Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 462]
| ||||||||||||||||||||||
Het dagelijks leven in de Sovjet-Unie
|
man | vrouw | |
---|---|---|
Inkopen doen | 55 min. | 35 min. |
Eten koken en borden wassen | 1 uur | |
Tijd aan het kind besteed | 4 uur, 25 min. | 4 uur, 50 min. |
In orde houden van het huis, wassen (van kleren enz.) | 30 min. | |
Slapen | 6 uur, 50 min. | 7 uur, 50 min. |
Vrije tijd | 3 uur | 1 uur |
Gepubliceerd in samenhang met de discussie rond de in Sovjet-Rusland nu aan de orde zijnde verkorting van de arbeidsduur heeft dit lijstje betrekking op een met naam en adres genoemd gezin. Nu zal deze tijdsindeling ongetwijfeld van de ene kant sterk afhankelijk zijn van de aan ieder gezin eigen individuele trekken en omstandigheden, van de andere kant zou men zelfs bijna a priori wel zo'n indeling kunnen opzetten, die aan de gemiddelde werkelijkheid zou beantwoorden, zodat het hier gegeven voorbeeld m.i. zeker bruikbaar genoemd mag worden.
Arbeid
De op ons lijstje ingedeelde tijd bedraagt zowel voor de vrouw als voor de man ruim vijftien uur. Er blijft dus ruim acht uur over: de werkdag plus de tijd, nodig om naar werk en weer thuis te komen. In mei van dit jaar heeft de Opperste Sovjet een wet aangenomen, volgens welke in 1960 de zevenurige en gedeeltelijk de zesurige werkdag zal worden ingevoerd.
Kunnen we de Sovjetarbeiders hiermee onvoorwaardelijk gelukwensen? ‘Onze afdeling is op de zevenurige werkdag overgegaan, - schrijft een van hen - iedere minuut telt nu mee’Ga naar voetnoot4). En inderdaad, de betreffende documenten herhalen het steeds: de arbeidsproduktiviteit mag niet verminderen! Natuurlijk wordt veel, zo niet alles, verwacht van mechanisatie en automatisering. Het Centraal Comité van de Communistische Partij en de Ministerraad der Sovjet-Unie hebben er 2 juli een decreet over uitgevaardigd, hoe de ondernemingen economisch gestimuleerd en de arbeiders er stoffelijk bij geïnteresseerd moeten worden om die modernisering op grote schaal te verwezenlijken en van 13 tot 16 juli hield het Centraal Comité er een plenaire zitting over. Al in de derde alinea - gewoonlijk komen zulke klachten veel later - stelt het decreet vast, dat er op dit gebied ‘ernstige tekorten zijn, die het tempo in de technische vooruitgang van de nationale economie tegenhouden’Ga naar voetnoot5). Bijzonderheden hierover kan men o.a. vinden in het verslag, dat de voorzitter van het Regeringscommissariaat voor mechanisatie en machinebouw - dus een deskundige! - uitbracht aan het Centraal Comité: ‘De beslissingen van het 21e Partijcongres (jan. 1959) over de mechanisatie van omslachtig en zwaar werk worden in vele takken van de industrie nog langzaam uitgevoerd. Het aantal arbeiders dat met de hand werkt, bedroeg op 1 aug. 1959 47 procent van het totaal der industriearbeiders. Van het totale los- en laadwerk wordt in `960 ongeveer 37 procent met de hand uitgevoerd.... Volgens plan hadden er in 1959 en in het eerste kwartaal van dit jaar 759 nieuwe typen van machines, mechanismen, installaties en werktuigen uitgebracht moeten worden, maar het plan werd slechts voor 425 typen uitgevoerd.... Van het voor deze vernieuwing beschikbaar gestelde kapitaal bleef in 1959 twaalf procent ongebruikt.... Van 77 nieuwe ondernemingen zijn er 14 al meer dan tien jaar in aanbouw.... In plaats van de 60.000 ingenieurs, die er in 1960 voor deze takken van nijverheid nodig zijn, komen er slechts 24.000 beschikbaar’Ga naar voetnoot6).
