Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 515]
| |
Albert Ndele
| |
Centrifugale tendensenVoor velen lijkt de tweede oplossing de enig reële. Met kracht van argumenten onderstrepen zij de moeilijkheden, waartegen de jonge politieke krachten die zich aanmelden, niet zouden opgewassen zijn: de ontzaglijke uitgestrektheid van het land, de geringe bevolkingsdensiteit en de bonte verscheidenheid van etnische groepen en culturen werken de desagregatie sterk in de hand. De gebeurtenissen van de laatste maanden schijnen de juistheid van dit standpunt te bewijzen. Het fenomeen dat een Belgische socioloog (A. Doucy voor de televisie op 15 december 1959) genoemd heeft: ‘la digestion des partis politiques par les ethnies’ is inderdaad zeer reëel: op één na worden alle partijen, ook diegene die zich niet tot één bepaald gebied, maar tot heel Kongo richten, beheerst door een of andere etnische groep. Hele streken zijn zelfs geteisterd geweest door burgertwisten en broedermoord. De Belgische administratieve eenmaking is niet in staat geweest, Kongo een echt nationaal gevoel te geven. België heeft veeleer getracht, ons warm te maken voor een vaag Belgisch-Kongolees, d.w.z. voor een Belgisch patriotisme (cfr. de jaarlijks weerkerende holle redevoeringen van de laatste Gouverneurs-Generaal). Van het kolonialisme kan men trouwens niets anders | |
[pagina 516]
| |
verwachten: zijn bedoeling is juist, het gekoloniseerde volk een echt nationaal gevoel te onthouden om het zoveel mogelijk te remmen in zijn opgang naar de onafhankelijkheid. Tegen de eenheid pleit verder, volgens sommigen, de ongelijke verdeling van natuurlijke rijkdommen over de verschillende Kongolese provincies. Elk gebied vraagt zijn eigen, aangepaste oplossing: voor het ene zal dat de uitbouw van zijn industrie zijn, voor het andere de ontwikkeling van zijn landbouw. Aan die verschillen in economische en sociale structuren zal een verschillende politieke structuur moeten beantwoorden. Het sterkste argument tegen de eenheid ten slotte is het verschil in ontwikkelingsniveau. Sommige provincies zijn politiek en sociaal verder gevorderd dan andere. Het is begrijpelijk dat zij de andere van zich af willen schudden, die hen remmen in hun evolutie. De rijke gebieden - en zij die menen dat ze dat zijn - vinden, en vaak niet zonder reden, de last die zij te dragen hebben, te zwaar, hun bijdrage tot de gemeenschappelijke kas te groot. Het schijnt dan ook menselijk en begrijpelijk, dat zij in de bekoring komen, zich los te maken van de anderen, om volledig vrij te beschikken over de grond die, volgens het gewoonterecht, toch nog steeds hun eigendom is. Maar even begrijpelijk en menselijk schijnt het dan, dat de anderen hen, ontgoocheld, van regionalisme gaan beschuldigen, en op hun beurt de regionalistische tendensen van hun eigen provincie gaan bevorderen. Menselijk en begrijpelijk wordt het ten slotte, dat men elkaar gaat beschimpen en bestrijden. En dit alles gebeurt onder de geamuseerde blikken van de Belgische gezagdragers. Want helemaal vreemd aan onze twisten zijn die toch ook niet. We moeten niet zo naïef zijn, te geloven dat de financiële, administratieve, ja zelfs de gouvernementskringen zich zorgvuldig onthouden van elke interventie die onze verdeeldheid kan vergroten. | |
Noodzakelijke eenheidTegenover deze centrifugale tendensen stellen wij: de definitieve en spoedige ontwikkeling van Kongo maakt een werkelijke eenheid noodzakelijkGa naar voetnoot1). Dit erkennen op dit ogenblik trouwens al onze partijen, alleen omtrent de manier om de eenheid te realiseren verschillen hun programma's. Voor ons standpunt pleiten verschillende argumenten. 