| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Zelfs zij, die de meest pessimistische verwachtingen hadden t.a.v. de topconferentie, die 16 mei in Parijs zou beginnen tussen Eisenhower, Chroestsjef, Macmillan en de Gaulle ter bespreking van de kwesties ontwapening, Berlijn en Duitsland, zijn tenslotte nog teleurgesteld. Het is zelfs zo, dat men nog niet eens kan zeggen, dat de conferentie mislukt is; zij is er gewoon niet geweest. Wel waren de groten aanwezig in Parijs, maar zij kwamen niet bij elkaar om de zittingen te openen.
Het was bekend, dat het enthousiasme voor het topgesprek niet bijzonder groot was bij de Franse president de Gaulle, die al had weten te bewerken, dat het niet een half jaar eerder was gehouden; Eisenhower had ook al geen al te hoge verwachtingen, gedachtig aan het verloop van de besprekingen in Génève in 1955 en pas na lange aarzeling had hij erin toegestemd, nadat Chroestsjef in Camp David vorig jaar het ultimatieve karakter had ontnomen aan zijn eisen betreffende W. Berlijn; in het W. was eigenlijk alleen Macmillan er mee ingenomen, temeer daar hij zich kon beschouwen als de man, die door zijn bezoek aan Moskou in het begin van 1959 de weg naar de top had geopend. De Russische premier had reeds lang gepropageerd, dat het mogelijk moest zijn om liefst in een onderhoud tussen hem en Eisenhower, maar desnoods in aanwezigheid van Macmillan en de Gaulle, de verschillende problemen tot een oplossing te brengen. Alhoewel uit zijn rede in Bakoe in april reeds een verstrakken van zijn standpunt in de voornaamste kwesties was gebleken, had men toch niet verwacht, dat zijn optreden in Parijs van dien aard zou zijn, dat een gesprek zelfs onmogelijk zou worden gemaakt.
Over de aanleiding van deze mislukking kan men het wel eens zijn. Op 5 mei hield Chroestsjef voor de Opperste Sovjet - waar ook belangrijke veranderingen in de regering en de partijleiding werden bekend gemaakt - een rede, waarin hij meedeelde, dat op 1 mei een Amerikaans vliegtuig met een raket was neergeschoten boven Sovjet-grondgebied. Dit bleek later een Lockheed U-2 te zijn op een spionagevlucht boven Rusland. Aanvankelijk stelde C., dat de Amerikaanse president van deze vluchten niet op de hoogte was, maar verweet hij aan een kliek in de V. St., dat zij buiten de president om en tegen diens politiek in zich schuldig maakte aan oorlogsophitsing. Na een aanvankelijke ontkenning gaf men enkele dagen later in de V. St. toe, dat het een spionnagevliegtuig was geweest en dat de president in het algemeen hiervoor zijn toestemming had gegeven; de V. St. achtten dergelijke vluchten noodzakelijk, omdat de S.U. in 1955 het zg. ‘open skies’-plan van Eisenhower had verworpen en dit dus de enige manier was om gegevens over Rusland te verkrijgen, daar Washington niets voelde voor een nieuwe verrasingsaanval à la Pearl Harbor; men had dit soort dingen al jaren gedaan, ook met fotograferende vliegtuigen, en zou het ook in de toekomst blijven doen. Dit laatste werd later ingeslikt; men zette de vluchten stop, maar maakte dit weer te laat bekend, zodat men de indruk wekte opzij te gaan voor Russische dreigementen, die niet
| |
| |
alleen tegen de V. St. gericht waren, maar waarin tevens de landen, wier vliegvelden als bases voor deze vluchten gebruikt werden, - o.a. Turkije, Pakistan, Noorwegen en Japan - werden bedreigd met onmiddellijke vernietiging door Russische raketten.
Het Amerikaanse optreden was niet bewonderenswaardig; het was niet taktisch om zo kort voor het topoverleg nog een dergelijke vlucht met alle risico's, die eraan waren verbonden, te organiseren; de eerste reactie, dat het een uit de koers geraakt weervliegtuig was, willen wij laten voor wat zij was; ook kunnen wij enige waardering opbrengen voor de houding van Eisenhower, die in dezen zijn ondergeschikten dekte, te meer, omdat Rusland anders voortdurend zou gewezen hebben op een tegenstelling in de Amerikaanse regeringskringen tussen een vredelievende president en een oorlogszuchtige kliek. Maar waarom werd het besluit om deze vluchten te staken pas bekend gemaakt, toen Chroestsjef in Parijs zijn eisen had gesteld, die hierop neerkwamen, dat Rusland niet aan de topconferentie zou deelnemen, tenzij de Amerikaanse regering haar eigen handelingen volledig zou veroordelen, de schuldigen streng ter verantwoording zou roepen en in de toekomst zou afzien van dergelijke acties.
