krachten op Cuba of daarbuiten, die tegen Fidel Castro ageerden, alle steun wilde geven bij het omverwerpen van het regiem, hetgeen hem prompt een réprimande opleverde van zijn tegenstander, daar zowel in het Handvest der V.N. als in het statuut van de Organisatite van Amerikaanse Staten is bepaald, dat inmenging in de binnenlandse zaken niet is toegestaan. Kennedy verduidelijkte daarop zijn mening door te zeggen, dat hij slechts morele steun had bedoeld.
Wat te zeggen van de hautaine verklaring van Nixon, dat het prestige van de V.St. in de wereld nooit groter is geweest dan op het ogenblik en veel sterker is dan dat van Rusland? Zijn tegenstander wees onmiddellijk op een officieel onderzoek van 3 maanden geleden, dat in een totaal andere richting wees; nu is er de laatste tijd wel het een en ander gebeurd, waardoor de V.St. weer sterker zijn komen te staan, maar realistisch lijkt ons de uitlating van Nixon niet. Daar staat tegenover de mogelijkheid, dat de bewering van Kennedy, dat het Am. prestige sterk gedaald is en alles moet gedaan worden om de achterstand op Rusland om te zetten in een voorsprong, ook verkeerd kan werken op de Am. kiezer, omdat hij dit nu eenmaal niet graag zo hardop hoort zeggen.
Verder was er de kwestie van de godsdienst. Van het begin af aan heeft Nixon verklaard, dat de vraag naar de godsdienst geen rol mocht spelen in de strijd, maar hij heeft dit niet in eigen hand. In feite speelt deze wel degelijk een rol. Er roerde zich een hevig anti-papisme, dat ten koste van grote sommen propaganda maakte tegen Kennedy; dit kwam bij opinie-onderzoekingen nauwelijks tot uiting, daar de meesten hun anti-papisme niet openlijk wilden uitspreken. Ook het feit, dat Eisenhower zich de laatste dagen in de verkiezingsstrijd ging werpen, legde men uit als een teken, dat Nixon alle mogelijke steun hard nodig had.
Was de uitspraak van Kennedy over Cuba in de hitte van de verkiezingsstrijd gedaan niet erg handig, bepaald ontaktisch was het besluit van de regering der V.St. om 1500 mariniers, die oefeningen hielden in de Caraïbische Zee, voor een walverlof te laten gaan naar Guantanamo, de basis der V.St. op Cuba. Daarmee gaf men Castro, die toch al herhaalde malen gesproken had over een militaire bedreiging van zijn land door de V.St., een aanleiding om tot mobilisatie over te gaan. Men weet niet wat Castro met zijn gemobiliseerd leger wil doen. Een aanval op de Am. basis? Eisenhower heeft verklaard deze met alle middelen te zullen verdedigen. Of heeft Castro de troepen nodig om een groeiend verzet in eigen land het hoofd te bieden? Met dit al wordt de toestand in Z.- en Midden-Amerika moeilijker voor de V.St.. Bij de presidentsverkiezingen in Brazilië zegevierde de candidaat der oppositie, da Silva Quadros, die zich voor Castro verklaard heeft en bovendien nauwere betrekkingen met de S.U. wil, misschien om daar een koffie-overschot kwijt te kunnen raken. Ook elders in de Amerikaanse staten blijkt men niet erg ingenomen te zijn met het optreden van de V.St. en zowel Rusland als comm. China trachten hier zo veel mogelijk van te profiteren.
De zorgen van de Franse president de Gaulle worden steeds groter. Na het mislukken van de besprekingen met de Algerijnse rebellenregering in Mélun in de zomer van dit jaar zag Ferhat Abbas zich gedwongen zijn meer vreedzame koers te wijzigen. Begin oktober is hij achtereenvolgens naar Peking en Moskou gereisd en toen hij in Peking de voor hem meest waardevolle beloften van directe steun had ontvangen, kon Chroestsjef, die zich tot nu toe angstvallig had onthouden van alles wat op Russische inmenging in het Algerijnse conflict zou kunnen lijken, niet achterblijven en erkende hij de facto de regering van Ferhat Abbas. Of de laatste hiermee nu werkelijk zo gelukkig is, staat nog te bezien.