1. Kadervorming en wetenschappelijk onderzoek. In de eerste plaats stelt alleen de eenheid ons in staat, een efficiënt en economisch programma uit te werken van eigen kadervorming en eigen wetenschappelijk onderzoek, voorwaarden tot een reële onafhankelijkheid. De organisatie van een moderne staat berust op een administratief apparaat, dat slechts bevredigend kan werken als het beschikt over een voldoende aantal technici en specialisten. Men heeft ons dit vaak genoeg voorgehouden. Maar in plaats van er de consequenties uit te trekken en in versneld tempo te voorzien in de vorming van inlandse kaders, werpen velen ons liever onze onbekwaamheid voor de voeten. Als dit niet dringend verholpen wordt, gaan we heel ernstige moeilijkheden tegemoet. Om slechts één voorbeeld te noemen: jaarlijks zijn er nauwelijks een 200 Kongolezen die (in Kongo of in België) aan de universiteit gaan studeren, en Senegal, dat slechts iets meer dan 2 miljoen inwoners telt en jaar- | |
[pagina 517]
| |
lijks toch 250 baccalaurei vormt, is nog lang niet in staat om zichzelf te voorzien wat zijn gespecialiseerde kaders betreft. Natuurlijk kan en moet Kongo een beroep blijven doen op Belgische en buitenlandse technici. Maar er zijn verschillende redenen om deze politiek niet te lang en op een niet te grote schaal toe te passen. Niet alle functies zonder onderscheid kan men aan buitenlanders toevertrouwen. Sommigen onder hen zouden de inmenging van hun land in onze zaken vergemakkelijken en ons aldus blootstellen aan een systematische spionage. Bovendien is de buitenlandse specialist een zeer kostbaar importartikel dat enorm veel geld kost. Het is dan ook Kongo's taak, spoedig en op rationele wijze zijn eigen schoolwezen van alle graden tot ontwikkeling te brengen. De taak van het onderwijs in Afrika reikt natuurlijk verder dan het vormen van de nodige kaders. In laatste instantie moet het een eigen Afrikaanse cultuur uitwerken, waarin de zwarte zijn eigen wezen erkent en die hem tot eigen scheppend initiatief inspireert. Het komt er op aan, een nieuwe, levensvatbare Afrikaanse gemeenschap op te bouwen. Afrikaanse intellectuelen hebben de laatste tijd herhaaldelijk de inspirerende rol van de cultuur in het leven van een volk onderstreeptGa naar voetnoot2). Afrika mag niet de westerse beschaving met haar materialisme en individualisme slaafs copiëren; het is immers niet waar dat ‘nos ancêtres étaient des Gaulois’, en het is niet waar dat de westerse beschaving de enige is. Zelfs op een der hoogste niveaus van de cultuur, dat van de wetenschap, welke uiteraard toch universeel heet te zijn, dreigt vaak een zeker imperialisme. Is het werkelijk zo zeker, dat de traditionele medische praktijken in Afrika niets waardevols kunnen bijdragen tot de moderne geneeskunde? Berusten ze werkelijk op niets anders dan wat charlatanisme? Maar gaat de moderne geneeskunde zelf niet steeds meer de nadruk leggen op de rol der verbeelding en der psychologie? En dan spreken we niet eens over de geneeskundige kracht van sommige Afrikaanse planten. Hetzelfde geldt voor het recht. Meent men niet dat het Afrikaanse gewoonterecht sommige Europese juridische inzichten zou kunnen verrijken, met name de begrippen van eigendom, familie, verplichting enz.? Ten slotte, als we ons werkelijk vrij willen maken om onze verantwoordelijkheid op te nemen onder de naties, moet Afrika zijn eigen geleerden en onderzoekers vormen, mathematici, fysici, sociologen, juristen en economen, juist zoals Europa, Amerika en Azië dat doen. Dit is geen lichtzinnige beschouwing van enkele jonge studentjes die alle contact met de realiteit verloren hebben. De V.S. en West-Europa hebben hun eigen geleerden. Maar toen de spoetniks aan de hemel verschenen, geraakten de westerse wetenschappers en politici in paniek: de westerse economische én politieke toekomst scheen in gevaar. Waarmee we maar willen zeggen, dat alles in het leven van een natie ten nauwste samenhangt. Loopt men op één gebied een achterstand op, dan brengt dit grote gevaren mee voor het geheel. Bijna altijd verliest men er ten slotte zijn vrijheid door. Dat is het programma dat wij niet alleen kunnen, maar móeten realiseren, indien we definitief willen uitgroeien boven het koloniaal, semi-koloniaal of para-koloniaal regime. Zeker, alles hoeft niet ineens te gebeuren, maar wel in zo kort mogelijke tijd en op de meest rationele en economische wijze. Zulk een uitgebreid programma nu is niet uitvoerbaar, zelfs niet in een verwijderde toe- | |
