Streven. Jaargang 13
(1959-1960)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina *51]
| |
[pagina *53]
| |
[pagina 349]
| |
Letterkundige kroniek
| |
[pagina 350]
| |
gering schatten en hem slechts wegens de politieke achtergrond van betekenis achten, en vervolgens omdat zij uitnodigen tot een vergelijking met Sjolochows eigen werk. Doch laten wij ons hier voorlopig vergenoegen met enkele bijzonderheden over Pasternaks biografie en levensomstandighedenGa naar voetnoot2).
Boris Leonidowitsj Pasternak (geb. 11 - 2 - 1890) is de zoon van de bekende Russische schilder en graficus Leonied Pasternak van joodse afstamming, die met Tolstoi bekend was en enige van zijn boeken illustreerde. Hij maakte o.a. een portret van R.M. Rilke, die ook Boris ontmoette en wiens invloed deze aanvankelijk onderging (de Brief is aan Rilke opgedragen). De vader emigreerde in 1921 naar Duitsland en van daar in 1938 naar Engeland, waar zijn dochter met een psychiater trouwde en waar hij in 1945 stierf. Boris' moeder was Rosaliya Ossipowna Kaufman, een voortreffelijke pianiste. Boris zelf studeerde eerst muziek en dweepte met de componist Skrjabin, een buurman en vriend van de familie. Deze moedigde hem aan en schonk hem zijn zegen. Maar Boris, die wel prachtig improviseren kon en ook componeerde, verwaarloosde de praktische oefeningen. ‘Met enige moeite’, zo schrijft hij, ‘slaagde ik erin dragelijk piano te spelen, hoewel ik nauwelijks de noten kon lezen.... Ik verachtte alles wat handwerk en niet-creatief was in de arrogante overtuiging dat ik dat alles beheerste. In het werkelijk leven, dacht ik, zijn er slechts wonderen en goddelijke ingevingen, niets dat uitgedacht en met opzet verworven is.... Met bezwaard gemoed rukte ik mij los van de muziek.... Eerst langzamerhand gelukte mij dit. Later dreef ik mijn onthouding tot het uiterste. Ik raakte geen toets meer aan, bezocht geen concerten meer en vermeed de omgang met mensen’ (Over mij zelf, 23-25). Pasternak begon filosofie en filologie te studeren aan de Moskouse universiteit. In de lente van 1912 reisde hij met 200 roebel op zak, door zijn moeder met pianolessen verdiend en van het huishoudgeld gespaard, naar Marburg om bij Cohen, Hartmann en Natorp te gaan werken. Hij was enthousiast over zijn leraren en dezen sloegen zijn filosofische begaving zo hoog aan, dat de nieuw-Kantiaan Cohen hem raadde in filosofie door te gaan. Doch de drang der poëzie was zo sterk in hem dat hij deze bekoring gemakkelijk overwon. Na een reis door Italië, waar hij Venetië en Florence bezocht, keerde hij naar Rusland terug en gaf spoedig zijn eerste poëziebundel uit. Afgezien van een korte reis naar Duitsland in 1922 bleef hij voortaan in Moskou. In de oorlog werd hij wegens een door een ongeluk veroorzaakt beenmankement niet opgeroepen. Zijn door Rilke en de symbolisten beïnvloede, aanvankelijk lyrische richting gaf hij reeds tijdens de oorlog op en sloot zich bij de rechtse vleugel der Futuristen aan. Hij beschreef hier de poëzie als ‘een scherp gefluit, een knarsen van opeen gedrukte ijsschotsen, de nacht die het blad doet bevriezen, het prijsgezang van twee nachtegalen’. Tot 1933 publiceerde hij verhalen en lyriek, ook politieke poëzie, die hem na de dood van Alexander Blok, Jessenin en Majakofsky als de belangrijkste dichter van Rusland bekend maakten. Intussen vond zijn werk weinig instemming bij de heersende partij. Hij werd | |
[pagina 351]
| |
