| |
| |
| |
Buitenlandse kroniek
Indrukken van Rusland I
H. Van Straelen S.V.D.
DE wereld wordt heden ten dage speciaal beïnvloed door twee reuzengestalten: Amerika en Rusland. De Amerikanen hebben het aanschijn der wereld veranderd door hun ondernemingsgeest, hun jeugdige vitaliteit, edelmoedigheid, charme en drukke lawaaiigheid, door hun zwier, optimisme, oppervlakkigheid, praktische zin en hun ‘hello-Joe!’-jovialiteit, door hun kauwgom, nylon, blue jeens en showcivilisatie. Maar nu zo langzamerhand ontdekken we de nieuwe gestalte van een andere reus, nu Rusland zich van zijn zwachtelen gaat ontdoen, zich uitrekt en als herboren zijn diverse produkten van geest, hart en handen voor ons ten toon gaat spreiden en we staan hoogstverwonderd over deze etalage. Natuurlijk blijven we stoer vasthouden aan onze democratische hiërarchie der waarden, maar toch beginnen we ons soms een beetje ongemakkelijk te voelen en zo langzamerhand iets te waarderen, waarvoor we vroeger nooit de moed hadden. We ontdekken een zekere glamour, een bepaalde charme bij filmsterren die zich niet opmaken en van de studio naar haar kinderen gaan of de tuin gaan bemesten. En we gaan wensen dat Marilyn Monroe, Brigitte Bardot en dozijnen van andere screen-prostituées naar het platte land gestuurd worden voor enkele jaren, om te spitten of om een tractor te bemannen in plaats van het hele Westen belachelijk en gedegenereerd te doen schijnen aan miljoenen Aziaten. We gaan Russisch studeren en willen Gogol, Poesjkin of Tolstoi in het oorspronkelijke lezen. We beginnen volgaarne onze attentie te schenken aan Russische heiligen, orthodox, geünieerd of niet. We gaan ons herinneren, dat de grote Franse historicus Tocqueville reeds in 1835 over Russen en Amerikanen schreef, dat ‘beiden door de wil van de Voorzienigheid zijn uitgekozen om de halve wereld mee op sleeptouw te nemen’. We vinden het wel gekleed staan om iets te weten van Russische componisten, acteurs, balletdanseressen, straalvliegtuigen,
spoetniks, maar vooral van het hedendaagse Russische volk en leven. We gaan naar Cook of Lissone en bespreken alvast onze volgende zomerreis, die naar Rusland gaat en alhoewel wij natuurlijk vasthouden aan onze gewoonten en zienswijze, toch durven we al schoorvoetend een zekere stoere degelijkheid bij het Russische volk te prijzen en de totaal onerotische bedding waarin de Russische levensstroom zich voortstuwt, en we vragen ons verwonderd af hoe dat toch allemaal mogelijk is. Een hele generatie, die het Rusland der tsaren nooit gekend of geheel vergeten heeft, begint zich nu te realiseren, dat aan onze Oostgrenzen niet alleen een reus van een beer op de loer ligt en wiens klauwen weleens konden uitschieten en waarvoor we steeds moeten oppassen, maar dat er ook een flink, vriendelijk en moreel vrij gezond volk woont, dat geen missieland is, maar nog heel wat christelijk geloof in zich draagt, dat nu dapper voorwaarts marcheert en onze welwillende attentie vraagt. Ladies en gentlemen, zijn we bereid die te geven?
De Russen bereikten de maan vóór ons en plotseling trekken alle wazige symbolen van dat reuzenland aan onze geest voorbij: kaviaar, wodka, komsomol, Peter de Grote, Catherina en de Romanoffs, Witrussen en Georgiërs, Tschaikowsky, Strawinsky en Prokovieff, Bolshoi, Spoetnik, Opstanding en De Idioot, vrouwelijke discuswerpers, schaakspelers, Iwan en Tatiana. Al die caleidoscopische beelden passeren onze geest, in allerlei schakeringen vallen de kleuren naar
| |
| |
beneden en als we ophouden met draaien, zetten de stukken, brokken en scherven zich vast in één beeld en we zien daarin dan niet meer de Verenigde Sovjet-republieken, maar Matuschka Rossia, Moedertje Rusland, dat de overgangsjaren juist achter de rug heeft en nu als herboren, jong, blozend en krachtig voor het wereldtoneel verschijnt.