[pagina 518]
| |
komst, door dwergstaatjes zoals we er de laatste jaren in Afrika hebben zien ontstaan. Republiekjes van 2 miljoen, van 800.000, ja van 400.000 zielen, die overigens onderontwikkelde gebieden zijn gebleven, zijn niet in staat om de uitbouw van volledige, moderne universiteiten, laat staan van laboratoria en onderzoekcentra te financieren. Hebben wij er in Kongo dan voordeel bij, onze krachten te gaan versplinteren? Of zijn we van zins ons voorgoed op sleeptouw te laten nemen door de andere continenten? Is het niet beter de duur van onze culturele en wetenschappelijke ondergeschiktheid tot het minimum te reduceren en het uur van onze samenwerking met de anderen als gelijken met gelijken te bespoedigen? Het is duidelijk dat de politieke eenheid van ons land, veel meer dan culturele verdragen tussen verschillende Kongolese staten, onze culturele, wetenschappelijke en technische ontvoogding, die de voorwaarde is tot onze werkelijke politieke ontvoogding, zal helpen bespoedigen. 2. Economische ontwikkeling. ‘Praktische’ geesten zijn wellicht meer vatbaar voor ons tweede argument: de politieke eenheid van Kongo is een voorwaarde voor zijn versnelde economische ontwikkeling, ook van zijn rijkste gebieden. Kongo is tegelijk rijk en arm. Met een gemiddeld jaarlijks inkomen van 2.500 Fr. per hoofd moet zijn bevolking onder de armste van de wereld gerekend worden. Economisch onderontwikkeld, beschikt het nochtans over een onvergelijkelijk rijke ondergrond. De bovengrond ligt voor een groot deel braak en de Kongolezen leven er arm: de landbouwpolitiek is hoofdzakelijk op de uitvoer gericht. Er is een tijd geweest dat economen waarschuwden voor een dreigend gebrek aan werkkrachten, maar op het ogenblik is onze grootste zorg, het indijken van de werkloosheid. Bovendien bevindt Kongo zich volop in een demografische expansie. Nu reeds groeit de bevolking jaarlijks aan met 2,7%. De vooruitgang van hygiëne en geneeskunde zal dit procent in de komende jaren waarschijnlijk nog verhogen. Om aan de werklozen, om aan de jongeren werk te verschaffen, moeten we gaan investeren. Het is een welbekend feit: zodra een volk opstaat om zijn onafhankelijkheid te eisen, dreigt het in de steek gelaten te worden door de zakenlieden van het koloniserende land. Marokko, Tunesië, Guinea, Ghana zijn door dit stadium van desertie en chantage heen moeten gaan. Pas toen het nieuwe regime een zekere stabiliteit had gevonden, kon het vertrouwen van het buitenland langzamerhand terug gewonnen worden. Op dit ogenblik maakt Kongo zijn vertrouwenscrisis door. We hoeven hier niet lang stil bij te staan, de feiten zijn voldoende bekend. Niet zo lang geleden, in 1956, stonden de acties van de Union Minière 6.000 Fr. gequoteerd; nu, vier jaar later, worden ze verkocht tegen 2.500 Fr., terwijl de uitvoercijfers van de laatste maanden toch duidelijk op een wederopleving van de Kongolese activiteit wijzen. Van de andere kant is ons budget, dat traditioneel een boni had, nu deficitair. Men verzekert ons dat het jaarlijks deficit voor het lopende jaar en voor de vier of vijf volgende jaren ongeveer 3 miljard zal zijn. Wil men het nationaal inkomen op zijn huidig niveau handhaven, dan zijn naar schatting voor 6 of 7 miljard investeringen nodig. Maar het gaat er niet om, het nationaal inkomen op zijn huidig niveau te handhaven: vooruitgang is voor Kongo van levensbelang, wil men na het totstandkomen van de onafhankelijkheid een bittere sociale agitatie vermijden. Rekening houdend met het Ingaproject (waarin jaarlijks 5 miljard geïnvesteerd worden in de eerste fase) schijnen jaarlijks voor 12 miljard investeringen nauwelijks voldoende om een produktiegroei van 2,5 à 4% mogelijk te maken. | |
[pagina 519]
| |