Het U-2-incident was voor C. natuurlijk slechts een aanleiding om van houding te veranderen; men giste in het W. naar de oorzaken. Waarom had Rusland alle belangstelling in een topconferentie verloren en waarom kwam C. toch naar Parijs, zelfs nog een dag eerder dan men had verwacht? Als mogelijke verklaring werd gewezen op de opvallende aanwezigheid van maarschalk Malinowski, de Russische minister van defensie; hij had reeds in Moskou heftige taal gebruikt tegen de bondgenoten van de V. St.; men vond het waarschijnlijk, dat het Russische leger niet erg ingenomen was met de politiek van vreedzame coëxistentie van C., die zou leiden tot vermindering van de bewapening, daar hieruit mogelijk gevaar zou kunnen voortvloeien voor de Russische veiligheid; het leger zou zich dus verzetten tegen de plannen van C. en het zou sterk genoeg zijn om hem te dwingen zijn koers te wijzigen. Dit zou betekenen, dat Malinowski, die in 1957 door C. benoemd was als opvolger van Zjoekov om de invloed van de partij op het leger, waartegen Zjoekov zich had verzet, weer te herstellen, nu de rollen had omgekeerd. Dit zou dan mogelijk zijn geweest met behulp van de Stalinistische groepen in Rusland en de satellietlanden. Ook neemt men aan, dat comm. China al zijn invloed heeft gebmikt om C. van de ingeslagen weg af te houden; het heeft geen belang bij een topconferentie, waarbij het zelf niet aanwezig is en iedere keer, dat Chroestsjef en Eisenhower elkaar zouden ontmoeten, probeerde Mao door actie in de Straat van Formosa of aan de grenzen van India de politiek van C. te dwarsbomen.
Maar waarom kwam C. dan naar Parijs? Hij had zich de moeite kunnen sparen en vanuit Moskou op het allerlaatste ogenblik kunnen melden, dat hij geen interesse had. Een verklaring voor deze houding zou kunnen zijn, dat C. tot het uiterste gehoopt heeft de partij uit het vuur te slepen. Tijdens de voorbereidingen heeft hij geprobeerd of er verdeeldheid te zaaien was tussen de W. grote drie. Na zijn gesprek met de Gaulle einde maart en begin april merkte hij, dat dit in elk geval niet gemakkelijk was; langzaam begon hij weer dreigende taal te spreken; deze werd opgevoerd naarmate het ogenblik der conferentie naderde en het vliegtuigincident gaf hem de kans om naar een climax te gaan; hij hoopte door zijn optreden in Parijs en zijn dreigementen onmiddellijk naar O-Berlijn te reizen, Macmillan en de Gaulle er toe te brengen al hun invloed
| |
| |
op Eisenhower aan te wenden om hem te bewegen toe te geven. Lukte dit, dan trad hij als overwinnaar uit het strijdperk; lukte het niet, dan had hij aan allen in Rusland of elders, die het niet eens waren met zijn politiek, laten zien dat hij geen slappe houding wenste aan te nemen. Hij heeft zich blijkbaar verkeken op het karakter van de Gaulle; hij bereikte, dat het W. zich nauwer aaneensloot en dus verliet hij Parijs om naar O-Berlijn te gaan, na eerst nog verklaard te hebben, dat de tijd voor de conferentie nog niet rijp was en dat dit pas het geval zou zijn over 6 à 8 maanden.
