problemen van het Midden-Oosten, hier steeds begaan heeft, en waarvan Rusland handig voordeel heeft weten te trekken. Toen in 1956 Eugène Black hulp aanbood, werd hij door Nasser betiteld als een ‘tweede Lesseps’, die Egypte wilde onderwerpen; nu wordt de grootste hulp, welke tot nu toe aan Egypte verleend is, graag aanvaard. Amerika leent 55 miljoen dollars voor de onderneming van zeven werk-objecten, de BIRD 56 miljoen 500.000 dollars voor de uitbreiding van het Suez-kanaal: daarnaast leent Amerika nog geld voor allerlei noodzakelijke ondernemingen, zoals b.v. de installatie van de televisie en het bouwen van een fabriek voor het maken van T.V.-toestellen (5½ miljoen Egyptische ponden). Al deze leningen kunnen in Egyptisch geld worden terugbetaald. De ware reden van deze omkeer is moeilijk te achterhalen. Het is zeker, dat de oplossing van het economisch probleem in Egypte voor Nasser primordiaal is: het is trouwens steeds zijn doel geweest de levensstandaard van het volk te verhogen. Ook heeft hij ingezien, dat Rusland alleen niet in staat is hem totaal te ondersteunen, en dikwijls in de uitvoering der werken te laat is. Wellicht vreest hij werkelijk het communistisch gevaar in het Midden-Oosten, waaraan hij van de andere kant hard meewerkt door het psychologisch succes van Rusland steeds te vergroten. Voor Rusland is het minder belangrijk hier en daar een weinig ‘vervolgd’ te worden, wanneer het maar het vertrouwen der Arabieren behoudt. Amerika van zijn kant heeft steeds gewerkt om door Nasser zijn positie in het Midden-Oosten te herstellen. Het maakt dus gretig van deze gelegenheid gebruik om weer ‘aanvaard’ te worden, vooral daar het hoopt zo spoedig mogelijk de Palestijnse kwestie met Nasser te kunnen regelen.
Het Sionisme blijft nog steeds de doorn in het vlees der Arabische staten: hier heeft de rede geen rechten meer, alleen de hartstochten spreken. De Palestijnse kwestie is plotseling weer fel opgelaaid, terwijl gedurende de zomer, toen Hammarskjoeld een oplossing voorstelde, alle Arabische staten gezwegen hebben. Nu wordt echter én van de kant van Israël, én van de kant der Arabieren een gevaarlijk spel gespeeld. Nasser houdt het Suez-kanaal voor Israël gesloten, Saoedi-Arabië dreigt de Golf van Akaba te sluiten, terwijl Israël als een uitdaging de laatste fase van de Jordaan-werken aankondigt. Door de besproeiing van de Negerev-woestijn door het water van de Jordaan kan Israël 4 miljoen mensen meer opnemen en voeden, hetgeen de Arabische staten als een bedreiging beschouwen. Het werk is bijna voltooid, terwijl de Arabische Liga pas eind januari moet samenkomen om ‘gezamenlijk’ maatregelen te treffen.
Daar deze conferentie te Caïro gehouden wordt zal Irak zeker niet aanwezig zijn. Trouwens Kassem volgt zijn eigen politiek. Na eerst in oktober geschermd te hebben met ‘de vruchtbare halve maan’ (oud idee van Noury Said), heeft Kassem als reactie op de Arabische verontwaardiging tegen Israël voorgesteld wederom de staat Palestina te stichten door de strook van Gaza en Cis-Jordanië te verenigen en zelfstandig te maken, daar deze streken door Egypte en Trans-Jordanië in 1950 geannexeerd zijn. Voor de verwezenlijking van hun plan speculeren Amerika en Egypte op de interarabische economie, door Hammarskjoeld voorgesteld als basis van een mogelijke oplossing van de Palestijnse kwestie: Kassem speelt op het gevoel der vluchtelingen, en wellicht op vele landen van de Uno. Het proces tegen de aanvallers van Kassem is, zoals dit te verwachten was, uitgegroeid in een diatribe tegen Egypte en Jordanië. Maar men weet nog steeds de ware motieven van deze aanslag niet, nog minder de werkelijke toestand in Irak of de juiste politieke richting van Kassem. Steeds hoort men tegenstrijdige