Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 868]
| |
Licht en schaduw over de statistiek
| |
Licht....Vooral na de laatste wereldoorlog heeft de statistiek een buitengewone ontwikkeling doorgemaakt, ja, is zij triomfen gaan vieren. En dit was eigenlijk een normaal verschijnsel. De evolutie op wetenschappelijk, economisch en sociaal gebied heeft in de laatste decennia dusdanige afmetingen aangenomen en is in een dergelijk tempo versneld, dat de mens het ‘when, who, what and why’ in deze sensationele vooruitgang nog nauwelijks kan volgen. Om nog enigszins te weten waar hij staat, zal hij in toenemende mate een beroep gaan doen op de statistiek, die het complex van de evoluerende wereld onthult, de elementen telt, de verhoudingen berekent, en aldus de afgelegde weg tracht te meten. De recente ontwikkeling van de statistiek, zowel op het nationale als op het internationale vlak, moge blijken uit wat volgt. 1. De officiële statistiek in België. De officiële statistiek is in België ingericht op grond van een gecentraliseerd systeem. Ook in Nederland bestaat een gelijksoortige organisatie. Praktisch komt dit hier op neer, dat alleen het Nationaal Instituut voor de Statistiek bevoegd is tot het houden van officiële tellingen en statistische enquêtes en tot de publikatie van de resultaten ervan. Een principiële uitzondering is echter voorzien voor de statistische inlichtingen welke verkregen | |
[pagina 869]
| |
worden uit de gewone administratieve praktijk van bepaalde diensten (sommige parastatale instellingen b.v. als de Rijksdiensten voor Maatschappelijke Zekerheid, voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid, enz.). Vóór de laatste wereldoorlog beschikte onze officiële statistiekdienst over een personeelseffectief van ongeveer 300 ambtenaren en beambten. Thans zijn er meer dan 800 tewerkgesteld. In de periode van de tienjaarlijkse tellingen mag gerekend worden op een effectief van ongeveer 1500 personen. Alleen reeds uit deze personeelsaanwas blijkt het stijgend belang dat door de Overheid aan de statistiek wordt gehecht. Het rendement van de statistische dienst wordt bovendien in belangrijke mate verhoogd door het toenemend gebruik van allerlei technische middelen: moderne pons-, sorteer- en tabelleermachines en elektronische ordinatoren. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek wordt dan ook wel eens vergeleken met een fabriek van cijfers, waarin als grondstof miljoenen vragenlijsten en formulieren worden verwerkt tot statistische tabellen. Jaarlijks ontvangt het N.I.S. inderdaad ongeveer 15 miljoen documenten, waaruit gegevens geput worden voor het samenstellen van allerlei statistieken. Een korte, zeer algemene opsomming van de verschillende sectoren waarvoor zulk een informatie wordt verzameld, kan de lezer wellicht een idee geven van de diversiteit van zijn werkzaamheden: Demografie: tienjaarlijkse tellingen en doorlopende statistieken over geboorten, sterfgevallen, huwelijken, emigratie, immigratie. Volksgezondheid: statistiek der doodsoorzaken. Huisvesting: tienjaarlijkse tellingen en doorlopende statistieken over woningbouw. Landbouw en zeevisserij: tienjaarlijkse tellingen en jaarlijkse enquêtes over teelten en veestapel; statistiek over de zeevisserij. Nijverheid: tienjaarlijkse tellingen, jaarlijkse en maandelijkse produktiestatistieken over nagenoeg alle bedrijfstakken; indexcijfers van de produktie. Buitenlandse handel: maandelijkse gegevens over invoer, uitvoer en doorvoer op basis van de douane-documenten. Binnenlandse handel: verkoopsindexcijfers, statistiek over de verkoop op afbetaling. Verkeer en vervoer: internationale trafiek der zeehavens, maandelijkse statistiek over de binnenscheepvaart, verkeerstellingen, statistiek der verkeersongevallen, der motorvoertuigen, bedrijvigheid der luchthavens. Toerisme en hotelwezen: statistiek der overnachtingen in hotels en