Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 829]
| |
Oecumenische symptomen in de orthodoxe kerk van Griekenland
| |
Innerlijke moeilijkhedenOnder de orthodoxe kerken van het Oosten neemt die van Griekenland haar eigen plaats in. En dit niet alleen omdat zij een van de oudste kerken in ons werelddeel is, doch ook omdat zij in sterke mate een staatskerk is. Een frappant bewijs hiervoor vinden wij in haar geschiedenis van de vorige eeuw. Sinds zij in 1852 van het oecumenisch patriarchaat van Constantinopel haar autonomie verkreeg, heeft er een voortdurende strijd bestaan tussen de regering en de kerkelijke hiërarchie. Nu eens zijn het de koning en de regering die de bisschoppen benoemen, dan weer wordt dit door de synode of de metropolieten gedaan. Wij zijn er ook getuigen van hoe bisschoppen, die zich tegen de staatsinmenging verzetten, verbannen worden om weer terug te keren bij de val van de regering of het aftreden van de minister-president. In 1916 eiste b.v. koning Konstantijn dat metropoliet Theoklitos de minister-president Venizelos in de kerkelijke ban zou slaan. Het volgende jaar kwam Venizelos weer aan het bewind en eiste van de | |
[pagina 830]
| |
bisschoppen de afzetting van Theoklitos ten gunste van bisschop Meletios. In 1920 zien wij hoe Venizelos voor de tweede keer ten val wordt gebracht; ogenblikkelijk keerde de verbannen metropoliet terug en Meletios moest het veld ruimen. In 1922, na de Turkse oorlog, verdwijnt koning Konstantijn van het toneel en met hem opnieuw metropoliet Theoklitos, die vervangen werd door Chrysostomos Papadopoulos († 1938). Het is onder zijn beleid, dat de kerk weer enige van haar verloren rechten herwint, o.a. erkende de regering de synode als hoogste autoriteit in de kerk; zij moet jaarlijks bijeenkomen. Een regeringscommissaris heeft wel zitting in de synode doch hij heeft geen stemrecht; de synode kiest de bisschoppen. De regering liet zich echter niet zo gemakkelijk uit haar positie verdringen; de dictator Pangalos onderwierp haar opnieuw aan de regering. In 1926 werd hij echter ten val gebracht en wij krijgen dan tot 1935 de revolutie van de aanhangers van Venizelos; de kerk verkrijgt opnieuw een betrekkelijke vrijheid en rust na de revolutie. In ruil hiervoor eiste de regering de afzetting van drie bisschoppen, die er van beschuldigd werden de opstandelingen geholpen te hebben. De synode verzette zich hiertegen. Toen in 1936 koning Georges op de troon kwam werd het kerkelijk statuut nog eens gewijzigd. In het vervolg zou de synode aan de koning de namen van drie kandiaten voorleggen, waaruit de vorst de nieuwe bisschop aanwijst. Begrijpelijkerwijze is een dergelijke toestand, die aan iedere ministeriële verandering onderhevig is, niet bevorderlijk voor de kerk. Doch dit is nog niet het ergste. Fataler is de invloed der leken in het leven van de kerk. Twee derde deel van de professoren van de theologische faculteit van Athene bestaat n.l. uit leken, gevormd aan de protestantse en liberale universiteiten van Duitsland. Zij zijn echter niet tevreden met hun professoraat, hetwelk hun reeds een geduchte invloed op het leven en denken van de kerk geeft. Zij eisen ook een onmiddellijk gezag in de ontwikkeling van de geloofsschat. Nu is het ook opvallend, dat men onder hen de grootste tegenstanders van Rome vindt. Dit is niets nieuws, hun tegenstand is even oud als de afscheiding zelf. Nog in de vorige eeuw en in het begin van deze eeuw uitte deze tegenstand zich vooral in de strijd tegen de Grieks-katholieken of geünieerden. Vooral hun priesters hadden veel te verduren, men beschouwde hen als wolven in schaapsvel en zij werden voor landverraders uitgemaakt. De dood van Mgr. Calavassy, Grieks-katholiek bisschop, in november 1959 en zijn opvolging hebben de afkeer van Rome weer doen opleven. De professoren van de theologische faculteit gingen zelfs zo ver in een schrijven aan de Paus te vragen aan de overleden kerkvorst geen op- | |
[pagina 831]
| |