Hier stellen we dan de vraag: is het niet absoluut nodig de eenheid van Kongo te handhaven om deze economische ontwikkeling te verzekeren? Boven hebben we reeds gewezen op de verleiding van de rijkere provincies: om het tempo van hun eigen ontwikkeling op te drijven, zullen ze geneigd zijn, zich van de andere te ontdoen. We denken er niet aan, hen te beletten, méér van de opbrengst van hun eigen boven- en ondergrond te profiteren. Wellicht moet het systeem van verdeling van de fiscale inkomsten en nationaal inkomen herzien worden. Maar daar gaat het hier niet om. De vraag die we stellen is, of zij voordeel hebben met zich af te scheiden. Op korte termijn waarschijnlijk wel: het deel van de fiscale inkomsten dat nu aan anderen wordt uitgedeeld, zou hun toekomen. Maar op lange termijn is het meer dan twijfelachtig of de scheiding hun voordeel zou brengen. Hoe complex het proces der economische uitwisseling ook moge zijn, wezenlijk is het toch te herleiden tot het ruilen van goederen en diensten. Een economisch gebied dat iets te koop aanbiedt, moet een ander vinden dat kan kopen door in ruil goederen of diensten van gelijke waarden aan te bieden. Natuurlijk kunnen de rijke Kongolese gebieden hun economische relaties met de rijke landen van andere continenten ontwikkelen, maar dan wordt hun expansie geremd door transportkosten en douanerechten. Bovendien lopen zij, bij gebrek aan een binnenlandse markt, ernstig gevaar alleen hun exportindustrie tot ontwikkeling te brengen. Welnu, juist de expansie van verwerkende industrieën is een van de voorwaarden om uit de koloniale economie te geraken, die precies een economie is van grondstoffenexport. Daarom moeten de ontwikkelde gebieden van Kongo, in hun eigen belang, het totstandkomen van een ruime markt om zich heen bevorderen. Zij hebben er dus belang bij, financieel bij te dragen tot de ontwikkeling van de andere provincies. Wij mogen daarbij niet vergeten, dat het totstandkomen van zulk een ruime binnenlandse markt wel vergemakkelijkt wordt door het feit dat de verschillende gebieden langs de Kongo-stroom elkaar schijnen aan te vullen wat betreft hun ontwikkelingsmogelijkheden. Natuurlijk kan een economische eenmaking ook tot stand komen door het opheffen van douanebarrières. Maar de mogelijkheden daarvan zijn begrensd. Om spoedig het vereiste ontwikkelingsniveau te bereiken, is het nodig een politiek te voeren van coördinatie en onderlinge steun, hetgeen een sterke eenheid in de leiding veronderstelt. Gewone internationale akkoorden tussen onze verschillende gebieden zouden lastig zijn en ontoereikend. De politieke eenheid is onontbeerlijk. Europa met zijn Gemeenschappelijke Markt, E.G.K.S., Euratom, O.E.E.S. enz. is zijn economische eenheid aan het realiseren. Maar nogmaals, economische eenheid veronderstelt politieke eenheid. Het Europa der Zes streeft dan ook naar een politieke eenheid. Gaat Centraal-Afrika zich dan juist nu verbrokkelen? Wie zich verdeelt, aanvaardt de bestendiging van de vreemde overheersing. 3. Op politiek gebied. Ten slotte zou een verbrokkeling van Kongo in Centraal Afrika een vacuüm scheppen dat de buitenlandse machten aantrekt. Het fenomeen van de aantrekkingskracht die zulk een vacuüm uitoefent op de ambitie van buitenlandse machten, is voldoende bekend. Zwakke staten brengen de sterke in de verleiding, corruptie en verwarring te zaaien, zelfs ze economisch en politiek aan zich te onderwerpen,.... vooral als die zwakke staten een zo rijke ondergrond bezitten als Kongo. Door een verbrokkeling wordt Kongo alleen maar zwakker. | |
[pagina 520]
| |