logementshuizen. Sociale statistieken: loonindexcijfers, loonenquêtes, statistiek der werkstakingen, der arbeidsongevallen. Financiën: beursindexcijfers, financiële statistieken over de vennootschappen, openbare financiën, belastingsstatistiek. Rechtswezen: statistieken over de rechtsbedeling en de criminele statistiek. Nationale rekeningen: statistische analyse en research met het oog op het samenstellen der nationale rekeningen. De informatie-activiteit van het N.I.S. strekt zich derhalve uit over alle domeinen van het economisch en sociaal leven van de Belgische gemeenschap. De behoeften inzake statistiek en de vraag naar cijfermateriaal zijn dusdanig, dat van diverse zijden steeds weer gewezen wordt op belangrijke leemten welke nog bestaan in onze documentatie. Het N.I.S., fabriek van cijfers, kan de bestellingen slechts afwerken in de mate van zijn materiële mogelijkheden! 2. Statistiek op het internationale vlak. In de laatste jaren hebben wij een indrukwekkende, doch vaak weinig gecoördineerde ontwikkeling meegemaakt van internationale instellingen en organisaties. Sommige van deze instellingen nu (U.N.O. en Benelux b.v.) hebben organen in het leven geroepen om de statistische activiteiten op het internationale vlak te coördineren. Internationale samenwerking vergt internationaal vergelijkbare statistiek. Al is inzake deze normalisering van de methoden al heel wat vooruitgang geboekt, toch blijft hier nog veel te verwezenlijken. Met de E.G.K.S. en de E.E.G. werd een nieuwe weg ingeslagen. Deze instel- | |
[pagina 870]
| |
lingen beschikken zelf over een statistische dienst en beijveren zich om rechtstreeks en gelijktijdig in de zes landen van de gemeenschap tellingen en statistische enquêtes in te richten volgens uniforme methoden. Sommige bepalingen van het verdrag impliceren de mogelijkheid van dergelijke onderzoekingen. Aldus overschrijdt de statistische waarneming de landsgrenzen en biedt nieuwe perspectieven. De moeilijkheden om de nationale methodes aan te passen aan de internationale behoeften ten einde verwarring en herhalingen te vermijden worden echter groter. 3. Aanwending van statistische gegevens. Als laatste index voor de opgang van de statistiek kan gewezen worden op het toenemend gebruik (en misbruik) van statistische gegevens. In dagbladen en tijdschriften, in rapporten en wetenschappelijke verhandelingen, in conferenties en volksvergaderingen, in radio en televisie, wordt de intellectueel zowel als de man in de straat overstelpt met getallen en cijfers uit de meest diverse statistieken. De regering formuleert en verdedigt haar politiek op grond van kwantitatieve informatie, de ambtenaar ontwerpt de wetgeving en volgt haar toepassing in het licht van cijfers, de bedrijfsleider onderzoekt de markt door ontleding van statistische gegevens, de sociale werker baseert zijn stellingen op de evolutie van indexcijfers, de econoom analyseert de conjunctuur met behulp van statistieken. Met Baudelaire zou men moeten gaan geloven: ‘Tout est nombre, et le nombre est dans Tout’. | |
.... en schaduwDoch noch de energie, noch de kosten welke besteed worden aan de verzameling van kwantitatieve gegevens in de meest diverse domeinen, en evenmin het toenemend gebruik van statistische documentatie als voornaamste grondslag van iedere sociale en economische politiek, kunnen beletten dat de statistiek door velen vaak met minachting en wantrouwen wordt bejegend. Hoe dikwijls wordt het oude gezegde niet opgerakeld over de drie soorten van leugens: de leugen om bestwil, de gemene leugen, en de statistiek? Is de statisticus voor velen niet de man die juiste berekeningen maakt aan de hand van twijfelachtige gegevens om er ten slotte valse conclusies uit te trekken? En het ernstigst komt het wantrouwen tot uiting in de bewering: met de statistiek kan men alles bewijzen! Hoe is deze achterdocht te verklaren? Is de triomf van de statistiek