volger te geven. Toen in 1954 generaal Papagos een bezoek wilde brengen aan Rome om de Paus om zijn bemiddeling te verzoeken in de kwestie Cyprus, verzette aartsbisschop Spiridon zich tegen zijn plan. Hij schreef de generaal een brief waarin hij hem verbood buiten de protocolaire begroeting te gaan. In 1956 onderging Caramanlis hetzelfde lot. De minister van buitenlandse zaken, Averoff, probeerde tevergeefs de metropoliet tot andere gedachten te brengen. ‘Gelukzaligheid, riep hij uit, wij hebben het volk achter ons!’ De metropoliet antwoordde hem hierop: ‘Probeer het maar eens!’ De kerk van Griekenland huldigt het standpunt dat zij alleen het recht heeft besprekingen van welke aard ook met Rome aan te knopen. Zij weigert pertinent een pauselijk gezant op haar grondgebied toe te laten en zelfs het bezoek dat de koning van Griekenland nog pas aan Rome en aan de Paus heeft gebracht is niet van haar kritiek verschoond gebleven. De tegenstand in dit laatste geval ging zelfs zo ver dat de metropoliet van Athene de moeite nam naar de Griekse gezant in Rome te telegraferen, dat de kerk tegen iedere betrekking met het Vatikaan gekant is en haar standpunt van 1956 handhaaft. Een dergelijke houding van de kerk moet onvermijdelijk andere moeilijkheden in de verhouding kerk en staat in het leven roepen, zoals de laatste synode van de Griekse kerk het ons duidelijk maakt. Daar er sinds een twintigtal jaren (1937) geen synode meer bijeengeroepen was (het kerkstatuut ordonneert een synode alle drie jaar) was het werkprogramma zeer zwaar. Het omvatte o.a. de volgende punten: 1. De onderrichting van het volk. 2. De oude kalender. 3. Het traktement van de geestelijkheid. 4. Het kiesrecht voor de geestelijkheid. 5. De vorming en de opleiding van de geestelijkheid. 6. De organisatie van de parochie. 7. De propaganda van de vreemde godsdiensten (het proselytisme). 8. De gemengde huwelijken. 9. De betrekkingen van de Griekse kerk met andere orthodoxe kerken en de heterodoxe kerken in de wereldraad van kerken. 10. Huwelijk en echtscheiding. 11. Het geestelijk leven en de activiteit van de kerk. De minister voor de eredienst, Voghiatzis, plaatste nog de volgende punten op het overladen programma: 1. de jaarlijkse bijeenroeping van de synode volgens canon 37 van de Apostelen. 2. Een nieuwe indeling van de bisdommen. 3. De onverplaatsbaarheid van de bisschoppen. 4. De benoeming van de bisschoppen door de regering. Punt twee en drie van dit regeringsprogramma waren ingegeven door de moeilijkheden die zich de laatste tijd steeds veelvuldiger in de Griekse kerk voordoen. Griekenland telt n.l. 78 bisdommen, grote en kleine, rijke en arme. Doordat de bisschoppen verplaatsbaar zijn is men niet zelden | |
[pagina 832]
| |
getuige van een onderlinge strijd bij de vacatuur van een groter of rijker bisdom. De kleine en arme bisdommen hebben hiervan veel te lijden. De regering wil deze toestand nu opheffen door een regelmatiger verdeling van de bisdommen en door de onverplaatsbaarheid van de bisschoppen. De synode had dus een zeer zware agenda af te werken, doch de Griekse hiërarchie liet er zich niet door beïnvloeden. Na een maand vergaderen werd de synode gesloten en werden de regeringsvoorstellen ad Kalendas Graecas verwezen. Het Griekse volk was kennelijk ontevreden met de povere resultaten van een synode die 21 jaar was uitgesteld. Verschillende bladen leverden een uiterst scherpe kritiekGa naar voetnoot2). Minister Voghiatzis dreigde een wetsontwerp in te dienen om zijn vier punten er door te krijgen waarop de permanente synode aan de minister het verzoek richtte hiermee te wachten totdat men de mening van de bisschoppen, die voor de 21e januari bijeengeroepen waren, zou kennen. Het resultaat van de aangekondigde bijeenkomst was de oprichting van een commissie van 13 bisschoppen belast met het onderzoek van de regeringspunten. Haar rapport zou men binnen de vier maanden kunnen verwachten. Dezelfde dag echter publiceerde het episcopaat een herderlijk schrijven tegen de staatsbemoeiingen. ‘Vijandelijke machten, zo zegt het schrijven, zijn er op uit de kerk afbreuk te doen. Door woord en door geschrift beledigen zij de herders om hun gezag te ondermijnen’Ga naar voetnoot3). Een andere beslissing van de synode en waarmede de professoren van de theologische faculteit geen genoegen namen, is haar afwijzende houding ten opzichte van de Wereldraad van kerken. De synode ordonneerde: ‘De