Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
Muzikale kroniek
| |
Het festival van AldeburghHet succes van Peter Grimes deed waarschijnlijk in Britten het verlangen ont- | |
[pagina 373]
| |
staan om aan Engeland een opera-traditie te geven, die zou kunnen wedijveren met die van de Italianen, Duitsers, Fransen en Russen. In elk geval verzamelde hij, kort na de creatie van Peter Grimes, een groep instrumentalisten en solisten rond zich, die hij de naam gaf ‘English Opera Group’. Vanaf 1946 zou deze groep ieder jaar te Aldeburgh, waar Britten zich had gevestigd, een festival op touw zetten. Dit stimuleerde Britten om speciaal voor het festival werken te schrijven: een groot aantal opera's en andere composities, zowel religieuze als profane, waren voor het festival bestemd. Het zaaltje, waarin de uitvoeringen plaats vonden, bood nochtans slechts plaats aan 320 personen, zodat de enige opera's die er uitgevoerd konden worden, tot de zgn. ‘kameropera's’ behoorden. In 1946 brengt het festival van Aldeburgh de eerste auditie van zo'n speciaal daarvoor geschreven ‘kameropera’ van Britten, de nobele dramatische creatie The Rape of Lucretia. In 1947 volgt het blijspel Albert Herring; in 1949 een bekoorlijke opera voor kinderen, The little Sweep; in 1954 The Turn of the Screw, Brittens beste opera na Peter Grimes; in 1958 weer een opera voor kinderen, Noyë's Fludde; en tenslotte in 1960 A Midsummer's Night Dream naar Shakespeare. Toen Richard Strauss opmerkte dat de opera der toekomst ‘kameropera’ zou zijn, had hij bezwaarlijk kunnen denken dat een Engelsman zijn voorspelling tot werkelijkheid zou maken. En dan nog wel Britten, die voldoende talent had om het maximum te halen uit het beperkte aantal zangers en instrumentalisten, dat in aanmerking komt voor een ‘kameropera’. Britten is op het gelukkige idee gekomen om de kracht van zijn klein orkest (of beter gezegd: groep solisten) te vergroten door er de piano aan toe te voegen, met de onbeperkte mogelijkheden van dit instrument. Hij heeft de hobo aangevuld met de Engelse hoorn, de fluit met de basfluit, de klarinet met de basklarinet, enz. Het verdient wel even vermelding dat Britten een speciale voorliefde heeft voor deze laatste twee instrumenten; in de opera The Turn of the Screw komt een prachtige bladzijde voor, voor duo van basfluit en basklarinet. Het festival van Aldeburgh, met zijn beperkte mogelijkheden, heeft Britten afgewend van groots opgezette operacomposities. Betreuren mag men dit echter niet, want de ‘kameropera’ ligt Britten het best; hij is zelf nederig en teruggetrokken van aard, en zijn genie weet gebruik te maken van om het even welke middelen waarover hij kan beschikken. Bovendien heeft hij, naast Peter Grimes, intussen toch nog twee grotere opera's geschreven ook: in 1951 Billy Budd, dat zich afspeelt aan boord van een schip, en waarvan de rolverdeling (solisten en koor) uitsluitend uit mannen bestaat. De geschiedenis, die in deze opera verteld wordt, is jammer genoeg zo sinister en afschrikwekkend, dat de muzikale waarde daar erg onder lijdt; de zielegrootheid van de helden, Billy Budd en zijn kapitein, Vere, kan niet verhinderen dat het werk vreselijk neerdrukkend is. Met de andere opera, die Britten intussen nog geschreven heeft, is het heel anders gesteld: Gloriana werd in 1953 gecomponeerd naar aanleiding van de kroning van Elisabeth II, verhaalt een gedeelte uit het leven van Elisabeth I, en bevat enige mooie aria's. (Britten weet wat het gelegenheidspubliek gaarne hoort). | |
De vorming van een muzikale persoonlijkheidWat bij Britten vooral opvalt, is de natuurlijkheid van zijn compositie en het persoonlijk karakter dat hij aan zijn stijl weet te geven; dit alles is des te meer | |
[pagina 374]
| |