dan alleen klatergoud en valse schijn? Hierop zouden wij het volgend kort en bondig antwoord willen geven: Al te dikwijls wordt de statistiek gehanteerd door onbevoegden en misbruikt door politici. De eersten begaan ongewild vergissingen omdat zij onvoldoende vertrouwd zijn met de statistische definities ofwel de methoden en de bedoeling der berekening niet kennen. De anderen misbruiken statistieken voor propaganda-doeleinden of wensen er tevoren opgevatte stellingen mee te steunen. Zelfs zonder de cijfers te vervalsen kan men, door b.v. alleen de ‘gunstige’ cijfers te noemen en de ‘ongunstige’ weg te laten, een onvolledig en dus misleidend beeld van de situatie voorspiegelen. Hoe men door onvolledige gegevens tot verkeerde conclusies komt, moge blijken uit het volgende voorbeeld. Enkele maanden geleden werd, in het raam van de regionaal-economische politiek van de regering, gezocht naar objectieve criteria voor de afbakening van ‘ontwikkelingsgewesten’. Aan statistische gegevens betreffende de werkloosheid, de emigratie van de bevolking, het forensis- | |
[pagina 871]
| |
me, het verval van belangrijke economische activiteiten enz. werd een groot belang gehecht als kengetallen voor de economische evolutie van sommige gewesten. De ‘Conseil Economique Wallon’ stelde een ‘globaal criterium’ voor, dat op het eerste gezicht een zeer goede aanwijzing gaf over de evolutie van de tewerkstelling. Een vergelijking van het indexcijfer van de bevolkingsaanwas en dat van de tewerkstelling tijdens de periode 1948-1957 bewees dat zes belangrijke Waalse arrondissementen de meest ongunstige evolutie van de activiteitsgraad vertoonden. Hiermede werd hun kandidatuur gesteld voor de regionaal-economische gunstmaatregelen. De ‘Economische Raad voor Vlaanderen’ reageerde onmiddellijk, omdat men in deze berekening ‘vergeten’ had rekening te houden met het enorm tekort aan werkgelegenheid dat bij het begin van de beschouwde periode, nl. 1948, in sommige arrondissementen bestond. Dit tekort bleek uit de vergelijking van het aandeel van ieder arrondissement in 's Rijks bevolking met het aandeel van elk arrondissement in 's Rijks tewerkstelling. De befaamde Duitse statisticus, Ernst Wagemann, heeft in zijn boek Narrenspiegel der Statistiek een register opgesteld der ‘statistische zonden’. Het is ingedeeld in drie hoofdstukken: tellen en verkeerd tellen; vergelijken en verkeerd vergelijken; schatten en verkeerd schatten. 1. Tellen en verkeerd tellen. De statistische eenheden waarvan de kenmerken worden opgetekend, zijn onvoldoende of onduidelijk omschreven, of wat erger is: de getelden verkiezen, om een of andere reden, geen juiste inlichtingen te verstrekken. Een paar voorbeelden. Wanneer in de onzalige talentelling gevraagd werd: ‘Indien u twee of meer talen spreekt, welke taal spreekt u meestal?’, werden op zijn minst drie statistische fouten gemaakt: 1. Wat is ‘meestal’? Op welke wijze moet de frequentie vastgesteld worden? Niets is gevaarlijker bij een vragenstelling dan de woorden ‘meestal, gewoonlijk, normaal’. 2. Nergens wordt bepaald voor welke omstandigheden ‘de gesproken taal’ dient te worden opgegeven: op het werk? in de familiekring? De Vlaamse pendelarbeider die naar Brussel of Wallonië gaat werken, spreekt waarschijnlijk meer Frans in zijn werkmilieu dan Vlaams in de huiselijke kring. Hoe moet hij dan antwoorden op deze vraag? Nog moeilijker wordt de beantwoording voor Mijnheer Beulemans van Brussel. 