| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Fransen, P., Gods genade en de mens (De Christen in de Tijd, o.l.v. G. Achten). - Patmos, Antwerpen, 1959, 112 pp., ing. Fr. 55.
Uit de talrijke voordrachten voor intellectuele leken die de schrijver in welhaast alle Vlaamse steden hield, is dit boekje gegroeid. Een inleidend hoofdstuk handelt over geest en methode van het theologisch denken: een waarachtig niet overbodige voorzorg bij het behandelen van een met theologische twistpunten en misverstanden zo overvloedig bezaaid terrein. Het tweede hoofdstuk schetst dan een theologie van de genade: de vaktheoloog zal er de hele contextuur van het klassieke genade-traktaat in terugvinden, maar tegelijk bewonderen hoe de auteur de wirwar van begrippen en kerkelijke uitspraken, van indelingen en technische distincties langs een werkelijk creatieve ingreep heeft weten te transponeren in de registers van het moderne, existentiële denken, in termen van beleving, ontmoeting, aanwezigheid en inzet, die elk denkend mens van deze tijd onmiddellijk moeten aanspreken en boeien. Een derde hoofdstuk confronteert dan genade en aardse werkelijkheid en toont aan hoe de genade geen enkele menselijke structuur in haar eigenheid aantast of wijzigt, maar alle aardse werkelijkheid, de menselijke nog het meest, van binnen uit zo transformeert, dat zij verhullend en openbarend teken tegelijk wordt van de goddelijke stuwende aanwezigheid. In de zo waardevolle Patmosreeks is dit het eerste oorspronkelijk in het Nederlands gestelde deeltje. Het stemt ons tot vreugde en fierheid dat het tegelijk in de reeks een onmiskenbaar hoogtepunt uitmaakt.
L. Monden
| |
Windey, S.J., J., Romeins Missaal voor het volk. - H. Proost, Turnhout, 1959, 1824 pp.
Sinds geruime tijd heeft Frankrijk een vernieuwd volksmissaal, de vrucht van het lange team-work van een groep priesters o.l.v. P. Feder. Men was hierbij uitgegaan van het principe dat een gebedenboek geen pure transcriptie mocht zijn van het Missale romanum, maar een missaal voor het gelovige volk. Dergelijk initiatief zien we eindelijk in Vlaanderen doorbreken. De Ned. tekst staat op een volle bladzijde, niet meer in kolommen ingedeeld, in een veel duidelijker letter dan de Latijnse tekst, die toch minder wordt gelezen. Van de heiligen-missen in de week wordt trouwens alleen de Ned. tekst gegeven. De jongste dekreten voor actieve deelname van de gelovigen zijn toegepast in de hele voorstelling en in de begeleidende teksten: de commentator vindt er, zo niet het gereed gemaakte materiaal, dan toch altijd de geest waarin zijn commentaar moet worden opgemaakt. Aan de vertaling is bijzondere zorg besteed, hoewel af en toe een ongewone uitdrukking de sobere tekst doorbreekt. Eén wens zagen we niet vervuld: in de vormgeving lijkt de vernieuwing niet te zijn doorgedrongen. Afgezien van de illustratie, die we niet bepaald geslaagd kunnen noemen zijn inbinden en lederen omslag gebleven volgens het klassieke miniatuur-missale. Intussen begroeten we dit nieuwe volksmissaal als een exponent van de liturgische beweging in ons land en een krachtig middel om de vernieuwingspogingen van de liturgie overal ingang te doen vinden.
J. Vanneste
| |
Fraine, Prof. Dr. J. de, Bijbels bidden. De bijbelse achtergrond van grote gebeden. - Beyaert, Brugge, 1960, 256 pp., ing. Fr. 69.
Onder een dubbel opzicht verdient dit werk zijn titel: het geeft immers commentaar op twee grote bijbelse gebeden - het Onze Vader en het Magnificat - en het laat deze commentaar hoofdzakelijk bestaan in een situeren van beide gebeden - bovendien nog van de acht zaligheden - in de hele bijbelcontext waaruit zij groeiden en die zij nochtans in de volkomenheid van hun vervulling transcenderen. De rijke eruditie en het vakmanschap van de beroepsexegeet staan hier in dienst van een eenvoudige, innige en degelijke vroomheid. Een inspirerend meditatieboek, als men tenminste niet over de teksten heenleest, maar ze in rustige bezinning op zich laat inwerken en tot eenheid groeien.
L. Monden
| |
Suenens, Mgr. L.J., Liefde en Zelfbeheersing. Amour et maîtrise de soi. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1960, 174-232 pp., ing. Fr. 69, geb. Fr. 96 (ieder).
Na de opzienbarende oproep van Mgr. Suenens tot medici en geleerden op het Wereldcongres voor de gezondheid in
| |
| |
1958 te Brussel, heeft men wellicht gedacht dat de oplossing van het cruciaal probleem der geboortenregeling alleen nog afhankelijk was van wetenschappelijke vooruitgang en techniek en steeds scherper werd de aandacht naar een medisch of biologisch ingrijpen getrokken. Al te vlugge conclusies betreffende hormonenpreparaten, ook bij katholieken, bewezen dit eens te meer. Dit boek is in een heel ander perspectief geschreven. Het brengt helderheid en licht. Het stelt de christelijke huwelijksbeleving in haar volle contekst weer als ontplooiing van echte liefde in menselijke zelfbeheersing. Instinctieve krachten staan in dienst van de liefde, ze kunnen de liefde uitdrukken, maar mogen haar niet tegenwerken of in de weg staan, ook niet een hogere liefde in maagdelijkheid of in zelfbeheersing uit wederzijdse trouw aan God. Tot een oplossing van dit levensprobleem kan men niet komen, tenzij in samenwerking van alle pedagogische en geestelijke instanties. Daarom blijft de oplossing die Mgr. Suenens aanbeveelt zo delicaat. Samenwerking is hier meer dan samenbundelen van pastorale, psychologische en medische instanties. Het veronderstelt een gemeenschappelijke overtuiging, een eensgezinde en goed begrepen leerstellige houding. Is dat niet te veel gevraagd van mensen? Alléén de Kerk kan die eendracht in leer en in liefde bewerken. Daarom is deze oproep, bijzonder na de eerste, een lang verwacht antwoord op de vele problemen die de christelijke huwelijksbeleving stelt in deze tijd.
J. Beyer
| |
Philips, Mgr. G., Etudes sur l'apostolat des laïcs (Etudes Religieuses, 744). - Pensée Catholique, Brussel, 1960, 68 pp., ing. Fr. 27.
Zeer bondig geeft deze brochure, waarin drie reeds verschenen artikels samen gebundeld worden, 'n goed overzicht over de huidige stand der problemen van 't laïcaat. Zoals Schr. zelf zegt is zijn keuze vrij persoonlijk en onvermijdelijk subjectief. Wie echter met de literatuur vertrouwd is, zal graag erkennen dat het bijzonderste besproken of ten minste aangegeven wordt. De artikelen van K. Rahner domineren deze problematiek; wat ook duidelijk blijkt uit de conclusie van het eerste artikel. Het voorstel van Mgr. Suenens betreffende ‘le malaise de l'Action Catholique’ wordt lang besproken, en meer als een kwestie van terminologie dan van princiepen beschouwd. Het Marialegioen zal volledig in de K.A. opgenomen worden, indien ze als zodanig erkend wordt. In het derde artikel bespreekt Schr. de moeilijke bepaling van de leek tegenover de priester en de religieus. Alleen reeds de priester tegenover de leek te stellen blijkt onvoldoende. Het is meer een kwestie van gezag en wijding. Anders komt men tot de conclusie dat de priesterwijding zelf leidingsmacht verleent, wat in het verder besproken geval van de religieus-priester reeds tegengesproken wordt. Actueel en belangrijk.
J. Beyer
| |
Vagaggini, C., Theologie der Liturgie, vert. Aug. Berz. - Benziger-Verlag, Einsiedeln, 1959, 462 pp., geb. Zw. Fr. 28,60.