opvallend, daar het om een Engelsman gaat. In een interview met de BBCGa naar voetnoot1) vertelde hij eens dat hij al aantekeningen maakte op muziekpapier toen hij pas vijf jaar was; aan zijn moeder, zelf een begaafde artiste, vroeg hij toen zijn ‘werken’ te spelen. Uit dit verhaal kan men wel afleiden dat Britten de muziek in het bloed zat. Verder weet men dat Britten, tussen 8 en 14 jaar, al een honderdtal ‘werken’ had geschreven, waarvan het ‘belangrijkste’ ongetwijfeld een ‘Fantastische symfonie voor Gigantesk Orkest’ was, die de naam kreeg Chaos and Kosmos.... Voor de compositie had de jonge Britten precies 42 dagen nodig gehad! Wanneer men rekening houdt met deze dorst naar compositie, begrijpt men beter dat de opgroeiende Britten de ideale leermeester vond in Frank Bridge. Deze was zelf componist en een verstandig pedagoog. Noch hij noch zijn opvolger, John Ireland, konden of wilden hun persoonlijke ideeën opdringen aan de jonge man, die van meetaf zijn eigen stijl meende gevonden te hebben. Maar Bridge leerde Britten dat hij elke lijn van een compositie honderd maal moest overdoen, en dat elke noot die hij schreef niet alleen geïnspireerd moest zijn, maar ook juist en zo volmaakt als het menselijk mogelijk was. Voor die goede raad en voor die les is Britten zijn meester altijd dankbaar gebleven. Het grote keerpunt in Brittens ontwikkeling was nochtans zijn verblijf in Amerika, en vooral zijn plotselinge terugkeer naar Engeland. Deze beslissing hield in dat hij zeker was geworden van zichzelf; hij had zichzelf gevonden en zijn stijl ontdekt. Aan het begin van deze periode in zijn leven componeerde hij een van zijn mooiste werken, de Serenade voor tenor, hoorn en snarenensemble. Het vierde van de zes delen van dit werk, een treurzang met de tekst van een anoniem oud-Engels gedicht uit de vijftiende eeuw, mag tot de mooiste bladzijden van de hedendaagse muziek worden gerekend. Dit stuk is overigens heel typisch Britten: het toont zijn eerbied voor traditie, zijn geloof, zijn liefde voor het ostinato en voor de eenvoud. Het gedicht bestaat uit negen strofen, waarvan het eerste door de tenor geheel alleen gezongen wordt. Het thema is de eenvoud zelf, zeer chromatisch, en de stem verplaatst zich haast niet; het ritme is bijna monotoon. De thematische en ritmische regelmaat geeft aan dit deeltje een kalmte en een gelatenheid, die hun hoogtepunt bereiken in de zesde strofe, waar de hoorn zich bij de tenor en het orkest komt voegen in een geweldig crescendo; op die manier wordt op het gepaste ogenblik gebroken met de monotonie en groeit het stuk uit tot een prachtig bouwwerk van muzikale architectuur. Tussen deze Serenade (opus 32) en zijn meest recente A Midsummer's Night Dream (opus 64) heeft Britten een dertigtal werken gecomponeerd, die wij niet alle in detail kunnen ontleden. Stippen wij enkel aan dat hiertoe ook de negen opera's behoren, waarover boven reeds sprake was, en laten wij verder nog enige der merkwaardigste werken vermelden. Zo is er het Young Person's Guide to the Orchestra, een werk dat bij klein en groot een aanzienlijke populariteit geniet. Eigenlijk was het werk bedoeld om ingeschakeld te worden in een documentaire film. Een thema van Purcell wordt door ieder instrument uitgewerkt op zo'n manier, dat het eigen karakter van het instrument het best tot uiting komt. Aan het einde wordt het thema door het hele orkest overgenomen in een goed gevonden finale. Dit stuk mag zeer geslaagd worden genoemd. Het getuigt van de juistheid van Brittens smaak voor alles wat de orchestratie betreft. Daar- | |
[pagina 375]
| |
toe hebben ongetwijfeld de jaren bijgedragen, toen Britten pas het conservatorium had verlaten en hij filmmuziek componeerde om zijn brood te verdienen. Britten houdt van de zee, en hij houdt van kinderen, zoals uit het voorgaande wel gebleken is. Hieruit volgt een voorliefde voor de patroon van beide, zeelieden en kinderen, St.-Niklaas. Deze heilige neemt althans een bijzondere plaats in in het religieuze oeuvre van Britten. Vermeldenswaard is een mooie en gevoelige cantate die hij ter ere van St.-Niklaas heeft gecomponeerd. Onmiddellijk op deze cantate volgde een ander belangrijk werk, dat haast dezelfde bezetting heeft, Spring Symphony. Verder moet men vermelden de Cantate III Still falls the rain, voor tenor, hoorn en piano, op tekst van Edith Sitwell. In dit klein meesterwerk heeft Britten een typisch Engelse atmosfeer weten uit te beelden: de regen die zonder ophouden over het land valt. Een heel oorspronkelijk werk, dat echter nogal ongelijk van inspiratie is, heet Nocturne voor tenor, snarenensemble en zeven solo-instrumenten; ofschoon pas in 1958 gecreëerd, werd dit werk sedertdien al dikwijls uitgevoerd. Ten slotte moet men nog twee oudere composities vermelden, die in Engeland zijn gaan behoren tot het klassiek concert-repertorium: Variations on a Theme of Frank Bridge (de leermeester), voor snaren, en Sinfonia da Requiem voor groot orkest. Ofschoon zeer goede muziek, zijn deze twee werken o.i. toch niet ‘typisch Britten’. | |
