenden de Barazani echter wederom een revolutie: de Iraakse regering sloeg echter hard terug en zond strafexpedities, zodat eind oktober vele Koerden de vlucht namen naar het Perzische Koerdistan. Deze talrijke revoluties hebben geen enkel resultaat opgeleverd: de Koerden kregen niet gedaan, dat de streek (villiyet) van Mossoel een onafhankelijke staat werd. Daar noch de Iraaks-Engelse overeenkomst van 1930, noch de Volkerenbond de rechten der Koerden ter harte namen, is het te begrijpen dat vele jongeren hun hoop op Rusland vestigden.
In Iran, waar steeds Koerdenstammen hebben geleefd, welke nooit onder de Ottomaanse macht hebben gestaan, bestond de Koerdische republiek Mahadad, gesticht door de Muhri-stam, en waarvan de Iraanse Koerde Mohammed Ghazi de leider was. Deze republiek werk versterkt door de komst van Mulla Moestafa Barazani, die tot commandant van het Koerden-leger, dat 30.000 man sterk was, werd benoemd. Dit werd natuurlijk een staat in de staat. Na de herovering van Azerbaidjan, dat door de Russen geëvacueerd was, viel het Iraanse leger in december 1945 de republiek Mahadad aan, welke zich op 31 maart 1947 overgaf. Er was steeds een verstandhouding tussen het separatische en pro-communistisch Azerbaidjan en Mahadad geweest: bij hun vertrek hadden de Russen natuurlijk de Koerden tegen Iran en Irak opgeruid (1946). Mulla Moestafa bleef tot juni 1947 doorstrijden, en slaagde erin met een groot contingent van het leger zich langs het Noorden een weg te banen naar Russisch Armenië, waar hij met groot enthousiasme ontvangen werd: een ander gedeelte van het leger vluchtte naar Irak. In juli 1947 werden vele vooraanstaande Koerden te Marhadad vermoord, ook Mohammed Gazi, die als een nationale held vereerd wordt. Ook hier werd dus hun ideaal niet verwezenlijkt.
In het licht van deze feiten begrijpt men beter waarom de Koerden hun voorkeur aan Syrië geven, ofschoon zij daar nooit officieel erkend zijn geweest, boven Irak en Iran, waar zij wel officiële voorrechten hadden, en ook waarom de Russische revolutie de brede lagen van de Koerden-intelligentsia sterk heeft aangetast. De Koerden zagen de rode revolutie als het voorbeeld van hun eigen bevrijding, des te meer daar de Russen zich van de trans-kaukasische Koerden bedienden om deze gedachte bij hen levendig te houden, en het communisme onder hen te verspreiden. Het communisme is dan ook sterk in de stammen doorgedrongen, ofschoon de Koerden door hun nationale opvoeding moeilijk communist worden. De politieke leiding der Koerden is communistisch georiënteerd. Om hun vliegtuigen en andere wapens aan Syrië te leveren heeft Rusland zeker geprofiteerd van de driehoek, welke tussen de Levan-, Oermia- en Van-meren ligt, en welke door Koerden wordt bewoond, die zeker wederom in deze ‘zwaluwen’ de lente van hun vrijheid hebben begroet.