Al staan hier natuurlijk ongetwijfeld ook reëele prestaties en successen tegenover, toch mag uit zulke gegevens veilig geconcludeerd worden, dat behoud of zelfs verhoging van de arbeidsproduktiviteit bij een verkorte werkdag voorlopig nog neer zal moeten komen op verzwaring der eisen, die aan de arbeiders gesteld zullen worden. M.a.w. het systeem, dat officiëel ‘socialistische wedijver’ heet, maar in werkelijkheid een levensgrote arbeidscompetitie genoemd kan worden, wordt zeker nog niet afgeschaft. Bij ons is dit stelsel meestal bekend onder de naam van ‘Stachanovisme’, maar Stachanov is eigenlijk al lang vergeten; om het vuur er in te houden heeft men in letterlijke zin ‘helden van de dag’ nodig. Zo iemand is de tekstielarbeidster Valentina Gaganova, de mijnwerker Nikolaj Mamaj e.a. Tot hun klasse behoren de arbeider, die drie be-
roepen leert en beoefent om zoveel mogelijk bij te dragen tot de verwezenlijking van het zevenjarenplanGa naar voetnoot7) of de arbeidster, die de fabriek haar ‘tweede thuis’ noemtGa naar voetnoot8).
Zijn hun prestaties echt of is er veel propagandistische bluf bij? Een enkele keer blijkt er met de hoge cijfers wel eens geknoeid te zijnGa naar voetnoot9), maar in het licht der boven aangehaalde klachten over het langzame tempo der mechanisatie - dat mij overigens door deskundige ooggetuigen bevestigd werd - en van het nog altijd aanwezige tekort aan geschoolde krachten mag zeker aangenomen worden, dat de normen, vergeleken bij wat hier gebruikelijk is, laag gesteld zijn, zoals me trouwens ook uit mondelinge inlichtingen gebleken is. Wezenlijk verandert daar niet zoveel mee; de norm is iets betrekkelijks en als er - zoals in feite gebeurt - systematisch naar gestreefd wordt om haar voortdurend en aanzienlijk te doen overschrijden, dan betekent dat toch, dat er hard gewerkt moet worden. In ander verband kom ik hier nog op terug.
Partijpropaganda bij de arbeid
Wanneer we de grootscheepse propaganda voor het zevenjarenplan (dat in vijf jaar verwezenlijkt moet worden!) voor ‘inhalen en voorbijstreven van Amerika’ vergezeld zien gaan van een versterkte propaganda voor de communistische ideologie, dan constateren we niet iets toevalligs, maar twee verschijnselen, die naar Marxistische opvatting onafscheidelijk verbonden moeten zijn. Op het onderwijzerscongres van de z.g. Russische Federatie, de eerste en voornaamste der vijftien Sovjetrepublieken (6-9 juli) haalde de eerste secretaris van het Centraal Comité van de Komsomol een woord van Chroestjef aan: ‘De arbeid is een levensbehoefte van iedere Sovjetmens’. Marxistisch bezien is dit zwak uitgedrukt. De secretaris kwam dichter bij de ‘waarheid’, toen hij het tegen het einde van zijn rede aldus formuleerde: ‘Nauwelijks begint ons kind zich bewust te worden van het hem omringende leven, of het ziet, dat in het leven van vader, moeder en al de ouderen het voornaamste is: de arbeid’Ga naar voetnoot10) en een andere spreker drukte zich nog ‘juister’ uit door te zeggen: ‘Leven betekent vóór alles: werken’Ga naar voetnoot11).
