Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 966]
| |
Guido van Hoof
| |
[pagina 967]
| |
over en eiste van de Amerikaanse president een openbaar excuus voor het U.2-incident, bestraffing van de schuldigen en de belofte dat de spionagevluchten niet zouden hernomen worden. Eisenhower antwoordde, woedend maar beheerst, dat de vluchten voor de duur van zijn mandaat stopgezet waren (grondwettelijk kon hij trouwens zijn opvolger niet verbinden). Doch dit antwoord schonk de sovjetpremier geen voldoening en, ondanks de Gaulles aandringen op één etmaal bedenktijd, deelde hij mee dat hij zijn verklaring - gezien de onvervulbare voorwaarden een soort van ultimatum - publiek zou maken. Aldus geschiedde 's namiddags, op een eerste Russische persconferentie, met de precisering dat men de topconferentie beter zou uitstellen ‘tot over zes of acht maanden’ (dus tot na de Amerikaanse presidentsverkiezingen van november); verder verduidelijkte dit communiqué dat de ochtendzitting een voorafgaande vergadering was geweest. Vanaf dat ogenblik leed het geen twijfel meer dat de topbeklimming niet zou plaatsgrijpen. Wel bemoeiden de Gaulle en vooral Macmillan zich 's avonds nog met bemiddelingspogingen; wel nodigde de Franse president dinsdagochtend zijn drie gasten formeel uit tot de opening van de conferentie te 15 uur; maar Chroestsjef verscheen niet en derhalve publiceerden de drie Westelijken te 21.43 uur, na een bijeenkomst van nauwelijks dertien minuten, het bericht dat door Chroestsjefs houding de besprekingen niet konden beginnen.
Anderhalf jaar lang hadden Macmillan en Chroestsjef zich ingespannen om de terughoudendheid van de Amerikaanse en de Franse president t.a.v. een topconferentie te overwinnen. Zij was immers onvermijdelijk geworden na 17 november 1958, toen de sovjetpremier in een ‘ultimatum’ de drie Westelijke mogendheden zes maanden tijd had gegeven om hun troepen terug te trekken uit een tot vrijstad geproclameerd West-Berlijn. Maar 17 juli 1959 gleed van de kalender weg zonder dat de bedreiging ten uitvoer werd gelegd, overigens tot ongenoegen van de Duitse Democratische Republiek waaraan de Sovjetunie alle bezettingsrechten wilde overdragen. Doch inmiddels was het duidelijk geworden dat Chroestsjef aanstuurde op toponderhandelingen van de zg. Grote Vier en na een reis door de Verenigde Staten, tijdens welke hij met president Eisenhower in Camp David lange gesprekken voerde (‘de geest van Camp David’), kreeg hij zijn zin; van zijn kant liet hij het Berlijns ultimatum vallen. Sinds maanden dus stond het hele diplomatieke leven onder het aanwentelend topgesternte. Hoewel men in het Westen van langsom minder beslissingen verwachtte van ‘de eerste uit een reeks topconferenties’, achtte men het niettemin mogelijk dat zij het vormsel zou toedienen aan de door Chroestsjef sinds het 21ste partijkongres gepredikte ‘coëxistentie’ (d.i. het samenbestaan op dezelfde planeet van landen met verschillend sociaal stelsel zonder dat het tot een oorlog moet komen). Wat kon er dan wel gebeurd zijn dat zij het niet verder bracht dan de preliminaire zitting? Kon de sovjetleider zijn verbintenissen niet opzeggen zonder naar Parijs te reizen? Op het eerste gezicht lijkt de officiële oorzaak zo weinig in verhouding te staan tot het alleszins ernstige en spectakulaire gevolg, dat men geneigd is van een voorwendsel te spreken. Want was het U.2-incident het kelderen van de Parijse conferentie waard? Alles bij elkaar leek dit incident niet veel meer om het lijf te hebben dan een van de talloze, steeds onbehaaglijke spionnenvangsten, zoals ook de Verenigde Staten er sinds 1945 een honderdtal hebben geregistreerd (waarvan 23 gevallen | |