De situatie van Zuid-Amerika zij ons een ernstige waarschuwing. We mogen niet vergeten: Kongo is een kolonie die nu toegang krijgt tot de onafhankelijkheid. De ervaring zal ons gauw genoeg leren, dat we die onafhankelijkheid niet ‘volmaakt’ in handen krijgen op de dag dat ze geproclameerd wordt. Geleidelijk moet ze geïncarneerd en gerealiseerd worden in politieke structuren en in economische en sociale verwezenlijkingen. Soms, zo niet vaak, zal dit niet anders mogelijk zijn dan ten koste van conflicten met de vroegere metropool en zelfs met andere machten. De ervaringen van Marokko en Tunesië zijn er om dit te bewijzen, en deze voorbeelden zijn niet de enige in de geschiedenis van de ‘dekolonisatie’. Indien Centraal Afrika, tegenover de grote politieke blokken welke zich in de wereld vormen, slechts een mozaïek van minuscule republiekjes kan stellen, dreigt onze onafhankelijkheid alleen maar op papier te bestaan. Slechts in de mate dat we op een soliede economische en politieke organisatie steunen, zullen we kunnen vermijden, het voorwerp te worden van buitenlandse ambities. In de wereld van vandaag voelen landen van 40, 50 miljoen inwoners zich bedreigd, verpletterd te worden door de twee grote machten, Amerika en Rusland. Wat willen wij in Afrika dan gaan beginnen met enkele dwergstaatjes? | |
Eenheid in verscheidenheidWij herhalen: tot elke prijs moet de eenheid van Kongo gehandhaafd blijven. Maar dit sluit niet uit, dat de oplossingen en politieke instellingen moeten gediversifieerd worden en aangepast aan de bijzondere behoeften en de eigen aard van de verschillende gebieden die samen de éne Kongo vormen. Onze stelling luidt: eenheid in verscheidenheid. Een goede politieke organisatie moet beantwoorden zowel aan de sociale en economische structuren van het land als aan de diepste aspiraties van de bevolking. ‘L'Etat sera d'autant plus solide et d'autant mieux à même de remplir sa tâche qu'il reposera sur un consensus plus unanime, plus conscient et plus enthousiaste de ceux qui, à titre quelconque et à rang quelconque, font partie de l'association’ (J. Dabin). Hetzelfde geldt analoog voor de staatsvorm. De gestelde macht moet verzoend worden met de talrijke feitelijke machten, die haar min of meer dreigen te verdringen. Wil het Kongolese gouvernement zijn taak vervullen, dan mag het niet systematisch in conflict komen met de etnische en gewoonte-rechtelijke machten, de vakbonden, de pers, de zakenkringen en de andere feitelijke organisaties, die in het leven van een staat een determinerende invloed uitoefenen. Het dient nergens toe, een heel arsenaal van wetten en instellingen klaar te maken, als een belangrijk gedeelte van de Kongolese bevolking, ja hele gebieden, systematisch weigeren die te aanvaarden. Wil ze enige duurzaamheid bezitten, dan moet de Kongolese staatsstructuur haar grondslagen vinden in de economische en sociale structuren van het land. De vraag is dan: welke zijn deze economische en sociale structuren? De uitgestrektheid van het land, de verscheidenheid van etnische groepen, de ongelijke verdeling van de natuurlijke rijkdommen, het verschil in ontwikkelingsniveau, zijn factoren die niet onvermijdelijk een ‘balkanisatie’ van Kongo, maar ontegenzeggelijk een verscheidenheid van oplossingen noodzakelijk maken, aangepast aan de lokale verscheidenheden. Van de andere kant hebben we in het voorgaande betoogd: onze economische evolutie, onze politieke onafhankelijkheid, de vorming van inlandse kaders en onze technische en wetenschappelijke | |
[pagina 521]
| |
ontwikkeling maken de eenheid van Kongo tot een dwingende noodzaak. Hoe raken we dan uit dit dilemma? We hoeven niet te wanhopen. Vóór ons hebben anderen voor dezelfde moeilijkheden gestaan. India was in 1947 niet minder verdeeld dan wij nu. In sommige opzichten waren de problemen welke zich daar stelden zelfs complexer dan de onze: het land was nog veel uitgestrekter, en niet alleen was het verbrokkeld in talrijke disparate gebieden - 10 Britse provincies, 562 prinselijke staten -, maar bovendien had het af te rekenen met de onderlinge wedijver en verdeeldheid van tal van godsdienstige groepen, vooral met de kasten. Maar sterke persoonlijkheden hebben het roer in handen genomen en het land van de chaos gered. Zeker, niet iedere jonge staat kan over een Ghandi of een Nehru beschikken, maar Kongo kan wijze politieke mannen aan de leiding plaatsen die ook in staat moeten zijn, zijn toekomst veilig te stellen. De evolutie van de laatste weken schijnt erop te wijzen dat zulke leiders niet ontbreken. We moeten nooit te vroeg wanhopen. | |