berispt wegens burgerlijk-subjectieve opvattingen en trok zich in de kleine schrijverskolonie Peredjelkino bij Moskou terug. Met vertalingen van Rilke, Goethe, Schiller, Kleist, Shakespeare, Shelley, Verlaine en van Georgische volkspoëzie kwam hij weer in aanzien en schiep hij zich een verzekerd bestaan. De verslapping der censuur tijdens de tweede wereldoorlog maakte hem de uitgave van twee nieuwe bundels lyriek mogelijk (1943 en 1945). Maar na deze oorlog moest hij met zijn poëtische werkzaamheid ophouden. Bijna tien jaar lang werkte hij nu aan zijn roman Dokter Zjivago, die hij in 1955 de staatsuitgeverij overhandigde. Deze talmde met de uitgave en hield hem zoet. De partijleiding verzocht hem de roman volgens het partijschema om te werken. Anders dan Sjolochow die zijn Stille Don bereidwillig veranderde, was Pasternak slechts bereid enige passages in te korten, wat niet werd aangenomen. In de zomer van 1956 stond hij zijn manuscript, dat blijkbaar sub rosa in afschriften ook in Moskou vele lezers gevonden had, af aan de eng met de communistische partij verbonden uitgever Feltrinelli in Milaan. In 1957 verboden de Sovjets het boek uit te geven. Pasternak vroeg nu Feltrinelli het werk niet te publiceren en ook de autobiografie niet te drukken. De Italiaanse communist rook echter een goed zaakje en liet het boek verschijnen; zelfs door het ingrijpen van Togliatti liet hij er zich niet van afbrengen. Pasternak verklaarde in een interview met westerse journalisten, dat zijn roman door uit het verband gerukte citaten niet als een kritiek op de Sovjetstaat mocht worden voorgesteld. Hij was realist, vrijzinnig Godgelovige, geen marxist en geen dialectisch materialist. Zijn roman had geen politieke bedoelingen. Gepubliceerd in Italië en vertaald in Duitsland, Engeland, Amerika, Frankrijk, Zweden en andere landen, bezorgde Dokter Zjivago in 1958 Pasternak de Nobelprijs. De secretaris der Zweedse academie, Anders Oesterling, noemde Pasternak een der merkwaardigste dichters van het nieuwe Rusland. Met Majakowsky was hij tevoorschijn getreden als baanbreker der moderne lyriek en had de poëtische taal der Sovjet-Unie vernieuwd. Dokter Zjivago was met Tolstoi's Oorlog en Vrede te vergelijken. Pasternaks kunst bestond in de weergave van de betovering der jaargetijden, van de vlucht des tijds en de polsslag der dagen. Hij bekritiseerde niet de revolutie, doch haar meelopers. Het was een daad, in zulke verhoudingen een dergelijk werk te voltooien, dat boven de partijen stond en in zijn humane tendens haast antipolitisch was. Dat ook politieke motieven bij deze toekenning van de Nobelprijs meespraken, is wel waarschijnlijk. Reeds in 1933 was de Russische emigrant Iwan Boenin de Nobelprijs toegekend en in 1936 ontving de Duitse auteur Carl von Ossietzky, die bij de Rijksdagbrand van 1933 gevangen genomen was en drie jaar in concentratiekampen vertoefd had, de Nobelprijs voor de vrede. Het geval Pasternak lijkt veel op het geval Ossietzky. Over dit laatste schreef in 1936 het Duitse Persbureau: ‘De toekenning van de Nobelprijs aan een notoire landsverrader is zulk een onbeschaamde uitdaging en belediging van Duitsland, dat zij een duidelijk antwoord vergt’. Over Pasternak verspreidde het Persbureau Tass een besluit van de schrijversvereniging: ‘Sinds lang vervreemd van leven en volk, heeft zich Boris Pasternak nu, ontaard en aanmatigend, definitief als vijand van dat alles getoond, wat elk Sovjetburger heilig is, nl. als vijand der grote Oktoberrevolutie’. Het besluit der Zweedse academie werd een vijandige politieke daad tegen de Sovjet-Unie genoemd. Op de vraag of Ossietzky naar Stockholm mocht reizen ter ontvangst van de prijs, antwoordde het Duitse mi- | |
[pagina 352]
| |
