Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 770]
| |
Letterkundige kroniek
| |
[pagina 771]
| |
de lezer zal eerst bij een tweede lezing zich in de roman thuis voelen en de symboliek van natuur en mensen, van lotgevallen en gebeurtenissen ondergaan. Ook de theorieën en beschouwingen, zoals die in de latere romankunst voorkomen, passen organisch in het geheel. Kunst is voor Pasternak iets begrensds en geconcentreerds. Elk kunstwerk is in een beginsel gefundeerd dat uit eigen kracht een bijzondere waarheid voortbrengt. ‘Ik heb de kunst nooit als vorm beschouwd, doch als een verborgen en geheimzinnig element der werkelijkheid die haar inhoud uitmaakt.... Kunst is de idee, de schouwing van het leven. Als er maar iets daarvan in het werk ingaat, verliest al het andere zijn betekenis voor dit element, dat zich als de ziel, het wezen en de grondslag van het geheel openbaart.... Het zijn juist de alledaagse dingen die magisch werken wanneer een genius ze aanraakt’Ga naar voetnoot2). Pasternak heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Aanvankelijk huldigde hij de literaire mode en wilde vóór alles origineel zijn, vergetend dat het woord ook zonder opsmuk iets betekenen kan. Hij ontworstelde zich aan de invloed van Majakowski en leerde alle effectbejag vermijden. Hij begon een ingehouden, bescheiden, eenvoudige stijl na te streven in plaats van zijn vroegere luidruchtigheid en breedsprakigheid. In het dichten begint de taal zelf, om zo te zeggen, te denken en voor de mens te spreken. Zij wordt muziek in de vaart van haar innerlijk uitstromen. Het ideaal der taal bestaat voor hem in de hoogste onopvallendheid en verstaanbaarheid zó, dat de lezer vergeet dat er een taal is en dat als het ware de beelden en voorstellingen vanzelf in hem ontstaan, zonder hulp van buiten. Dit wil niet zeggen dat Pasternak een tijdloze, naïeve kunst aanbeveelt. ‘Het ordeloze opsommen van uiterlijk onverenigbare dingen en begrippen.... zoals de symbolisten, Block, Verhaeren en Whitman te zien geven, is geen stilistische willekeur. Het is een nieuwe weergave van indrukken, die onmiddellijk uit het leven en uit de natuur voortvloeien. Zoals deze dichters series beelden langs ons heen doen gaan, zo trekt een drukke stadsstraat, einde 19de eeuw, aan ons oog voorbij en drijft de mensen, voertuigen en wagens voort, die in onze eeuw afgelost werden door elektrische trams en metro's. Hier is geen plaats voor een pastorale. Haar valse eenvoud is literair bedrog, een fenomeen, dat niet uit de werkelijke natuur doch uit de academische boekenkast stamt. De levende en door het leven gevormde taal.... is de taal der steden’. Uit deze citaten blijkt wel dat Pasternak zijn werk met grote verantwoordelijkheid geschreven heeft. Dokter Zjiwago is niet een boek dat snel ontstaan is uit vaardigheid en fantasie, doch een kunstwerk van hoog gehalte, waarin epiek, lyriek en dramatiek zijn ineengevlochten. Nog een enkel woord over de beeldspraak. Pasternak put vooral uit de natuur, die hij met ongewone pracht weet voor te stellen. Er is gezegd dat hij de drukkende, vijandige natuur zou bevoorkeuren. Dat is niet juist. Lente en zomer weet hij even volmaakt weer te geven. Doch de natuur is bij hem steeds de afbeelding der geestelijke mensenwereld. Ook hierin verschilt hij van Sjolochow. Voor deze zijn de natuur, de stille Don, het steppenland enz. meestal het beeld van het eeuwige, onveranderlijke. Zijn natuurschilderingen doen soms aan alsof ze er niet bij hoorden, terwijl bij Pasternak mensen en natuur overeenstemmen en het mensenlot verzinnebeelden. | |
[pagina 772]
| |