Verhouding tot BelgiëEen andere vraag is die van onze verhouding tot België. Moeten wij alle banden met België verbreken? Of moeten we de eenheid bewaren onder een nieuwe vorm? Verschillende oplossingen zijn hier mogelijk. De eerste is een onvolmaakt federalisme van het type Communauté française. In dit geval bewaart België - zoals Frankrijk in de Communauté - zijn volkomen soevereiniteit, zijn eigen staatshoofd, en een volledige autonomie inzake buitenlandse en militaire politiek. Kongo van zijn kant - zoals de Afrikaanse statenleden van de Communauté - krijgt ongetwijfeld een grotere autonomie dan het nu bezit, maar zijn soevereiniteit blijft onvolledig en zijn aandeel in de macht van de unie gering. De Communauté française heeft een Senaat. Maar diens bevoegdheden zijn heel beperkt en onvoldoende omschreven, en bovendien zijn de Afrikaanse staten er proportioneel te zwak in vertegenwoordigd. Het is slechts een karikatuur van een federaal parlement. Overigens hebben de leden van de Communauté alleen consultatieve bevoegdheden en hebben zij, om zo te zeggen, geen vat op de diplomatie of op militaire aangelegenheden. Of Kongo op dit ogenblik een dergelijk regime zou aanvaarden, valt te betwijfelen. Het zou ons in een semi-koloniale situatie plaatsen, die ons slechts kan herinneren aan de utopie van de ‘Belgisch-Kongolese Gemeenschap’. Maar zelfs indien men deze formule zou aannemen, zou ze bijna onvermijdelijk evolueren, hetzij naar een volmaakte federatie, waarin beide partijen op voet van gelijkheid staan, hetzij naar een confederatie. Dit is precies de evolutie welke de Communauté française thans doormaakt. Dan vragen wij ons af, of we niet beter recht op het doel afgaan en elke onklare overgangssituatie, die alleen maar aanleiding kan geven tot nutteloze conflicten, vermijden. Omwille van haar noodzakelijke voorlopigheid staan we bij deze formule dan ook niet langer stil. De nadelen zijn van dien aard dat zij elke unie die van ver of dichtbij aan de Communauté française herinnert ontraden. Een tweede mogelijkheid is een volmaakte federatie tussen volkomen gelijke partners. In dit geval doet België afstand van een deel van zijn soevereiniteit en gaat met Kongo een eenheid aan op voet van gelijkheid. Beide statenleden zijn autonoom, maar geen soevereiniteit wordt uitgeoefend tenzij door de hele fede- | |
[pagina 522]
| |
ratie. Beide partners hebben praktisch een gelijk aandeel in de macht. Deze gelijkheid komt tot uiting in de samenstelling van het federaal parlement, inzake buitenlandse en militaire politiek.... In principe biedt deze formule zeker voordelen. Kongo wordt in de mogelijkheid gesteld, kapitalen en technici uit België aan te trekken. Het vertrouwen, dat men met zo veel aandrang van ons vraagt, blijft bewaard, dank zij de banden die blijven bestaan. Van zijn kant wordt België in staat gesteld, zelf de kapitalen en de technici die in Kongo geïnvesteerd worden, te beschermen: samen met Kongo strekt zijn macht zich uit over de hele Gemeenschap. Psychologisch zou dit de Belgische kapitaalbeleggers en technici een gevoel van grotere veiligheid geven. Maar een dergelijk regime, dat een totale gelijkheid veronderstelt, is een utopie. In de eerste plaats is de geografische afstand tussen de twee landen een zware handicap. Over enkele jaren zullen beide zich waarschijnlijk oriënteren naar verschillende aantrekkingspolen: Kongo naar een groot Afrikaans geheelGa naar voetnoot3), België naar de Europese Gemeenschap. Een tweede, even grote moeilijkheid is de feitelijke ongelijkheid op economisch en sociaal gebied, waardoor de politieke gelijkheid louter een fictie blijft. Door zijn economische, sociale en culturele voorsprong zal België de feitelijke leiding nemen in de unie. Zelfs als ze voor een tijd tot bedaren komen, zullen de revendicaties vanwege de