| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE moeilijkheden in Laos, waarover wij vorige maand reeds berichtten, gaven aanleiding tot steeds grotere bezorgdheid. Na enkele snelle wisselingen kreeg de pro-Westerse Phoemi Nosavan tenslotte de macht in handen in Vientiane, maar de communistisch georiënteerde Pathet Lao handhaafde zich in de Noordelijke aan Noord-Vietnam grenzende provincies. Meer en meer komen de V.St. en de S.U. hier tegenover elkaar te staan, daar beiden militaire steun blijven verlenen resp. aan de door hen als wettig erkende regeringen van prins Boen Oem (met Phoemi Nosavan) en die van de naar Cambodja gevluchte Soevannah Phoema, waarachter kapitein Kong Lee en de Pathet Lao staan. Van verschillende zijden werd aangedrongen op bijeenroeping van de commissie van drie (Polen, Canada en India), ingesteld op de conferentie van Genève in 1954, waar de vrede in Indo-China werd geregeld. De V.St. voelen niets voor deze bijeenkomst in tegenstelling met Engeland, Frankrijk en andere landen. De laatsten zien als de meest praktische oplossing een regering op zo breed mogelijke basis, waarin naast de pro-Westerse ook de neutralistische stroming en de Pathet Lao zijn vertegenwoordigd, maar de V.St. wensen slechts een pro-Westerse regering te erkennen. Ook communistisch China mengt zich in deze kwestie en hierdoor zal het nog moeilijker worden om tot een akkoord tussen de V.St. en Rusland inzake Laos te komen.
Op 19 december hebben de kiesmannen in de V.St. Kennedy gekozen als president, zodat het nu zeker is, dat hij op 20 januari a.s. het ambt van Eisenhower zal overnemen. Kennedy was intussen reeds een eind gevorderd met de vorming van zijn regering. Hierbij heeft hij enkele opzienbarende benoemingen gedaan; kennelijk heeft hij zich niet steeds laten leiden door partij-politieke overwegingen, maar ernstig gezocht naar de z.i. juiste man op de juiste plaats. Zo benoemde hij op de uiterst belangrijke post van Secretary of State Dean Rusk, democraat, maar geen uitgesproken politieke figuur; onder president Truman bekleedde hij de post van onder-minister van buitenlandse zaken en was hij speciaal belast met de zaken betreffende het Verre Oosten; naar verluidt is hij geen voorstander van topconferenties. Een zeer zware functie in Kennedy's kabinet zal vervuld worden door Mac Namara, tot nu toe hoofd van het Fordconcern, die deze zeer lucratieve post gaat verruilen voor het ambt van secretary of defence; hij staat voor de gigantische opgave om - waarschijnlijk in overeenstemming met een voorstel van de democratische senator Symington - het departement van defensie geheel te reorganiseren en te komen tot een efficiënte samenwerking tussen leger, vloot en luchtmacht, teneinde een einde te maken aan de voortdurende geldverspilling als gevolg van de onderlinge concurrentie tussen deze drie; ook Mac Namara is geen uitgesproken politieke figuur. Dit is wel het geval met een derde door Kennedy benoemde topfunctionaris, namelijk Douglas Dillon, die als minister van financiën zal optreden; hij is republikein, propageerde sterk de kandidatuur van Nixon en was onder-minister van buitenlandse zaken tijdens de regering Eisenhower; door deze benoeming zal, naar
| |
| |
men meent, Kennedy het de republikeinen bemoeilijken al te scherpe kritiek uit te oefenen op zijn financieel beleid. Veel kritiek lokte de benoeming van Robert Kennedy, broer van de president-elect, tot minister van justitie uit en dit niet alleen van republikeinse, maar ook van democratische zijde. Belangrijk is ook de benoeming van R. Weaver tot directeur van de woningbouw; het zou de bedoeling zijn om hier een ministersfunctie van te maken, waardoor voor het eerst in de V.St. een neger minister zou worden; venijn voor de Zuidelijke aanhangers van de segregatie, temeer daar Weaver steeds voor de rechten der negers heeft gevochten.