[pagina 968]
| |
met Washing tonse of UNO-diplomaten). Menige commentator meent derhalve dat Chroestsjef het onverkwikkelijk voorval tot pathetische afmetingen heeft opgeblazen enkel als voorwendsel, als dekking voor zijn top-terugtocht. De ene schrijft dit toe aan zijn besef dat het Westen geen duimbreed zou toegeven inzake Berlijn, zodat hij in alle geval met ledige handen zou terugkeren (inderdaad was de Westerse positie de laatste weken zienderogen verstrakt). Een andere wijt dit aan de druk van China, waar theoreticus Mao Tse-toeng in de tien dagen vóór Parijs vijf brandstichtende en voor Chroestsjef weinig malse verklaringen heeft laten verspreiden (inderdaad is de Chinese koers alles behalve ‘coëxistentialistisch’). Een derde brengt het in verband met de oppositie in de Sovjetunie; enerzijds heten Chroestsjefs economische hervormingen maar een half succes, zodat zij onder vuur genomen worden door de groep-Soeslov, en aan de andere kant zou ook het ‘Russisch Pentagon’ (dat tenminste als pressure group schijnt te bestaan) erg ontstemd zijn over de besnoeiïngen in de conventionele strijdkrachten, waarbij zowat 250.000 officieren naar het burgerleven moeten terugkeren; kortom in de richting van al deze ‘stalinisten’, vijanden van de glimlach-diplomatie, zou hij nu ballast hebben uitgeworpen. De Londense psychiater William Sargant, de schrijver van het opzienbarende Battle for the Mind geeft een andere uitleg: hij onderscheidt in Chroestsjefs gedragslijn een tactiek, die kennelijk ingegeven is door de Pavlov-psychologie. En tenslotte menen velen te Moskou geaccrediteerde diplomaten en journalisten dat het de Russen er vooral om te doen was Eisenhowers reis af te gelasten; de president zou immers van 10 juni af de vijf grootste steden van de Sovjetunie bezoeken en tot miljoenen een even lange en even ongestoorde radio- en tv-rede houden als Chroestsjef in de States; volgens eensluidende rapporten wees alles er op dat dit zou uitgroeien tot een triomf voor Eisenhower en de coëxistentie.
Naar gelang temperament of smaak kan eenieder in deze uitstalling zijn gading vinden. Het is helemaal niet uitgesloten dat al deze factoren inderdaad Chroestsjefs onthutsende diplomatie mede bepaald hebben. Maar wie zal uitsluitsel geven, zolang de muze Klio achter het Stalen Scherm tussen dikke haremmuren moet leven? In afwachting van haar emancipatie loont het misschien de moeite even tussen de lijnen van de Russische verklaring te lezen, zonder daarin per se een alibi te willen zoeken. Ook in de internationale jungle kan men op een eenvoudige waarheid stoten. Zij luidt hier: ten gevolge van het U.2-incident heeft niet slechts Chroestsjef zijn vertrouwen in Eisenhower verloren, maar tevens de Sovjetunie haar zelfvertrouwen. Chroestsjef heeft Eisenhower al een paar keren zijn ‘verraad aan de geest van Camp David’ verweten. Men neemt aan dat de president toen een vergelijk inzake Berlijn had voorgespiegeld mitsgaders wederzijdse concessies, maar dat deze kans geleidelijk is weggesmolten, b.v. onder druk van kanselier Adenauer en nog anderen. Het werd Chroestsjef dus moeilijker bij zijn sceptische collega's in de Sovjetleiding en vooral bij de Chinese en Oostduitse streng-orthodoxen Eisenhower verder voor te stellen als de kampioen van de vreedzame coëxistentie, als de man met wie te praten valt. Inderdaad vertoonde hij een groeiende zenuwachtigheid; eind april, dus nadat zijn reis door Frankrijk hem alle illusies kan ontnomen hebben, herhaalde hij te Bakoe zijn Berlijns dreigement. Het vertrouwen in Eisenhower moet echter de genadeslag hebben gekregen met diens reactie op het U.2-incident. Vóór de Opperste Sovjet had Chroestsjef | |
