| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
PRESIDENT Eisenhower heeft gedurende zijn nu bijna 8-jarige ambtsperiode steeds geprobeerd het gevaar, dat een wereldconflict zou ontstaan, te verminderen; hij hoopte in de historie bekend te blijven als de vredespresident. Alhoewel zijn aanvankelijke pogingen om conflictstof tussen de beide grote mogendheden, de V. St. en Rusland, op te ruimen mislukten, bleef hij doorzetten en na zijn ontmoeting met Chroestsjef vorig jaar in Camp David leek het er op, alsof er mede dank zij Eisenhowers optreden inderdaad een ontspanning zou komen. Hij had zich het laatste jaar van zijn presidentsschap als een soort bekroning van zijn arbeid gedacht. De topconferentie in Parijs zou toch in elk geval wel enig resultaat opleveren; vervolgens zou hij door zijn reis naar Rusland de betrekkingen tussen beide grote mogendheden verder kunnen verbeteren en aansluitend hierop zou hij naar het Verre Oosten gaan en bezoeken brengen aan Z. Korea, Japan, de Philippijnen en Formosa; gesteund door de verwachte successen in Parijs en Moskou, hoopte hij het prestige der V. St. in deze landen verder te versterken.
Vermoedelijk zal Eisenhower later niet met veel plezier aan zijn laatste presidentsjaar terug denken. Het liep allemaal anders dan hij had verwacht. Het begon met het ongelukkige U-2-incident, waarin Chroestsjef een aanleiding vond voor zijn starre optreden in Parijs; de topconferentie werd een totale mislukking en Rusland trok de uitnodiging aan de Amerikaanse president in. Men vroeg zich af, of de reis naar het Verre Oosten nu nog wel zin had, maar regeringskringen bleken hierop positief te antwoorden, waarschijnlijk omdat men zeer grote waarde hechtte aan het bezoek aan Japan.
Dit land vormt een uiterst voorname schakel in de verdedigingsgordel, die de V. St. in het Verre Oosten hebben opgebouwd tegen het opdringende communisme. Het is derhalve te begrijpen, dat zowel de S.U. als comm. China overal, waar zij de kans krijgen, proberen deze keten te doorbreken en naar het zwakste punt zoeken; dit vonden zij in Japan. N.a.v. het in januari '60 gesloten nieuwe Japans-Amerikaanse verdrag was er in Tokio een hevige actie ontstaan tegen de ratificatie. Dit verzet had verschillende oorzaken; het kwam niet alleen voort uit het verlangen naar het innemen van een neutrale positie in de wereldpolitiek, maar daarnaast ook uit angst voor vergeldingsmaatregelen van Rusland en comm. China tegen de op Japans grondgebied gevestigde Amerikaanse bases en bovendien was het een verzet tegen de persoon van president Kisji, aan wie verweten werd, dat hij pogingen deed om het democratisch régime, dat door de gealliëerden na 1945 was ingevoerd, te vervangen en weer groter regeringsmacht te geven aan de keizer. Ook nadat op 19 mei het Japanse parlement het verdrag had goedgekeurd, bleef het verzet voortduren; men probeerde Kisji tot aftreden te dwingen voor 18 juni, de dag, waarop het verdrag automatisch in werking zou treden, tenzij de regering eerder aftrad. In de V. St. vond men het nu niet juist Kisji in de steek te laten door te verklaren, dat Eisenhower afzag van zijn voorgenomen bezoek; dit zou n.l. kunnen worden beschouwd als een toegeven aan de druk van de straatrelletjes in Tokio en koren op de molen zijn van Rusland, dat herhaalde malen wees op het gevaar van vergeldingsmaatregelen.
| |
| |
Misschien heeft Eisenhower met dit vasthouden aan zijn oorspronkelijk plan voldoende steun gegeven aan Kisji om de druk te weerstaan en niet af te treden; op 18 juni trad het verdrag in werking en dus hebben de V. St. de eerste tien jaren nog de beschikking over bases in Japan; het is echter de vraag welk element in de Japanse agitatie het sterkst is geweest; als de neutralistische tendenz het krachtigst was, zullen de V. St. er goed aan doen niet te veel waarde meer te hechten aan deze schakel in hun verdedigingsorganisatie. Of de afkeer van Kisji overwoog, kan spoedig blijken nu deze onmiddellijk na de uitwisseling der ratificatie-oorkonden zijn besluit om af te treden heeft bekend gemaakt, hij noemde hierbij geen tijdstip, maar men verwacht, dat het half juli zal plaats hebben en men acht het mogelijk, dat de liberale democraten onder een andere leiding de regeringsmeerderheid kunnen behouden.