Griekse kerk zal geen geestelijken meer naar de bijeenkomsten van de Wereldraad van kerken zenden. In het vervolg zullen alleen leken aan haar bijeenkomsten mogen deelnemen’. Deze afwijzende houding van de synode verwondert temeer daar de Griekse kerk in de laatste tijd iets soepeler was geworden en zelfs het initiatief had genomen tot de bijeenkomst te Rhodes. Wij vragen ons af of de weigering niet een verzwakking is van de positie van de kerk. Tot nu toe heeft de kerk van Griekenland aan de Wereldraad van kerken deelgenomen omdat zij overtuigd is de andere christelijke kerken een positief element te kunnen bijbrengen, n.l. de overtuiging van het aloude geloof in een Drieëne God en het sacramentale leven. Dit is de eminente taak van de kerk, van haar vertegenwoordigers, de opvolgers | |
[pagina 833]
| |
van de apostelen, de bisschoppen en de priesters. Doelbewust schijnt zij deze taak nu over te laten aan de leken. De synode motiveert haar houding door het negatieve aspect van de Oecumenische Beweging: het ontbreken van een algemeen leidend gezag bij de verschillende protestantse belijdenissen en de persoonlijke vrijheid in het geloof in Christus en in de betrekkingen van de mens met God. Ziehier trouwens de betreffende passage uit het rapport van de synode: ‘De betrekkingen van onze kerk met de oecumenische raad van kerken vormden een belangrijk onderwerp in onze synodale bijeenkomst. Onze kerk heeft met de protestantse wereld betrekkingen onderhouden, doch dit uitsluitend op grond van praktische vraagstukken. De protestantse wereld is verdeeld in honderden richtingen en ketterijen, omdat iedereen vrij is volgens zijn persoonlijke inzichten tot Christus te naderen en zich zodoende een persoonlijk geloof kan vormen. De protestantse kerken bezitten geen algemeen bindend gezag waaraan zij moeten gehoorzamen en dat hen leidt. De verschillende protestantse confessies en ketterijen geven zichzelf de naam van kerk zonder dat zij nochtans het fundamentele karakter van deze goddelijke inrichting bezitten. Haar leiders menen dat het mogelijk is alle protestantse richtingen te verenigen op grond van een dogmatische basis, die door allen aanvaard moet worden. Deze basis is het geloof in Christus als God en als Zaligmaker, doch zij maken geen melding van de H. Drievuldigheid, de ware God van de Christenen’Ga naar voetnoot4). In zich is deze motivering zeer zwak, zij verbergt een ontgoocheling waarvan men zich altijd bewust is geweest. Misschien is het juister te zeggen dat de Grieks orthodoxe hiërarchie zich tegen de protestantse meerderheid in de Wereldraad van kerken niet voelt opgewassen. | |
Reacties op het aangekondigde concilieWanneer men boven geciteerde verklaring bestudeert zou men tot de gevolgtrekking moeten komen, dat de Grieks orthodoxe kerk wel kan samenwerken met de katholieke kerk. De laatste bezit immers ten volle het criterium dat de synode toepaste om haar weigering voor samenwerking met de Wereldraad van kerken te motiveren. De katholieke kerk bezit een algemeen leidend gezag en het geloof in de Heilige Drievuldigheid. De eerste reactie van de kerk van Griekenland op de aankondiging van het concilie - toen men nog geloofde dat de Paus een herenigingsconcilie op het oog had - was een grote verwondering. Haar theologen menen dat de eeuw van de oecumenische concilies door de uitroe- | |
[pagina 834]
| |
ping van het dogma van de onfeilbaarheid is afgesloten. Professor Alivisatos gaf in de volgende woorden uiting aan zijn verwondering: ‘De opvattingen van de katholieke kerk en van de orthodoxe kerk over een oecumenisch concilie zijn geheel verschillend. Inderdaad, in de orthodoxe kerk is het oecumenisch concilie het hoogste kerkelijk gezag, in de katholieke kerk is het concilie slechts een raadgevend lichaam voor de Paus, wiens persoonlijk gezag geen ander boven hem kent. In de Paus concentreert zich het volle geestelijke gezag’Ga naar voetnoot5). De eminente professor van de theologische faculteit van Athene gaat in zijn oordeel nog verder; hij is van mening dat een oecumenisch concilie zelfs niet mogelijk is. Om werkelijk oecumenisch te zijn, zou het concilie alle christen-kerken moeten verenigen, want zo legt hij