nisterie indertijd: ‘Carl van Ossietzky is een vrij man. Hij kan reizen waarheen hij wil’. In Moskou schreef Tass nu, dat het gemachtigd was bekend te maken dat Boris Pasternak niets in de weg gelegd zou worden om zich buitenlands te begeven. Pasternak zag echter af van de prijs met de motivering: ‘met het oog op de zin die in de gemeenschap, waartoe ik behoor, aan de onderscheiding gegeven is, moet ik de prijs weigeren’. De Zweedse academie van wetenschappen betreurde in een brief aan hem deze weigering. Het protest der Sovjet-regering werd door de academie niet beantwoord. Wel verklaarde de Russische zaakgelastigde in Stockholm dat de Sovjetregering geen represailles tegen Pasternak zou nemen. Alle moeiten om de Russische regering van houding te doen veranderen, zo bv. een telegram van de IJslandse, het communisme welgezinde Nobelprijswinnaar Halldor Laxness aan Chroestsjef zelf, waren tevergeefs. Chroestsjef sprak zich in een zitting van het centrale Sovjetcomité aldus uit over Pasternak, zonder hem te noemen: ‘Er zijn bij ons schrijvers die zeggen: hoe kan de partij leiding geven in de literatuur? Wij antwoorden: Wilt gij dan de partijleiding niet erkennen, mijn duifje? Wat betekent dat: leiding door de partij? Dat is toch de wil van miljoenen mensen, van miljoenen hersens, het collectieve verstand van miljoenen mensen. Menig litterator, die ergens in zijn datsja zijn slap werkje uitgebroed heeft, zou dit als de gedachte van de huidige mensheid, van heel het volk erkend willen zien. Dat is uitgesproken personencultus van iemand, die de leiding der partij niet dulden wil. Zo iemand zou zich boven de partij, boven het volk willen verheffen’ Slaafse litteratoren als Wladimier Samitsjastni waren minder terughoudend: ‘Een zwijn bezoedelt nooit de plaats waar het vreet en slaapt. Vergelijkt men Pasternak met een zwijn, dan moet men zeggen, dat een zwijn niet gedaan zou hebben wat hij deed’. Pasternak richtte zich in die dagen van opwinding tot Chroestsjef zelf en getuigde, dat hij met het vaderland verbonden bleef en dat het zijn ondergang zijn zou verbannen te worden. Aan de Prawda schreef hij dat hij zich over de toekenning van de Nobelprijs verheugd had, dat hij echter de politieke consternatie die er op gevolgd was, niet voorzien had en daarom van de prijs had afgezien. Pasternak werd dus het slachtoffer van een dwangsysteem dat velen van zijn beste auteurs naar het buitenland dreef, anderen, waaronder ook teruggekeerden, ter dood folterde, in concentratiekampen te gronde richtte, tot zelfmoord bracht of tot stilzwijgen veroordeelde. Ook meerdere vrienden van Pasternak waren daarbij, als Jessenin, Majakowski en de dichteressen Achmatova en Zwejateva. Al werd Pasternak niet vervolgd en kon hij teruggetrokken leven, toch brachten hem indiscreties van journalisten vaak in moeilijkheden. Zo publiceerde Anthony Brown, correspondent van de Daily Mail, een gedicht dat de auteur hem voor een oude vriendin in Parijs toevertrouwd had. ‘Ik ben verloren als een wild dier achter tralies. / Ergens zijn mensen, vrijheid en licht. / Achter mij het lawaai der vervolgers / en geen uitweg blijft mij open’. Pasternak was in zorg en verdedigde zich, dat het gedicht in een sombere, pessimistische stemming in verband met de Nobelprijskwestie geschreven was. Zijn vrouw zei in tegenwoordigheid van een Amerikaanse journalist: ‘hoe dikwijls heb ik je al gezegd, dat je geen journalist vertrouwen moet! Zij gebruiken je enkel voor hun eigen voordeel’. De dichter zelf maakte het voornemen voorlopig geen journalist meer te ontvangen. | |
[pagina 353]
| |
Inmiddels heeft Pasternak onlangs van de regering de opdracht gekregen, de gedichten van de Indische filosoof en dichter Rabindranath Tagore te vertalen, een bericht, dat echter later weer ontkend werd. Er gaan ook geruchten dat de Russische staatsuitgeverij in deze herfst Dokter Zjivago zelf gaat uitgeven. Officiële instanties in Moskou schijnen tot de overtuiging gekomen te zijn dat de litteraire kritiek de kritische zin van het volk onderschat heeft en dat het boek niet zo'n opwinding zou veroorzaakt hebben, als westerse propagandisten het niet politiek tegen Moskou uitgespeeld hadden.