Op dezelfde dag, dat het Japans-Amerikaanse verdrag in werking zou treden, was ook de aankomst van Eisenhower in Tokio gepland, maar nadat Eisenhowers perschef, Hagerty, reeds een erg onvriendelijke ontvangst van de zijde van de tegenstanders van het verdrag was te beurt gevallen, dorst Kisji op het allerlaatste ogenblik toch niet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Am. president op zich te nemen; hij verzocht daarom vriendelijk om het bezoek uit te stellen en Eisenhower kon weinig anders doen dan hieraan gevolg geven. Het prestige van de V. St. in het Verre Oosten is hierdoor aanzienlijk gedaald tot groot genoegen van Moskou en Peking. Voor Japan kan een uiterst moeilijke en gevaarlijke situatie ontstaan; het heeft in president Eisenhower het Amerikaanse volk beledigd ondanks het feit, dat Japan zijn herstel na de 2e wereldoorlog bijna geheel te danken heeft aan de hulp uit de V. St.; het dreigt een machtig bondgenoot te verliezen en zo via het neutralisme binnen de communistische invloedssfeer te komen. Van het antwoord op de boven reeds gestelde vraag: welk element was in de agitatie het sterkste, hangt wel erg veel af.
Ook de rest van de reis van Eisenhower was geen onverdeeld genoegen; het was te verwachten, dat de ontvangst op Formosa goed was, daar Tsjang Kai Tsjek tenslotte helemaal afhankelijk is van Amerikaanse hulp. Was het enthousiasme op de Philippijnen veroorzaakt door pro-Amerikanisme of kwamen hierin de sterke anti-Japanse gevoelens tot uiting? In Z. Korea vond Eisenhower ook een ander toneel dan hij verwachtte, toen het plan voor de reis werd opgesteld; hier was Syngman Rhee verdwenen en over de houding van de nieuwe machthebbers is nog te weinig bekend om met zekerheid te zeggen, dat zij volledig akkoord gaan met de Amerikaanse politiek. Bij zijn bezoek aan de Rioe-Kioe-eilanden, waartoe de belangrijke Am. vlootbasis Okinawa behoort, kreeg Eisenhower de eis te horen, dat de gehele archipel moest worden terug gegeven aan Japan. Is het nu verstandig van Herter om te beweren, dat de reis ‘geen mislukking’ was? Gelukkig ging hij niet zo ver te beweren, dat het een succesvolle tournée was.
Vanzelfsprekend heeft dit alles ook invloed op de a.s. presidentsverkiezingen. Tot nu toe was Nixon de enige kandidaat van de Republikeinen; diens positie is echter verzwakt door zijn aandeel in de jongste mislukkingen van de regeringspolitiek; hij zou nu minder geschikt zijn om de strijd op te nemen tegen de Democratische kandidaat. Zijn partijgenoot, Rockefeller, gouverneur van de staat New-York, heeft op 8 juni een felle aanval op Nixon gedaan; hij critiseerde de laatste, omdat hij weigerde met zijn program voor de dag te komen;
| |
| |
hij stelde, dat de republikeinen het recht hebben te weten welke politiek de ev. nieuwe president zal voeren en in hoeverre deze zal afwijken van het tot nu toe gevoerde regeringsbeleid; verder had hij bezwaren tegen de gevoerde defensiepolitiek en wees hij op de achterstand van de V. St. op het gebied van de lange afstandsraketten. Rockefeller heeft nog steeds zijn kandidatuur niet gesteld, maar verklaarde zich wel bereid deze te aanvaarden, als de partijconventie, die 25 juli bijeenkomt, hem deze aanbiedt; ook heeft hij nog eens gezegd niets te voelen voor het vice-presidentsschap. De Democratische partij tracht natuurlijk munt te slaan uit de door de regering Eisenhower begane fouten; zowel Stevenson als Kennedy oefenen ernstige kritiek uit op de republikeinse politiek, waarbij zij de nadruk leggen op de prestige-vermindering van de V. St. in de wereld. Het is nog niet zeker wie de democratische kandidaat zal worden; ook Stevenson stelt zich niet zelf kandidaat, maar zal niet weigeren als er een beroep op hem wordt gedaan; tot nu toe heeft de katholieke senator Kennedy nog steeds de grootste aanhang.
