| |
| |
| |
Politieke kroniek
Brief uit het Midden-Oosten
O. Hendriks A.A.
GEDURENDE de eerste twee maanden van 1960 zijn wij, na een korte periode van betrekkelijke rust en hoop op een redelijke normalisatie der toestanden, teruggevallen in de oude Arabische chaos: sommige pessimisten beweren zelfs, dat wij sinds 1951 geen vorderingen hebben gemaakt. De huidige situatie wordt dan ook donker ingezien: de oorlog wordt feitelijk alleen verhinderd door de ontspanning in het Westen, doch daarom blijft de druk hier des te zwaarder door een gedurige oorlogsdreiging. Ik zou u wel twee brieven kunnen schrijven over de verschillende gebeurtenissen, welke de Arabische politiek in januari en februari hebben gekenmerkt, vooral daar deze feiten belangrijk zijn voor de toekomst.
In Irak herstelde Kassem de vrijheid voor de politieke partijen, op voorwaarde, dat deze op republikeinse en democratische leest geschoeid zijn, en de nationale eenheid en veiligheid niet in gevaar brengen. Opmerkelijk is, dat de nationale communistische partij wel erkend is, en niet de internationale, welke direct van Moskou afhangt. De Baath-partij is hier ook uitgesloten, gelijk in Syrië.
Deze politieke vrijheid tekent zich sterk af tegen de gelijkschakeling in Syrië, welke steeds verder wordt doorgevoerd, niettegenstaande de herhaalde beloften van een grotere autonomie. Nu de Baath-partij opgeheven is, zoekt men de verspreide tendensen op te vangen in de Nationale Unie, de enige politieke partij, welke nooit een integrerend deel van de bevolking is geweest. Twee Syrische banken (Nationale Bank en de Misr) zijn reeds genationaliseerd: de salarissen van de staatsambtenaren, politie en militairen zijn teruggebracht op die der Egyptenaren, ofschoon de levensstandaard in Syrië veel hoger ligt.
Het bezoek van Nasser aan Syrië, bij gelegenheid van de tweede verjaardag der Verenigde Arabische Republiek (22 februari), staat in het teken van de oude negatieve houding tegen het imperialisme, Irak, Israël en het Westen, dat Israël ondersteunt. Feitelijk is hij gekomen om de Syrische zaak voor de zoveelste maal te redden, want de onderneming van Amer schijnt mislukt te zijn: Saraj, de enige die nog overblijft van de Baath-partij, is regent geworden en schijnt alles in handen te hebben. Na twee jaar samenleving is de unie tussen Syrië en Egypte nog geen werkelijkheid geworden.
De voornaamste gebeurtenis van deze maanden is echter de felle herleving van de strijd tussen de Arabische landen en Israël. Vele factoren hebben daartoe aanleiding gegeven, en niet het minst Israël zelf, dat zo spoedig mogelijk een oplossing wenst van het conflict, waarvan het probleem der Palestijnse vluchtelingen een belangrijk onderdeel vormt. Daar het plan-Hammarsjkoeld, Amerika, de Unwrra en zelfs Egypte naar een oplossing van het probleem der vluchtelingen stuwden, wilde Israël de geheel onhoudbare situatie forceren door de aankondiging van de herneming van de besproeiingswerken met het water van de Jordaan. De reactie bleef niet uit: onder leiding van Nasser besloten de Arabische landen tegenmaatregelen te nemen en kwamen in het kader der Arabische Liga te Caïro bijeen (8-13 februari). Deze vergadering is een grote mislukking geworden, én door de afwezigheid van Tunis en Irak, én door de sterke onenigheid tussen
| |
| |
Jordanië en Egypte in verband met het scheppen van een onafhankelijke Palestijnse staat. Nasser heeft wederom bakzeil moeten halen door de standvastige houding van koning Hussein, die Jordanië als het vaderland der Palestijnse vluchtelingen aanbiedt, en op het laatste ogenblik steun is gaan zoeken bij koning Seoed. Uit vrees voor een conflict hebben de Arabische staten geen directe tegenmaatregelen durven nemen door de omlegging van de Hasbani-rivier in Libanon en van de Banias-rivier in Syrië: zij zijn teruggevallen op hun oude uitputtingssysteem, dat gebaseerd is op het Arabisch geduld. Zodra Israël het werk herneemt, vallen zij aan, en gaan ondertussen door met Israël te verstikken. Doch dit politiek geduld, dat volgens hen de hoogste wijsheid is, gaat op een zeker moment te ver, het wordt stompzinnigheid en leidt tot een uitbarsting.