De liturgie als wetenschap heeft zich de laatste decennia losgemaakt van een rubricitische instelling en wordt in het geheel van de heilseconomie gesitueerd. Na L. Bouyer (La vie de la liturgie) en Dalmais (Initiation à la liturgie) waagt nu ook een Benedictijnermonnik van Sant' Anselmo te Rome een poging. Zijn Il senso teologico della liturgia wordt hier in een Duitse bewerking aangeboden. Een eerste deel peilt naar het theologisch begrip van ‘liturgie’; het tweede deel betoogt hoe de algemene wetten der heilseconomie in de liturgie worden toegepast; liturgie en bijbel (vooral de psalmen) worden in het derde deel behandeld; meer ascetisch zijn het vierde en vijfde gedeelte, waarin vooral de studie over de ver houding ‘geloof en liturgie’ aan te stippen valt. Met voorbehoud voor enkele te uitvoerig behandelde grondvragen - welke de dogmatici in onze landen voldoende hebben uitgewerkt buiten de liturgie - is dit boek de aangewezen handleiding om tot een theologisch inzicht in de liturgie te komen.
J. Vanneste
| |
Hourdin, Georges, La nouvelle vague croit-elle en Dieu? (Tout le Monde en parle, 10). - Editions du Cerf, Parijs, 1959, 128 pp., geïll., ing. N.F. 3,60.
Naar aanleiding van de grote IFOP-enquête over de geesteshouding van de Franse jongeren (18-30 jaar) had Françoise Giroud langs l'Express en andere bladen uitvoeriger gemotiveerde antwoorden gesolliciteerd en de voornaamste daarvan, van een begeleidend commentaar voorzien, in haar boek La nouvelle Vague gepubliceerd. Hourdin doet hier hetzelfde voor de IFOP-enquête over de specifiek godsdienstige houding van de Franse jongeren. De aangehaalde
| |
| |
teksten zijn buitengewoon revelerend, meer wellicht dan de wat haastig geschreven en oppervlakkige commentaar die de hoofdredacteur van La Vie Catholique Illustrée er aan toevoegt.
L. Monden
| |
Guardini, R., De zintuigen en het kennen van het religieuze. Vert. - P. Brand, Hilversum, 1960, 78 pp., f 3.90.
Dit boekje bevat drie beschouwingen van Guardini, waarvan de twee eerste bij elkaar aansluiten. Hij beschrijft daarin het zintuigelijk kennen op treffend originele wijze, gaat dan over op de epifanieën uit het Oude en Nieuwe Verbond en dit alles in verband met de kerkelijke liturgie. De derde beschouwing behandelt het religieuze beeld. Een rijk en instructief werkje. De vertaler maakt het zich wat te gemakkelijk door woorden als ‘begrifflich’ en ‘inhaltlich’ als ‘begrippelijk’ en ‘inhoudelijk’ over te nemen, wat geen Nederlands is. Nog afgrijselijker is ‘de Johannesche’ gedachten, evenals ‘hij ervaarde’.
P. van Alkemade
| |
Langmead Casserley, J.V., Christian Community. - Longmans, London, 1960, 174 pp., 21 sh.
In het eerste gedeelte van deze studie over de Kerk behandelt schr. de grote kenmerken van het gezin in Christus; in het tweede gedeelte toont hij aan hoe, althans potentieel, deze bij uitstek verwezenlijkt zijn in wat hij noemt de Kerk van Canterbury. Het tweede gedeelte komt ons het meest waardevol voor. We beluisteren hier een eigen, erg eerlijk geluid; het is geenszins een apologie van de Anglican Communion; het wekt veel meer de indruk van een bescheiden aftasten van de innerlijke rijkdom van deze christelijke gemeenschap, met als resultaat dat de gelukkige middenpositie tussen protestantisme en katholicisme de gezochte garantie biedt voor de waarheid van deze kerk. De katholiek zal op verschillende plaatsen de schr. afvallen, dit niet zo zeer om wat hij ziet in de Anglican Communion, als wel om wat hij niet ziet in de Katholieke Kerk. Niettegenstaande zijn irenische instelling en zijn pogingen om eerlijk te zijn in zijn oordelen, slaat hij nu en dan de plank toch wel erg mis, en dicht de Katholieke Kerk zaken toe die eenvoudig niet waar zijn, en interpreteert hij leerstukken van de Kerk, met name van de onfeilbaarheid van de Paus, op een wijze die door iedere katholiek verworpen wordt. Wat een goede bijdrage had kunnen zijn tot toenadering tussen katholieken en Anglikanen wordt hierdoor grotendeels te niet gedaan.
W. Peters
| |
Guardini, R., De bekering van Aurelius Augustinus. Vert. - P. Brand, Hilversum, 1960, 292 pp., f 8.90.
‘De innerlijke ontwikkelingen in zijn Belijdenissen’, zo luidt de ondertitel van dit fijnzinnige werk. Augustinus' Belijdenissen zijn inderdaad meer dan louter een bekeringsverhaal; zij bevatten de ontwikkeling van zijn denken, van zijn wereldschouw, van heel zijn innerlijke oriëntering. Dit tracht Guardini te analyseren en bloot te leggen en wel met het oog op het eeuwige in de mens, waardoor de geschiedenis van Augustinus enigszins de geschiedenis blijkt te zijn van ieder mens. Het eerste deel vooral is gewijd aan onderzoek en analyse, een onderzoek dat Guardini met fijne hand weet in te stellen, het tweede volgt commentariërend weer de loop der gebeurtenissen zoals wij die uit de Confessiones kennen. Guardini bezit een uiterst fijne haast artistieke zin voor de raakpunten God-mens, natuur-bovennatuur en in een werk over de ongewone mens en heilige Augustinus komt dit bijzonder tot zijn recht.
P. van Alkemade
| |
Pilkington, Roger, World Without End. - MacMillan, London, 1960, 165 pp., 12 s. 6 d.
Het onderwerp en de bedoeling van dit boek is de verzoening tussen geloof en wetenschap. Schr. is op de hoogte van beide en in een pretentieloze praatstijl bespreekt hij oude problemen als schepping en evolutie, wonderen en pijn in de wereld, vrije wil en erfelijkheid, e.d. De verzoening wordt niet alleen bereikt, maar blijkt uit te bloeien in een veel diepere kijk op christelijke waarheden, dank zij juist de ontdekkingen en vondsten van de wetenschap. Het interessante boekje is een gelukkige mengeling van degelijke wetenschapskennis, eenvoudig geloof en gezond verstand.
W. Peters
| |
Armstrong, April Oursler, The Tales Christ Told. - The World's Work, Kingswood, 1960, 256 pp., 18 sh.
Indien men voor ogen houdt dat de tales de parabels van de Heer zijn, geeft de titel van dit boek de inhoud nauwkeurig weer. Verhalen door de Heer verteld worden hier naverteld op een wijze die
| |
| |
hen voor ons begrijpelijker maakt. Het feit dat het hier over navertellen gaat, brengt met zich mee dat de verbeelding een belangrijke rol speelt; dit geschiedt op niet alleen vertrouwde manier, maar ook zo dat de parabel werkelijk tot leven komt.
W. Peters
| |
Literatuur
Roemans R. en Hilda Van Assche, Bibliografie van de Vlaamse Tijdschriften. Reeks I: Vlaamse Literaire Tijdschriften 1930-1958: 7, Dietsche Warande en Belfort., - Heideland, Hasselt 1960, VIII - 332 pp., ing. F. 260.
In de letterkundige kringen van het Nederlands taalgebied is. Dr. Roemans overbekend door zijn verdienstelijke Bibliographie der Vlaamsche Tijdschriften (1893-1930). Met zijn nieuwe reeks wil hij de periode van 1931 tot en met 1958 in repertorium brengen. In vier rubrieken: poëzie, proza, toneel, kritiek geeft hij hier de inhoud van D.W.B. Duidelijke, en, voorzover wij het konden nagaan, feilloze registers, verhogen de wetenschappelijke bruikbaarheid van deze bibliografie. Eerlang verschijnt een aflevering over De Vlaamse Gids en een over het N.V.T. Later volgen de niet-literaire tijdschriften. Alwie aan studie van de letterkunde doet, zal die bijdragen ten zeerste waarderen.