[pagina 969]
| |
dit nog in de schoenen geschoven van militairen, oorlogsstokers en imperialistische kringen; elegant hield hij voor Eisenhower de achterpoort open langs de veronderstelling dat de president niet op de hoogte was. Sinds mensenheugenis is dit trouwens de gebruikelijke behandeling van spionagezaken geweest: officiële instanties wassen steeds de handen in onschuld, en willen niets uit te staan hebben met ‘kerels die voor eigen rekening werken’. Dat Eisenhower de kans niet te baat nam en het over een andere boeg gooide, blijkt achteraf een zware blunder te zijn geweest. Op 9 mei verklaarde staatssecretaris Herter dat men reeds jaren bezig was met de luchtspionage boven de Sovjetunie en zolang dit de enige uitkomst was tegen verrassingsaanvallen, zou men daarmee doorgaan; op 11 mei bevestigde de president zelf dit standpunt tijdens zijn wekelijkse persconferentie. Wellicht voor het eerst in de geschiedenis nam een regering dus verantwoording op zich voor een spionagedaad en verhief haar tot regeringspolitiek, welbewust en niet zo maar uit sportieve oprechtheid. Waarom dan wel? De beslissing was op 7 mei getroffen na een vergadering van staatssecretaris Herter, adviseur Charles Bohlen en het hoofd van het Central Intelligence Agency, Allen Dulles; van uit zijn farm gaf Eisenhower zijn zegen. De bedoeling was natuurlijk niet de topconferentie te voorkomen, maar integendeel de noodzaak van controle bij ontwapening en kernstop te dramatiseren; inductief uitgaande van het U.2-geval, zo hoopte men, zou men op de top dan toch één tastbaar resultaat kunnen plukken. Deze berekening is, vermoedelijk door een onderschatting van de Russische psychologie, verkeerd uitgevallen; maar alleen door miskenning van de Amerikaanse psychologie kan men haar als dwaas bestempelen. Het staat buiten twijfel dat de Verenigde Staten aan het complex van Pearl Harbour lijden; letterlijk dag en nacht vrezen zij een Russische verrassingsaanval, temeer daar de spoetnik een voorsprongGa naar voetnoot1) gaf op het gebied van de lange-afstandsraketten. Bij de Russen kan men een gelijksoortige obsessie waarnemen, die van de preventieve oorlog, die volgens de marxistisch-leninistische dogma's een der laatste stuiptrekkingen van het kapitalisme zal zijn, maar die - en dat konden de Rode Kerkvaders niet voorzien - ook de sovjetstaat in de draaikolk van de atoomoorlog zal vernietigen. Is die vrees gegrond? De ruziezoekende kanon-fabrikanten beginnen tot de legende te behoren: de hele Amerikaanse strategie is op dit moment defensief en steunt op de verwachting dat de Sovjetunie zelf de oorlog zal ontketenen (the first blow), zodat de Amerikaanse strijdmacht de beslissende tegenstoot moet kunnen geven. Om het loutere feit dat een intercontinentale raket in een half uur de Oceaan overbrugt, is derhalve een elektronische gordelGa naar voetnoot2) opgebouwd, die precies een kwartier vóór de aankomst van de raket alarm geeft en de tegenaktie ontketent. Om de alarmtijd te vervroegen wordt nu koortsachtig gewerkt aan het tweelingenproject Midas-Samos, dat over twee of drie jaar ‘operationeel’ zal zijn en dan bijna ogenblikkelijk het lanceren van een raket, waar ook ter wereld, kan overbrieven. Voor een ordentelijke tegenaanval (second blow) moeten natuurlijk de Rus- | |