Muziek voor de mensenDe muziek van Benjamin Britten jaagt een frisse adem door de hedendaagse toonkunst, die wel naar oorspronkelijkheid òm de oorspronkelijkheid lijkt te streven. De een zal immers niet voortkunnen zonder kwarttonen, de ander zal verre reizen maken om het gezang van vogels te noteren of om oosterse ritmen te bestuderen; nog een ander denkt de onmogelijkste instrumenten uit en zijn collega zal tachtig luidsprekers en kilometers ‘band’ nodig hebben voor de uitvoering van een werk. Ongetwijfeld bevinden wij ons midden in een periode van zoeken en experimenteren op muzikaal gebied, en erg boeiend is het allemaal wel. Niettemin voelt men steeds meer behoefte aan componisten die, zoals Benjamin Britten, ons naar de muzikale realiteit terugvoeren, wanneer men aan de boodschap van de hedendaagse muziek zou beginnen te twijfelen. Niets is immers zo eenvoudig en zo natuurlijk als Brittens muziek en de manier waarop hij componeert. Zoals bij Mozart groeit het plan van zijn werk in zijn hoofd en ontwikkelt hij vooraf de thema's die hij zal gebruiken. Wanneer hij zich dan 's morgens vroeg aan de schrijftafel zet, doet hij weinig anders dan het klad netjes overschrijven dat al lang in gedachten gereed lag. Om die reden kan hij heel natuurlijk en zonder valse nederigheid verklaren: ‘I write as a matter of course’: ‘Ik schrijf omdat het een evidentie is. Ik werk niet enkel op basis van inspiratie. Wanneer ik componeer, dan doe ik niets anders dan feitelijk neerschrijven wat door nadenken en ervaring door de jaren gegroeid is’Ga naar voetnoot2). Nochtans houdt Britten er wel van, in zijn werk te worden aangemoedigd. Hij schrijft vooral gaarne voor vrienden of voor een bepaalde gelegenheid. Sedert zijn vertrek naar Amerika heeft hij zelden iets geschreven dat geen welbepaald doel had. Het beste voorwendsel voor componeren blijft nog het festival van Aldeburgh. Ook onderdelen van zijn werken zijn dikwijls duidelijk voor deze | |
[pagina 376]
| |
of gene persoon geschreven. Zo kan men zeggen dat alle tenor-solo's precies zijn aangepast aan de stem van zijn beste vriend, de tenor Peter Pears. Zijn mooiste zangen voor tenor met pianobegeleiding zijn voor Pears geschreven. (Misschien mag men hier wel even bij opmerken, dat Britten bij voorkeur voor stemmen schrijft: twee derden van zijn oeuvre zijn bestemd voor koren of zangers-solisten). Indien Britten liefst schrijft voor een gelegenheid, voor vrienden, dan is het omdat hij aan zijn muziek een doel wil geven. Hij wenst dat zij inderdaad ook uitgevoerd zou worden. Voor Britten is muziek minder een kunst dan wel een kunde (‘a craft, not merely a calling’, zoals hij het uitdrukte), of nog: een noodzaak, en geen luxe. Hij bekende eens: ‘My natural inclination is to try to please’Ga naar voetnoot3). Dat is het: hij wil met muziek mensen genoegen doen, heel concrete personen voor wie hij een stuk schrijft, en verder alle mensen die zijn toehoorders kunnen worden. Vermits Britten zichzelf gaarne een ‘ernstige populaire componist’ noemt, kan men misschien besluiten dat hij met zijn toonkunst niet zomaar wenst genoegen te doen, maar ook meer artistieke zin wil bijbrengen aan de mensen. Door een nogal ‘populaire’ stijl te behouden, terwijl die stijl anderzijds toch zeer persoonlijk is, maakt Britten zich verstaanbaar voor mensen van verschillend cultureel niveau. Benjamin Britten is een humanist, die gebruik maakt van een internationale taal, de muziek, en zodoende zijn boodschap ver kan uitdragen. |
|