Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 985]
| |
ForumVertekend perspectiefDe Forum-bijdrage van Pater van Heugten in het nummer van december 1959 over ‘Ruimte’ heb ik grotendeels met instemming gelezen. Vooral waar hij ‘het goed recht van bepaalde grenzen’ bepleit, die nu in sommige kringen wel eens aan het vervagen zijn. Men zou het ook zo kunnen zeggen: ‘Het is niet voldoende te beseffen dat men ruim-de-ruimte heeft en die mag hebben, maar men moet zich in die ruimte ook goed weten te oriënteren, weten waar boven en onder, links en rechts, voor en achter is - en dit dan nog in verband met eigen aanleg en ontwikkeling.... Anders resulteren uit onze ruimtelijke beweging mogelijk ongelukken, hetzij op de begane grond, hetzij er boven’. Bij wijze van proef wil ik hier een korte psychologische schets geven, die m.i. toch voor een deel de merkwaardige situatie verklaart van katholieke leken, die soms hun evenwicht dreigen te verliezen op het moment, dat hun een min of meer openlijke rol in een nieuwe situatie toevalt. Ieder is het er nu in beginsel over eens dat een ghettogeest van afsluiting en strepen trekken uit den boze is. Overigens is dit besef langzaam gegroeid. Als symptoom van dit groeiproces vond men reeds een kwarteeuw geleden, aansluitend bij een rede van de grote dr. Poels, beschouwingen van jongere mensen tegen ‘ongezond supernaturalisme’ - en het was goed zo! Toch werd toen al het gevaar zichtbaar van een ‘negativisme’, dat doet alsof men in katholiek milieu maar enkele fouten hoeft op te ruimen om - bij wijze van spreken - in ‘le meilleur des mondes possibles’ te belanden. Zoiets kan voorwaarde zijn voor echte vernieuwing, zelfs strikt nodige voorwaarde - de vernieuwing zelf moet worden gestuwd door positieve krachten, zoals die door kritiek niet kunnen worden geleverd. Onze geestelijke emancipatie heeft zich gelukkig een eind verder voltrokken, en we lachen nu terecht om allerlei problemen die onze voorouders vaak zwaar op de morele maag lagen. We kwamen daardoor ook veel beter in contact met niet-katholieken, hetzij uit christelijk milieu, hetzij uit zuiver humanistisch georiënteerde kringen (om gemakshalve deze zeker grove indeling te bezigen). We moeten nu daartegenover voortdurend onze juiste houding bepalen, waarbij het hanteren van een goed stelsel van normen toch wel érg nuttig is. Anders wordt men zó ‘ruim’ zich bewegend, dat we zelf misschien wel het gevoel hebben boven velen te staan die voorzichtiger hun weg gaan, maar dat anderen (vele niet-katholieken incluis) eerder de indruk krijgen van iemand, die lichtelijk is bedwelmd - of minstens van iemand die bij voorkeur kronkelende paden kiest, terwijl het toch eenvoudiger en doeltreffender is een beganer weg te nemen. Ook al is die begane weg dan maar ‘gewoon’.... Pater van Heugten signaleerde een enkel symptoom van een soort desoriëntatie (deze term dan te verstaan en te hanteren in vrije discussie-sfeer): er zijn er meer. Zo bijvoorbeeld waar men zich gaat bezighouden met oecumenische vragen. Op zich genomen is de oecumenische bekommerdheid bij vele katholieken een der hoopgevendste tekenen van onze tijd; het bewijst dat we - eindelijk - op dit punt beginnen echt christelijk te denken. Maar ook hier doet zich het probleem voor van oriëntatie op terreinen, waar men zich vroeger ‘niet mocht bewegen’, zeker als leek niet. Dat men hierbij enig risico moet en mag nemen is duidelijk; maar moeilijk wordt het als in publikaties, die onder de aandacht van velen worden gebracht, een duidelijk gebrek aan evenwicht zichtbaar wordt. Juist omdat veel katholieke leken op dit gebied naar goede normen van handelen en denken zoeken kan zoiets dan zelfs gevaarlijk worden. Dit zijn geen insinuaties in het algemeen, maar dit oordeel berust op enige ervaring. Zo stond er in het juni-nummer van ‘St.-Adelbert’ een overzicht van een discussie in de katholieke pers n.a.v. het komende Algemene Concilie. We willen op de inhoud der discussies, waarbij het vooral ging om een zuiver Kerk-besef, en om de leiding van de H. Geest in de Kerk, niet terugko- | |