Enkele dagen heeft men in het W. verwacht, dat C. in O. Berlijn met de DDR een vredesverdrag zou sluiten en er ernstige moeilijkheden zouden volgen voor W. Berlijn. C., die in alle staten van woede Parijs verliet, was in O. Berlijn echter aanzienlijk kalmer; hij verklaarde - tot teleurstelling van zijn toehoorders - nog geen vredesverdrag te zullen sluiten, maar te willen wachten tot een volgende topconferentie, waarbij hij weer sprak over 6 à 8 maanden. Waarom deze tijdsaanduiding? Met Eisenhower valt volgens de Russische premier niet meer te praten, maar over 6 maanden zijn wel de Amerikaanse presidentsverkiezingen achter de rug, maar is Eisenhower nog steeds functionerend president; hij zal dan zeker zijn opvolger niet willen binden, waarvoor hij trouwens nu al enkele malen huiverig is gebleken. Over 8 maanden is Eisenhowers opvolger in functie, maar niet voldoende ingewerkt om onderhandelingen op het hoogste niveau te beginnen; dit zou op zijn vroegst over een goed jaar kunnen gebeuren, tenzij Nixon zou opvolgen, met wie in de ogen van C. helemaal niet te praten valt. Wat wil Moskou? Toch met Eisenhower praten als Nixon president wordt en anders wachten op de democratische opvolger?
Zou er dan veel in de situatie veranderen? De republikein Eisenhower regeert al jaren met een democratische meerderheid in de senaat en het huis van afgevaardigden en in de buitenlandse politiek heeft de in meerderheid democratische senaatscommissie voor buitenlandse betrekkingen o.l.v. William Fulbright zeer grote invloed. Tijdens de crisis in Parijs gaven de democraten alle steun aan de president en deelden zij mee, dat het geen zin had 8 maanden te wachten. Wel hebben zij vrij spoedig kritiek geleverd op de door de regering gevolgde taktiek; Stevenson, 2 maal verslagen bij de presidentsverkiezingen, nog geen kandidaat voor de volgende verkiezing maar geenszins als zodanig uitgeschakeld, formuleerde als eerste de kritiek, waarbij zich ook de bij de gehouden primaries sterk aan de winnende hand zijnde katholieke kandidaat Kennedy heeft aangesloten. De democraten proberen de taktische fouten der regering in hun verkiezingsstrijd uit te buiten. Of dit zal lukken is nog de vraag; het is best mogelijk, dat uit verontwaardiging over de beledigingen, die Eisenhower in Parijs en daarna van C. te slikken kreeg, het Am. volk juist een republikein kiest, hetgeen tot nu toe dan Nixon zou zijn, alhoewel er ook tekenen zijn, dat Rockefeller zich toch nog republikeins kandidaat zou laten stellen op de partijconventie.
Het raadsel omtrent de Russische buitenlandse politiek is gedurende de laatste dagen nog groter geworden. Terwijl C. bij elke voorkomende gelegenheid de minst vleiende opmerkingen maakt over Eisenhower en Adenauer, blijft hij spreken over een nieuwe topconferentie, waaraan dan ook comm. China, India en Indonesië en ev. nog anderen zouden moeten deelnemen. Moet werkelijk de wereldpolitiek mede bepaald worden door Soekarno, wiens reislust slechts overtroffen wordt door zijn onbekwaamheid om zijn land te regeren? Tevens lan- | |
| |
ceerde C. een nieuw ontwapeningsplan, waarin enigszins rekening werd gehouden met ideeën, die de Gaulle reeds eerder had uitgesproken. De mogelijkheid tot een nieuw gesprek wordt dus opengehouden, maar tegelijkertijd wordt de sfeer hiervoor bedorven. Ook in het W. wil men een nieuw gesprek niet onmogelijk maken, maar vlg. de Gaulle zijn de normale diplomatieke kanalen hiervoor meer geschikt dan een topconferentie; hij pleitte verder voor ontwapening, die moet beginnen met de machines, die geschikt zijn voor het vervoer van massa-vernietigingsmiddelen, en voor samenwerking ter zake van hulp aan onderontwikkelde gebieden. Hem zweeft nog steeds voor ogen een grote Europese entente van de landen tussen de Atlantische Oceaan en de Oeral, die dus zowel Spanje als Europees Rusland zou moeten omvatten.
Behalve de grote moeilijkheden n.a.v. Parijs hebben de V. St. ook moeilijkheden met Japan; het in 1951 tussen beide landen gesloten veiligheidsverdrag, dat door talrijke Japanners als een vernedering werd gevoeld, is vorig jaar vervangen door een akkoord tussen gelijkwaardige partners; tegen de ratificatie hiervan verzetten zich de socialisten en de democratische socialisten in Japan; zij hebben niet kunnen verhinderen, dat het verdrag in het parlement werd aanvaard, maar bleven demonstreren en eisten bij herhaling het aftreden van premier Kisji. Onder degenen, die zich tegen de regeringspolitiek verzetten, zijn communistische elementen, maar daarnaast ook talrijke anderen, die de voorkeur geven aan een neutrale politiek; Japanse industriëlen zien met lede ogen een afzetgebied onder 650 miljoen Chinezen betrekkelijk naast de deur liggen, maar door de regeringspolitiek blijft dit voor hen gesloten; anderen vrezen Chinese of Russische vergeldingsmaatregelen tegen hun land, daar de V. St. er de beschikking hebben over vliegbases. Omdat men ook de gevaren van de neutraliteit inziet, zou premier Kisji de laatste weken weer op grotere steun kunnen rekenen.