| |
De toestand vóór de Bagdad-revolutie
De situatie der Koerden in Irak was dus zeer ingewikkeld: toch was het de enige staat, met Rusland, waar zij als een natie met verschillende voorrechten werden erkend. Ofschoon zij geen enkele gelegenheid ongebruikt lieten om hun eisen naar voren te brengen - in december 1957 legde de weduwe van emier Djeladet Bedir-Khan nog een uitgebreid historisch rapport aan de Asio-Afrikaanse conferentie te Kaïro voor - werden hun nationale rechten niet erkend, soms zelfs niet door hun eigen ministers, daar hun eisen als communistisch beoordeeld werden. En inderdaad, de ‘democratische Koerdische partij’, welke
| |
| |
in alle rangen der Koerden was doorgedrongen, gaf daartoe aanleiding. Mohammed Gazi stichtte de Komuley-beweging, welke in 1945 omgeschapen werd in de democratische Koerdische partij. Vooral door de vlucht van vele Koerden naar Russisch Armenië, zwenkte deze partij nog meer naar links. Mulla Moestafa Barazani werd officier in het rode leger, en beschikte over een uitzendpost. Het pact van Bagdad, dat juist al hun vijanden verenigde, gaf de Koerden ook geen zekerheid, vooral daar het begon met de hulpverlening van Irak aan Iran om een rumoerige Koerdenstam der Djavanroedi te onderdrukken (1936). Dit alles kwam het communisme ten goede: ook waren de Koerden hevig gekant tegen Jordanië, het hasjemietisch koninkrijk, dat door de Engelsen geschapen was, als ook tegen de Arabische verenigde republiek, welke hun voorrechten in Syrië niet altijd erkende. Onder de regering van Noery Said werden vele Koerdenleiders gevangen gehouden.
| |
De juli-revolutie van Bagdad
De revolutie van 14 juli 1958 bracht plotseling een grote verandering in de situatie der Koerden. Kassem schafte het stamrecht voor 200.000 nomaden en voor een miljoen semi-nomaden af, doch gaf aan de Koerden dezelfde rechten als aan de Arabieren. ‘De Arabieren en Koerden zijn opgenomen in de natie. De constitutie garandeert hun nationale rechten in de Iraakse staat’. Door deze uitzonderlijke en belangrijke beslissing werd de politieke emancipatie der Koerden voor de eerste maal sinds 1514 erkend en verwezenlijkt. Tegelijk met een sunniet en een sjieiet maakt een Koerde, Khaled Naqchbendi, deel uit van de hogestaatsraad: de vlag der nieuwe republiek draagt de Koerdische dolk en het Arabisch zwaard. De Koerdenleiders, zoals Ahmed Barazani, en de dichter Goran werden vrij gelaten.
Het nationalisme was losgeslagen: op de foto's der revolutie zag men Koerden strijden zij aan zij met Kassem. Manifestaties, artikels, weekbladen bedankten Kassem voor de bevrijding der Koerden, doch stelden ook onmiddellijk hun eisen. Het idee van een federatie tussen Koerden en Arabieren in één Iraakse republiek won onmiddellijk veld. Irak is een Koerdisch-Arabisch land: de Koerden zijn geen Arabieren maar bewonen met hen hetzelfde land, niet als emigranten, doch als gelijkgerechtigde inwoners (autochtonen). De historische en sociologische betrekkingen tussen beide naties zijn steeds sterk geweest: dikwijls hebben zij tegen dezelfde vijand gestreden, Saladijn was een Koerde: samen hebben ook zij gewerkt aan de uitbreiding van de Islam en de Arabische cultuur: op elk terrein kunnen de twee naties gemakkelijk samenwerken.
Eenmaal uit zijn banden losgeslagen bleef deze bevrijding niet zonder revoluties in Irak zelf en moeilijkheden in het buitenland, vooral toen Mulla Moestafa El-Barazani uit Rusland terugkeerde. Vooreerst moest de revolutie van Kassem zeker zijn de Koerden op haar hand te hebben: zij heeft daarom de nationale gevoelens geforceerd, ook met het doel de plunderingen door de Koerdenstammen te verhinderen, vooral daar buitenlandse krachten onder hen stookten. De politieke strijd met andere partijen, vooral met de Baath-partij, kon natuurlijk niet uitblijven. De socialistische partij, welke nu door Kassem uitgesloten is, beoogde ‘het groot Arabisch vaderland’, een Arabische eenheid vanaf de Perzische golf tot aan de Atlantische Oceaan. De Koerden zijn tegen elke Arabische eenheid, en hebben daarom ook geprotesteerd tegen de hasjemietische federatie, welke ook verdwenen is.