M. De Wachter
| |
Uris, Leon, Exodus. Vert. van H.C.E. de Wit-Boonacker. 5de druk. - Baarn, 1960, 714 pp.
Een zeer boeiend relaas van de uittocht van duizenden Joden naar hun nieuw vaderland, in het bijzonder de reis van de Exodus, met honderden kinderen aan boord, vormt - kort gezegd - de inhoud van dit boek. Niet alleen is de schrijver uitermate goed op de hoogte van hetgeen er zich heeft afgespeeld in de periode dat Israël voor de Joden werd opengesteld, hij heeft zijn talrijke gegevens ook tot een levend en bezield verhaal weten om te scheppen. De erbarmelijke toestanden waarin talloze Joden, geslachten lang, geleefd hebben, en met name de onmenselijke behandeling onder het Hitler-regime, heeft de auteur in zijn verhaal weten te verwerken, waar hij, teruggrijpend, de levensomstandigheden schetst waaruit verschillende der huidige vooraanstaande Israëliërs zijn voortgekomen. Zo maakt de lezer kennis met vroegere toestanden der Joden in Rusland, Polen, Duitsland, enz. Dat deze ‘ontkomen’ Joden, na zoveel en zo grote ellende in den vreemde, verbeten gestreden hebben en nog strijden om hun nieuw vaderland te behouden en hun kinderen een menswaardig bestaan en veiliger leven te bezorgen, is volkomen te begrijpen. Het maakt een diepe indruk te vernemen met welke bovenmenselijke inspanning deze vrijheid moest veroverd worden. Wanneer de Verenigde Naties Israël als onafhankelijke staat erkend hebben, is de strijd nog verre van beëindigd. Weinig humaan is wel de houding van Engeland na deze onafhankelijkheidsverklaring. De ontembare wilskracht en het ijzeren uithoudingsvermogen van de grondleggers van vrij Israël heeft de schrijver in ettelijke krachtige, moedige, ja harde figuren uitgebeeld. Voor het grote, gemeenschappelijke ideaal: een onafhankelijk vaderland hebben deze mannen en vrouwen eigen geluk, eigen rust, eigen liefde achtergesteld. Bij wat zij deden en leden, rijst een groeiende bewondering in het hart van de lezer. Exodus is een bewogen, aangrijpend boek, dat met liefde en toewijding is
geschreven.
Joh. Heesterbeek
| |
Cesbron, G., Het is later dan je dacht, vert. J. van Loon. - De Goudvink, Antwerpen, 1959, 339 pp., geb. F. 125.
Aan het klassieke thema van misdaad en wroeging heeft Cesbron een paar typisch hedendaagse facetten toegevoegd: de ‘kanker-psychose’ en het probleem van de euthanasie. Met zijn bekend talent maakte hij er een boeiende roman van, al blijft zijn stellingname tegenover de moord-uit-medelijden wel wat vaag. Tenslotte heeft de moordenaar alleen maar wroeging, omdat hij aan zijn beweegreden twijfelt. De vertaling is verdienstelijk, maar o.i. te slaafs in de dialogen, waar het Frans dikwijls op hinderlijke wijze achter de Nederlandse woorden voelbaar blijft.
F. De Graeve
| |
Greene, Graham, Omnibus I. - Uitg. Contact, Amsterdam, 1958, 862 pp., f 10.
Deze Graham Greene-omnibus bevat de vertaling van de bekendste romans van deze Engelse auteur: Het geschonden geweten, De kern van de zaak, Het einde van het spel en De stille Amerikaan. Deze vier, vooral de drie eerste, gelden wel algemeen als zijn meesterwerken. De Me- | |
| |
xicaanse whisky-priester, Scobie en de twee hoofdfiguren uit Het einde van het spel, Sarah en Bendrix, zijn algemeen bekende figuren geworden voor iedere romanlezer. Graham Greene heeft zich geschoold aan enige katholieke Franse schrijvers en de thema's van zijn romans zijn, zoals bij dezen, zonde, genade en barmhartigheid. Zijn theologie is vaak nogal van een zeer persoonlijke allure en hij neemt nooit ofte nimmer een blad voor de mond. Zijn schrijfkunst en techniek zijn bewonderenswaardig. Voor velen, niet allen, is hij dé grote Engelse schrijver der laatste jaren.
J. van Heugten
| |
Greene, Graham, Omnibus II. - Uitg. Contact, Amsterdam, 1959, 781 pp., f 10.
In deze tweede Graham Greene-omnibus zijn vier andere verhalen verzameld. De schrijver maakt zelf onderscheid tussen zijn romans en wat hij noemt zijn ‘entertainments’. Stamboel-expres, Geheim agent, Heerschappij van de angst en De verliezer wint, zijn entertainments, zo men wil, ontspanningsboeken, maar dan van zeer goed gehalte. Graham Greene weet de lezer te boeien als geen ander. Wie een boek van hem begint, zal het niet licht onuitgelezen terzijde leggen. Hij is niet alleen een meester in het leggen van een knoop, het verwikkelen van het plot, maar ook in het scherp en concreet verwerken van de details. De thema's zijner grote romans, die de wezenlijke levensvreugde beroeren, komen in de entertainments zo goed als niet ter sprake.
J. van Heugten
| |
Durand, Suzanne-Marie, Vie. Choix de textes. - Casterman, Doornik, 1959, 324 pp.
In een vorig werk, Enseignement concentrique, stelde schr. een methode van culturele zelfvorming voor, die de lacunes van een onvolledig of te eenzijdig op eruditie afgestemd schools onderricht kan aanvullen, vooral door de analyse van zorgvuldig uitgekozen teksten. Dit nieuwe boek biedt een bloemlezing die bij deze methode aansluit: 170 teksten, poëzie en proza, bijna uitsluitend uit de Franse literatuur, rond het algemeen thema van het ‘leven’. Hier en daar wordt door een vraag of een suggestie aangegeven hoe men tot de diepe zin van een tekst kan doordringen. Een boek dat aandachtig leert lezen.
F. De Graeve
| |
Bach, Rudolf, Leben mit Goethe. - Carl Hanser Verlag, München, 1960, 350 pp., DM. 13.80.
Rudolf Bach, meer artist dan geleerde, heeft zich levenslang met Goethe beziggehouden. Zo heeft hij als Goethe-autodidact een ontzaglijke kennis, wederom meer als gevoelig mens dan als speculerend geleerde, omtrent de grote dichter opgedaan. Van dit alles vindt men de neerslag in dit boek, dat een aantal essays over bepaalde werken van Goethe en - zoals de auteur het noemt - een Faust-Tagebuch bevat. Het is dus geen systematisch werk over de dichter. Doch Bach is zo vertrouwd met de bewonderde heros en weet zo boeiend over hem te schrijven, dat de lezer hem overal met spanning volgt. Het Faust-Tagebuch houdt zich vooral met het tweede Faustgedeelte bezig en opent onverwachte perspectieven op dit door velen niet bijzonder gewaardeerde oeuvre.
J. van Heugten
| |
Martin, Hugh (Ed.), A Treasury of Christian Verse. - S.C.M. Press, London, 1959, 126 pp., 9 s. 6 d.
Deze bloemlezing is van uitzonderlijke waarde. Dit is nauwelijks te verwonderen indien we al lezende bemerken dat de gekozen gedichten allen Christus zelf tot onderwerp hebben, dat zij het werk zijn van Engeland's grootste dichters vanaf de vroegste Middeleeuwen tot op onze dagen, en dat geloof meer dan devotie en het devotionele de keus bepaalde. De inhoud der gedichten is niet steeds even orthodox; dit is geen reden om niet te genieten van het schaarse licht dat in de duisternis toch doordrong en een mens deed zingen.
W. Peters
| |
West, Morris, Advocaat van de duivel. Vert. - H. Nelissen, Bilthoven, 303 pp., f 8.90.