In Turkije was er reeds enige tijd een groeiende oppositie tegen de weinig democratisch optredende Menderes, leider van de democratische partij; rekenend op de loyaliteit van het leger meende hij met geweldmaatregelen zijn gezag te kunnen handhaven. Toen hij zijn fout inzag, probeerde hij door gematigd optreden zijn positie te redden, maar het bleek te laat te zijn. In de nacht van 26 op 27 mei greep het leger in o.l.v. gen. Gursel. De nieuwe regering verklaarde niet te handelen ten voordele van welke politieke partij dan ook, maar alleen zo spoedig mogelijk te willen komen tot vrije en onpartijdige verkiezingen; in de internationale sector bleef zij trouw aan het Atlantisch bondgenootschap en de CENTO. Hoewel dit laatste niet betwijfeld hoeft te worden, zal toch de waarde van Turkije in deze W. bondgenootschappen bepaald worden door de binnenlandse rust. Slaagt Gursel erin deze te herstellen?
J. Oomes
| |
België
Niet voor de eerste maal heeft de regering haar overleven te danken aan het Kongo-vraagstuk, dat België nog geen regeringscrisis veroorlooft. Maar het is wel de eerste maal sedert 1958 dat een wisselmeerderheid schijnt mogelijk te worden. En wanneer de meeste waarnemers de vorming van een nieuwe coalitie
| |
| |
tegen de herfst verwachten, zijn er ook anderen die deze eventualiteit tegen juli-augustus niet uitsluiten.
Sinds geruime tijd zijn die CVP-kringen die aan het land werkelijk een nieuwe structuur willen geven om klaar te zijn voor de Euromarkt, de technische en industriële revolutie en het verlies van de kolonie, het liberale blok aan het been beu. Ver van mee te werken aan het sleutelplan, remmen de liberalen alles af wat enige revolutionerende betekenis zou kunnen hebben, en concentreren ze zich ondertussen op een schaamteloze benoemingspolitiek. Waar in de economische sector de medewerking aanvankelijk nogal vlotte, bracht de jongste tijd ook hier een wending ten kwade. Men begrijpt wel dat de liberalen gebonden zijn aan hun anti-fiscaal, anti-dirigistisch en patriotard-fetisjisme, maar dat past niet in het program van de CVP-leiders die zich, het mag wel onderstreept worden, oprecht van hun verantwoordelijkheid bewust zijn.
In die kringen verwijt men, eveneens sinds geruime tijd, de Eerste-minister, aan de liberalen niets te kunnen weigeren en zich ondertussen door de partner te laten lamleggen. Het is een feit dat de regering in een immobilisme verzand is, en dat men niet goed inziet hoe ze er, zonder verandering, nog uit kan geraken. De Eerste-minister stapelt geruststellende verklaringen en grootse plannen op voor het Nationaal Comité van zijn partij, als antwoord op de interpellatie Vreven - dit liberale meerderheidslid interpelleerde de regering in een ware oppositietoon en moest zich een terechtwijzing van zijn partijvoorzitter laten welgevallen, last not least vóór de Kamer, na de Rerum-Novarum-rede van dhr Th. Lefèvre. Maar slechts weinigen nemen die verklaringen nog au sérieux; bijna niemand gelooft nog dat die plannen met de liberalen te verwezenlijken zijn. En naast de reactionaire liberale kritiek van Vreven c.s. kwam een contructieve maar veel ernstiger kritiek van CVP-zijde los: minister Vanden Boeynants liet te Roeselare verstaan dat de regering over sterkere middelen diende te beschikken om haar politiek te voeren en suggereerde bijzondere machten; minister Scheyven stelde in de Cercle Gaulois de kortzichtigheid en kleingeestigheid van de politiek aan de kaak; Theo Lefèvre hield in het bijzijn van de Eerste-minister zijn Rerum Novarum-rede, waarin hij opnieuw het vooruitstrevende programma van zijn partij onderlijnde.