Bij herhaling heeft Chroestsjef er de laatste tijd de nadruk op gelegd, dat hij hoopt en verwacht, dat er in de komende tijd een verbetering zou komen in de betrekkingen tussen de S.U. en de V.St.; zelfs het U-2 incident zou hij daarvoor willen vergeten, zodat men met een schone lei zou kunnen beginnen. Het is de vraag of deze lei lang schoon zal blijven; allereerst voelt Dean Rusk weinig voor topconferenties; verder zit de behandeling van Eisenhower in mei verleden jaar het Amerikaanse volk hoog en was het optreden van Chroestsjef tijdens de Algemene Vergadering van de V.N. niet erg geschikt om sympathie in het W. te verwerven; daar kwamen de kwesties Kongo en Cuba en nu die in Laos bij, waar men steeds duidelijker gaat spreken over een onmiddellijk ingrijpen door de communisten uit Noord-Vietnam, tengevolge waarvan de Amerikaanse troepen in Okinawa bevel hebben gekregen om zich paraat te houden om elk ogenblik naar Laos gedirigeerd te kunnen worden. Tenslotte is de Amerikaanse buitenlandse politiek een bi-partisan-policy geweest en - hoe groot de invloed van de president ook moge zijn - zelfs als hij het zou willen, zou Kennedy geen plotselinge algehele koerswijziging tot stand kunnen brengen.
Het is overigens verklaarbaar, dat Chroestsjef hoopt op een succes voor zijn politiek van vreedzame coëxistentie. Deze is het voornaamste onderwerp geweest van de besprekingen in Moskou, waaraan afgevaardigden van communistische partijen uit 81 landen hebben deelgenomen. Het meningsverschil tussen Rusland en Communistisch China over de vraag of oorlog tussen communistische en kapitalistische landen onvermijdelijk is of niet, is begraven in een lang communiqué van 18.000 woorden; ogenschijnlijk heeft Communistisch China water in de wijn gedaan, maar men vraagt zich af op welke voorwaarden Chroestsjef dit heeft weten te bereiken. Wij hebben rekening te houden met onbekende concessies van Moskou aan Peking en Mao kan best na korter of langer tijd weer eens roet in het Russische eten gooien; van een mono-lithische eenheid in de communistische wereld is niet veel over gebleven.
Nog net voor het einde van 1960 kwam een nieuw handelsverdrag tussen de S.U. en West-Duitsland tot stand; men was hierover reeds eerder tot overeenstemming gekomen, maar Rusland bleek op het allerlaatste moment niet bereid om te erkennen, dat de bepalingen ook voor West-Berlijn zouden gelden, waarop de ondertekening niet doorging. Nu is de oplossing gevonden in een van West-Duitse zijde afgelegde en door de S.U. niet tegengesproken schriftelijke mededeling, dat de nieuwe overeenkomst zou gelden voor hetzelfde gebied als de oude. Men verwachtte, dat het optreden van de S.U. ook het sluiten van een economisch akkoord tussen W.- en O.-Duitsland zou bespoedigen, maar tot nu toe is dit niet gebeurd.
De reis van de Gaulle naar Algerije in begin december heeft geleid tot hevige onlusten in de - door de Gaulle niet bezochte - grote steden. Tengevolge van
| |
| |
de hevige spanningen moest hij zijn bezoek met een dag bekorten. In zijn latere redevoeringen ter voorbereiding van het op 8 januari te houden referendum heeft hij zich niet uitdrukkelijk uitgesproken voor nieuwe onderhandelingen met Ferhat Abbas. Wel heeft hij gezegd, dat, als hij geen duidelijke meerderheid achter zich krijgt in Frankrijk, hij zich zal terugtrekken naar Colombey, hetgeen niet minder dan een ramp zou zijn. Men vermoedt, dat hij door dit dreigement twijfelaars, die zich door onthouding van stemmen er van af zouden willen maken, wil dwingen ja te stemmen. Ferhat Abbas heeft aan de Algerijnse bevolking aanbevolen het referendum te boycotten.