In het W. wordt nog altijd gezocht naar de oorzaken van het optreden van Chroestsjef in Parijs; de mening, dat Peking roet in het eten heeft gegooid, werd dezer dagen versterkt door uitlatingen van Chroestsjef op het derde congres van de Roemeense comm. partij, waar hij zich in een rede niet alleen richtte tegen het revisionisme, waaronder men rechtse afwijkingen van de comm. doctrine moet verstaan, maar ook tegen het dogmatisme, het star vasthouden aan uitspraken van Lenin, die dacht en redeneerde onder geheel andere politieke en militaire omstandigheden; Lenin zou nu geheel andere richtlijnen gegeven hebben. Men ziet hierin een reactie op Chinese opvattingen, waarin het standpunt gehuldigd wordt, dat de woorden van Lenin ook op de dag van vandaag nog onverkort gelden; daarom acht Peking de politiek van vreedzame coëxistentie, zoals Chroestsjef deze propageerde, onjuist; het preekt de strijd tegen het imperialisme, belichaamd in de V. St., en vindt voor deze houding steun bij de Rus Soeslov c.s. en bij enkele satellietlanden. Men zal er echter goed aan doen, in het oog te houden, dat er misschien wel enig verschil van mening is over de te volgen weg om het doel te bereiken, maar dat in zake het doel alle richtingen het geheel met elkaar eens zijn.
Nadat de Franse MRP tijdens haar congres in mei had verklaard, dat zij zich geheel stelde achter de Algerijnse politiek van gen. de Gaulle, maar er dan ook op rekende, dat zijn woorden zouden gevolgd worden door daden en tevens de president uitnodigde zijn voorstellen aan de rebellen te herhalen om in onderhandeling te treden over een wapenstilstand, heeft de president - al dan niet beïnvloed door het bovenstaande - op 14 juni het Algerijnse Bevrijdingsfront opnieuw uitgenodigd om naar Parijs te komen ten einde over een wapenstilstand te onderhandelen; tevens beloofde hij, dat de FLN zal gekend worden in de voorwaarden voor het te houden referendum over de toekomst van Algerije en dat het aan de verkiezingscampagne zal kunnen deelnemen evenals aan de controle op deze verkiezingen. In deze rede, waarin voor het eerst door de Gaulle gesproken werd over een ‘Algerijns Algerije’, kwam hij de FLN zeer ver tegemoet en het werd Ferhat Abbas nu wel erg moeilijk gemaakt het aanbod af te slaan, temeer daar de woorden van de Franse president duidelijk weerklank vonden bij talrijke Fransen en in Tunis en Marokko. Toch was er een ogenblik de vrees, dat de Gaulle's aanbod te laat kwam, daar de voorlopige Algerijnse regering na de februari-uitlatingen van de Gaulle tijdens zijn bezoek
| |
| |
aan de commandoposten besloten had om contact op te nemen met Peking en daar alle steun had toegezegd gekregen voor de voortzetting van de strijd tot de volledige onafhankelijkheid van Algerije zou zijn bereikt; bovendien was bekend, dat verschillende Franse politici, w.o. Soustelle, Bidault, Lacoste e.a., felle tegenstanders waren van de ideeën van de Gaulle en te Vincennes hadden gezworen alles in het werk te zullen stellen om diens politiek te doen mislukken. Op 20 juni namen de Algerijnse opstandelingenleiders echter de uitnodiging aan en op 25 juni kwamen twee afgevaardigden naar Parijs om de besprekingen voor te bereiden. Deze inleidende besprekingen werden gehouden in Mélun en waren met alle voorzorgen omringd om de geheimhouding te verzekeren. Er zullen nog veel moeilijkheden moeten worden overwonnen voordat er een akkoord tot stand zal komen; de Gaulle houdt vast aan het standpunt, dat er slechts gesproken kan worden over een wapenstilstand, terwijl de Algerijnen meteen de voorwaarden willen vaststellen voor de te houden vrije verkiezingen, zonder hierbij andere Alg. groeperingen in te schakelen; de beide Algerijnse onderhandelaars zijn nu weer terug naar Tunis voor nader bericht.