Deze roman van de Australische journalist M.L. West heeft nogal opschudding veroorzaakt. Voor een bredere bespreking verwijzen wij naar ons aprilnr. blz. 655. Het feit dat een gehele bevolkingsgroep in Rome de heiligverklaring van een merkwaardige zwerver aanvraagt, die na een weinig stichtend leven tot God en kerk terugkeert - de nucleus van geheel het boek - is allerminst overtuigend. Er is veel in de roman dat moeilijk aanvaardbaar is, hoe vlot de auteur ook te schrijven weet. De drang van ‘het vlees’ is er zeer sterk, sterker dan men in een boek rond en heiligverklaring verwachten zou.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Häussermann, Ulrich, Friedensfeier: eine Einführung in Hölderlins Christushymnen. - C.H. Beck, München, 1959, 308 pp., geb. DM. 24.
In 1954 vond men te Londen toevallig een onbekend handschrift van Hölderlin. Weldra verschenen van deze Christushymne publikaties en gedeeltelijke commentaren. In Häussermanns boek wordt ze uitvoerig geanalyseerd en besproken. Chronologisch zou ze vóór de andere Christushymnen (Der Einzige, Patmos enz.) geplaatst moeten worden, omdat het gedicht een passage bevat die duidelijk aan de oorsprong van alle hymnen ligt. De vorst van vrede is Christus, de langverwachte gast in een wereld van polytheïsme. De rustige werkwijze, de voorzichtige en toch diep verantwoorde interpretatie belichten een aspect van de ‘religieuze’ Hölderlin, dat niet alleen bij specialisten maar ook bij de gewone vriend der letteren een welverdiende belangstelling zal gaande maken.
M. De Wachter
| |
Weyrauch, W., Expeditionen. Deutsche Lyrik seit 1945 (List-Bücher, 140). - P. List-Verlag, München, 1959, 168 pp., ing. DM. 1.90.
‘Lyrik ist eine anachoretische Kunst’, zeide G. Benn. Tenminste voor de moderne lyriek geldt de uitspraak haast volkomen. Weyrauch wilde in deze bloemlezing het materiaal uitstallen, waarmee de hedendaagse dichters in Duitsland op expeditie zijn. Hun verzen verraden eensluidend de trek naar de anachorese, naar de woestijn, waar men alleen is, waar men om het even wat aan om het even wie kan zeggen, omdat er toch niets is waarover en niemand aan wie het gezegd wordt. Niet alleen de inhoud neigt naar het hermetische, maar ook de vorm: de metafoor in alle denkbare variaties schijnt deze poëzie te beheersen. Terecht heeft de uitgever zijn keuze zo ruim mogelijk gehouden: markante dichters - o.m. Bachmann, Holthusen, Raeber, Höllerer - komen des te beter tot hun recht.
M. De Wachter
| |
Aula-boeken. Het Spectrum, Utrecht.
Prof. Dr. A.G.M. van MELSEN, Natuurwetenschap en techniek. f 2.75. - De bekende prof. komt in dit interessante onderzoek tot de conclusie dat de wetenschap eigenlijk nog veel onverklaard laat en de techniek, met de natuur vergeleken, nog erg grof is, dat er nog veel te doen overblijft.
Pierre TEILHARD DE CHARDIN, Het verschijnsel mens. f 1.90. - Een vertaling van het beroemde werk van de Jezuïet-paleontoloog, gebaseerd op de algemene evolutie.
Robert FRUIN, Opstellen over Willem van Oranje. f 1.75. - Een pocketuitgave van een viertal belangrijke essay's van Fruin over Willem de Zwijger, die nog steeds up-to-date zijn.
Evolutie, de huidige stand van het vraagstuk. f 1.75. - Dit boekje bevat de acht lezingen die in een symposion te Amsterdam in 1959 door professoren gehouden werden over het evolutie-vraagstuk.
| |
Prisma-boeken.
Mignon G. EBERHART, Moord in duplo. - Een goed geschreven en boeiende detective.
Gilbert NIXON, Het leven der bijen. - Een alleraardigst en spannend boekje over die wonderlijke insekten, de bijen.
Eric WILLIAMS, Avontuur achter het ijzeren gordijn. - Williams maakt met zijn vrouw een auto-tocht door de zuidelijke satellietlanden en beleeft de wonderlijkste avonturen.
G.K. CHESTERTON, De wijsheid van Father Brown. - Een twaalftal short stories van Chesterton rond de merkwaardige figuur, Father Brown.
Dr. A.D.J.M. VERBEEK, De Franse revolutie. - De Nederlandse arts, Dr. Verbeek, geeft hier een goed overzicht en een evenwichtige samenvatting van die wonderlijke gebeurtenis die de Franse revolutie heet.
Peter CHARPENTIER, Foto's in kleur. - Een geïllustreerd werkje over het fotograferen in kleuren. Voor foto-liefhebbers.
R.S.
| |
Pocket-salamanders. Querido, Amsterdam.
Herman TEIRLINCK, Zelfportret of het galgemaal. - Een zwakkere roman van Teirlinck.
Arthur LEHNING, H. Marsman, de vriend van mijn jeugd. - Lehning heeft Marsman van jongs af gekend en vertelt hier onderhoudend over hem.
R.S.
| |
Elsevier-Pocket.
Ikonen. 1960. Een rijk geïllustreerd boekje over ikonen, waarin Prof. Dr. Hendrix, H. Skrobucha en Dra. A.M. Janssens de lezer instrueren over deze kunstwerken der Oosterse Kerk.
R.S.
| |
| |
| |
Pictura-boeken. Het Spectrum, Utrecht.
Thérèse HENROT, België. f 2.25. - Een rijk geïllustreerd en onderhoudend geschreven boekje over het innerlijk en uiterlijk aspect van België, Vertaald.
Ivan GOBRY, Franciscus. f 2.25. - Een beschrijving van S. Franciscus en van het Franciscanisme met bloemlezing uit Franciscus' geschriften. Met vele foto's. Vertaald.
R.S.
| |
Geschiedenis
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. Deel XIV, afl. 1-4, 1959-1960. - Nijhoff, 's-Gravenhage; De Sikkel, Antwerpen, 368 blz., f 19, F. 285.
Het driemaandelijks tijdschrift Bijdragen, een levende band tussen de historici van Noord en Zuid, brengt in zijn laatste jaargang verscheidene interessante artikelen. Steunend op talrijke verspreid liggende gegevens brengt A. Verhulst een synthetisch overzicht over de wisselende geografie van de Vlaamse kuststreek vanaf de vroege middeleeuwen tot omstreeks 1200. A.M. van der Woude wijdt een uitvoerig artikel aan de viereneenhalve maand durende crisis bij de Nederlandse rebellen na de val van Antwerpen op 17 augustus 1585, terwijl R. Degryse de oorsprong van de admiraliteit van Vlaanderen onder Lodewijk van Male onderzoekt. Na het verschijnen van het derde deel van zijn Geschiedenis van de Nederlandse Stam, wijdt Prof. P. Geyl een markant artikel aan wat onder ‘het volk’ verstaan moet worden gedurende de Bataafse republiek. J.A. Bornwasser ten slotte brengt een interessante studie over het Leuvense Collegium Philosophicum in de jaren 1827-1830 en speciaal over de Duitse bemoeienissen hiermee. In een der Aantekeningen keert Prof. Geyl zich op zijn bekende pittige wijze tegen sommige kunsthistorici die mordicus reeds vanaf de 15e eeuw een Noordnederlandse schilderkunst willen onderscheiden van een Zuidnederlandse. Behalve een 25 recensies van wetenschappelijke werken behelst deze jaargang de twee halfjaarlijkse kronieken met een tamelijk volledige opgave van alle wetenschappelijke boeken en artikelen over de geschiedenis der Lage Landen. Voor een historicus van Noord en Zuid blijft dit tijdschrift onontbeerlijk.
M. Dierickx
| |
Berckel, F. Van, De tragische dood van Joris Van Severen en Jan Rijckoort (Abbeville 20 mei 1940). - Oranje-uitg., Zulte, 1960, 180 pp., geïll., ing. Fr. 100, geb. Fr. 150.