De inhoud van het boek is moeilijk weer te geven. Het begint in 1903 met de begrafenis der moeder van de kleine Joera, die verder door zijn oom, een gewezen priester, wordt opgevoed. Het boek eindigt met zijn dood in 1929, als Dokter Zjiwago, zonder familie en zonder vrienden, te Moskou als ondergedokene leeft en op straat bezwijkt aan een hartaanval. Zijn jeugd is tamelijk gelukkig. Tot zijn vrienden behoren twee latere universiteitsprofessoren, een jongen uit een arm gezin, Tonja de dochter uit een welgestelde familie, en Lara die hem bijzonder boeit. Lara trouwt echter de arme Antipow, terwijl hij Tonja huwt. Joera wordt dokter, blijft in de eerste oorlogsjaren nog in Moskou, wordt door jaloerse collega's uit het lazaret gestoten, en komt aan het front, dat aan het instorten is. Hier vindt hij Lara terug als verpleegster. Hij onderdrukt zijn liefde en blijft Tonja trouw. Terug in Moskou lijdt hij koude, honger en angst voor de vervolging, die de intellectuelen bedreigt. Tonja is ontevreden, daar hij droomt en zich niet druk maakt over de dag van morgen. Op haar aanraden besluiten zij naar de geboortestreek zijner familie te trekken. Daar, in Warykino, is het niet veel anders dan in Moskou. De revolutie is er zelfs radicaler, daar de mensen er ernstiger zijn dan in de oppervlakkige grootstad. Ook treft hij hier Antipow weer, de man van Lara, die onder de naam Strelnikow als oorlogscommissaris der Roden een hard regiem voert. Hij ziet ook Lara weer en nu ontvlamt de liefde, die hen bijeenbrengt. Zjiwago zou zich los willen rukken en Tonja alles opbiechten, doch hij wordt door de tegenrevolutionairen ontvoerd. Eerst jaren later kan hij ontvluchten en hoort dan in Warykino dat zijn familie naar Moskou teruggekeerd is. Daar ervaart hij dat zij met anderen geëmigreerd is. Hij gaat terug naar Warykino, leeft met Lara en wordt door Strelnikow gesteund. Plotseling duikt de advocaat Komarowsky op, die de dood van Zjiwago's vader op zijn geweten heeft, vroeger Lara verleid heeft en nu Zjiwago en Lara redden wil. De Sovjets hebben hem met een opdracht naar de grenzen van Siberië gezonden. Lara gaat mee, doch Zjiwago blijft achter. Strelnikow bezoekt hem in zijn schuilplaats, vertelt hem zijn leven, hoort van Zjiwago's liefde voor Lara, die hij uit politieke voorzichtigheid nooit bezocht heeft, en schiet zich dood, daar de moordenaars hem op de hielen zitten. Zjiwago keert te voet naar Moskou terug en leeft verder als ondergedokene, geestelijk en lichamelijk gebroken. Hij leeft met de dochter van zijn vroegere butler en heeft twee kinderen bij haar. Op een zekere dag maakt hij zich vrij en zijn halfbroer belooft hem weer een artsenbestaan te bezorgen. Dan treft hem de dodelijke hartaanval. De uit Siberië teruggekeerde Lara zoekt en vindt de dode. Kort daarop wordt zij gevangen genomen en sterft in een concentratiekamp in het Noorden. Willen wij de roman ten volle waarderen, dan moeten wij allereerst over zijn politieke instelling spreken. Pasternak noemt als revolutietypen de naïeve idealisten uit hogere kringen, de gluipers en de koude egoïsten. Hij laakt de onoprechte, holle breedsprakigheid. In de revolutie komen de valse persoonlijkheden naar voren, wier roem en glans verbleekte. De revolutionairen hebben steeds met machines geleefd en werden even koud en gevoelloos als die machines. De revolutie bracht onrecht en leugen in Rusland. De wortel van het kwaad was het verlies van het geloof aan de waarde der eigen mening. Elke revolutie doorloopt twee fasen; de eerste is de triomf van het verstand, van de kritische geest, van de strijd tegen vooroordelen; dan volgt de overmacht der indringers, der huichelachtig sympathiserenden met hun haat en hun intrigen. Wij staan, zo citeert Pasternak Belyj, op het toppunt ener periode, die door de triomf van het materialisme de | |