Logisch volgt uit deze stelling, dat een hoog opgevoerde arbeidsproduktiviteit met alles wat zij veronderstelt aan geestdrift, toewijding en tucht alleen maar mogelijk zullen zijn bij een hoog opgevoerd Marxistisch besef, bij een hoog ideologisch gehalte der arbeiders. Vandaar in januari 1960 een decreet van het Centraal Comité der Partij: Over de taak der partijpropaganda onder de huidige voorwaarden. Ruim een half jaar later kwam de Pravda er op terug:
‘De Partij wijst op de noodzakelijkheid, dat alle Sovjetmensen de geweldige sociaal-historische betekenis van hun activiteit tenvolle zouden begrijpen, dat ze haar zouden zien als de beslissende voorwaarde om de kracht van het vaderland te versterken, een overvloed aan materiële en culturele goederen en de volledige overwinning van het communisme te bereiken.... Het decreet legt er bijzonder sterk de nadruk op, dat de strijd om het beginsel: ‘Wie niet werkt moet ook niet eten’ onmiddellijk te realiseren, de strijd tegen hen die zich aan hun aandeel in sociaal nuttig werk onttrekken, de opvoe-
ding tot een communistische houding en de ontwikkeling van morele prikkels om te arbeiden in onze ideologische activiteit een leidende plaats moeten innemen’Ga naar voetnoot12).
Alles wijst er op, dat er met deze richtlijnen ernst gemaakt wordt Nauwelijks heeft de arbeider zijn woning verlaten, of hij heeft kans tegen de propaganda op te lopen, want b.v. in het gebied van Stalino reizen haar woordvoerders mee in de arbeiderstreinen; ze zijn kenbaar aan hun ‘koffertje van de agitator’, gevuld met propagandamateriaal. Een van hen deelt mee: ‘De massale politieke activiteit in de nachtploegen is opgeleefd. In de ploegen en onder de schafttijd worden politieke gesprekken gevoerd’Ga naar voetnoot13). Ik geef nu het woord aan twee van zijn collega's om u meer in bijzonderheden een idee te geven van de sfeer, waarin een Sovjetarbeider zijn toch al zware dag- (of nacht-!) taak moet vervullen.
‘Toen de partijorganisatie mij opdroeg een politieke agitatie te voeren onder de arbeiders van mijn afdeling, begon ik met het voorlezen der kranten. Tijdens het schaftuur kwamen de arbeiders bij elkaar in de kamer van de opzichters; ze luisterden aandachtig en stelden vragen....
De gesprekken in de werkplaats en thuis bij de arbeiders, de lectuur van kranten en literaire werken, het collectieve bezoek aan musea, theaters en clubs, de massa-excursies buiten de stad - alles benutten we om de politieke beïnvloeding van de massa's te verbreden en iedereen te bereiken. Een grote rol speelt het daarbij, dat we rekening houden met de eisen der arbeiders, de zorg voor hun dagelijks leven en de behartiging van hun culturele belangen’Ga naar voetnoot14).
In een fabriek te Permj (zou het nog eens herdoopt worden in: Molotov?):
‘Alles is hier ondergeschikt gemaakt aan de opvoeding van de nieuwe mens, aan de strijd tegen verschijnselen van verslapping, ongedisciplineerdheid en onverschilligheid tegenover tekortkomingen.
Men heeft in het bedrijf een sfeer geschapen van creatieve activiteit en algemene geestdrift. En juist in zo'n milieu, bij een actieve inwerking en beïnvloeding van heel het collectief worden mensen, die vroeger inbreuk maakten op de tucht, meegetrokken’Ga naar voetnoot15).
Een betrekkelijk onschuldige en, als men wil, lachwekkende episode uit die ‘creatieve activiteit’ is het volgende toneeltje, dat overigens n.a.v. de meest verschillende gebeurtenissen herhaald wordt:
‘Toen de arbeidsters van de Tweede Moskouse Horlogefabriek na de middagpauze terugkeerden, hoorden ze door de radio over de nieuwe grove schending van het luchtruim van ons vaderland door een Amerikaans militair vliegtuig. Op de plaats zelf werd een kleine meeting gehouden. Verontwaardigd brandmerkten de arbeidsters de vermetele Amerikaanse aanvallers met schande’Ga naar voetnoot16).