elders uit, noch de katholieke kerk noch de protestantse kerken zijn ooit door een oecumenisch concilie - d.w.z. een concilie dat als dusdanig door de orthodoxe kerk wordt erkend - veroordeeldGa naar voetnoot6). Michel Stroumboulis formuleert dezelfde opvatting in andere woorden, wanneer hij schrijft: ‘De bijeenroeping van het concilie heeft niet de draagwijdte van een oecumenisch concilie zoals wij die in het verleden gekend hebben. Een oecumenisch concilie in de ware en juiste betekenis van het woord kan niet door de Paus alleen bijeengeroepen worden. De hoofden van de verschillende christen-kerken moeten dit gezamenlijk doen’Ga naar voetnoot7). Gelukkig zijn deze stemmen maar uitzondering, over het algemeen heeft het Griekse volk de aankondiging van het concilie gunstig onthaald. Men is meer geneigd aan te nemen dat de eenheid der christenen geen utopie is; het probleem der eenheid houdt meer en meer de geesten bezig. Professor Alivisatos, die wij zo juist citeerden, gelooft zelfs dat de eenheid reeds in staat van verwezenlijking is. Geen enkele kerk, zo verklaart hij, is in staat zich tegen de stroming, die ons naar de oplossing van het probleem der eenheid leidt, nog te verzettenGa naar voetnoot8). En toch moet zijn verwachting, zoals nog duidelijk zal worden, met een korreltje zout genomen worden. Een hereniging tussen de twee grootste kerken, de kerk van Rome en de orthodoxe kerk, zou volgens hem alleen maar mogelijk zijn ten koste van grote offers van de kant van de katholieke kerk. Welke die offers zijn, die Rome zou moeten brengen, is heel eenvoudig. De orthodoxe kerk heeft de leer van Chris- | |
[pagina 835]
| |
tus, van de Apostelen, van de kerkvaders en van de eerste algemene concilies ongeschonden bewaard. Rome is er van afgeweken. Christus heeft het bestuur van zijn kerk niet alleen aan Petrus toevertrouwd maar aan het college van Apostelen. Rome is van de rechte weg afgedwaald omdat het aan de kerken van het Westen zijn leer van het algemeen leergezag van de Paus heeft opgedrongen. Wanneer Rome nu werkelijk de eenheid onder de christenen wil herstellen, dan zal het op zijn schreden moeten terugkomen en al de geloofspunten, die na de scheuring van 1054 zijn afgekondigd, moeten herroepen. Wij moeten de professor toch om zijn objectiviteit bijvallen, wanneer hij verder verklaart, dat de oproep van de Paus een dode letter zal blijven, omdat Rome niets aan zijn leer kan veranderenGa naar voetnoot9). Doch het is niet alleen de aankondiging van het concilie die de gemoederen in het Oosten in beroering heeft gebracht, de Paus had reeds eerder in zijn kerstboodschap over het herenigingsvraagstuk gesproken. Afgaand op sommige reacties in de Griekse pers zou men moeten aannemen, dat de Paus een persoonlijke boodschap aan de oecumenische patriarch heeft gezonden en dat deze hierop zou geantwoord hebbenGa naar voetnoot10). Het Griekse blad Athinaika schrijft omtrent deze uitnodiging: ‘De hereniging van de twee kerken kan verwezenlijkt worden. Hoe zal zij tot stand komen? Wij weten het niet, doch zij kan een werkelijkheid worden wanneer van beide zijden een goede wil bestaat’Ga naar voetnoot11). Een ander Grieks blad constateert bij deze gelegenheid, dat het tijd wordt de woorden door daden te vervangen. Rome zou er goed aan doen eerst zijn houding t.o.v. de Oecumenische Beweging te herzienGa naar voetnoot12). Professor Alivisatos van zijn kant geeft toe dat de uitnodiging van Paus Joannes XXIII aan patriarch Athenagoras meer is dan een beleefdheidsformule. Doch, werpt hij op, de afgrond tussen de twee kerken is zo breed en diep, dat alleen de gedachte eraan duizelig maaktGa naar voetnoot13). Eenzelfde geluid, alleen wat feller uitgedrukt, horen wij nog van Theodosios Sperantsas, de redacteur van het kerkblad Ekklesia: ‘De uitnodiging van de Paus aan de oecumenische patriarch heeft in ieder orthodox hart sympathie en begrip gewekt. De geest van eenheid in Christus is in de orthodoxe kerk altijd levendig gebleven en zij bidt dagelijks in | |
[pagina 836]
| |