[pagina 773]
| |
materie in heel de wereld vernietigd heeft: niets te eten, niets te kleden, niets tastbaars rondom. Men ziet, Pasternak schuwt de kritiek op de revolutie niet, ook al wordt de revolutie slechts terloops bespoken. Doch het zijn voor hem slechts de begeleidverschijnselen ener historische beweging, die noodzakelijk was om het heilloze Rusland der Tsaren te saneren. Men moet haar trouw blijven; tenslotte zal zij haar ware grootheid tonen. Het ten einde toe doorvoeren der dingen is iets oer-Russisch. De Rus heeft een voorliefde voor het buitengewone; alles moet boven zich zelf uitgroeien om tot zich zelf te komen. Zjiwago blijft zijn land trouw en denkt er niet aan te emigreren, want al deze schaduwzijden raken niet aan de eigenlijke levensvraag. Dat is de idee van de vrije mens. Daarmee verlaten wij het onmiddellijk politieke gebied, ofschoon ook de staat daarmee te maken heeft. Joera wordt door zijn oom opgevoed, die het priesterkleed afgelegd heeft en atheïst geworden is. Oom Kolja is een vrijgeest, die de aristocratische zin voor de gelijkheid aller mensen bezit. Men moet zijn ideeën trouw blijven zonder zich door anderen te laten meeslepen. Men moet ook Christus trouw blijven, niet in religieuze zin, doch de mens die de twee hoogste moderne ideeën belichaamd heeft: de vrijheid der persoonlijkheid en de voorstelling van het leven als offer, overgave en liefde. Vele communisten lopen gevaar het leven, dat in de vrijheid van de enkeling wortelt en zich in liefde met de medemens verbindt, door de abstracte idee te vervangen en dood te drukken. Het best constateert Zjiwago dit aan zijn jeugdvriend Antipow-Strelnikow. Hij was een persoonlijkheid, een heldere kop en had gevoel voor zuiverheid en gerechtigheid, maar het ontbrak hem aan grootmoedigheid en hart. Hij wordt het slachtoffer van zijn eigen abstracte ideeën; slechts door zelfmoord ontkomt hij aan zijn vervolgers. Zjiwago zelf heeft iets van Oblomow, die in menselijkheid en goedheid het hoogste ziet, die liever verdraagt dan handelt. Hij verfoeit grote woorden; het werkelijk grote hangt af van kleine daden. Hierin lijkt Lara op hem. Als zij voor zijn lijk knielt, wordt zij zich de innerlijke harmonie als haar levensprinciep bewust. De beginselen van een valse cultuur der gemeenschap, overgebracht op de politiek, waren in haar ogen erbarmelijk en onverstaanbaar. ‘Nu zijn wij weer verenigd, Joerotsjka. God wilde dat wij elkaar in deze omstandigheden zouden terugzien.... Het raadsel des levens, het raadsel des doods, de betovering van het genie.... dat alles hebben wij begrepen. Wat echter de onbelangrijke dingen des levens, de omvorming van de aardbol b.v. betreft, wij betreuren dat dit niet onze zaak is. Vaarwel, gij, mijn grote, mijn trots, mijn geliefde, vaarwel, gij mijn snel vlietende stroom’. Terecht hebben daarom de meeste recensenten op de roman als mensenstem, op Zjiwago zelf als overlevende mens gewezen. Volgens de Neue Zürcher Zeitung bewees deze roman dat de politiek niet de hoogste maatstaf onder de menselijke waarden en verhoudingen is. ‘De politieke zin van Dokter Zjiwago inzover men daarvan spreken kan, ligt in de onbevangenheid, waarmee de niet politieke menselijke waarden naar voren gebracht worden. Tot deze onbevangenheid behoort het ontbreken van elke polemische kramp en de mate, waarin een dergelijke olympische onbevangenheid een Russisch dichter in deze jaren mogelijk was, grenst aan het wonder’Ga naar voetnoot3). Denis de Rougement heeft Dokter Zjiwago met twee andere romans als een | |