Joris Van Severen (1896-1940), vrijwilliger onder de eerste wereldoorlog, volksvertegenwoordiger van de Frontpartij in 1921-1929 en toen zeer anti-Belgicistisch, stichtte in 1931 het Verdinaso (Verbond der Dietsche Nationaal-Solidaristen), dat in de jaren vóór de eerste wereldoorlog in België heel wat aanhangers niet het minst onder de intellectuelen won. Doel van de beweging was de vestiging van een staat, die wij nu Benelux zouden noemen, op autoritaire en solidaristische grondslag. In tegenstelling met zijn nationalistische periode, verdedigde Van Severen nu de trouw aan vorst en land, en de weerbaarheid tegen de vijanden van de staat. Het werpt een schel licht op de scheef getrokken verhoudingen in België, zo dat hij op 10 mei 1940, samen met een trouwe volgeling, Jan Rijckoort, werd aangehouden, en met 70 andere burgerlijke verdachten op brutale wijze naar Frankrijk gedeporteerd. Samen met twintig van deze gevangenen werd hij door Franse soldaten, die eigenmachtig optraden, te Abbeville op 20 mei 1940 vermoord. De auteur schreef dit vlammende boek over zijn vereerde leider en zijn laatste tien tragische dagen, bij de twintigste verjaring van diens dood, en hij eist van België rechtsherstel voor deze politieke moord, terecht. Het boek is degelijk gedocumenteerd en met ontroerende piëteit geschreven, maar zou op buitenstaanders meer indruk maken indien het in soberder taal ware gesteld.
M. Dierickx
| |
Geschiedenis der Mensheid, samengesteld door A. Randa, in het Nederl. bewerkt door Dr. O. Noordenbos en E.J. Willems. Deel IV. - De Bezige Bij, Amsterdam; Standaard, Antwerpen, 1959, XIX + pp. 1227-1712, geïll., geb. Fr. 450.
Voor het vierde deel van de Geschiedenis der Mensheid beamen wij de lof bij de bespreking van de vorige drie delen hier neergeschreven (Streven, 10, 1956-1957, 907 en 12, 1958-1959, 98 en 1084). Het handelt over Het rijk der machine (19e eeuw) en Het rijk der massa (20e eeuw). Eerst schetsen de auteurs het geestelijk en godsdienstig leven, waarbij de schone kunsten, de wijsbegeerte en de wetenschappen een ruime plaats toebedeeld krijgen, daarna de techniek en de indus- | |
| |
triële ontwikkeling met een uitvoerig exposé over de ontsluiting van de hele aarde, en dan pas volgen algemene politieke beschouwingen en de kroniekachtige geschiedenis van elk land in elk werelddeel. Betreffende de politieke geschiedenis betreuren wij dat de internationale politiek b.v. in Europa van 1870 tot 1914 niet afzonderlijk werd behandeld, maar dat de Verbonden en Ententes telkens bij de betreffende landen zijn ondergebracht, wat een duidelijk overzicht van de internationale toestand zeer bemoeilijkt. De strakke systematische ordening schaadt wel eens aan de chronologische opeenvolging; zo is het storend op p. 1617 te lezen over het wereldcommunisme van 1918 tot 1935, terwijl de communistische revolutie van 1917 pas op p. 1670 behandeld wordt. Zeer tot ons genoegen heeft de redactie de gedeelten over Nederland en België doorgaans herschreven en uitvoeriger behandeld, al valt voor de schone kunsten b.v. het deel van België wel wat schraal uit tegenover het deel van Nederland. Een paar fouten: de zgn. ‘volksopstand te Leuven’ (p. 1606) in augustus 1914 - die een bloedige repressie van de Duitsers ‘veroorzaakte’ - is onlangs door een wetenschappelijke studie van de Duitser Peter Schöller naar het rijk der legenden verwezen; het Verdinaso streefde de vereniging na van Nederland en Luxemburg met België en niet met Vlaanderen (p. 1620). Om de
primauteit die aan het geestelijke wordt gegeven, om de universele kijk op de geschiedenis, om de degelijke vernieuwende behandeling en ook om de mooie kaarten en platen prijzen wij dit boek aan als de beste ons bekende wereldgeschiedenis binnen dit bestek.
M. Dierickx
| |
Wils, Lode, De politieke oriëntering van de Vlaamse Beweging, 1840-1857 (K.V.H.U., Verh. 467). - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1959, 95 pp., ing. Fr. 25.
Waarom was de Vlaamse beweging steeds vooral rechts en katholiek georienteerd? Om het antwoord te geven op deze vraag, die hij reeds herhaaldelijk gesteld heeft, ontleedt Dr. Wils de politieke achtergrond van de Vlaamse beweging, van 1830 tot 1857, tot het ogenblik nl. waarop het unionisme definitief heeft afgedaan en de clerico-liberale partijentwist tot het einde van de eeuw de politiek gaat beheersen. Met het unionisme verdween tegelijk ook de kans op het ontstaan van een onafhankelijke Vlaamse partij, die a-confessioneel en, uiteraard, democratisch zou zijn. De flaminganten sloten zich aan bij de katholieke of de liberale partij naar gelang hun levensbeschouwing. Wat kon een liberale Vlaamse beweging voor de toekomst nog betekenen, nu zij verbonden was aan een franskiljonse en ideologisch gedenationaliseerde partij? Naargelang een vleugel in de katholieke partij zich naar een meer democratische opvatting oriënteerde, begonnen de overtuigde flaminganten in het liberale kamp naar rechts af te glijden. De schets die Dr. Wils van de allereerste oriëntering van de Vlaamse beweging geeft, lijkt ons aan de werkelijkheid te beantwoorden, al blijven er nog heel wat vraagtekens over, en dat weet de auteur beter dan wie ook. Het wil ons voorkomen dat ieder antwoord betreffende het waarom der rechtse Vlaamse oriëntering onbevredigend zal blijven, zolang de geschiedenis van de Vlaamse beweging niet sociologisch onderzocht wordt. In het Vlaamse land, met zijn bijna uitsluitend katholieke en bovendien sterk particularistisch en traditionalistisch (d.i. anti-liberaal) georiënteerde bevolking moest de Vlaamse beweging, die essentieel een volksbeweging is, onvermijdelijk een katholiek stempel krijgen. Wellicht had, louter abstract gezien, het socialisme hierin een kentering kunnen brengen. Maar het socialisme is als partij in Wallonië doorgebroken en kreeg hierdoor al direct een anti-Vlaamse geest; de internationalistische en dus in wezen
onvolkse ideologie heeft deze strekking nog versterkt.
K. Van Isacker
| |
Dierickx, S.J., M., Geschiedenis van Zingem. 2de dr. - Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1960, 304 pp., 133 ill., 6 ktn., ing. Fr. 110.
Een piëteitsvol werk, door de bekende historicus gewijd aan zijn geboortedorp, rijkelijk uitgegeven en overvloedig geïllustreerd met 133 platen en 6 kaarten. De prettige tekst, die bijna in verteltrant heel de geschiedenis van de gemeente in al haar facetten openlegt, maakt dit boek tot wat men een familie-album zou kunnen noemen voor de Zingemnaren. Maar het is nog heel wat meer: met dit model van een dorpsmonografie heeft de auteur aangetoond hoe nuttig en noodzakelijk dit soort historisch werk is, waar de abstracte lijnen van de geschiedenis concreet-tastbaar worden, rond het dagelijkse leven van de gewone mensen.
K. Van Isacker
| |
| |
| |
Kuypers, Julien, De Vlaamse Beweging. Een socialistisch standpunt. - Ontwikkeling, Antwerpen, 1960, 90 pp., ing. Fr. 45.
Grondig omgewerkte herdruk van artikelen, destijds verschenen in Socialistische Standpunten en Nieuw Vlaams Tijdschrift. In het eerste deel, ‘de Vlaamse beweging en wij’, toont de auteur wat het aandeel van de socialisten in een, van de louter culturele en sentimentele taalstrijd tot haar wezenlijke economische en maatschappelijke kenmerken herleide, Vlaamse beweging zou dienen te zijn. Het is een merkwaardig stuk, dat voor alle Vlamingen het overwegen meer dan waard is. In het tweede deel, ‘het aandeel van de vrijzinnigheid’, verstrekt de auteur enkele nieuwe gegevens over het aandeel van de linksen in de historische Vlaamse beweging.