De bedoeling van die kritiek? In de eerste plaats niets anders dan de regering wakkerschudden, dan de eerste-minister laten voelen dat hij een steun in de rug heeft om de grote politiek te voeren die noodzakelijk is. Maar, misschien onder invloed van een zekere reactionaire pers, schijnt de eerste-minister die kritiek persoonlijk te hebben opgevat; anders is de ongelukkige verklaring voor de Kamer wel niet goed te begrijpen die 1o een extra-parlementair feit tot grondslag nam, 2o de socialisten de gelegenheid gaf tot bespreking en interpellatie. En hier werd dan zulk een taal gesproken, dat sommigen de schim van een CVP-BSP-regering meenden te ontwaren.
Het is een feit dat de betrekkingen tussen de twee grootste partijen van het land verbeterd zijn. Het schijnt eveneens vast te staan, dat een groot gedeelte van de socialistische leiding de intrede in de regering met een gunstig, zo niet gretig oog beschouwt. Persoonlijk geloven we intussen niet dat deze kwestie al helemaal rijp is. Redelijk gezien zouden de socialisten moeten weten dat met de liberalen regeren gelijk staat met iedere grote politiek afremmen. Sentimenteel gezien is er echter zeker nog een anticlericale tendens die moeilijk een coalitie met de CVP aanvaardt. De BSP-strategen zullen ook wel hun instem- | |
| |
ming afhankelijk maken van het afwegen van hun kansen bij nieuwe verkiezingen; doen ze de overtuiging op dat die grosso modo tot een status quo zouden leiden, dan stijgen de kansen van een CVP-BSP-coalitie. Maar mensen als J. Van Eynde verkiezen zeker eerst het land te raadplegen. En het onbetwistbaar succes van de massabetoging te Brussel ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de socialistische partij zal hem en zijn aanhangers in hun opinie wel verstevigd hebben. Van de andere kant zijn er onmiskenbare tekenen van verlangen naar samenwerking, bij ministrabelen, bij tal van syndicalisten. Een verheugend symptoom vinden we in de afsluiting van het sociaal pact over een duur van drie jaar, waardoor werkgevers, middenstand en vakbonden (ook het ABVV) het eens werden over een programmatic van sociale eisen (verhoging van kinderbijslagen, verlofgeld, minimumloon), hetgeen wel automatisch sociale onlusten voor die periode uitsluit. Dat is een buitengewoon verheugende verwezenlijking, een bewijs van rijpheid en verantwoordelijkheidszin tevens. En het wettigt toch een zeker optimisme bij de voorstanders van een CVP-BSP-coalitie die eindelijk de taken van het uur zou kunnen aanvatten. Zodra de oplossing van de Kongo-kwestie de huidige coalitie val-rijp maakt.
Kongo nadert nu met rasse schreden de dag van de onafhankelijkheid. Politiek schiep dat een steeds koortsiger klimaat. Psychologisch bracht het helaas meer en meer een paniekstemming bij de Belgen in Kongo teweeg. Na de goedkeuring der voorlopige Kongolese grondwet, na de afsluiting van de Economische Conferentie (die heel wat werk aan commissies overmaakte) en aan de vooravond van de verkiezingen voor Provincieraden en Kamers gebeurde dan ook een coup de théatre: de aanstelling van dhr Ganshof van der Meersch als minister zonder portefeuille belast met de ordehandhaving in Kongo, en de versterking van de moederlandse troepen aldaar. Een ogenblik leek het, en bepaalde commentaar wees in die richting, dat deze maatregel geïnspireerd was door de wil, althans ten dele terug te komen op de aan Kongo gedane beloften. Dit bleek niet het geval. Het verschafte echter aan Lumumba een prachtig verkiezingsplatform: zijn partij kwam uit de bus dubbel zo sterk als de tweede machtigste. En men ziet niet goed in, hoe een eventuele cartelvorming tegen hem tot stand zou kunnen komen, zodat hij praktisch van de regering niet meer weg te houden is. Het is intussen te hopen dat alle verantwoordelijken, én blanken én zwarten, samen zullen werken om de overgang naar de onafhankelijkheid zonder bloed en tranen te laten geschieden. Dat is voor het ogenblik dé belangrijkste taak; de sterren van Kongo's geboorteuur hangen ervan af.
L. Deraedt
|
|