| |
Nederland
Bij de behandeling van de begroting van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid in de Tweede Kamer is vlak voor het Kerstreces een ernstig politiek conflict uitgebroken tussen de regering en een kamermeerderheid. Reeds jaren kampt Nederland met een ernstig woningtekort. Als voornaamste oorzaken hiervan zijn te noemen de achterstand, daterend uit de oorlogsjaren 1940-1945 en de toename van de bevolking. De eerste oorzaak is een algemeen Europees verschijnsel, maar terwijl in de andere welvarende Europese landen deze achterstand praktisch is ingelopen, zit ons land tengevolge van de tweede oorzaak nog steeds met een ernstig tekort. De allesbeheersende vraag was reeds jaren: doet de regering het uiterste om dit weg te werken, speciaal voor die bevolkingsgroepen, die het minst draagkrachtig zijn? Van veel enthousiasme voor het regeringswoningbeleid was er bij geen enkele politieke partij sprake en minister van Aartsen kon er dan ook op rekenen, dat hij geen gemakkelijke taak zou hebben bij de verdediging van zijn begroting. Dat er echter een kabinetscrisis zou komen, had men niet verwacht. De onmiddellijke aanleiding was een motie van het A.R.-lid van Eibergen, waarin verzocht werd om het bouwprogramma voor 1961 te verhogen met 5000 woningen tot 85.000. De uit de A.R. voortgekomen minister voelde hier niets voor, daar hij ernstig bevreesd was voor een overspanning op de bouwmarkt tengevolge waarvan lonen en prijzen zouden gaan stijgen; dit laatste druiste geheel in tegen de richtlijnen van dit kabinet, dat zich steeds ten doel heeft gesteld de spiraal lonen - prijzen te doorbreken en daarin tot nu toe wel geslaagd is. De minister verklaarde dan ook, dat hij de motie in elk geval naast zich zou neerleggen en dat hij zou aftreden zelfs als bij verwerping van de motie een belangrijke meerderheid van zijn partijgenoten zou voorstemmen; tevens verklaarde hij, dat in dit geval ook zijn partijgenoten in het kabinet, de heren Zijlstra en Rooi vink, zouden heengaan, waarna prof.
de Quay meedeelde, dat dan de basis van het kabinet was weggevallen en dit dus zijn ontslag zou indienen. Een poging van de waarnemend fractievoorzitter der K.V.P., Andriessen, om een compromis te bereiken op basis van onmiddellijk 2500 woningen meer en over een half jaar bekijken of er nog 2500 kunnen bijkomen, daarbij speciaal lettend op de woningbouw voor de minder draagkrachtigen, verkreeg 's ministers goedkeuring wel, maar kon niet voorkomen, dat de Kamer zich met een meerderheid van 70-59 stemmen uitsprak voor de motie Eibergen; alleen de K.V.P. en de V.V.D. stemden tegen.
De kabinetscrisis, die hierdoor ontstond, werd gekwalificeerd als onnodig, zelfs onzinnig. Voorzover het het woningbeleid betrof, ging het eigenlijk over
| |
| |
de vraag of het kabinet bereid was een duidelijk blijk te geven, dat het de woningbouw voor de minstdraagkrachtigen voorrang wilde verlenen en daarvoor zelfs bereid was die in de vrije sector af te remmen; tegen dit laatste had de regering echter principiële bezwaren. Men vraagt zich nu af of de A.R.-fractie zich voldoende is bewust geweest van de gevolgen van haar optreden en zo ja, moeten wij dan aannemen, dat de actie niet alleen was gericht tegen de door haar zwak genoemde minister van Aartsen, maar via de laatste tegen de twee krachtige A.R.-figuren in het kabinet, de minister van financiën, Zijlstra, en de staatssecretaris voor sociale zaken, Roolvink? Het lijkt er inderdaad op, dat de overheersende positie van minister Zijlstra in het kabinet een van de diepere oorzaken van de crisis is; hij ziet voortdurend het dreigende gevaar van overbesteding en als gevolg daarvan een bestedingsbeperking en deze wil hij in elk geval voorkomen. De A.R.-fractie achtte zich door deze overheersende positie van een van haar mensen te veel gebonden; zij rebelleerde tegen minister Zijlstra en niet tegen het kabinet als zodanig; dit bleek uit de uitlating van dr. Bruins Slot, voorzitter der A.R.-kamerfractie, dat er geen bezwaar bestond tegen de politieke samenstelling der regering, en dat men zelfs spijt had, dat het zo ver had moeten komen. Bleek reeds hieruit een meningsverschil binnen de A.R., dit werd nog duidelijker na de verklaring van de partijvoorzitter, dr. Berghuis, dat men in partijkringen ernstig verontrust was over het optreden der fractie. Het zou er bij de oplossing van de kabinetscrisis dus eigenlijk om gaan de crisis in de partij der A.R. op te lossen. Zou daarbij echter het hoofd van minister Zijlstra moeten vallen, dan zou dit voor ons land een grote schadepost betekenen.