| |
| |
Sinds het vertrek der Barazani bestond er een grote onenigheid onder de Koerden; de eenheid is door de terugkeer van Mulla Moestafa enigszins hersteld. De populariteit van Moestafa is zeer groot, en door zijn propaganda aan de radio-Erivan en doordat hij onmiddellijk de titel kreeg van ‘Generaal in het gebied van Barazan’, een arme bergachtige streek aan de Turkse grens bij de Grote Zab, waar de Koerden steeds, zelfs onder het bestuur van Noury Said, een zekere onafhankelijkheid bewaard hebben. Moestafa verdedigt een Arabisch-Koerdische gemeenschap, en verzet zich tegen een Arabische unie. Bij zijn terugkeer in Irak vluchtte de Koerdenstam der Mandani met zijn leider, Mollah Hossein Mandan, naar Iran, daar zij vijanden zijn van de Barazani, en door dezen beschuldigd worden, gedurende de revolutie, met het leger van koning Fayçal meegevochten te hebben. Ook hebben de Barazani moeten vechten tegen de stammen Barabost en Nawdasht in het hooggebergte van Amadiya aan de Iraanse grens (mei 1959).
Door het ‘Koerden-feit’ te erkennen en aan de politieke partijen de vrijheid te geven heeft Kassem natuurlijk een reactie uitgelokt, welke in het begin moeilijk te beteugelen was. Wij weten niet precies wat er in het eerste jaar der revolutie is voorgevallen, en welke het spel der verschillende partijen in de opstanden van Mossoel en Kirkoek is geweest. Wij kunnen ook niet juist bepalen in welke mate de Koerden nog meer naar links zijn gezwaaid: het is een feit, dat de communistische Koerdische bladen steeds een grotere oplage kregen.
Na het overgangstijdperk, waarin alle politieke partijen opgeheven waren, heeft Kassem begin 1960 wederom de politieke vrijheid aan sommige partijen toegestaan: de Baath-partij werd onmiddellijk uitgesloten, en de aanvrage van de communistische partij, welke direct van Moskou afhangt, werd niet aanvaard. ‘De Koerdische democratische Partij’, onder leiding van Moestafa Barazani, werd erkend als de enige partij voor de Koerden: zij is links georiënteerd en zal zeker op sommige punten met de communisten samenwerken. Zij is daarom geen communistische partij: er bestaat zelfs een grote onenigheid tussen communisten en Koerden aangaande de Koerdisch-Arabische federatie, en de mogelijkheid van een onafhankelijk Koerdistan. Ondertussen werken de Koerden ook heel hard om hun intellectuele positie te versterken: er is reeds een academie gesticht, en er bestaat een afdeling voor de Koerdische taal aan het ministerie van onderwijs. Het plan om de schrijfwijze van het alfabet te vereenvoudigen wordt bestudeerd.
Door de nationale gevoelens der Koerden in Irak aan te moedigen heeft Kassem grote onrust verwekt in Turkije en Iran, vooral daar sommige groepen het herstel van Koerdistan eisen en Irak door de opzegging van het pact van Bagdad een bres geslagen heeft in de verdedigingslijn van de Nato en de Seato. Nasser van zijn kant schijnt de Koerden van Noord-Syrië te willen winnen, want sinds juni 1958 geeft radio-Kaïro uitzendingen in de Koerdische taal.