Libanon heeft gedurende deze maanden op het gebied der buitenlandse politiek weinig gepresteerd. De minister van buitenlandse zaken stuwt het land meer en meer in het zog van Nasser, en heeft daarom niet kunnen bemiddelen tussen Kassem en Nasser, en men heeft koning Hussein, die steun kwam zoeken, afgewezen. Alle aandacht is hier gevestigd op de binnenlandse politiek, welke zich versterkt door de verschillende hervormingen. De moeilijke kwestie van de politieke hervorming door de verandering van de kieswet is nu gaande. Wellicht zullen er in mei algemene verkiezingen plaats hebben.
In deze wirwar van onenigheid mag men de andere grote gebeurtenissen niet vergeten, welke de activiteit der Arabische landen weergeven. Er is reeds genoeg geschreven over de Sad-el-Ali-werken (Assoean-dam), het bezoek van Mohammed V, koning van Marokko, aan de Arabische staten om tot een grotere samenwerking te komen, Nasser heeft ook grote werken in Syrië aangekondigd. Wanneer de Arabische staten, inderdaad, rustig en positief hun politieke eenheid en welvaart zouden willen opbouwen en afzien van hun steeds negatieve houding, dan konden zij iets machtigs verwezenlijken, niettegenstaande de achterlijkheid van de overgrote massa. Er is een enorme rijkdom, van alle kanten stroomt hulp binnen op financieel en technisch gebied: in een land gelijk Libanon, met nog geen twee miljoen inwoners, keurt de kamer zonder enige discussie een begroting van 221.235.000 LL goed. Ook zou de Arabische eenheid gemakkelijker te verwezenlijken zijn, wanneer er minder conferenties gehouden en slechts praktische maatregelen genomen werden voor de handel, het reizen, enz. De overeenkomst, welke enige maanden geleden de moeilijkheden tussen Syrië en Libanon heeft geregeld, is nog niet geratificeerd, nog minder toegepast. De Arabier denkt slechts aan zich zelf, en tracht de anderen zo veel mogelijk te benadelen in het privé-, nationaal en internationaal leven: het is opmerkelijk hoe zij elkander verachten, en het ene land met minachting op het andere neerziet.
In deze constellatie van pas ontluikende nationale krachten, waarin de grote massa niet alleen materieel, maar vooral geestelijk onderontwikkeld is, spelen de onbewuste gevoelens een grote rol. De politieke mystiek van de Islam beweegt nog de massa en stuwt haar ongemerkt in verschillende richtingen.
Ofschoon de politieke invloed van koning Seoed de laatste twee jaar verminderd is door de mislukking van de Amerikaanse politiek (plan-Eisenhower) en de felle aanvallen van Nasser, blijft de dynastie van Saoedi-Arabië in de ogen der Arabieren de bewaakster van het heiligdom van Mekka. De economische ontwikkeling is de laatste jaren sterk toegenomen, doch het land blijft in alle sectoren onderontwikkeld: de koning met al zijn rijkdom heeft het grootse werk van zijn vader Abdullah niet voortgezet. Schrijvers, zoals H. St. John B. Philby,
| |
| |
hebben dan ook een scherpe kritiek geleverd op de corruptie van het huidige regiem: Fayçal, de broer van de koning en eerste minister, is niet bang geweest het mes in de wonde te zetten. En toch oefent Saoedi-Arabië een invloed uit; niet dat het de Arabische politiek beheerst (ofschoon dit ieder ogenblik kan veranderen), maar het schept een evenwicht, of liever het bezit een kracht, waarmee de Arabische leiders rekening moeten houden, vooral daar deze kracht sterk gericht is op de vereenzelviging tussen Islam en Panarabisme. Nasser heeft zijn aanvallen tegen koning Seoed moeten staken en is nu weer met de koning verzoend. De oud-groot-Mufti van Jeruzalem, Hadj Amin Al Husseini, vijand nummer 1 van Engelsen en Sionisten, die kort geleden in ongenade bij Nasser gevallen is, heeft onmiddellijk zijn toevlucht bij koning Seoed gezocht. Deze ondersteunt echter zijn plan niet om de vriendschap met Amerika en Egypte te bewaren. Doch koning Hussein, die geen steun vond in Libanon, is op de vooravond van de vergadering der Arabische Liga naar Riad gegaan, en vond hulp bij koning Seoed, ofschoon het plan van Jordanië tegen Nasser en de Amerikanen was.