Na de gebruikelijke adviezen te hebben ingewonnen verleende H.M. de Koningin aan prof. de Gaay Fortman een informatie-opdracht, waarbij hij moest proberen een oplossing te vinden ‘met handhaving van dezelfde politieke samenstelling als die van het huidige kabinet’. Na enkele dagen van onderhandelingen binnenskamers bleken de A.R.-fractie en de C.H.U. bereid om de motie Eibergen in te slikken; er bleef toen nog de moeilijkheid om dit proces zo elegant mogelijk te doen verlopen.
Het resultaat is, dat het kabinet in zijn geheel is teruggekomen op basis van de motie-Andriessen, hetgeen voor de A.R.-fractie niet makkelijk zal zijn geweest. Het staat echter te bezien of er niet een zekere mate van achterdocht zal blijven bestaan bij de K.V.P. en de V.V.D. ten aanzien van de houding der protestants-christelijke partijen; reeds tijdens de onderhandelingen waren er geruchten, dat beide eerstgenoemde partijen hierover enige meerdere zekerheid wensten. Is er ook niet een nadeel in gelegen, dat men geen gebruik heeft willen maken van de gelegenheid om bepaalde minder sterke figuren in het kabinet door andere krachtiger persoonlijkheden te vervangen? Speciaal dit laatste zou wel eens tot nieuwe moeilijkheden kunnen leiden.
J. Oomes
| |
België
Men zal zich herinneren, dat bepaalde kringen in de meerderheid van oordeel waren, dat de regering zich, vanaf de herfst 1960, er best toe beperkte, slechts een minimum-programma uit te voeren en zich voor te bereiden op nieuwe verkiezingen. Tenslotte echter verkreeg Eerste-minister Eyskens toch de quasi-alge- | |
| |
mene instemming voor zijn groot programma, het programma van de eenheidswet, op grond van de overweging, dat het belang van het land de onmiddellijke uitvoering vergde van de gedurfde saneringspolitiek die de premier voorzweefde.
Nog tot 20 december kon het lijken, dat de Eerste-minister het onbetwistbaar bij het rechte eind had. Tijdens het voorafgaande week-end waren inderdaad de drie nationale partijen in nationaal congres bijeengekomen om hun houding t.o.v. de eenheidswet te bepalen, en heel algemeen werden de resultaten van die congressen als een overwinning voor dhr. Eyskens geïnterpreteerd: de C.V.P. verleende hem haar steun als één man, en ook in de liberale partij bleek een twee-derde meerderheid aanwezig te zijn, om er de eenheidswet door te krijgen. Alleen de socialistische partij gaf beslist uiting aan haar verzet; ze verwierp de eenheidswet radicaal als zijnde een wet van sociale achteruitgang, en verklaarde tevens dat er geen sprake van kon zijn, tot de regering toe te treden vooraleer nieuwe verkiezingen hadden plaatsgevonden. Wat de waarnemers op dat ogenblik opviel, was de verdeeldheid die in de rangen van de B.S.P. heerste. Een hevig Luiks maneuver slaagde er bijna in, dhr. Van Acker aan de dijk te doen zetten, en alleen door de vertrouwenskwestie te stellen, wist voorzitter Collard dit maneuver te keren. Men wist ook, dat de socialistische leiding fel verdeeld was aangaande de tactiek die tegen de eenheidswet diende toegepast. ‘La Gauche’ en de meer extremistische elementen hadden zich uitgesproken voor een ‘grève au finish’, de meerderheid van de socialistische leiders w.o. de heren Collard en Major wensten niet zo ver te gaan.
De vraag of dhr. Eyskens zich geen illusies had gemaakt over de politieke mogelijkheid tot doorvoering van zijn program zou echter de week nadien in volle scherpte worden gesteld. Op 20 december, de dag waarop de Kamer de bespreking van de eenheidswet aanvatte, braken inderdaad stakingen uit, eerst van het gemeentepersoneel aangesloten bij de A.C.O.D., maar die zich snel tot alle openbare diensten uitbreidden. Het bleek, dat een actief gedeelte van de socialistische massa, hoogstwaarschijnlijk opgezweept door communistische agitatie, veel radicaler was dan de socialistische leiding en resoluut het initiatief nam. Na enkele dagen verkeerde het Waalse land, althans de industriestreken, in een acuut klimaat van algemene staking, met al wat daarbij behoort aan aanslagen op de arbeidsvrijheid der werkwilligen, geweldplegingen en sabotagedaden. Eerst leek de regering enigszins ontredderd. Ze liet althans na, onmiddellijk de nodige voorlichting aan de bevolking te verstrekken, waaruit kon blijken dat de staking tegen de eenheidswet sociaal allesbehalve gegrond was en dat de eerste stakers persoonlijke belangen verdedigden, waarvan de handhaving niets met de arbeidersbelangen te maken had, en hun veeleer antipathiek moest voorkomen. Vanaf zaterdag 24 december veranderde het beeld echter. Het is waar, dat de regering intussen de zekerheid had verworven dat het A.C.V. zich niet bij de stakingsbeweging zou aansluiten - beslissing waaraan de stellingname van de kardinaal tegen de stakingen, hoe fel bekritiseerd ook, niet volledig vreemd mag worden geacht.