| |
De huidige kansen
De onrust van Iran en Turkije verplicht ons te spreken over de Cento, welke het pact van Bagdad zonder Bagdad vervangt, en in haar plannen de ontwikkeling van de Koerdengebieden heeft opgenomen. Kassem, die nooit een voorstander van het pact van Bagdad is geweest, verliet het pact in het voorjaar 1959: in de zomer van hetzelfde jaar werd de Cento (Central Territorial Organisation) geboren. Deze nieuwe verdediging heeft de streek der Koerden nodig, doch zal een zelfstandig Koerdistan zeker niet toestaan. In september 1959 werd de eerste
| |
| |
vergadering gehouden, waarbij een nieuw wegennet werd voorgesteld. De weg Trebizonde-Tebriz (van Turkije naar Iran) loopt te dicht langs de Russische grens: ook de wegen uit Irak naar Iran langs Revandouz en Bagdad hebben geen belang meer. Daarom werd besloten de weg vanuit Alexandrette te verlengen in Djezireh en in het hooggebergte van Anatolië langs Ibn-Omar, Djoelamerk en Dilman om de verbinding tussen Turkije en Iran te verzekeren. De weg gaat door de streken van Bohtan en Hakkiari, welke tot nu toe vrij gebleven zijn van de Turkse infiltratie, bij gebrek aan wegen, zodat daar 50.000 Koerden in een betrekkelijke vrijheid hebben kunnen leven. De nieuwe weg zal hen van hun vrijheid beroven. Van de andere kant zal men rekening moeten houden met het feit, dat het Koerdengebied in het middelpunt ligt van de verdediging van het Nabije Oosten, en dat wegen in een vijandige streek nooit veilig zijn. Vandaar dat Iran ook meer aandacht aan de Koerden besteedt: de Perzische regering geeft grotere vrijheid aan het Koerdisch onderwijs; te Teheran verschijnt een Koerdisch dagblad en radio-Tebriz geeft uitzendingen in de Koerdische taal.
Het begin van de Cento is voor hen in ieder geval beter dan dat van het pact van Bagdad, doch de Koerden zijn ook tegen de Cento gekant, daar deze hun plan tegenwerkt. Immers de Cento in haar huidige vorm zal nooit een onafhankelijk Koerdistan toestaan: een onafhankelijk Koerdistan zou heel de kaart van het Nabije Oosten veranderen en het evenwicht der verdediging verbreken. Turkije zou van Iran en verderop van Pakistan afgesloten zijn (ook van Irak, doch dit is nu niet van belang), en zou als buren hebben Rusland, Syrië en Koerdistan; drie landen, welke niet dezelfde waarborg bieden als de Cento-landen. Zou Turkije, dat het steunpunt is van de organisatie, aldus worden afgesloten, dan vervalt heel de weerstand van de centrale Midden-Oosterse verdediging.
| |
Kan Kassem zijn beloften nakomen?
De Koerden hebben Kassem ondersteund in zijn strijd tegen de partijen: zij blijven hem zeker trouw. De Koerden zijn tegen een vereniging met Nasser, zij zijn ook tegen de Cento: ofschoon links georiënteerd, zullen zij niet met Rusland gaan, dat geen individuele vrijheid toestaat, waaraan de Koerden zeer gehecht zijn. De voorlopige constitutie heeft de Koerden, voorzeker, gelijke rechten met de Arabieren gegeven, doch geenszins een volledige onafhankelijkheid toegestaan, noch minder de hulp voor de herleving van Koerdistan toegezegd. In de huidige omstandigheden is dus een onafhankelijk Koerdistan nog een utopie.
Wat hun situatie in Irak zelf betreft is het moeilijk de toekomst te voorspellen. Wij moeten de verdere ontwikkeling van het Koerdenprobleem afwachten. De Koerden zullen zeker hun positie, vooral als een nationale en democratische partij, versterken, doch wij zien niet in hoe zij een onafhankelijke of zelfs federale staat in Irak kunnen verwezenlijken, daar deze moeilijk verenigbaar is met de integriteit van het land.
Daar Arabieren en Koerden dezelfde rechten hebben, zou men het pact 43 van Libanon als voorbeeld voor een oplossing kunnen voorstellen: in Libanon leven de christenen en muzelmannen samen volgens een niet-geschreven overeenkomst. Het voorbeeld van Libanon is onlangs ook voor Algerije voorgesteld. Doch zelfs dit voorstel is moeilijk in Irak te verwezenlijken, daar de Koerden daarmee zeker geen voldoening nemen en een soortgelijk pact historisch moet groeien en niet opgelegd kan worden. De lijdensweg der Koerden en van zo vele andere volkeren met hen is nog niet beëindigd.
|
|