Nog sterker is de aantrekkingskracht of mythe van Bagdad. Het kalifaat van Bagdad omsluit nog steeds de Arabische landen met zijn mystieke banden. Het keert steeds terug, hetzij in de politiek van de ‘vruchtbare halve maan’ (unie of federatie van Irak, Syrië, Jordanië en desnoods Libanon), welke verdedigd werd door Noury Said en nu door Kassem, hetzij in de mythe van Saladijn, welke nu herleeft. Vanuit Bagdad begon Saladijn zijn verovering van Syrië en Egypte. Het is een feit, dat Syrië zich meer aangetrokken voelt door Irak dan door Egypte, en zelfs Nasser is niet in staat Syrië voor zich te winnen: zijn haat tegen Kassem is juist een bewijs van de kracht van de mythe van Saladijn. Nasser heeft ook op het graf van Saladijn te Damascus gezworen de Arabische eenheid te herstellen, doch de geest van Saladijn waart over de Arabische steppen, maar hernieuwt zijn kracht te Bagdad. Kassem bedient zich ook van Al Husseini om Jordanië en Egypte te dwarsbomen, hij steunt echt op de mythe van Saladijn om de Arabische eenheid te verwezenlijken.
Tegenover deze twee onweegbare factoren staat de mythe van Nasser in zake de Arabische eenheid. Deze mythe is niet te ontkennen, zij werkt niet alleen op de massa in, maar ook in de intellectuele wereld, vooral onder de studenten. Zij steunt niet op een traditie noch op een dynastie; zij is strikt persoonlijk en is pas kort geleden ontstaan. De Egyptenaren zijn feitelijk geen Arabieren, en de eenheid, welke Nasser tenslotte verlangt en welke voor Egypte van het hoogste belang is, is de Afrikaanse eenheid met Soedan, Libië en zelfs Tunis. Het ideaal van een Arabische eenheid is voor Nasser pas een levende werkelijkheid geworden door de unie met Syrië; unie, welke hij nooit gewild heeft, doch die door de Syrische Baath-partij werd aangeboden, en welke hij moest aannemen om een vereniging van Syrië met Irak te verhinderen. Had de Baath-partij de revolutie van Irak kunnen voorzien, dan had zij zeker een jaar gewacht om Syrië aan Kassem te verkopen. De kracht van Nasser tegenover de massa ligt in zijn propaganda en in zijn meeslepend woord. De Arabieren staan steeds vol bewondering voor iemand, die de gave van het woord heeft. Men moet de reactie van de massa gezien hebben bij het beluisteren van Nassers redevoeringen om te begrijpen welke macht van hem uitgaat: men weent, men windt zich op, men vervloekt de vreemdeling, de imperialist, men ‘drinkt’ (Arabische zinswending) letterlijk zijn woord zonder de minste kritiek. Het is opmerkelijk, dat zelfs bij de doorsnee ontwikkelde Arabier alle kritiek ontbreekt: zijn oordeel is gevormd door de pro- | |
| |
pagandakracht van Nasser, hij merkt zelf niet eens meer, dat hij zich herhaaldelijk tegenspreekt. Een technisch ambtenaar aan een staatsboerderij in Egypte is vol haat tegen de Amerikanen, die steeds voorwaarden stellen, wanneer zij hulp verlenen, en is vol bewondering voor de Russen, die de Arabieren edelmoedig geholpen hebben. Maar even vrolijk vertelt mijn vriend, dat
zijn microscoop in het laboratorium niet deugt. ‘Maar ja, wij moesten ze wel van Rusland kopen, en wij zijn blij dat wij er een hebben, want de andere instrumenten en werktuigen zijn nog niet aangekomen: de Russische leveringen laten lang op zich wachten. Neen, geef mij maar een Amerikaanse microscoop’.