Veel ernstiger en voor menige Sovjetarbeider of -arbeidster veel moeilijker te verdragen is wat er in de vorige aanhaling schuil gaat onder mooie uitdrukkingen als ‘opvoeding van de nieuwe mens, strijd tegen verslapping’ enz. Natuurlijk wil ik niet pleiten voor bewuste of kwaadwillige tekortkomingen, maar we moeten ons toch goed realiseren, dat die ‘algemene geestdrift’, waarvan daar sprake was, kennelijk zelden spontaan is, doch het kunstmatig verworven produkt van ingespannen agitatie, die - zoals nog zal blijken - er naar streeft de arbeiders zo min mogelijk aan zichzelf over te laten.
Levensstandaard
Ik kom nu - voorlopig - terug op het lijstje, dat ik in het begin heb aangehaald en waarvan het eerste punt ‘inkopen doen’ ons gesprek brengt op het levenspeil der Sovjetbevolking. Met opzet heb ik in het voorafgaande niets gezegd over de vrouwenarbeid, omdat ik zijn bestaan in de Sovjet-Unie als algemeen bekend veronderstel. Of liever: men ziet er vaak niet veel bijzonders in, want bij ons vertoont het aandeel van de vrouw in het produktieproces ook de neiging om zich uit te breiden. Weet men echter wel, dat dit kinderspel is vergeleken bij de situatie in Sovjet-Rusland, waar de vrouwen letterlijk iedere soort van arbeid verrichten, hoe zwaar en onvrouwelijk ook, tot en met de ondergrondse nachtdienst in de mijnenGa naar voetnoot17)? Dit onverkwikkelijke verschijnsel heeft een tweevoudige oorzaak. De Partij bevordert het of maakt minstens geen haast om het te beperken of af te schaffen, omdat ze aan de vrouw volledig hetzelfde recht toekent als aan de man om mee te werken aan de ‘opbouw van het communisme’; voor de meeste vrouwen zelf is het allereerst een economische noodzaak, omdat een gezin van één inkomen gewoonlijk niet kan bestaan en omdat zeer veel vrouwen geen andere kostwinner hebben dan zichzelf.
Maar zelfs met een minimum-inkomen zou een bevredigende, zij het lage levensstandaard mogelijk kunnen zijn. Heeft men althans dit in de Sovjet-Unie weten te bereiken? Het ziet er m.i. nog niet naar uit.
Om te beginnen het woningvraagstuk. ‘We weten, dat het niet lang zal duren, of ieder gezin zal zijn afzonderlijke woning hebbenGa naar voetnoot18).... Het vraagstuk van de afzonderlijke woningen is een tijdelijk vraagstuk’Ga naar voetnoot19). Teneinde niet misverstaan te worden wijs ik er uitdrukkelijk op, dat hier niet bedoeld is: een afzonderlijk of vrijstaand huis, maar een uit meer dan één vertrek bestaande behuizing. Dit ideaal is dus volgens de Sovjetpers nog niet bereikt. Ik beweer niet, dat het in Nederland wel bereikt is of dat er hier op dit terrein geen ergerlijke gevallen voorkomen. Maar twee jaar geleden werd ons in Moskou door een Russische gids verteld, dat één kamer per gezin een bevoorrechte situatie was en Chroesjtsjev deelde in mei j.l. mee, dat de woonoppervlakte in drie jaar tijd met nog geen vierkante meter per persoon was toegenomen. Dus als er een verbetering is, dan is het een langzame en in artikels en feuilletons speelt de obsjtsjezjitije nog altijd een grote rol. Wat is dat? Het wordt omschreven als: ‘Een huis met gezamenlijke slaapzalen of afzonderlijke kamers tot tijdelijk verblijf van personen, die meestal tot een zelfde sociale groep horen’. Er wonen mannen en vrouwen, jongens en meisjes en zeker ook (jonge) gezinnen in. Er is ergens sprake van ‘de vijfde verdieping, kamer 512’Ga naar voetnoot20), dus ze kunnen van aanzienlijke omvang zijn en al zullen ze niet altijd zo verwaarloosd worden als soms beschreven wordtGa naar voetnoot21), men krijgt toch niet de indruk, dat het een ideale woongelegenheid is.