Zo zag ik Rusland, dus anders dan de gewone propaganda (hetzij van Oost, hetzij van West), die toch wel heel erg eentonig wordt en die we zo langzamerhand als verkalkt terzijde moeten schuiven; ik zag het dus niet alleen als een goddeloos land, waar geen kerken meer zijn, waar alleen terreur heerst en waar niemand zich vrij kan bewegen, maar meer als een land vol van uiterst vriendelijke mensen, die moreel een vrij goede indruk maken.
Is deze ‘new look’ wel echt of is dat een propagandastunt? In zoverre het de Russische mens betreft, heb ik de indruk, dat een en ander wel echt is. Wat het systeem of de partij betreft, moeten we natuurlijk uitermate voorzichtig zijn. Berdjaëf, de grote Russische denker, die zich altijd ver heeft gehouden van de gebruikelijke goedkope kritiek, zoals men die in het Westen en vooral in Amerika vindt, waarschuwt ons met te zeggen dat ‘zo de rode autoriteiten in politieke zaken ook al plooibaar mogen zijn, in geestelijke zaken weten ze van geen wijken. Daar is een punt, waarin het communisme nooit zal veranderen, ja waarin ze fanatiek zijn en geen enkele concessie dulden. Dat is het domein van wereldbeschouwing, van filosofie en derhalve ook van godsdienst. Het zal veeleer gebeuren dat de Sovjet-regering het kapitalisme in ere herstelt dan dat het vrijheid zou verlenen een geestelijke cultuur te scheppen’. Het zijn inderdaad waarschuwende woorden, maar ook deze gelden m.i. enkel voor het systeem, niet voor de Russische mens die me vrij open tegemoet trad en die me gunstig beïndrukt heeft en van die impressies wil ik er hier enkele meedelen.
Allereerst heeft de jeugd op mij een frisse indruk gemaakt. Ik heb lagere en middelbare scholen, benevens Ruslands grootste universiteit bezocht. De eerste zien er goed uit (op het platteland moet dat heel wat minder zijn) en zijn natuurlijk allemaal gestandariseerd. Overal dezelfde curricula, dezelfde boeken, dezelfde pedagogische techniek, en dit hebben ze niet alleen gedaan omdat het meer efficiënt of economisch is, maar ook opdat de kinderen er geen nadeel van zouden ondervinden, als de ouders naar andere streken moeten trekken, hetgeen dikwijls gebeurt. De kinderen kunnen dan direct aansluiten of ze nu naar Novgorod, Novosibirsk, Belogorsk, of Krasnogorsk trekken, plaatsen die duizenden kilometers van elkaar verwijderd liggen. De kinderen werken hard zowel op school als door het vele huiswerk dat ze steeds opkrijgen, en in dit opzicht steken ze gunstig af bij vele van hun makkertjes uit kapitalistische landen.
De kinderen zien er verder goed gevoed uit en vertonen nergens die ballonachtige opgeblazenheid die men zo dikwijls in Amerika aantreft door het eindeloos gesnoep dat daar zo frequent is. Ze zijn ook goed gekleed, wat men van de grown-ups niet bepaald zeggen kan, en maken een blijde indruk. De jongens dragen veelal witte platte boordjes en hebben dezelfde grijze pakjes aan als in de tsarentijd. De meisjes dragen veel vlechten, zijn dikwijls bruin gekleed met lichte schortjes erover. Ik weet niet of het alleen iets persoonlijks is, maar wat mij erg opviel is de houding van de kinderen op school en op straat. Ze lopen en zitten er keurig netjes bij. Als men b.v. in Amerikaanse of Canadese scholen komt, en je ziet daar die kinderen er zo bij hangen, en hoe ze als-het-ware uitrekenen om een stoel of bank zo lui mogelijk te exploiteren, dan geef ik toch de
| |
| |
voorkeur aan de houding van die Russische kinderen die toch niets militairs of strams over zich heeft.