De kracht van de mythe van Nasser onder de Arabische studenten kan men het best meten aan de Amerikaanse universiteit van Beiroet (AUB), waar studenten zijn uit alle Arabische landen van het Midden-Oosten, en welke het grootste anti-Amerikaanse broeinest is in deze landen. Gedurende de laatste vergadering der Arabische Liga werd koning Hussein daar als een verrader verklaard, omdat hij het plan van Nasser verijdeld had. De 22ste febr. van dit jaar, de verjaardag van de Ver. Arabische Republiek, staakten de studenten, omdat hun manifestatie voor Nasser verboden was: zij wilden een grote meeting houden, waarin gesproken zou worden over het Arabisch nationalisme en de Arabische eenheid. Zelfs de moslim-massa in Libanon is door deze mythe gehypnotiseerd: op deze tweede verjaardag werden overal tracts verspreid, men hield vergaderingen, het portret van Nasser werd rondgereden in taxi's, duizenden muzelmannen gingen naar Alep of Damascus om Nasser te zien. Nasser is een scherpzinnig politicus en een machtige demagoog: hij weet hoe hij de gevoelige Arabische snaren moet bespelen; vandaar dat al zijn redevoeringen in Syrië het afgezaagd thema hebben herhaald, doch dit thema klinkt in de oren der Arabische massa als een zoete muziek, welke haar naar de vrijheid lokt.
Israël blijft een doorn in het Arabisch vlees, niet alleen wegens de Palestijnse vluchtelingen en het feit van zijn bestaan, feit dat door Jordanië reeds erkend wordt, maar vooral wegens de sterk aangevoelde, doch niet uitgesproken vrees voor de eventuele economische, sociale en intellectuele overheersing van Israël over de Arabische landen, wanneer het conflict geregeld wordt. Wat zal er b.v. van de transito-handel van Beiroet overblijven, wanneer Tel-Aviv zijn haven voor de Arabische landen kan openen?
Ik heb wellicht de strekking van een eenvoudige brief overschreden, maar de feiten in het Midden-Oosten kan men niet begrijpen zonder ze op het scherm der Arabische mythen te werpen. Een politieke mythe is steeds gevaarlijk, en terwijl ik u schrijf wordt de sfeer hier sterk gedrukt door de oorlogsdreiging tussen Egypte en Israël: van beide kanten worden de legers gemobiliseerd, de diplomaten zijn druk in de weer, wellicht loopt alles uit op een nog groter ingrijpen van UNO-troepen in het Midden-Oosten. Doch het is sterk, dat men hier durft schrijven, dat Nasser de oorlog wil, niet op de eerste plaats om Israël, maar vooral tegen Jordanië om daarna pas de kwestie met Israël te regelen.
Vandaag 22 maart viert men hier de 10de verjaardag van de Arabische Liga. Het is een officieel feest, zodat wij kunnen mediteren over de broosheid der menselijke instellingen. Er zijn geen grote plechtigheden, want de laatste nederlaag werpt natuurlijk een schaduw over deze verjaardag. Om ons enigszins op te beuren wordt het plan besproken op 30 april de volgende grote vergadering te Beiroet te houden, waaraan dan ook Irak en Tunis zouden kunnen deelnemen. Maar te Caïro worden nu juist de nieuwe gebouwen van de Liga geopend:
| |
| |
Egypte is daarom niet geneigd de zetel van de Liga te verplaatsen.