K. Van Isacker
| |
Fogarty, Michael P., Christliche Demokratie in Westeuropa 1820-1953. Vertaald uit het Engels. - Herder, Freiburg i.B., 1959, XVI-526 pp., geb. D.M. 45.
In tegenstelling tot het marxisme was tot nog toe de christelijke democratie, geschiedkundig gezien, weinig bestudeerd. De bekende Britse katholieke economist en lid van de labour-party, Fogarty, voorziet met zijn degelijke, lijvige studie dan ook in een grote leemte. Christelijke democratie, zo zegt hij, is: ‘dat aspect van de oecumenische of katholieke beweging in het modern christendom, dat handelt over de toepassing van de christelijke grondprincipes op de gebieden van het politiek, economisch en maatschappelijk leven, waarvoor de christelijke leken verantwoordelijkheid dragen’ (p. 498). In de eerste twee delen van zijn boek speurt hij naar de wezenskenmerken van de christelijke democratie: zij eerbiedigt de menselijke persoon en wijst het liberaal individualisme af; zij is pluralistisch, d.w.z. zij verdedigt de zelfstandigheid van kleinere groeperingen binnen grotere verbanden, en keert zich tegen de marxistische collectivisatie en gelijkschakeling; zij is ten slotte wel conservatief en gehecht aan diepere waarden, maar niet traditionalistisch. In het derde deel (p. 171-455) schetst de auteur de geschiedenis van de christelijke democratie in België en Nederland, in Duitsland en Frankrijk, in Oostenrijk, Zwitserland en Italië. Na een tijd van voorbereiding in 1820-1880, komt een periode van zoeken en tasten naar concrete verwezenlijkingen op politiek en sociaal gebied, tot aan de eerste wereldoorlog, terwijl daarna de echte christelijke democratie op het West-europees vasteland uitgebouwd wordt op politiek, economisch en sociaal gebied. Opvallend is dat, behalve in Nederland, de protestanten zich eerst na 1880 bij de christelijke democratie aansluiten. In dit deel komen talrijke verhelderende tabellen voor, o.a. op p. 392 een indrukwekkend overzicht van de christelijke democratische partijen in de zeven boven vermelde landen. Een kort vierde deel situeert de christelijke democratie in het geheel van twintig eeuwen
kerkgeschiedenis. Niet alleen voor politici en historici, maar voor allen die begaan zijn met de rol van de leek en zijn zelfstandige verantwoordelijkheid op de gebieden van politiek, economie en maatschappelijk leven, is Fogarty's boek uiterst interessant.
M. Dierickx
| |
Grisar, S.J., Jos., Die ersten Anklagen in Rom gegen das Institut Maria Wards (1622) (Miscellanea Historiae Pontificiae, vol. XXII). - Pontificia Università Gregoriana, Rome, 1959, 265 pp., ing. 2500 lire.
De Engelse adellijke dame Mary Ward (1585-1645) stichtte met vijf Britse gezellinnen in 1609-1610 te Sint-Omaars een religieuze groepering van een heel nieuwe opvatting, die nu algemeen aanvaard is, maar toen de ergste argwaan wekte. Zij nam van het instituut van de Jezuïetenorde over al wat voor vrouwen paste, wilde geen slot en geen koorgebed, wenste haar vereniging onmiddellijk onder de paus stellen en had als doel de opvoeding van meisjes en het lekenapostolaat. Toen zij in 1621-1622 te Rome vertoefde om van de paus de goedkeuring van haar instituut te verkrijgen, werden daar drie heftige aanklachten tegen haar stichting ingebracht, twee van vooraanstaande Engelse seculiere priesters en een van een Benedictijn. Met de klaarheid en de rust die Prof. Grisar kenmerkt, onderzoekt hij een voor een alle beschuldigingen en wijst ze volledig af, behalve een zekere onbezonnenheid van de ‘Englische Fraülein’ in geldzaken. Toch zou een decreet van De Propaganda Fide in 1624 en ten slotte de bul Pastoralis Romani Pontificis van 13 januari 1631 het instituut ontbinden. Maar reeds in 1632 kreeg Mary Ward van de paus verlof om met enige trouw gebleven gezellinnen te Rome te mogen samenleven. Pas op het eind van de 19e eeuw zijn de
| |
| |
historici met de rehabilitatie van Mary Ward begonnen. Nu is haar proces tot zaligverklaring aanhangig en telt het instituut boven de 4000 leden over de hele wereld verspreid. De studie van Prof. Grisar wordt aangevuld door acht documenten waaronder de drie vermelde aanklachten en door een uitvoerige index. Wij kunnen de auteur, professor aan de Gregoriana te Rome, slechts toewensen dat hij - nu hij reeds 30 jaar opsporingen over dit onderwerp doet - na deze belangrijke voorstudie weldra een volledige biografie te mogen schrijven van Mary Ward, naar het woord van Pius XI, ‘une femme incomparable’, een der markantste vrouwen uit de hele kerkgeschiedenis.
M. Dierickx
| |
Latreille, A., e.a., Histoire du catholicisme en France, II: Sous les rois très chrétiens. - Spes, Parijs, 1960, 510 pp., ing. Fr. Fr. 1400.
Het tweede deel van de driedelige Histoire du Catholicisme en France verdient dezelfde lof als het eerste (Streven, 11, 1957-1958, 400-401). Kan. Delaruelle en Prof. Latreille schetsen in dit deel, synthetisch en evocatief, het bewogen leven van het katholicisme in Frankrijk vanaf Filips August omstreeks 1200 tot aan de tijd van de filosofen in 1740. De grote heilige koning Louis IX domineert de 13e eeuw en maakt er een der hoogtepunten van het religieuze leven van, waarop een vervalperiode de katholieke en protestantse hervorming van de 15e-16e eeuw zal veroorzaken. Een halve eeuw godsdienstoorlogen woelt dan de grondslagen van de natie om, totdat een nieuw reveil van 30 jaar onder Louis XIV de Franse Kerk hoog laat opbloeien tot in de missies toe. Maar de laatste 35 jaar van Louis XIV met de volgende 25 jaar vormen een overgang naar de eeuw van de filosofen. In het boek waarderen wij bijzonder de exposés over het concrete godsdienstige leven en de volksdevoties, over de religieuze orden en de ontwikkeling van de doctrine, al wordt ook de nodige aandacht besteed aan de verhoudingen van Kerk en Staat of beter aan het herhaaldelijk ingrijpen van de vorst in louter kerkelijke aangelegenheden. Hier en daar zouden wij een scherper formulering gewenst hebben, zoals over de strijd van Filips de Schone met Bonifatius VIII; misschien is de vulgariserende toon hier wel de oorzaak van. Over het jansenisme geeft de auteur terecht als slotoordeel: ‘Il est incontestable qu'il a entraîné pour l'Eglise gallicane une déperdition de forces considérable et une déplorable perte de prestige et de substance’ (p. 483). Eén storende zetfout: de vijf jansenistische zinnen werden veroordeeld, niet in 1563 (p. 340), maar in 1653.
M. Dierickx
| |
Cary-Elwes, Columba, La Chine et la Croix, vert. C.S.G. Tunmer (Foi Vivante, Vie des Missions). - Edit. du Cerf. Parijs, 1959, 178 pp., ing. nf. 12.
Een uitstekende geschiedenis van de katholieke missionering in China: een minutieuse kennis van de bronnen, een volledigheid die nergens de zin voor proporties verliest, een genadeloze objectiviteit. In de Franse vertaling heeft de auteur details bijgewerkt volgens de gegevens van zijn recente onderzoekingen. De bijzonder tragische ervaringen van de Chinese missie, zoals ze hier helder en met bezonken oordeel worden beschreven, zijn van het allergrootste belang en niet alleen voor historici of missiologen.
F. De Graeve
| |
Psychologie
Allwohn, Dr. A., Het genezende woord. Pastorele gesprekken met de mens-in-conflict van deze tijd. - Callenbach, Nijkerk, 1959, 237 pp., f 14.90.