Er wordt echter veel gebouwd, alleen (net als hier) niet genoeg en plaatselijk zal de achterstand weer groter worden, wanneer men gebruik gemaakt heeft van de door het Centraal Comité van de Partij en de Ministerraad verleende toestemming om het kapitaalfonds, dat voor de woningbouw bestemd was, aan te spreken teneinde er de afwerking van het scholenbouwplan mee te bespoedi-
genGa naar voetnoot22). Dergelijke manoeuvres worden mogelijk, wanneer alles uit één pot betaald wordt; ik vraag me echter steeds af: steunen degenen onder ons, die zo grif aan kunnen nemen, dat ‘er in het communisme toch ook wel veel goeds zit’, op een grondige kennis van dit soort verschijnselen of op een door hen zelf ontworpen voorstelling van wat communisme in de praktijk is? Bovendien zijn er veel klachten, dat er slecht en slordig gebouwd wordt. Moet ik daar ook aan toevoegen: ‘net als hier?’ Nog eens: ik wil onze toestanden niet idealiseren, maar als een nieuw gebouwd huis na een half jaar ‘er uitziet als een invalide’, de temperatuur er 's winters niet hoger kon komen dan vijftien graden (in het hartje van Rusland!) en de bovenste verdiepingen zonder water zittenGa naar voetnoot23), en als er aparte ploegen gevormd worden om huizen, die ‘klaar’ zijn, bij te werkenGa naar voetnoot24), dan durf ik de vergelijking nog wel aan.
Nu het inkopen doen zelf. Een Russische spotvogel heeft de boodschappentas een nieuwe naam gegeven, die ook ingeburgerd is, nl. avosjka, wat we kunnen vertalen met misschientje. De benaming is nog altijd toepasselijk. Ruslandbezoekers, vooral als ze de taal niet kennen, moeten zich niet laten misleiden door de etalages. Ik hoorde een vrouw, terwijl ze een winkeldeur dichtsmeet, nijdig uitroepen: ‘In de etalage hebben ze alles, maar binnen krijg je niets!’, een duidelijke uitspraak, die ik waarempel letterlijk in de pers terugvond!Ga naar voetnoot25). ‘De socialistische samenleving - aldus een ander blad - beschikt nog niet over zo'n hoeveelheid produkten, die nodig is om de groeiende behoeften van al haar leden volledig en alzijdig te voldoen’Ga naar voetnoot26). Een derde laat echter een lichtstraal zien: ‘Niemand ontkent het feit, dat je sommige waren nog moeilijk kunt kopen. Maar aan de adem van de tijd voel je, dat we al heel gauw van alles genoeg zullen hebben’Ga naar voetnoot27). Het is dus maar de kunst om die ‘adem van de tijd’ gewaar te worden. Iedereen slaagt daar blijkbaar niet in, want op dezelfde bladzijde lees ik over ‘opgewonden signalen over tekorten in afzonderlijke schakels van het economisch leven. Maar geen enkel zinnig mens plaatst dat tegenover de problemen der verovering van de kosmos’Ga naar voetnoot28). Het ongeluk wil echter, dat er toch van die mensen gevonden worden; de aanhaling is nl. ontleend aan de redactionele reactie op een aantal ingezonden stukken n.a.v. een ontboezeming, dat het voor de spoetniks wel wat vroeg is, zolang allerlei veel noodzakelijker dingen niet of moeilijk te krijgen zijn!