Na vijf weken verblijf is Nasser op 18 maart uit Syrië vertrokken. Gedurende de eerste 14 dagen heeft hij meer dan 53 redevoeringen gehouden, elk ongeveer 40 minuten lang, met steeds dezelfde aanvallen, met bijna steeds dezelfde woorden. Het doel van zijn bezoek is zeker geweest Syrië tegen Kassem te waarschuwen, doch ook om nogmaals een politiek van herleving te proberen. Nasser heeft gebroken met alle politieke Syrische leiders. Daar hij geen federatie kan toestaan, heeft hij de technocratie gekozen, door 17 ministers, waaronder vele kolonels, aan te stellen, die zijn orders moeten uitvoeren. De Syriërs moeten niet meer denken aan hun politiek, welke hen ten gronde heeft gericht: Nasser voert nu alleen een politiek voor Syrië, niet voor de Syriërs. Hij moet daarom de gunst van het volk winnen, daar de oud-politieke leiders tegen hem zijn. De propaganda van Egypte is daarop berekend, maar Nasser moet ook praktisch het volk uit zijn moeilijkheden helpen (opheffing van werkeloosheid, verheffing van de levensstandaard, verbetering van de landbouw en de industrie). Daarom is de gehele aandacht gericht op de economie en de sociale wetgeving: hij heeft veel beloofd en grote werken aangekondigd. Doch wil Syrië een economische ontwikkeling, dan moe teerst de algemene situatie in het Midden-Oosten verbeterd worden, en moet Syrië zich zelf richten naar een vrije economie.
Nu, het, bezoek van Nasser is juist een gelegenheid geweest om de Arabische onenigheid te onderstrepen: hij viel niet alleen Kassem aan, maar ook koning Hussein, en door deze laatste aanval tevens Hammarskjöld, die positie heeft gekozen in zake de vrije doorgang door het Suez-kanaal en Ben Goerion te vriendelijk in de Uno heeft ontvangen. Hammarskjöld en Nasser hebben elkander steeds ondersteund, doch beiden hebben nu een nederlaag geleden: Hammarskjöld omdat hij de vrede niet heeft kunnen handhaven tussen Egypte en Jordanië; Nasser, omdat hij niet meer de enige is, die de Palestijnse kwestie zou kunnen oplossen en voor goed van Cis-Jordanië moet afzien.
De reis van Ben Goerion naar Amerika en Engeland is door de Arabische diplomatie en pers op lage manier uitgebuit om de haat tegen het Sionisme levendig te houden, vooral daar zij hun eigen verdeeldheid nu sterk aanvoelen. In Libanon leven wij reeds onder een heftige verkiezingscampagne, welke gepaard gaat met het zenuwslopend gevoel van grote onzekerheid. Het is moeilijk voor een buitenstaander deze situatie te begrijpen.
De regering is vast besloten in mei vervroegde algemene verkiezingen te houden, met gevolg dat de kamer één jaar voor de tijd ontbonden wordt. De algemene bedoeling is zeker de politiek te zuiveren en het parlement te hervormen: er komen 99 zetels in plaats van 88, bij de verkiezing worden afgesloten hokjes en verkiezingskaarten met foto vereist. De regering heeft op 8 maart aan de kamer een urgentie-wet voorgelegd, welke binnen 40 dagen gestemd moet worden of anders door de regering bij decreet in werking treedt. Vanaf dit ogenblik zijn alle politieke Libanese hartstochten weer losgebroken. In de geschiedenis van het Libanese parlement is er nooit zo'n oppositie tegen de regering gevoerd: het eigenaardige is dat deze kamer steeds de grootste vrijheid aan de regering heeft gelaten, en bovendien dat de voorzitter van de kamer de regering ondersteunt, tegen het parlement in. De oppositie van de kamer is gericht tegen het feit, dat de regering geen uitleg geeft over de motieven van haar besluit, geen statistieken voorlegt waarop de confessionele lijsten voorkomen, en vooral omdat door de urgentie-wet de kamer geen tijd heeft dit belangrijk wetsontwerp te bestuderen.
|
|