Steeds dringender doet zich de behoefte gevoelen, dat de zielzorgers zich in de voorbereiding op hun taak verrijken door een intensief contact met de psychologie. Dit boek van Dr. Allwohn doet op treffende wijze uitkomen, hoe een vanuit echte religieuze bewogenheid voortkomende zielzorg gebruik kan maken van psychologie. Hoewel de auteur wat te eclectisch deze wetenschap hanteert, en ook tezeer toegeeft aan de veel voorkomende neiging om moderne psychologie vrijwel gelijk te stellen met dieptepsychologie, toch wijst hij een richting, die volop de aandacht verdient. Hij schrijft vanuit een protestantse overtuiging, zodat soms nadrukkelijk een opvatting naar voren komt, die afwijkt van het katholieke, b.v. wanneer hij spreekt over het huwelijk of over de biecht. Het voornaamste en meest waardevolle van dit werk is echter gelegen in de aanduiding van een mentaliteit, die brengt tot een zeer persoonlijk gerichte zielzorg. Om deze reden liggen in dit boek ook belangrijke aanwijzingen vervat voor hen, die verantwoordelijkheid dragen voor de opleiding van priesters.
J.M. Kijm
| |
| |
| |
Eliëns, Drs. P.A.M., De volwassen man. De psychologie van de man vanaf de eerste volwassenheid tot aan de beginnende ouderdom (Serie ‘Jaren der volwassenheid’). - De Toorts, Haarlem, z.j., 183 pp., f 9.50.
Een overzicht van verschijnselen en problemen in de onderscheiden fasen van het mannelijk bestaan tussen jeugd en ouderdom. Zowel statistische gegevens als ideaalbeelden komen ter sprake. Het refererend en beschrijvend karakter van dit boek had tot gevolg, dat het eigene van het mannelijk bestaan in onderscheiding van het vrouwelijke niet duidelijk naar voren komt, en dat de stijl niet zelden dor blijft door de veelvuldige opsommingen van gegevens. Al blijft er dus iets te wensen over, voor velen kan dit boek zeker een goede aanleiding zijn tot bezinning op de opgave en de moeilijkheden, waarvoor zij zichzelf en anderen geplaatst zien.
J.M. Kijm
| |
Lersch, Ph., Algemene psychologie. (Universitaire bibliotheek voor psychologie). - Spectrum, Utrecht; Standaardboekhandel, Antwerpen, 1960, 560 pp., f 22.50.
Dit boek is een vertaling van een werk, dat oorspronkelijk getiteld is Aufbau der Person. Sinds 1938 beleefde dit boek in Duitsland meerdere herdrukken, en ook in ons land verwierf het als handboek bij de studie van de psychologie bekendheid. Deze zeer verzorgde vertaling is gemaakt door Dr. M. Tijdens-Plet. Het boek biedt een genuanceerde beschrijving van het psychisch leven met een bijzonder accent op het gevoels- en strevingsleven. De auteur geeft blijk van een zeer rijke en gave opvatting over de menselijke persoon, die zijn werk ver doet uitsteken boven de eenzijdige en te beperkte opvattingen, welke in zovele psychologische publikaties voorkomen. Voor hen, die gedegen studie willen maken van psychologie, zal deze Algemene psychologie zeker een kostbaar hulpmiddel zijn.
| |
Hoesel, Dr. A.F.G. van, Kijk op mensen. Voetangels en klemmen bij het beoordelen van anderen. - Nelissen, Bilthoven, 1960 2e druk, 111 pp., f 5.50.
In dit op eenvoudige en enigszins badinerende wijze geschreven boekje maakt de auteur opmerkzaam op de vele vergissingen, die gemaakt kunnen worden bij het beoordelen van anderen. Het gaat hier om een uiterst belangrijk onderwerp, en wij mogen er de auteur dankbaar voor zijn, dat hij het door zijn sprekende en heldere vormgeving mogelijk maakte velen hieromtrent te beïnvloeden.
J.M. Kijm
| |
Kunst en cultuur
Luetzeler, prof. dr. Heinrich, Weltgeschichte der Kunst. - Bertelsmann Verlag, Gütersloh, 1959, 1152 pp., 979 ill. waarvan meerdere in kleur, geb. DM. 44.
Vroeger reeds hebben wij enkele van de meest bekende werken van prof. Lützeler - Führer zur Kunst, Kunst der Völker, Vom Sinn der Bauformen - besproken en onlangs nog mochten wij verwijzen naar zijn laatste Jahrbuch für Aesthetik met het uitgebreide opstel over de abstracte kunst. Al deze studies blijken nu een aanloop te zijn geweest voor een omvangrijke wereldgeschiedenis van de kunst, waaraan Lützeler gedurende twintig jaar heeft gewerkt en die nu in de Bertelsmann Lexikon-Bibliothek met de meeste zorg is uitgegeven. De laatste jaren hebben verscheidene enkelingen er zich aan gewaagd een algemene kunstgeschiedenis van alle tijden en volken samen te stellen. Men kent het beknopte werk van Germain Bazin: Histoire de l'art. Zo pas voltooide Louis Hautecoeur onder dezelfde titel een driedelige kunstgeschiedenis. Elk van deze synthesen vertoont noodzakelijk een persoonlijk aspect. Bij Lützeler echter is dit persoonlijk aspect van de synthese zeer sterk beklemtoond. De reden hiervan geeft ons Lützeler zelf in zijn voorwoord. Hij heeft namelijk zijn boek geschreven in de bange jaren van beklemming en vervolging juist voor en gedurende de laatste wereldoorlog met het doel in deze studie de bevestiging te vinden van een zinvolle wereld. De kunstgeschiedenis van Lützeler is dus niet op de eerste plaats een ordening van gegevens en feiten, al zijn die ruimschoots voorhanden. Zij is een christelijk-geïnspireerde bezinning, die haar stof haalt uit de haast onoverzichtelijk geworden veelheid aan kunsthistorische data. Lützeler beperkt zich echter niet tot deze gegevens. Ook de literatuur, wijsbegeerte, religie betrekt hij in zijn beschouwingen. Nergens wordt hij daarbij pedant. De rijke gegevenheid weet hij boeiend te ordenen en te doorlichten. Tot de bevattelijkheid van het geheel draagt ook de merkwaardige illustratie het hare bij. Met onze
kritische kortzichtigheid zijn wij al te licht geneigd om dergelijke synthesen voor onmogelijk te houden. Het is
| |
| |
ook wel zo, dat vele van deze overzichten voor detailkritiek vatbaar zijn. Ook het boek van Lützeler is dit. Maar wij zouden onrechtvaardig zijn om enkele kleinere vergissingen en onnauwkeurigheden een dergelijk levenswerk dat ons allen veel te bieden heeft van de hand te wijzen.
G. Bekaert
| |
Dempf, Alois, Die unsichtbare Bilderwelt. - Benziger Verlag, Einsiedeln, 1959, 328 pp., 40 pl., geb. sfr 39.
Op een ander niveau als Heinrich Lützeler in zijn Weltgeschichte der Kunst zoekt ook Alois Dempf naar de geestelijke achtergrond van de kunstgeschiedenis. Zijn studie-object echter beperkt hij tot wat hij noemt de hoogculturen van het Westen: de drie politieke (Babylon, Egypte, Griekenland, Rome) en de drie religieuze (Israel, Byzantium, het Avondland). Aan de al te schetsmatige ontleding van deze culturen laat de auteur een uitgebreid hoofdstuk voorafgaan met zijn Theorie der Kunst. Teruggrijpend naar de grote visies van de kunstfilosofieën der Romantiek poogt Alois Dempf, na zovele anderen in onze tijd, levensbinding en levensfunctie van de kunst in het licht te stellen. Hij plaatst de kunstfilosofie tegenover de esthetica, die de kunst herleidt tot een genieten van affe ‘kunstwerken’. De kunstfilosofie ziet de kunst als ‘eine Erfassung und Darstellung der Gesamtwirklichkeit, wie die Religion Erfassung und Erlebnis der Gesamtwirklichkeit ist’. Zo krijgt de kunst weer, als bevoorrecht moment van de geest, haar plaats naast filosofie en religie. De taak van de kunstfilosofie is het de ikonologie of de samenhang van Gods-, wereld- en mensenbeeld te ontleden, de onzichtbare wereld van het beeld te achterhalen. Meer nog dan Lützeler stelt Dempf zich aan het gevaar bloot soms zeer bestreden hypothesen als wezenlijke argumenten in zijn betoog te betrekken.