Dit laatste zou ik vrij kleurig kunnen illustreren met een lange rij klachten uit de pers. Dat is echter niet nodig, omdat het Centraal Comité van de Partij en de Ministerraad dit alles hebben samengevat in een uitvoerig decreet Over maatregelen ter verdere verbetering van de handel, waaraan ik het volgende ontleen:
‘In vele steden, arbeiderscentra en dorpen is het aantal winkels, opslagplaatsen en andere handelsinstellingen onvoldoende. Er zijn weinig organisatorisch gespecialiseerde magazijnen voor de verkoop van produktiegoederen en levensmiddelen; zelfbedieningszaken zijn nog weinig verbreid evenals de verkoop van merkartikelen, de organisatie van het aannemen van bestellingen en de leverantie aan huis.
De handelsorganisaties onderzoeken slecht, waar de bevolking naar vraagt en ze oefenen niet de nodige invloed uit op de industrie met betrekking tot de organisatie der produktie van waren met een hoog gehalte en in een sortering, die beantwoordt aan de
eisen der bevolking; ze maken fouten bij het bepalen der hoeveelheid waren, die voor de verkoop der bevolking nodig is, bij de verdeling en aanvoer der waren voor de verschillende rayons van het land; ze schenken weinig aandacht aan een veelsoortige reclame en demonstratie der waren alsook aan de inrichting der winkeletalages. In een reeks magazijnen en winkels staat de handel op een laag cultureel peil. Veel winkelbedienden hebben een gebrekkige kennis van hun verplichtingen bij de bediening der kopers. De opleiding van het bij de handel betrokken personeel vertoont wezenlijke tekorten.
Veel handelsondernemingen zijn onvoldoende voorzien van de nodige installaties, van een mechanische inventaris en hulpmiddelen, die de arbeid van het personeel verlichten en produktiever maken en de bediening der kopers verbeteren....
Veel industriële ondernemingen houden geen rekening met de veranderde situatie in de handel en bij hun jacht om de produktie te verhogen leveren ze waren af zonder te letten op de eisen der handelsorganisaties en de vraag der bevolking; ze gaan maar door met waren uit te brengen van een verouderd type en model....’Ga naar voetnoot29).
De voorschriften, die de beoogde verbetering tot resultaat zullen moeten hebben, beslaan bijna vier kolommen. Tot 1965 moeten er 105.000 magazijnen gebouwd worden. Dat is begrijpelijk. Moeilijker is het volgende:
‘De handelsorganisaties zijn verplicht systematisch de verkoop door te voeren van waren van een verouderd type en model en van waren, die hun kwaliteit gedeeltelijk verloren hebben, opdat ze vóór het einde van het seizoen verkocht zouden zijn en men zou voorkomen, dat ze zich in het handelsnet ophopen’ (!).
Ik leg er nog even de nadruk op, dat dit binnen drie jaar tijd al minstens het tiende decreet is, dat zich met dit vraagstuk in zijn geheel of met onderdelen ervan bezig houdt; enige scepsis ten aanzien van de ook hier weer aangekondigde ‘verdere verbetering’ lijkt me daarom niet geheel ongegrond.
De Sovjetbevolking zelf, of althans een (toch nog al groot) gedeelte ervan weet zich op andere wijze te helpen, nl. door het organiseren en benutten van de in deze omstandigheden welhaast onvermijdelijke zwarte markt. Het bewijs voor haar bestaan kan men in de Sovjetpers regelmatig aantreffen, hoewel die niet nalaat ons te verzekeren: ‘Het vak van zwarthandelaar wordt steeds moeilijker. Ze profiteren immers van onze tijdelijke moeilijkheden en tekorten’Ga naar voetnoot30). In afwachting van hun einde floreren ze. Te Bakoe zegt men b.v.: ‘Prodal travoe, koepil Aoe’, d.i. ‘Hij heeft groente verkocht en een A OE gekocht’. A OE is het letterteken van de aldaar circulerende auto'sGa naar voetnoot31).