3. De wettelijke of administratieve gevolgen welke aan de talentelling verbonden zijn, lokken onjuiste verklaringen uit: in bepaalde gewesten van het land laten sommige getelden, in plaats van een objectief antwoord te geven, een voorkeur of een wens blijken. Een ander geval van begripsverwarring inzake de statistische eenheid heeft wellicht niet zulke noodlottige gevolgen gehad. Bij de opsomming der teelten, waarvoor de bebouwde oppervlakte dient aangegeven, komt in de landbouwtelling de rubriek ‘wijmen’ (Noord-Nederlands ‘tenen’) voor. Wijmen worden gebruikt als grondstof voor de mandenmakerij. In een Limburgse gemeente nu had de teller (een veldwachter) gemeend dat ‘wijmen’ de betekenis had van woeste grond. Het gevolg hiervan was dat een groot gedeelte van de onbebouwde grond der gemeente in een groot aantal telformulieren opgenomen werd in de rubriek ‘wijmen’. Bij de centrale opstelling van de statistiek bleek Limburg over een belangrijke wijmenteelt te beschikken! Slechts na de publikatie van de statistiek werd de fout toevallig ontdekt. 2. Vergelijken en verkeerd vergelijken. Hier zijn de statistische zonden legio. Vergelijkingen in de tijd worden dikwijls uitgevoerd met behulp van indexcijfers. | |
[pagina 872]
| |
Er bestaan enkelvoudige en samengestelde indexcijfers. Een hele reeks problemen, welke in het raam van deze korte bijdrage niet kunnen behandeld worden, zijn aan deze statistische verhoudingscijfers verbonden. Index komt van het Latijnse woord ‘indicare’. Een indexcijfer moet een aanduiding geven in die gevallen waarin een volkomen nauwkeurigheid moeilijk kan achterhaald worden. Aldus wordt getracht een aanduiding te verstrekken over het verloop van de produktie, de prijzen, de lonen, de kosten van levensonderhoud, de produktiviteit, de in- en uitvoer, enz. De methode welke voor deze berekeningen gebruikt wordt, blijft voor de leek een mysterie. De keuze van het basisjaar, de gebruikte formule, de combinatie der waargenomen eenheden welke tot één geheel versmolten worden, de toegepaste weging, enz. bepalen de betekenis en de waarde van het samengestelde indexcijfer. De representativiteit van het officiële indexcijfer der kleinhandelsprijzen, dat een overwegend belang heeft in de sociale en economische politiek, wordt betwist om wille van de keuze der produkten waarvan het prijsverloop wordt gevolgd. Een verantwoorde keuze van deze produkten is alleen mogelijk wanneer men kan beschikken over degelijke statistieken van het gezinsverbruik. De bestaande gegevens in dit verband zijn echter onvolledig. In België worden, op zijn minst, drie produktie-indexcijfers berekend, welke verschillen door de keuze van de produkten en de aangewende wegingscoëfficienten. De resultaten zijn vaak uiteenlopend en geven aanleiding tot verwarring. De conclusies uit het verloop van indexcijfers kunnen en mogen alleen getrokken worden wanneer men de methode en het doel van de berekening grondig kent. En dan nog is voorzichtigheid geboden. Bij de internationale vergelijking van statistische gegevens is het vaak de afwijkende definitie van de statistische eenheden welke aanleiding geeft tot verwarring. De Belgische en Nederlandse gezins- en woningsstatistiek verschaffen hiervoor een typische illustratie. In de Belgische statistiek wordt het gezin bepaald als een enkelvoudige of collectieve eenheid, bestaande hetzij uit een persoon die alleen leeft, hetzij uit de vereniging van twee of meer personen die al of niet door familiebanden verbonden, gewoonlijk eenzelfde huis bewonen en er samenleven. Het huis of gedeelte van een huis bewoond door één gezin, geldt als een woning. Er zijn derhalve zoveel woningen als er gezinnen zijn. In de Nederlandse statistiek daarentegen wordt het gezin gevormd door het echtpaar met of zonder kinderen en de vader of de moeder met eigen of stiefkinderen. Als woning geldt de constructie welke bouwtechnisch als één woning kan aangezien worden. Hieruit volgt dat in één woning twee of meer gezinnen kunnen samenwonen. Aan de woorden ‘gezin’ en ‘woning’ wordt in België en in Nederland een uiteenlopende betekenis gehecht. Tussen de landen onderling worden cijfers vergeleken over de werkloosheid, doch men vergeet dat de bepaling van ‘werkloze’ niet dezelfde is in ieder land. Aangezien de wetgeving inzake vergoeding van werklozen verschilt, is het b.v. zeer moeilijk om de statistieken tussen Nederland en België te vergelijken. Hoe raamt men de verborgen werkloosheid? Hoe wordt de werkloosheid van de gehuwde vrouw bepaald? Nog vele voorbeelden zouden kunnen gegeven worden welke er op wijzen hoe voorzichtig men tewerk moet gaan bij de vergelijking van statistische gegevens voor verschillende landen. 3. Schatten en verkeerd schatten. ‘Waar de schatting begint, eindigt de statis- | |