Hun eerbied voor de ouders is ook zeer markant. Geen ‘helo pop’ of ‘helo mom’ in Rusland. De kinderen maken als het ware de indruk tot een geprivilegieerde klas te behoren en men kan goed begrijpen, dat die youngsters van jongs af het sociale systeem waarderen en daarmee zeer tevreden zijn. In latere jaren wordt dat dikwijls anders. Ze zijn ook uitermate leergierig en wel zó, als ik het nergens ter wereld aangetroffen heb. Schoolgeld wordt er niet betaald, maar wel voor de boeken en de warme schoollunchen. Dat kinderen van school weggestuurd worden, komt praktisch niet voor. Waar zouden ze naar toe moeten? Er zijn geen private scholen.
Mijn bezoek aan het ‘Paleis der Pioniers’, waar de kinderen eruit zagen als boy-scouts en girl-scouts, gaf me iets heel moois te zien. Zwermen van kinderen, allen even fleurig gekleed. Ze leggen allen een soort gelofte af, zoals men doet bij de boy-scouts in het Westen, maar reeds op deze tijd begint langzaam de rode indoctrinering. Ondanks dat krijgt men niet de indruk dat de jeugd onder een ijzeren discipline leeft. Ze zijn natuurlijk niet zo vrij als in Angelsaksische landen, maar dat lijkt me geen nadeel. Het Russische kind, net als het Japanse, heeft er niets op tegen krachtig geleid te worden, als de leiding tenminste maar één lijn volgt en eenzelfde richting uit blijft gaan. Veranderen of omzwenken doen de Russische kinderen, zoals kinderen waar ter wereld ook, zeer ongaarne. Dat kunnen ze noch intellectueel, noch emotioneel verwerken.
Toen ik in Rusland was, werden juist de nieuwe gedragsregels voor schoolgaande kinderen gepubliceerd. Die regels combineren wat Marxistische ideologie, patriotisme en humanisme, en hebben deels wat weg van de gedragsregels van boy-scouts. Als de kinderen die nieuwe gedragslijn volgen, zullen ze waarschijnlijk toch wel tot mannelijke, energieke en arbeidzame mensen opgroeien, die respect hebben voor autoriteit, goed voor hun gezondheid zorgen, gevoelig zijn voor eigen en andermans fouten, benevens vriendelijk en behulpzaam ten opzichte van zieken en ouden van dagen. Afgezien van de Marxistische ideologie dunkt me daar veel voor en weinig tegen te zeggen en ik zou het helemaal niet verkeerd vinden, als Amerikaanse of Nederlandse en Vlaamse kinderen enkele van deze injecties zouden krijgen. Mijns inziens kunnen ze daar heus wel wat van leren en een en ander zou hun gedrag alleen maar ten goede komen.
Deze nieuwe gedragsregels voor de schoolgaande jeugd zijn ingevoerd in plaats van die van 1943 en ze vertonen een lichte zwenking. ‘Ieder kind moet ijverig kennis vergaren en tevens ook praktische bekwaamheid. Ze moeten zich steeds goed gedragen om later welopgevoede, gecultiveerde burgers van de Sovjet-staat te worden’. De nadruk op dat gecultiveerd zijn is me in Rusland bijzonder opgevallen. Ieder ogenblik hoorde ik dat woord ‘koeltoera’ of ‘nekoeltoernie’. Je leest het in de kranten, men hoort het in de radio, men ziet het in de films, hoort het in lezingen, alsook in de gewone conversatie. Herhaaldelijk vertelden me verschillende gidsen, waaraan ik was toevertrouwd: ‘Dit of dat vinden we ongecultiveerd. Dat is misschien goed voor westerlingen, maar wij vinden dat misstaan’. En dikwijls was ik het met hen eens ook. Toch maakt het soms wel de indruk dat een en ander wat te ver is doorgedreven of opgeschroefd. Zou het wellicht komen dat het als een soort compensatie moet dienen voor het feit, dat ze er officieel geen godsdienst op na houden? Hun overdreven luxueuze, ja paleisachtige ondergrondse van Moskou en speciaal die van Leningrad dienen
| |
| |
natuurlijk als een showpiece van hun ‘koeltoera’. Dat het centraal postkantoor van Moskou leren clubfauteuils heeft voor de mensen die daar willen schrijven, is natuurlijk een triomf van hun ‘koeltoera’. Geen speciale attenties a.u.b. in het openbaar tussen de beide seksen, want dan komt men te kort aan ‘koeltoera’. Op een fabrieksmuur leest men b.v.: ‘Towaritsj (kameraad manager) zorg a.u.b. voor de koeltoera op het fabrieksterrein’. Al dergelijke dingen staan ‘nekoeltoernie’, ongecultiveerd, en werpt een smet op de ‘Sovjetskaya koeltoera’.