Groente en fruit moet men overigens niet alleen te Bakoe (aan de Kaspische Zee) op de zwarte markt zoeken: soortgelijke berichten vond ik over Stavropolj aan de WolgaGa naar voetnoot32), Novosibirsk aan de ObjGa naar voetnoot33) en Tasjkent in OezbekistanGa naar voetnoot34), wat de verspreiding van het euvel wel heel duidelijk aantoont. En in zijn geografische veelzijdigheid staat dit verschijnsel ook weer niet alleen: precies zo'n beeld vond ik in de alarmerende berichten der laatste twee maanden over slecht verzorgde voorbereiding op de graanoogst en over de hierboven reeds vermelde achterstand in de uitvoering van het schoolbouwplan met het oog op het nieuwe leerjaar. Het opschrift boven een artikel: ‘Laat de graanbergen niet op het veld overwinteren!’Ga naar voetnoot35) is in dit verband even welsprekend als het kadertje, dat vanaf 30 juli in ieder nummer van het Onderwijzersblad op de eerste bladzijde te vinden was: ‘Nog zoveel dagen tot het begin van het schooljaar! Bent u klaar?’
De vraag naar de oorzaak van deze en allerlei andere, soms sterke, staaltjes op dit gebied is niet zo gemakkelijk ineens te beantwoorden. Ongetwijfeld moet er een min of meer ruim voorschot gegeven worden omwille van het beginstadium, waarin de Sovjetrussische produktie en economie, vergeleken bij het Westen, ondanks alles nog verkeren. Men kan echter, op zijn zachtst gesproken, ook niet aan de indruk ontkomen, dat van de ene kant de onmacht om met de nog altijd ver doorgevoerde centralisatie en de daarmee onafscheidelijk verbonden bureaucratie klaar te komen ernstig remmend werkt, en dat van de andere kant ook een grote mate van in die omstandigheden welhaast onvermijdelijke onverschilligheid aanwezig is. Wil men hiertegen inbrengen, dat het met de spoetniks e.d. toch wel klopt, dan mag het antwoord m.i. luiden, dat vooralsnog bijzondere zorg, een leeuwenaandeel van de beschikbare fondsen en de beste krachten gereserveerd worden voor deze onmiskenbare prestaties, omdat de leiders van de Sovjet-Unie ze om geheel andere redenen veel belangrijker vinden dan de volkshuishouding.
Een en ander maakt het intussen wel duidelijk, dat de Sovjetarbeider veel moet verdienen om zich en de zijnen van het nodige te kunnen voorzien hetzij in de normale handel, waar de prijzen door het warentekort - hoewel daardoor niet alleen! - hoog liggen, hetzij op de zwarte markt, die uiteraard niet goedkoop is. Ook de omvangrijke vrouwenarbeid en de deelname van in ieder geval talrijke arbeiders aan de hierboven omschreven ‘socialistische wedijver’ vinden hierin mede hun verklaring.
Tenslotte nog iets over een initiatief van het Centraal Comité der Partij (in juli j.l.) om door de organisatie van verhuurinrichtingen de situatie enigszins te verbeteren. Een aanhaling uit de Pravda moge dit nader toelichten en tevens enigszins laten zien, in hoeverre hier van verbetering gesproken kan worden.
‘De voorziening van de onophoudelijk stijgende behoeften der Sovjetmensen zal bij ons meer en meer een algemeen karakter aannemen. Zoals de ondervinding leert, is het bij een juiste organisatie van de zaak voor de arbeiders gemakkelijker en voordeliger gebruik te maken van sommige soorten, zelden gebruikte technische huishoudelijke artikelen, die men kan huren, dan veel geld uit te geven om ze in persoonlijk eigendom aan te schaffen en er de woonruimte mee te belasten’.