Feit is, dat vanaf die dag de regering de zaak in handen nam. Ze begon een intense voorlichtingscampagne te voeren, en aarzelde daarbij niet, iedere mogelijkheid voor linkse propaganda en agitatie langs radio en TV te verhinderen. Ze trof tevens alle nodige maatregelen om de orde te handhaven en alle vitale diensten te verzekeren. De gevolgen van die actie waren, dat de staking in de openbare sector begon achteruit te lopen, en dat ze zelfs in het Vlaamse land en
| |
| |
vooral te Brussel nooit ernstig voet kon vatten. De regering werd daarbij gediend door de kalmere periodes rond Kerstmis en Nieuwjaar die uiteraard een remmende invloed op het ritme van de staking moesten uitoefenen. Ze werd eveneens gediend door de stemming van een meerderheid in de publieke opinie, voornamelijk in het Vlaamse land en te Brussel, maar ook bij de middenstanders en in de meer gematigde streken van het Waalse land, die de staking, en vooral haar demagogische en anti-democratische uitwassen geenszins gunstig gezind was. In al die kringen werd de beslissing van de regering tot elke prijs stand te houden ten zeerste goedgekeurd. De regering had verder een wapen gevonden in het uitstel van de parlementaire debatten over de eenheidswet tot 3 jan.; ze had nochtans de urgentie en de dringende voorrang laten gelden. Maar t.a.v. de houding van de socialisten in het parlement, die niet alleen wettelijke middelen, als het indienen van interpellatieaanvragen, en tijdrovende tussenkomsten aanwendden om de bespreking te saboteren, maar zich zelfs tot de meest onwaardige praktijken leenden, zoals ons land die sinds het Rexisme niet meer gekend had - was het uitstel zeker een gewettigde zet.
Een ogenblik leek het ook, dat de staking deze handicaps niet zou kunnen te boven komen. Verschillende socialistische leiders wensten niet, dat ze volle uitbreiding zou krijgen en ze spanden zich in om hun troepen weer vaster in de hand te hebben. Ze waren daardoor echter tevens genoodzaakt althans naar buiten toe een strakke houding aan te nemen. Op dat ogenblik werd een bewuste actie ingezet om de beweging in het Vlaamse land uitbreiding te doen nemen, en werden in de week na Kerstmis tal van manifestaties op touw gezet; geen enkele dezer manifestaties had een doorslaand succes, maar toch droegen ze er beslissend toe bij, de beweging in het leven te houden. Het was zeker de bedoeling van de meest radicale menners, desnoods een nieuw Grâce-Berleur uit te lokken, en ondanks het kalme optreden van politie en rijkswacht kon een slachtoffer niet worden vermeden, bij de betoging te Brussel op 30 december.
Degenen die wensten dat de regering voet bij stuk zou houden, werden alles samen tevreden gesteld; maar men voelde toch aan dat de latente vrees voor een capitulatie bleef bestaan. Deze vrees maakte zich o.m. bemerkbaar bij de terugkeer van Koning Boudewijn en Koningin Fabiola van hun huwelijksreis in Spanje, daar sommigen meenden dat het staatshoofd het initiatief tot verzoenende besprekingen zou nemen, waarvan het resultaat de schijn van een socialistische overwinning zou kunnen wekken. De Koning beperkte zich echter tot ruime raadplegingen en vermeed stelling te nemen.
Op het ogenblik dat dit overzicht wordt afgesloten, is het nog niet mogelijk de uitslag te voorspellen van deze strijd, die voor België en zijn economie zeer zwaar is en een noodtoestand dreigt te scheppen, waartegen zelfs de maatregelen van de eenheidswet niet opgewassen zullen zijn; het huidige conflict is trouwens geenszins zonder gevaar voor de democratische instellingen en voor de eenheid van het land, daar waar de socialisten meer en meer de kaart van de Waalse autonomie gaan spelen.
L. Deraedt
|
|