Afrikanen spoedig weer het hoofd opsteken. Ten slotte lijkt de laatste moeilijkheid, van psychologische aard, op dit ogenblik bijna onoverkomelijk. De Belgen zijn misschien geen racisten. Maar men kan zich moeilijk voorstellen dat zij zich bij een volledige gelijkheid met de Afrikanen zouden neerleggen. De meester zal de indruk krijgen, nu op zijn beurt door zijn vroegere pupil te worden gekoloniseerd. Met betrekking tot de Communauté française heeft M. Senghor onlangs opgemerkt: ‘La Communauté sent qu'une fédération vraie exigerait que la moitié des membres du Gouvernement et du Parlement fussent des Nègres et des Arabo-berbères. La France n'est pas raciste; je comprends qu'elle répugne à devenir “la colonie des ses coloniés” pour en payer les frais. Une fédération franco-africaine ne peut être égale; elle serait au mieux égalitaire, l'égalité s'arrêtant aux bonnes intentions’Ga naar voetnoot4). Beide vormen van federale unie met België hebben aldus hun zeer ernstige nadelen. Maar welke formule men eventueel ook zou aanvaarden, een voorafgaande vraag is: welke banden zullen de verschillende gebieden waaruit Kongo is samengesteld, onderling verbinden? Kongo kan een unitaire staat vormen, waardoor zijn economische en politieke eenheid gewaarborgd is, en als één geheel zich met België associëren in een federatie. Kongo kan zich echter ook laten verdelen in verschillende staten zonder direct onderling verband, en deze staten kunnen zich, als politiek onderscheiden entiteiten, groeperen in een Belgisch-Afrikaanse federatie. In de Communauté française b.v. hebben Gabon, de Kongo-Republiek, Mali, Ivoorkust enz. geen enkel federaal verband onder elkaar tenzij dat van de Communauté. Een dergelijke formule druist echter rechtstreeks in tegen Kongo's economische en politieke eenheid, die, zoals we boven betoogd hebben, onontbeerlijk is voor onze | |
[pagina 523]
| |
ontvoogding, en doet de Metropool het beste middel aan de hand om onze onderlinge tegenstellingen te bevorderen volgens de beproefde methode van het ‘divide et impera’. Een dergelijke unie hoeven we dan ook niet te overwegen. Indien er dus een of andere vorm van federalisme met België tot stand moet komen, dan kan dit alleen bestaan in een associatie tussen België en een unitaire Kongo, of in een ‘secundair’ federalisme tussen België en een zelf federaal gestructureerde KongoGa naar voetnoot5). Verwerpen we echter elke vorm van federalisme met België, dan blijft er nog een laatste oplossing: die van de internationale akkoorden. In dit geval blijven Kongo en België volledig onafhankelijk van elkaar. De enige band tussen beide wordt gevormd door internationale overeenkomsten; in het uiterste geval kunnen deze akkoorden leiden tot een confederatie. Veel is voor deze formule te zeggen. België kan van Kongo billijke waarborgen krijgen voor zijn burgers en zijn goederen. De twee landen verbinden zich slechts voor een beperkt aantal kwesties. Gemakkelijker dan in een federaal regime kunnen zij de voorwaarden van hun verbond wijzigen, indien interne of internationale omstandigheden dit noodzakelijk maken. Aangezien ze zich vrij verbinden, hebben de Kongolezen niet meer de indruk nog steeds onderworpen te zijn aan een semi-koloniaal regime. Van Belgische zijde vreest men steeds dat wij zullen overgaan tot onteigeningen. Zodra Kongo zich van alle banden los heeft gemaakt, denkt men, zal het iedere overeenkomst afwijzen of zelfs iedere verbintenis eenzijdig verbreken. En als voorbeelden citeert men de Maatschappij van het Suez-Kanaal en de Nederlandse maatschappijen in Indonesië. Dit zijn echter voorbeelden die niet mogen veralgemeend worden en waarvan sommige erg vatbaar zijn voor discussie. Bovendien vergeet men dat tal van Belgische invloeden nog lange tijd in Kongo zullen werkzaam zijn. De Kongolese regeerders zullen rekening moeten houden met de feitelijke macht van de Belgische financiële groepen. Om verder Belgisch en vreemd kapitaal aan te kunnen trekken zullen zij