[pagina 774]
| |
nieuwe gedaante van Tristan, als getuige voor de roman der amour-passion, gekenmerkt. De hartstocht breekt bij hem door en heeft zijn eigen recht. Voor Pasternak is ongetwijfeld de liefde tot de medemens en ook de liefde tot de vrouw de hoogste menselijke gave. De katholiek zal het stoten dat Zjiwago tenslotte toch zijn vrouw Tonja ontrouw wordt en later met Lara gaat samenleven. Daarna leeft hij met Marina, de dochter van zijn vroegere butler. Dit strookt niet met de christelijke moraal en is in tegenspraak met het wensbeeld, dat wij ons van de ernstige, diep en rechtvaardig voelende Zjiwago en zijn schepper vormen. Men zou kunnen veronderstellen dat ook Pasternak zelf huwelijksmoeilijkheden gehad heeft. In zijn autobiografie spreekt hij van zijn gezellin, die later zijn tweede vrouw werd. De waarheid is dat Zjiwago Tonja oprecht liefheeft, dat hij bovenmenselijke pogingen doet Lara niet lief te hebben, zoals hij aldoor tracht niet slechts zijn familie, doch alle mensen liefde te bewijzen. Zowel hij als Lara zijn zich het onrecht bewust en komen steeds met onrustig geweten bijeen. Eerst later, als zijn vrouw geëmigreerd is, vervalt alle reserve. Bovendien is Lara voor hem niet slechts dé vrouw, doch de belichaming van het moederlijke Rusland. De daarop volgende scheiding van haar geschiedt weer uit een besef van ongeordendheid. Dat hij, lichamelijk zwak en gebroken, door de jonge Marina wordt opgevangen en zich laat meeslepen, is begrijpelijk. Toch is hij niet geheel en al tevreden. Als hij weer van Tonja hoort, verlaat hij Marina en vraagt haar in een brief niet naar hem te zoeken. Hij wil in eenzaamheid zich op zijn leven bezinnen en later wellicht tot haar en de kinderen terugkeren. De kort daarop intredende dood lost de verwikkeling op. Men kan zeggen, dat toch de christelijke leer nog nawerkt. Zo is het ook gesteld met de religieuze wereld van Zjiwago. Als kind bidt hij tot God en voor Lara is de godsdienst innerlijke muziek die het leven dragelijk maakt. Later is Zjiwago een gelovig mens, die geboeid is door de liturgie. Over Christus spreekt Zjiwago's oom, doch niet als de Zoon Gods, maar als brenger ener hogere idee van de mens. Zo kan men het moeilijk geheel eens zijn met Zinaïde Sjakowskoy, als zij zegt dat de roman een diepere bekentenis tot Christus betekent. Toch zegt het iets, dat volgens haar de christelijke Russische lezers Pasternak en zijn boek als christelijk beschouwen. Pasternak noemt zich godgelovig, maar niet kerkelijk. Zijn gedichten behandelen bij voorkeur religieuze en christelijke personen en gedachten. Zijn dit slechts symbolen van een algemene godgelovige gezindheid? Pasternak schijnt zich over zijn verhouding tot God liever niet al te concreet uit te laten. Daar ligt ook niet het zwaarte- en geestelijk middelpunt van de roman. Dokter Zjiwago is, zoals de Neue Zürcher Zeitung schreef, ‘de grote Russische roman der vrijheid, de enig vrije en uiterlijk niet gecensureerde uitdrukking van een Russisch bewustzijn der periode’. De waardigheid van de mens, dat is het hoofdthema van het werk, van een groot kunstwerk. Pasternak zelf kan ons slechts hoogachting en eerbied afdwingen. Hij schrijft over zich zelf: ‘Ik houd van mijn leven en ben ermee tevreden. Ik heb geen aanvullend verguldsel nodig. Een leven zonder mysterie en verborgenheid, een leven in de spiegelglans van een étalage is voor mij ondenkbaar. Noodzakelijker dan het verkrijgen is het verliezen in het leven. Een tarwekorrel, die niet sterft, kan niet leven’. Daarin ligt ook onze hoop voor het Russische volk besloten. |
|