[pagina 970]
| |
sische militaire installaties gelocaliseerd zijnGa naar voetnoot3). Gezien de bijna hermetische geslotenheid van het Sovjetrijk leverde de klassieke spionage hieromtrent te schaarse gegevens. Met weerballons - de Sovjetunie noteerde er van 1953 tot 1956 zelf 113 - oogstte men niet veel méér. Een omwenteling betekende derhalve in 1956 de Lockheed U.2, die uitgerust met elektronische apparatuur van op 23 km hoogte spioneert en totdusver ongenaakbaar was voor Russische Migs en afweerraketten, beter nog, slechts zelden op het radarscherm verschijnt. Vanuit bases in Okinawa, Turkije, Pakistan, Alaska, Groot-Brittannië, Duitsland, werden met deze toestellen 40 tot 60 vluchten per jaar ondernomen; zo zij al niet heel Europees en Aziatisch Rusland in kaart brachten, dan hebben zij in alle geval ‘gezien’ dat in de Sovjetunie slechts 30 intercontinentale raketten vuurklaar-gericht staan (einde 1960 zouden het er evenwel 200 kunnen zijn). De fotomogelijkheden van deze vliegtuigen grenzen aan het ongelooflijke. Twee jets hebben onlangs van op 16 km hoogte een gebied in kaart gebracht dat 64 maal de Benelux-oppervlakte telde, en met een zodanige scherpte dat men er golfballen op kon onderscheiden. De camera's van de toekomstige Samos-satelliet zullen van af 300 mijl hoogte voorwerpen van ongeveer 7 meter kunnen verraden.... Wie in dit licht de stukjes van de Parijse legpuzzel ter hand neemt, begint te vermoeden dat de Sovjet-unie haar lichte militaire voorsprong van de laatste jaren en ook haar zelfvertrouwen heeft ingeboet. Het U. 2-incident heeft niet slechts Amerika's geraffineerde technologie onderstreept, maar vooral dat de Sovjet-hemel slecht of niet verdedigd is en dat er in het Stalen Scherm grote gaten zijn geboord. Het Rode Leger en het presidium, dat vrijdag 13 mei bijeenkwam en blijkbaar maarschalk Malinovsky meezond naar Parijs, zijn misschien niet in paniekstemming geweest, maar toch tamelijk ongerust. De sleutel van Chroestsjefs Parijse gedragingen ligt dus voor ons in zijn uitspraak tijdens de persconferentie in Chaillot: ‘Wij willen met de Verenigde Staten enkel onderhandelen op voet van gelijkheid’. In meer woorden betekent dat: indien men de Sovjetunie erkent als een natie van gelijke rang (Chroestsjefs economische politiek is er trouwens op gericht Amerika tegen 1970 te evenaren) en - niet op een strategisch-verzwakte basis. En in alle geval is het de uiting van een minderwaardigheidscomplex. In de U. 2-affaire noteert men voor de twee Groten dus een gelijk spel: was het voor Eisenhower een flater het incident te patroneren, dan was het er ook een voor Chroestsjef het zo onbedachtzaam rond te bazuinen. De topconferentie, waarop de hele vredelievende wereld haar hoop had gevestigd, werd er het slachtoffer van. Dat de volgende Amerikaanse president ‘over zes of acht maanden’ dadelijk aan de groene tafel zal willen zitten, is niet zo waarschijnlijk, zelfs niet met de Berlijnse stok achter de deur. Wat men wél kan voorspellen: het zal een van de allerlaatste topconferenties zijn, waar op grond van een historische fictie Groot-Brittannië en Frankrijk de hele denkbeeldige wereld van voor 1940 zullen vertegenwoordigen. De z.g. ‘derde wereld’ wil in 1960 niet langer lijdend voorwerp zijn. Een echte topconferentie zonder Nehroe zal van langsom meer een nonsens blijken te zijn, |
|