[pagina 873]
| |
tiek’, werd vroeger wel eens beweerd. In werkelijkheid vindt de statistiek in de methodiek van het schatten haar voltooiing. De complexiteit van het dagelijks leven en de behoefte om daar een inzicht in te krijgen, en daartegenover de beperkte mogelijkheden inzake exact onderzoek, hebben de statistici geleid tot het zoeken naar kunstgrepen, om ook in die gevallen waar volledige waarneming of nauwkeurige berekening onmogelijk zijn, toch nog de nodige informatie te verkrijgen voor diagnose en prognose. Door de ontwikkeling van de waarschijnlijkheidsrekening is de statistische methode verbeterd, aangevuld en verrijkt. Intrapolatie, extrapolatie, substitutie, streekproefmethode, enz., zijn vaktermen uit deze nieuwe methodiek, waarbij op grond van een gedeeltelijke kennis der statistische massa en aan de hand van logische hypothesen, een raming opgesteld wordt inzake de kwantitatieve en kwalitatieve kenmerken van het geheel der te onderzoeken gemeenschap. Dat men zich hier op glad ijs bevindt, wordt niet steeds toegegeven of, wat erger is, er wordt niet altijd voor gewaarschuwd. In de praktijk worden vaak zeer betwistbare resultaten, welke verkregen zijn met behulp van gebrekkige methoden en op grond van twijfelachtige hypothesen, als vaststaande en onloochenbare gegevens ‘aan de man’ gebracht. Sedert enkele jaren wordt in alle landen, en ook in België, zeer veel belang gehecht aan de uitwerking van nationale rekeningen (ook nationale boekhouding genaamd). Het zijn overzichten in boekhoudkundige vorm van de transacties welke in een bepaalde periode in het economisch leven van een land hebben plaats gehad. Doel is het verkrijgen van inzicht in het economisch leven gedurende die periode door middel van een complex van statistische berekeningen omtrent de belangrijkste nationale economische grootheden (nationale produktie, nationaal inkomen, nationale uitgaven). Het statistisch materiaal dat voor de opstelling van de nationale boekhouding ter beschikking staat, is in de meeste gevallen onvolledig en vaak niet betrouwbaar. Voor de toekomst wil men trachten het uit te breiden en te verbeteren. Ondertussen wordt echter geroeid met de riemen die men heeft, wat betekent dat alle mogelijke ramingsmethoden worden aangewend om ontbrekende gegevens te verkrijgen. Zolang het gaat over miljarden-cijfers (b.v. globaal nationaal inkomen) welke ieder jaar volgens een zelfde methode worden opgesteld en hoofdzakelijk gebruikt voor vergelijkingen in de tijd, is het bezwaar van onder- of overschatting minder groot. In de detailcijfers komen echter belangrijke afwijkingen voor naar gelang de ene of de andere methode wordt aangewend. Een dergelijke situatie brengt de statistiek in diskrediet en werkt de mening in de hand dat met de statistiek alles kan bewezen worden.
Wij zouden kunnen eindigen met de gevleugelde slagzin waarmede F. Closon, de Directeur-Generaal van het Franse Institut National de Statistique, het voorbericht tot een statistisch handboek besluit: ‘Comme le magistrat dit le droit, le statisticien dit le fait, heureux ou malheureux, plaisant ou déplaisant, encore faut-il que ceux qui ont recours à cette magistrature des temps modernes soient avertis de ses méthodes’. De statistiek vergt vanwege haar ‘voortbrenger’ een waarheidsgetrouwe uiteenzetting van de gebruikte definities en methoden en vanwege haar ‘gebruiker’ de bekwaamheid en de eerlijkheid van de wetenschappelijke onderzoeker. |