Dit waren niet de enige Afrikaanse zorgen van de Gaulle; 4 leden van de Franse Gemeenschap n.l. de W.-Afrikaanse staten Ivoorkust, Niger, Dahomey en Opper-Volta hebben verklaard gebruik te willen maken van de in de grondwet geopende mogelijkheid om de onafhankelijkheid te verkrijgen zonder uit de Gemeenschap te treden; bovendien verlangen zij, dat Frankrijk hen voordraagt voor het lidmaatschap der V.N.; voordien zullen zij niet onderhandelen over verdere overeenkomsten met Frankrijk. Dahomey en Opper-Volta behoorden aanvankelijk tot een federatie met Senegal en Soedan; de eersten trokken zich echter terug en de beide laatsten vormden de federatie van Mali, die op 20 juni onafhankelijk is geworden; Madagascar werd op 26 juni een onafhankelijke staat binnen de Franse Gemeenschap. Behalve deze nieuwe zelfstandige Afrikaanse staten wijzen wij nog op de recente onafhankelijkheidsverklaring van de vroegere Belgische Congo en van Somali.
Na uiterst lange onderhandelingen zijn tenslotte Engeland en de Cypriotische aartsbisschop Makarios tot een akkoord gekomen over de onafhankelijkheid van Cyprus; in principe was dit besluit allang gevallen en zelfs was er reeds een datum - 19 februari jl. - voor de onafhankelijkheidsverklaring vastgesteld. Omdat men het toen niet eens kon worden over de omvang van de Britse militaire bases op het eiland werd de datum verschoven naar 19 maart; nu is men het eindelijk eens geworden en men hoopt, dat het Engelse parlement de overeenkomst nog voor het zomerreces zal goedkeuren, opdat de feestelijke viering nog dit jaar kan plaats hebben.
J. Oomes
| |
België
Op 30 juni werd de onafhankelijkheid van de Republiek Kongo plechtig geproclameerd, in het bijzijn van Koning Boudewijn. Ondanks een misplaatste rede van Lumumba bij die gelegenheid, lijkt de een ogenblik zo gevreesde geboorte van onafhankelijk Kongo alles samen toch goed en hoopgevend verlopen. In het op en af van de politieke actualiteit in juni was dat nochtans meer dan eens onzeker.
| |
| |
Na de wetgevende verkiezingen, die de MNC-Lumumba, met 36 zetels op de 137, en met vertegenwoordigers in 4 van de 6 provincies, tot de sterkste partij maakten, vertrouwde minister Ganshof op 14 juni een informatie-opdracht toe aan Lumumba. Deze begon onmiddellijk met de vorming van een regering, bedoeld als regering van Nationale Unie, en hij had een team op papier, toen hem drie dagen later de informatie-opdracht ontnomen werd en Kasavubu als formateur werd aangewezen. Lumumba verweet Ganshof, hem met opzet zijn opdracht onmogelijk te hebben gemaakt en dreigde met zijn eigen regering te zullen optreden. De stemmingen voor het Voorzitterschap van de Kamer brachten de MNC een onverwacht en onloochenbaar succes, zodat dezelfde dag nog, op 21 juni en gezien Kasavubu's falen, Lumumba toch een formatie-opdracht toegewezen kreeg. Twee dagen later was het team klaar, mét de Abako die in extremis haar medewerking had toegezegd toen Lumumba aan Kasavubu had laten weten dat hij diens kandidatuur als staatshoofd zou steunen (ondanks vroegere beloften aan Bolikango). Inderdaad werd op 24 juni Kasavubu met 159 stemmen tegen 43 bij 19 blanco-stemmen door de verenigde Kamers tot President van de Republiek Kongo verkozen. Op dat ogenblik was zeker nog niet definitief afgerekend met federalistische stromingen in Katanga en Kasai, noch met de opstandigheid van bepaalde stammen als de Bangala, maar de stemming van onzekerheid sloeg om in een stemming van vreugde, waarbij zelfs de Belgen betrokken werden. De gebeurtenissen der daaropvolgende dagen, enkele vriendschappelijke en waarderende uitspraken van de nieuwe Eerste Minister Lumumba, de uitnodiging aan de Koning voor de onafhankelijkheidsfeesten, de ondertekening van het vriendschapsverdrag op 29 juni, versterkten deze stemming die dan op 30 juni de in het begin beschreven lichte deuk kreeg. Maar mag men de woorden van zwarten wegen als woorden van blanken?