[pagina 986]
| |
men, maar wijzen erop dat we zelf pas meenden eraan te moeten deelnemen toen ons gebleken was, hoe verschillende intellectuelen blijkbaar de draagwijdte niet beseffen van de zaken, waar het om gaat. - Psychologisch gezien werd hierbij soms ook zichtbaar een streven toch zo ‘ruim’ mogelijk te denken. Werd dit alleen ingegeven door de zorg, zoveel mogelijk oecumenische voortgang te maken, dan was het soms wel eens onverstandig en naief, maar tenminste nog positief geïnspireerd. Maar er zijn zeker gevallen, waarbij een onbewust minderwaardigheids-besef, dus juist een relikt uit de ghetto-periode, mede een rol speelt. En daarvan kan zeker geen ‘wervende’ kracht ten goede uitgaan (of mag men helemaal niet ‘werven’? Het Evangelie spreekt toch wel andere taal. Naast en boven alle kritiek is van belang de positieve houding en werkwijze, gefundeerd op overweging en diep besef, en vooral: beleven van eigen rijkdom - maar dan ook geenszins in een houding van ‘wij-roomsen-dan-toch-maar’, doch in diepe ootmoed en besef, dat het een zuivere genade is als wij deze rijkdom mogen bezitten. Uit deze rijkdommen, die de eerste christenen hebben geïnspireerd, de tijd der Kerkvaders en klassieke liturgie, de bloeitijd der Middeleeuwen met Chartres, broeder Frans en Dante, en die genoeg inhoud hebben - juist omdat ze uit de eeuwigheid stammen, uit de Bron des Levens, die Christus is - om op de duur ook onze tijd te kunnen inspireren, zal een nieuwe, eigentijdse christelijke beschaving kunnen groeien. Dit vraagt binnen de Kerk zelf groei, ontwikkeling en aanpassing in velerlei opzicht, niet zelden zóveel dat aan behoudzieken de schrik om het hart slaat. Maar er zal geen jota kunnen vergaan van de autentiek evangelische waarden, waarvan de Kerk ondanks historische fouten en afdwalingen - die bijna tot in het absurde toe gingen - de behoedster is en blijft. En ook zullen we in haar in de historie gewonde en geschonden gelaat toch steeds dat van onze Moeder moeten herkennen, en ons nooit - op wat voor wijze dan ook - afwenden, als anderen daaraan niet-begrijpend of spottend voorbijgaan. Maar ten leste moet men ook bedenken, dat een zekere onrust en onzekerheid, die gemakkelijk tot desoriëntatie voeren kunnen, uit de situatie zelf voortkomen, en dat het op de weg van het kerkelijk gezag ligt hier tijdig duidelijke lijnen te geven, die ook bruikbaar blijken te zijn. Dit is goed gezien door Dr. Kleipool in het april-nummer van ‘Te elfder Ure’ (pag. 180-181), die er op wijst hoe in het verleden een tot in finesses en scherpzinnig doordachte scholastieke theologie en moraal als een soort van semi-onfeilbare ‘rots’ in het denken was geworden, waaraan men eigenlijk niet mocht twijfelen. Toen nu deze zekerheden later voor een groot deel niet zó zeker bleken te zijn, moest dit ook wel een soort crisis in het denken en geloofsbewustzijn veroorzaken.... ‘Daardoor is er grote nood in de Kerk, daarom “wordt alles op de helling gezet”; is er “niets meer zeker”, daardoor is er een reëel onderscheid tussen conservatieven en progressieven, en als er één verlangen voor het komende Concilie leeft, dan is 't wel, dat... nu het ware ook tot waarheid - geloofszekerheid - worde en dat al het andere zijn kwasi-absolute karakter moge verliezen’. Zou het niet goed zijn als aan dit zo brandende vraagstuk - op het belang waarvan overigens de H. Vader zelf reeds heeft gewezen - in dit maandblad ook enkele beschouwingen werden gewijd? Leken (en zij niet alleen) vragen dringend om actuele, verstaanbare voorlichting! M. Bruna | |
In memoriam Willem ElsschotVoor het eerst hoorden wij over de radio het overlijden van Willem Elsschot. Voor enkele maanden werden we reeds eenmaal gealarmeerd door een lakoniek persbericht, dat Elsschot in een ziekenhuis was opgenomen, maar werden na een paar dagen weer gerustgesteld. Talrijke mensen, behorende tot zeer verschillende kringen, zullen het heengaan van Elsschot betreuren. Men denkt daarbij wellicht niet op de eerste plaats aan de schrijver, al zullen de meesten hem ook slechts onder dat aspect kennen, | |