Maar laat ik terugkomen op die leefregels, die sterk geconcentreerde studie, regelmatig schoolbezoek, vlijtig huiswerk en het naleven van een vaste dagorde voorschrijven. De kinderen wordt verder aangeraden actief deel te nemen aan de selfservice, waaronder het schoonhouden der klaslokalen en dergelijke karweitjes vallen. ‘Gedraag je op straat en andere publieke plaatsen bescheiden en netjes. Draag nette kleding en gehoorzaam stipt aan de verkeersregels. Wees beleefd en attent ten opzichte van kleine kinderen, zwakken en zieken; sta aan ouderen steeds je plaats af (in Japan is het net omgekeerd). Laat hen voorgaan en wees tot iedere hulp bereid’. De schoolkinderen wordt verder aangemaand ‘altijd eerlijk, oprecht, gedisciplineerd en goed georganiseerd te zijn, en hun onderwijzers goed tegehoorzamen’. En verder: ‘Gedurende de lessen moet men keurig rechtop zitten, goed luisteren naar al de verklaringen en zich met niets anders bezig houden. Zorg voor de eer van de school en van je klas, alsof het je eigen eer is’. De kinderen wordt verder voorgehouden ‘hun ouders te gehoorzamen, voor hun jongere broers en zusjes goed te zorgen en voor allen thuis altijd hulpvaardig te zijn’. Geen wonder dat de jeugd een prettige indruk maakt en dat de Russische kinderen later graag aan hun schooltijd terugdenken.
In de scholen kan men haast van een platenmanie spreken. In alle lokalen, in de gangen, overal waar maar een beetje vrije ruimte is, ziet men ze hangen, dikwijls in mooie kleuren, een of andere leer of voorbeeld predikend, dikwijls ook vol statistieken en met de stand van de laatste wedstrijd; ik bedoel hier geen sport, maar wedstrijden op het gebied van bepaalde prestaties en behaalde punten, aangeplante bomen, gerooide aardappelen enz. Dat wedstrijdgedoe, die zgn. sportieve concurrentie vindt men overal in Rusland, en Rood-China heeft het aardig nageaapt, zoals ik dat een tijd geleden in Shanghai duidelijk kon constateren: arbeiders of boeren concurrerend met de produktie van andere gelijksoortige fabrieken, communes of kolchozen. Mijn Engels-sprekende gidsen, zowel in China als in Rusland, hadden steeds woorden in hun mond als ‘Within two years, we 'll catch up with England, within five years we 'll surpass, overtake, exceed, outrank, beat, outstrip, outproduce the U.S.’. Ze hebben een hele vocabulaire van die woorden van buiten geleerd. Ditwijls reageerde ik met het korte slang: ‘So, what?’ Als men geen hogere idealen heeft, schijnt dat te moeten voldoen, en hier denkt men onwillekeurig aan de harde onthouding en training voor de ‘vergankelijke kroon’ waarvan St.-Paulus spreekt.
Dat gemeenschappelijk werken en optrekken der Russische schooljeugd verloopt in Rusland nogal gemakkelijk, tot op zekere hoogte tot aan het eerste universiteitsjaar toe. Maar dan begint toch ook in de Sovjet-Unie het individu op te komen, het zelfstandig denken en wil men van zich doen spreken, maar ja, dat gaat natuurlijk niet. Dit lijkt me ook wel de reden, waarom ik tijdens mijn Russische dagen zo'n groot verschil zag of althans meende te zien tussen de uiterst blijde jeugd en de afname van de levensvreugde als het 20ste jaar overschreden is. Dat constateerde ik al op de universiteit, waarover een volgende keer.
|
|