De Pravda constateert dan, dat dit systeem sinds het vorig jaar wel verbeterd is. ‘Het dient echter ronduit gezegd te worden, dat deze belangrijke aangelegenheid nog in een beginstadium verkeert en nog sterk achterblijft bij de vraag. Veel ateliers en verhuurinrichtingen werken slecht’. Volgen een aantal voorbeelden: te Moskou (zes miljoen inwoners) zijn maar 29 verhuurinrichtingen en ze zijn slecht voorzien. In een reeks steden van de Russische Federatie is de situatie in deze ‘uiterst onvoldoende’. Te Kiev is de kwaliteit van de verhuurde artikelen onbevredigend. Er zijn geen ijskasten en geen watersportartikelen; de verhuurinrichtingen zijn slecht behuisd en slechts één op de vijf heeft telefoon’Ga naar voetnoot36).
Ook dit stukje bevat enkele dingen, waarop ik in samenhang met andere vraagstukken terug hoop te komen. Het tweede punt van het hierboven weergegeven lijstje, de maaltijden betreffend, heeft in het gezegde over de levensstandaard voldoende toelichting gekregen, althans voorzover het zuiver stoffelijk aspect ermee gemoeid is.
- voetnoot1)
- Uitgewerkte tekst van een op 7 September 1960 te Woudschoten gehouden inleiding op de ‘Civitasdagen’ der Vrije Universiteit.
- voetnoot2)
- Deze periodieken zullen resp. met de volgende sigla worden aangegeven. P., K.P., L.G., U.G., N.Zj. en N.R. Zoals uit het hierboven gezegde blijkt, dateren alle aanhalingen van 1960, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld wordt.
- voetnoot3)
- K.P., 29 juli, blz. 3.
- voetnoot4)
- P., 12 augustus, blz. 2.
- voetnoot5)
- P., 2 juli, blz. 1.
- voetnoot6)
- P., 15 juli. blz. 1-2.
- voetnoot7)
- P., 27 juli, blz. 3.
- voetnoot8)
- N.R., juli, blz. 11.
- voetnoot9)
- L.G., 6 augustus, blz. 2; K.P., 14 augustus, blz. 2.
- voetnoot10)
- U.G., 8 juli, blz. 1 en 3.
- voetnoot11)
- U.G., 10 juli, blz. 5.
- voetnoot12)
- P., 24 augustus, blz. 3.
- voetnoot13)
- P., 15 augustus, blz. 2.
- voetnoot14)
- P., 12 augustus, blz. 2.
- voetnoot15)
- P., 27 augustus, blz. 2.
- voetnoot16)
- P., 12 juli, blz. 2.
- voetnoot17)
- K.P., 2 juli, blz. 2.
- voetnoot18)
- K.P., 14 augustus, blz. 3.
- voetnoot19)
- L.G., 5 juli, blz. 2.
- voetnoot20)
- K.P., 15 juli, blz. 2.
- voetnoot21)
- K.P., 3 juli, blz. 2.
- voetnoot22)
- P., 10 augustus, blz. 1.
- voetnoot23)
- K.P., 16 augustus, blz. 2.
- voetnoot24)
- P., 19 augustus, blz. 1.
- voetnoot25)
- L.G., 30 juli, blz. 6.
- voetnoot26)
- P., 24 augustus, blz. 3.
- voetnoot27)
- K.P., 14 augustus, blz. 3.
- voetnoot28)
- t.z.p.
- voetnoot29)
- P., 9 augustus, blz. 1 en 2.
- voetnoot30)
- K.P., 12 augustus, blz. 2.
- voetnoot31)
- P., 28 augustus, blz. 3.
- voetnoot32)
- P., 1 augustus, blz. 2.
- voetnoot33)
- L.G., 4 augustus, blz. 2.
- voetnoot34)
- L.G., 17 augustus, blz. 3.
- voetnoot35)
- K.P., 17 augustus, blz. 1; vgl. P., 28 augustus, blz. 2 (overzicht).
- voetnoot36)
- P., 1 augustus, blz. 2.