[pagina 987]
| |
maar wel aan de mens. Toch is het evenzeer waar, dat de lezer achter de talrijke vermommingen als Laarmans en Boorman steeds de mens Alfons de Ridder ontmoette. Het wil ons zelfs voorkomen, dat de alibi's van de schrijver Elsschot de mens toelieten een in de grond ongewone en soms onthutsende oprechtheid aan de dag te leggen. Wel was het een gehalveerde oprechtheid, want Elsschot ‘gaf’ zich nooit helemaal. De romantische gevoelige mens in zich had hij - bijna - het zwijgen opgelegd. Hij is daar gelukkig nooit helemaal in geslaagd. De verstandige lezer, die daarbij ook gevoelig is voor de nauw merkbare rimpelingen van het uiterst nuchter proza dat hij schreef, zal telkens en telkens opnieuw de in de grond warme menselijkheid van Elsschot geraden hebben. Was zijn cynisme wellicht iets als literaire pose, de oorsprong van die pose was geen onoprechtheid of zo maar vreemddoenerij, doch een aangeboren discretie, die maakt dat een eerlijk mens niet gaarne met zijn gevoelens te koop loopt, tenzij onder vermomming. Uit verzet tegen eigen gevoeligheid kan men zich gemakkelijk ruwer, harder, bitterder voordoen dan men eigenlijk is. Zo een romanticus was Elsschot in wezen, uiterst gevoelig voor ‘weemoedigheid, die niemand kan verklaren / en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat’. Zo komt het ook, dat hij in een schijnbaar volstrekt objectief oeuvre, eigenlijk steeds een zeer subjectief kunstenaar is gebleven, die in zijn werk zelf de spanningen in zijn eigen gevoelsleven heeft trachten op te heffen. In het eerste gedeelte van zijn oeuvre is hij daar blijkbaar volledig in geslaagd: van Villa des Roses af, langs Lijmen en Kaas heeft hij zich geleidelijk van zijn negatieve pose bevrijd, totdat zijn levensvreugde en zijn optimisme jubelend doorbreken in Tsjip en in De Leeuwentemmer. Déze Elsschot kent men te weinig, wellicht omdat hij zich niet op dat niveau heeft kunnen handhaven. Maar Tsjip zal, wellicht mede doordat de bevrijding van zijn gevoel, die de eenheid in zijn persoonlijkheid herstelde, in dit werk ook de auteur ten goede is gekomen, als een zijner meesterwerken beschouwd worden. Het zou ook te simplistisch zijn, te beweren dat Elsschot daarna teruggekeerd is naar zijn aanvankelijke cynische levenshouding. De Laarmans van Pensioen en van Het Tankschip is niet dezelfde als die van Lijmen; niet alleen is, in Het Been, de menslievendheid doorgebroken in het leven van de cynische Boorman, maar in Het Tankschip - welk werk men verweten heeft al te zeer een repliek van Lijmen te zijn - is er toch dit, o.i. essentieel verschil met Lijmen, dat Laarmans, dit andere en veel oprechter alter ego van de auteur, er precies aan de overzijde van de barrière van het cynisme staat. Dat deze Laarmans in het hele oeuvre van Elsschot alle stadia heeft doorgemaakt van ontgoocheling, cynisme, ironie, humor, weer ironie en tenslotte begoocheling, stelt ons in staat de auteur als ‘de virtuoos van het cynisme’ te beschouwen, al komt daardoor alleen de schrijver, niet de hele mens Elsschot, tot zijn rechtGa naar voetnoot1). Eigenlijk leert men Elsschot nog het best kennen in enkele minder subjectieve gedichten: de non-conformist, de verdediger van verdrukten, misdeelden, veroordeelden en verontrechten, een fundamenteel eerlijk en moedig mens tenslotte. Hierin vertoont hij, evenals in zijn werk, heel wat gelijkenis met Multatuli, al legde hij, in tegenstelling met zijn lievelingsauteur, een opvallende pudeur aan de dag. Het mag een vreemde speling heten van het lot, dat Elsschot overleed, enkele dagen na de herdenking van Multatuli. Maar het treft ons nog meer, dat hij op één dag na, die andere grote non-conformist Pasternak in de dood vergezelde. Leefden ze onder heel andere omstandigheden, en waren ze als auteur zeer verschillend geaard, oprechtheid, eerlijkheid en menselijkheid hadden ze met elkander gemeen, en ook de liefde voor de vrijheid. We mogen erop vertrouwen, dat ze voortaan ook verenigd zijn in de bevrijdende Waarheid, waar ze hun leven lang eerlijk naar gestreefd hebben. B.F. van Vlierden |
|