de liturgie voor het herstel. Christus heeft één kerk gesticht en haar eenheid is gebaseerd op de beslissingen van de algemene concilies. Ongelukkigerwijze hebben er zich in de kerk afwijkingen voorgedaan doch de orthodoxe kerk heeft het geloof ongerept en ongeschonden bewaard. De kerk van Rome, die de erfgenaam is van de oude Romeinse geest, is van slecht tot erger vervallen. Zij heeft een menselijk verstand als een onfeilbaar criterium verheven en beschouwt haar geestelijke leider als een andere God op dezelfde wijze waarop in het oude Rome de keizers vergoddelijkt werden’Ga naar voetnoot14). | |
BesluitHet zal de lezers misschien al verwonderd hebben, dat wij tot nu toe slechts uitspraken van leken-theologen hebben geciteerd, alsof dezen alleen de houding van de kerk in Griekenland bepalen. Wij hebben echter reeds opgemerkt, dat een groot deel van de theologen van de kerk van Griekenland uit leken bestaat, zodat men moet verwachten, wanneer men met deze kerk in contact treedt en een gesprek wil beginnen over dogmatische, juridische of morele kwesties, met leken te doen te krijgen. Toch zijn er wel enkele stemmen opgegaan onder de Griekse geestelijkheid. De voornaamste is wel die van Mgr. Jakovos, Grieks-orthodox bisschop van Philadelphia. In het officiële blad van het oecumenisch patriarchaat, Apostolos Andréas, heeft hij een serie van vijf artikelen gepubliceerd, waarin hij zijn mening over het komende concilie en de hereniging uiteenzet. De inhoud van zijn artikelen is echter in hoofdzaak negatief en geeft ons geen enkel opbouwend element. Het is echter een vraag of de redactie van het blad de verantwoording van zijn artikelen aanvaardt. De schrijver ontkent niet dat God de afgescheiden kerken tot elkaar kan brengen en dat er in deze zin reeds veel is bereikt, doch Rome moet zich nog inschikkelijker tonen. Drie redenen staan op het ogenblik de hereniging nog in de weg en Rome is voor het voortbestaan van alle drie verantwoordelijk: het probleem van de Grieks-katholieken of van de geünieerden; het proselytisme of de zieltjesjagerij van Rome; de imperialistische tendensen van Rome. De laatste reden manifesteert zich vooral in de concordaten die Rome met sommige regeringen afsluit. Vreemd genoeg spreekt Mgr. Jakovos niet over leerstellige moeilijkheden tussen Oost en West, of het zou moeten zijn dat men de kwestie van het pauselijk primaatschap of de onfeilbaarheid moet zien tegen de achtergrond en in het kader van het Romeins imperialisme. Met betrekking tot het oecumenisch concilie meent hij, dat dit een interne aangelegenheid is van de | |
[pagina 837]
| |
katholieke kerk, waardoor dan de bepaling ‘oecumenisch’ komt te vervallen. Het concilie kan dan een uitnodiging zijn aan de orthodoxe kerken, in zoverre het zou aandringen op een nauwer contact tussen de theologen van de twee kerkenGa naar voetnoot15). Belangrijker in dezen is de verklaring van de oecumenische patriarch van Constantinopel, Zijne Gelukzaligheid Mgr. Athénagoras. In een serie artikelen in het Franse katholieke dagblad La Croix verklaart de hoofdredacteur Pater A. Wenger, Assumptionist, dat de oecumenische patriarch zeer welwillend staat tegenover de uitnodiging van de Paus om de eenheid onder de christenen te bevorderenGa naar voetnoot16). De patriarch verklaarde aan pater Wenger, dat hij zelfs bereid is om naar Rome te gaan en de Paus te ontmoeten, doch dan moet hij zeker zijn dat de hand die hij uitsteekt ook door Rome wordt aangenomen. Wat dit laatste nu betreft behoeven wij absoluut geen vrees te hebben. Paus Joannes XXIII heeft een te lange ondervinding van het Oosten om niet te begrijpen hoeveel het de oecumenische patriarch moet kosten om deze stap te zetten. Een ander hoopvol teken is wel, dat de lange lijst van klachten en beschuldigingen tegen Rome, die in het verleden bij iedere gelegenheid werd herhaald, aanzienlijk is geslonken en is teruggebracht tot het primaatschap en het onfeilbaar leergezag van de Paus. Wanneer wij er dan aan denken dat patriarch Anthimius VII zestig jaar geleden de verzoenende hand van Paus Leo XIII afwees en een gesprek met Rome weigerde, dan kunnen wij alleen maar zeggen, dat er de laatste jaren veel in het Oosten is veranderd. Misschien zal Paus Joannes XXIII de vruchten oogsten van wat zijn voorgangers hebben gezaaid, want een ander is degene die zaait en een ander die maait. |
|