wel verplicht zijn serieuze waarborgen te bieden aan de kapitaalbeleggers. Om buitenlandse technici en specialisten aan te trekken, die wij de eerste jaren nog nodig hebben, moeten wij hun veiligheid verzekeren. Zeker, we kunnen fouten maken. Maar de ervaring zal ons wijzer maken. We moeten bovendien niet naïef zijn. België zal door andere buitenlandse machten druk uitoefenen op Kongo. Door zijn lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Markt, de Nato, de O.E.E.S., kan het op de steun rekenen van de V.S. en van de landen van West-Europa. Technische en financiële hulp uit het buitenland zal ons wel niet verleend worden tenzij onder voorwaarden die niet al te zeer de belangen van België schaden. De ervaring van Tunesië en Marokko bewijst dit weer: hun buitenlandse politiek staat onder Franse invloed. Laten we ons ook geen illusies maken over een mogelijk beroep op Amerika en Rusland. Het ‘positief neutralisme’ is niet steeds zo'n erg lonende politiek. Onze positie is trou- | |
[pagina 524]
| |
wens niet die van Egypte. In ieder geval moeten we weigeren de anderen te dienen vóór onszelf. We moeten de gevaren van een nieuw imperialisme vermijden. De problemen waar Kongo zich voor geplaatst ziet, en de volledige, reële onafhankelijkheid waar het aanspraak op maakt, pleiten dus sterk in het voordeel van een formule van gewone internationale akkoorden. Rechtens biedt een dergelijk regime minder waarborgen aan België. Maar in de praktijk zullen er genoeg invloeden op Kongo drukken om België meer dan voldoende waarborgen te geven. Van de andere kant wordt België aldus verplicht, beter onze belangen te eerbiedigen. Voortaan worden onze betrekkingen bepaald door de wederzijdse voordelen die beide partners er uit trekken. Het risico dat een van beide zich op het buitenland beroept, verplicht de andere niet te veel op zijn privileges te speculeren. Moeten we komen tot een Belgisch-Kongolese Confederatie? Men kan dit onder de ogen zien, ofschoon daardoor beider vrijheid beknot wordt. De liquidatie van sommige rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de huidige politieke eenheid, zou er door vergemakkelijkt worden. Een al te bruuske breuk, met de nadelen vandien voor beide partijen, zou er door vermeden worden. Van Kongolese zijde hoeven wij ons in een Confederatie niet al te ongerust te maken over onze werkelijke onafhankelijkheid. De Confederatie sluit immers elke gedachte aan een super-staat uit. De Kongolese staat en de Belgische staat blijven onderscheiden. Maar uit vrije overeenkomst volgen zij in sommige domeinen, met name in de buitenlandse politiek, een gemeenschappelijke koers. De ervaring leert echter dat een Confederatie noodzakelijk slechts voorlopig kan zijn. Vanaf het begin zouden we ze kunnen oriënteren naar een steeds vollediger onafhankelijkheid van ons politiek leven. De stellingen van de Kongolese politieke milieus, de verklaringen van de Belgische ministers en de koninklijke boodschappen schijnen er trouwens op te wijzen dat Kongo van het begin af over zijn totale onafhankelijkheid zal kunnen beschikken zonder al te lang in een of ander overgangsstadium te worden opgehouden.
Wij besluiten. De politieke organisatie van Kongo moet een dubbel principe in acht nemen: alleen een eenheid in de leiding kan een spoedige ontwikkeling van het land mogelijk maken; deze eenheid moet echter aangepast worden aan de lokale behoeften van de verschillende gebieden. Welke politieke organisatie beantwoordt dan het best aan deze dubbele eis? Een of andere vorm van federalisme, of de politieke eenheidsstaat? De hypothese van een confederatie, in de juridische betekenis van het woord, tussen de verschillende streken en provincies sluiten we uit. Deze formule is niet in staat om gebieden met zo sterke centrifugale tendensen lange tijd samen te houden. Met klem herhalen we: de verbrokkeling van Kongo zou voor Centraal-Afrika een ramp betekenen, zowel op economisch, als op sociaal en politiek gebied. |
|