geloven. Hij heeft achting voor een overtuiging, maar dat men überhaupt een vaste, zekere overtuiging er op na kan houden, daar is hij niet meer echt van overtuigd. Wat is waarheid? Met deze twijfelvraag kan hij niet meer in het reine komen, ze is hem een schrikbeeld. Men moet een fatsoenlijk mens zijn, en iedereen op zijn eigen manier zalig laten worden. Maar wat iemand denkt of gelooft, is - zo meent men in het Noorden - ten slotte een persoonlijke zaak, die slechts bepaald wordt - als ze érgens door bepaald wordt - door het milieu waarin men is opgegroeid. Dat de mens van nature onder bovenpersoonlijke normen staat, die hun oorsprong vinden noch in de willekeur van het individu, noch in de toevalligheid van volksgewoonten of cultuurtradities, daar heeft men in Zweden niet veel weet van, en velen zullen dit met verontwaardiging afwijzen. Als wij, katholieken, er voor uitkomen dat wij ons gebonden achten door bovenpersoonlijke verplichtingen en gegevenheden, welke hun grond elders hebben dan in het leven van de gemeenschap, dan worden wij als onverdraagzaam beschouwd. Verdraagzaamheid betekent immers, dat men mag denken wat men wil, zijn waardering schenken aan wie men wil, zonder dat men zich aan iets gelegen laat liggen of zich door enige instantie iets hoeft te laten voorschrijven. Elke andere opvatting van de tolerantie geldt als reactionair.
Dit stelt de geloofsverkondiging in dit land voor heel bijzondere moeilijkheden. In de eerste plaats is het wel zo, dat de wijze van prediking en zelfs de leer zelf van de Kerk de Zweden helemaal niet vreemd is. Officieel is Zweden immers nog steeds wel geen katholiek maar toch een christelijk land. Hoewel niemand thans nog verplicht wordt tot een bepaalde geloofsgemeenschap te behoren, geldt het Protestantisme toch nog steeds als de staatsgodsdienst. In alle scholen, vanaf het eerste leerjaar tot het uitgangsexamen, is het godsdienstonderricht verplichtend. De Zweed kent dus het christelijk geloof of ten minste... het christelijk vocabularium. En dit is juist de moeilijkheid. Hij verkeert daardoor namelijk in de waan, voldoende op de hoogte te zijn van de inhoud en de ware zin van het christendom. Maar juist daarom is de diepte van de christelijke boodschap voor hem moeilijker toegankelijk dan voor iemand voor wie het christendom iets totaal nieuws is, waar hij nog nooit van gehoord heeft.
Daar komt bij, dat in een land waar vele mensen niet meer begrijpen hoe men zich voor wat dan ook nog kan warm maken of zich offers getroosten, omdat men nooit meer helemaal echt in de waarheid kan geloven, een leer als die van het christendom het uitzonderlijk moeilijk heeft om zich als de enig ware en universele leer te doen gelden.
Waar men zich voor niets meer durft in te zetten, waar het geloof in de waarheid zelf is geschokt, daar tekent zich ook nog iets anders af. De dingen bieden geen steun meer, men kan er zich niet meer op verlaten. Er zijn geen normen meer waar men zich door kan laten leiden. Er is geen vreugde meer, alleen verveling en angst. De jonge Zweedse literatuur handelt over niets anders, zij spreekt datgene uit waar anderen slechts in stilte onder lijden.
Zo zijn we weer bij ons eigenlijk thema aangeland: de taak van de Kerk. In de Noord-Europese landen staan we voor volkeren met een geschiedenis van eeuwen, die zeer bewust hun eigen cultuur hebben uitgebouwd. De grootste taak van de Kerk is, de dragers van deze cultuur voor zich te winnen, ja, invloed te krijgen op de cultuur zelf. Een historische vergelijking kan duidelijk maken wat we bedoelen. De situatie van de Kerk in Zweden is niet die van een