G. Bekaert
| |
Hess, Hans, Lyonel Feininger. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1959, 360 pp., 28 kl. pl., 74 pl., 51 tek., 364 afb., oeuvre-kataloog, 21,5 × 29,7 cm, geb. DM. 68.
In de reeks grote monografieën over moderne schilders, waarin reeds Macke, Picasso, Klee, Mondriaan, Kandinsky, Schmidt-Rottluff, Kirchner, Jawlensky achtereenvolgens hun plaats kregen, verscheen nu een uitstekende studie van Hans Hess over Lyonel Feininger, de teruggetrokken, maar zeer onafhankelijke Amerikaans-Duitse schilder, die in de groep van Der Sturm terechtkwam, bevriend was met de stichters van Der Blaue Reiter, en als een van de eerste meesters naar het Bauhaus werd geroepen. Hans Hess kende Feininger persoonlijk. Voor zijn studie kon hij beschikken over het familiearchief van Feininger en had hij toegang tot heel wat onbenutte bronnen. Zijn boek is daardoor uitgegroeid tot een uiterst nauwgezette historische studie, waarin wij van nabij de ontwikkelingsgang van de schilder kunnen volgen vanaf zijn vroegste karikaturen tot de minder bekende landschappen die hij de laatste jaren in Amerika schilderde. Waar de auteur het kon liet hij de kunstenaar zelf aan het woord, zodat deze monografie bijna als een posthuum dagboek van Feininger kan beschouwd worden. Zoals Feininger het zelf in een van zijn brieven schreef telt bij hem het afzonderlijke kunstwerk minder dan het gehele oeuvre, dat duidelijk langs één ontwikkelingslijn verloopt. Deze lijn kan men goed volgen in de goede kleurreprodukties, die met veel zorg werden gekozen, en in de talrijke zwartwitplaten. Zoals in de andere monografieën heeft men ook hier een uitgebreide oeuvre-kataloog met talrijke kleinere afbeeldingen; een overzicht van Feiningers tentoonstellingen, en een volledige bibliografie.
G. Bekaert
| |
Hansmann, Claus, Masken, Schemen, Larven. - Kiessling, Paula und Waldemar, Lüftmalerei. - Hansmann, Claus und Liselotte, Viel köstlich Wachsgebild. - Roh, Juliane, Ich hab wunderbare Hilf erlangt. - Roh, Juliane, Altes Spielzeug. - Hansmann, Claus, Puppen aus aller Welt. - Verlag F. Bruckmann, München, 1957-59, 70 pp., 30 kl. pl per deel, geb. DM. 8.50.
Wie van precieuze dingen en boeken houdt zal ongetwijfeld een kostbaar genoegen beleven aan deze nieuwe Bruckmann-reeks waarin een bonte wereld van ongekunstelde ver-beelding wordt voorgesteld: de zeer ernstige wereld van het oude speelgoed, van de poppen over de gehele wereld, van de volkse maskers uit het Alpenland, van de ‘Lüftmalerei’ der Beierse huizen, van de wassen devotie-beeldjes en de geschilderde ex-voto's. De uitgever heeft er werk van gemaakt om al deze broze en wonderbare dingen in een aangepaste sfeer voor te stellen. Elk deel bevat een dertigtal zeer mooie kleurreprodukties. De meeste ervan zijn gemaakt naar opnamen van Claus Hansmann, die wel de bezieler van de reeks
| |
| |
blijkt te zijn. Hij zelf verzorgde de tekst van een paar delen. Deze tekst bestaat meestal uit een beknopte inleiding en een afzonderlijk commentaar bij de prenten.
G. Bekaert
| |
Varia
Agrarische reconstructie van de Oostelijke Langstraat en bovenland van Heusden (Ruilverkaveling Heusden-Vlijmen). - Uitgeverij Heemkundekring Onsenoort, Abdij Mariënkroon, Nieuwkuyk, 167 pp.
In dit boek, dat een aantal beschouwingen bevat van een dertigtal deskundigen, wordt een momentopname gegeven van de voortschrijdende ontwikkeling in bovengenoemd gebied. Praktisch alle opstellen zijn gegroepeerd rondom de komende ruilverkaveling. In het eerste hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het ruilverkavelingsgebied, wordt de geschiedenis van de streek belicht, alsmede de natuur en het landschap en enkele belangrijke technische aspecten. Vervolgens wordt een uitstekend overzicht gegeven van de agrarische structuur, met name van de landbouwproblemen, van de veehouderij, de tuinbouw, de zuivelsector enz. Na aldus een inzicht te hebben gekregen van het gebied in zijn algemeenheid en van de agrarische structuur in het bijzonder, kan de lezer daarna iets te weten komen over de ruilverkaveling zelf. In deze studie worden echter niet alleen de zuiver technische aspecten bekeken, maar ook de belangrijkste facetten van de economische en sociale ontwikkeling. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke ontwikkeling en aan de problemen rond het ontwikkelingsbeleid van de Langstraat. Al met al een goed werk, dat vooral hen zal interesseren die op een of andere manier worden geconfronteerd met de problematiek van de streekverbetering.
J. van Lierde
| |
Wesseling, C. ss. R., P., Ongewoon Journaal. - Nelissen, Bilthoven, 1960, 269 pp., f 8.90.
De bekende Redemptorist, Pater Wesseling, heeft inderdaad een ongewoon journaal geschreven. Hij bespreekt hierin allerlei voor jonge mensen brandende kwesties, die met geloof en leven te maken hebben, citeert brieven en gesprekken en biedt aan het einde der behandelde stof telkens een min of meer bevredigend en verzoenend antwoord. Daar tussendoor plaatst hij de van vele bekende persoonlijkheden ontvangen antwoorden op de vraag: wat dunkt u van de Christus? Voor allen, priesters, leraren en belangstellenden, zal dit een revelerend boek zijn en de bescheiden wijze, waarop de schrijver zelf in dit journaal optreedt, zal het boek nog sympathieker maken. Het boek is uiteraard een essay, een proeve, maar een proeve die voor een groot gedeelte reeds geslaagd mag heten.
P. van Alkemade
| |
Baaren, Prof. Dr. Th.P. van, Wij mensen: religie en wereldbeschouwing bij schriftloze volken. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1960, 263 pp., f 12.90.
De volkeren die in de 15e en 16e eeuw als wilden zijn ontdekt, die in de 18e eeuw tot natuurvolken werden en in de 19e eeuw tot primitieven, hebben bij de schrijver een verdediger gevonden die hen in de eerste plaats als medemens ziet. Na te hebben geargumenteerd dat een beschouwing die principieel uitgaat van een anderssoortige mentaliteit der primitieven, tot misverstand van die wereld moet leiden, geeft de auteur vervolgens een beschrijving en analyse van de belangrijkste facetten van religie, wereld- en mensbeschouwing. Hierbij belicht hij onder meer: God en de goden, de geesten, de mens en het dier in de primitieve religieus, de heilige voorwerpen, bepaalde religieuze personen die in de cultuur der schriftloze volken een rol spelen, de magie en de kunst. Alhoewel wetenschappelijk goed gefundeerd is het boek niet enkel en alleen aan te bevelen voor de vakkundige, dat is de antropoloog, maar voor eenieder die belangstelling heeft voor die categorie van medemensen, die niet of slechts in oppervlakkige mate, of pas in de laatste eeuwen of alleen in langvervlogen tijden in contact zijn geweest met en de invloed hebben ondergaan van de euraziatische cultuurvolken. Een bijzonder boeiend, interessant en leerzaam boek.
J. van Lierde
| |
Dale, Van, Groot Woordenboek der Nederlandse taal. Aflevering 13 van p. 1537 tot p. 1664. - Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, 1960.
Er steekt in elke aflevering van van Dale's Groot Woordenboek een moeilijk te beseffen arbeid en studie. Men leze b.v. in deze aflevering de commentaar van het woord ‘recht’ of ‘punt’. Van Dale is een onmisbare goudmijn voor wie de Nederlandse taal vaak te hanteren heeft.
R.S.
|
|