Welke is nu de toestand in de nieuwe Republiek? Het Parlement, waarvan de Kamer op 17 juni zijn eerste zitting hield, heeft de regering Lumumba het vertrouwen geschonken: de Kamer (voorzitterschap Kasongo - MNC Lumumba) met 74 stemmen tegen 1 bij 5 onthoudingen, maar nadat de opposanten onder leiding van Kalondji de zitting verlaten hadden; de Senaat (voorzitterschap Ileo - presoonlijk succes) met 60 tegen 8 bij 12 onthoudingen. In die regering zijn praktisch alle partijen vertegenwoordigd met uitzondering van de MNC-Kalondji. Er zijn niet minder dan 24 ministers, 10 staatssecretarissen, vier ministers van state en zes provinciale commissarissen met ministerrang! (En we spreken nog niet van de provinciale regeringen....). De MNC-Lumumba bezit het leeuweaandeel van de portefeuilles, waardoor ze gans het binnenlands beleid in Kongo controleert: Voorzitterschap, Landsverdediging, Binnenlandse Zaken, Economische Coördinatie en Plan, Verkeerswezen, Landbouw, Middenstand, Grondpolitiek, Jeugd en Sport; staatssecretarissen verder bij Buitenlandse Handel, Buitenlandse Zaken, Justitie. De andere portefeuilles zijn werkelijk versnipperd onder de andere partijen, maar Arbeid, Opvoeding en Volksgezondheid zijn naar zékere partners van de MNC-Lumumba gegaan. Opvallend is, dat de departementen Mijnen en Economische Zaken beheerd worden door personen die in nauwe betrekkingen heten te staan met de financiële belangengroepen. Lumumba heeft op die wijze aller mederwerking verworven en toch reeds stevig de hand op het raderwerk van de nieuwe staat gelegd. Af te wachten valt, hoe de machtsstrijd tussen hem en president Kasavubu zal verlopen, en hoe als achtergrond voor dit conflict het onbedwongen federalisme zal evo- | |
| |
luëren. Maar men vergete niet dat Lumumba Landsverdediging en Binnenlandse Zaken in handen heeft.
Wat zullen de betrekkingen met België verder opleveren? Ondanks Lumumba's mengeling van heet en koud, menen we dat optimisme gewettigd is. Kongo kan immers de blanke hulp waarop het aangewezen blijft, nergens veiliger en gemakkelijker krijgen dan van de Belgen, die het kent; en dat betekent ook iets.
De gebeurtenissen in het gewezen moederland blijven in deze voor Kongo historische maand totaal in de schaduw. Nieuwe pogingen werden in het werk gesteld om de coalitie tussen C.V.P. en Liberalen opnieuw te cimenteren, en de regering een dynamisch programma voor de tweede helft van de legislatuur te schenken. Die pogingen zijn niet helemaal zonder resultaat gebleven, en de regering heeft een nieuwe verklaring tegen oktober in het vooruitzicht gesteld. Ook schijnt de socialistische bereidheid tot deelneming alles samen minder sterk dan hun wens, de opinie van het kiezerscorps te kennen. Die aangekondigde nieuwe start van de regering Eyskens laat vele waarnemens echter sceptisch. De problematische politieke ontwerpen kwamen in juni ook niet veel verder, behalve dat op de sluiting der ondernemingen. De socialisten interpelleerden in verband met de instellingen, de partijraad van de C.V.P. keurde de resoluties van het verslag Bertrand (congres van 9 april) op 18 juni goed, de aanvallen van La Libre Belgique tegen C.V.P.-voorzitter Lefèvre en het partijprogramma gingen voort, revendicatieve tendenties lieten zich horen in de landbouw, bij de christelijke leerkrachten, bij de grote gezinnen, in de Borinage en in Limburg. Nu het departement van Belgisch Kongo en Ruanda-Urundi het departement voor Afrikaanse Zaken geworden is, zal dit alles weer zwaarder gaan wegen.
L. Deraedt
|
|