Het is wenselijk dat men iets weet van de menselijke omgeving, waarin de auteur leeft en die ons uit de ambtelijke uitlatingen der officiële instanties reeds enigszins bekend is. Vorstin Zinaida Sjakowskoy vergezelde in 1957 haar man, een westers diplomaat, gedurende zijn ambtsperiode bij de legatie van zijn land te Moskou. Zij slaagde erin met het volk zelf in contact te komen. Haar ervaringen deelt zij mee in het boek: So sah ich Russland wiederGa naar voetnoot3), waaruit wij het volgende citeren. Op een of andere manier leerde zij een oude landedelman kennen, die zij Alexander Michailowitsj noemt. Hij was een man zonder bitterheid of rancune en maakte geen aanspraak op enige vergoeding of herstel. ‘Het is niet alles verkeerd bij ons; de nieuwe regering heeft ook goede dingen bewerkt’. Terwijl het gewone volk zich heftig tegen het regime kantte, bleef hij rustig en tevreden. ‘Kan men verlangen dat een groot aantal mensen bereid is martelaar te worden?’ Hij had daarom ook medelijden met de strebers die gedwongen waren spionagediensten te verrichten. ‘Onder een somber en droevig uiterlijk verbergt ons land veel goeds en groots’..... ‘Het geloof is het enige dat hier rust en vrede schenken kan. De christenen zijn in Rusland van alle burgers de enigen die met opgeruimd gemoed de hardheid van het regime verdragen. Zij delen niet de algemene ontevredenheid van het volk noch de afgunst der in hun eeuwig onbevredigde instincten bevangen materialisten’. ‘De gebreken van de gemeenschap en van de staat laten de orthodoxe Russen niet onverschillig, doch zij gebruiken slechts geestelijke wapens.... Als de enige vrije mensen der USSR - zoals de christelijke slaven in Rome vrijer waren dan hun heren - trachten zij niet zich tegen de regering te verzetten, die hen elk ogenblik bedreigen en hun bestaan onmogelijk maken kan’. ‘Paria's onder paria's, hoeven zij zich niet te “proletariseren” om het volk nader te komen. De godsdienst is in de USSR niet de zaak der intellectuelen of der bourgeosie. De gelovigen nemen de beproeving aan als gerechte straf, zelfs als een genade. Het is een merkwaardige paradox dat het regime meer heeft te vrezen van de ontevreden materialisten, van de teleurgestelde communisten, van de agnostici, die allen slechts hun eigen korte aardse leven voor ogen hebben en voor wie de gedachte van voortdurende opoffering iets irriterends heeft, dan van de gelovigen, die zich gemakkelijker met de bitterheden des levens verzoenen. In een internationaal gewapend conflict of een nieuwe revolutie zullen het zeker niet de Russische christenen zijn die het teken tot opstand geven. Men kan wel zeggen: als de gehele bevolking der USSR gelovig was, kon het centraal-comité der KPSU rustig slapen. Zou ooit het vuur der vergelding voor de tyrannen slaan, dan zullen de voltrekkers van het vonnis van gelijke gezindheid zijn. Het harde leven en de voortdurende | |
[pagina 354]
| |
angst moede, de geestelijke vrijheid missend waarin zij slavernij zouden kunnen verdragen, wachten zij er slechts op het juk te kunnen afschudden. En de felheid hunner reactie zal geen genade kennen.... Mensen die geen tijd voor medelijden hebben, kunnen moeilijk op medelijden rekenen, hoogstens op christelijke barmhartigheid’. Natuurlijk spreekt vorstin Sjakowskoy ook over Pasternak, ‘de zuiverste dichter van alle die de Sovjet-Unie bezit’. Hij was toentertijd zwaar ziek. Men duldde hem nog als vertaler. Zijn Dokter Zjivago was in de intellectuele wereld bekend. ‘De zin van het werk is een vaarwel aan de verleidelijke illusie der communistische maatschappelijke ordening en een bekentenis tot Christus. Welk een wonder dat dit kunstwerk in de troosteloze hel zelf ontstaan kon. Het is voor mij als een wegwijzer in de toekomst van Rusland’. Dat Pasternak de Russen bekend is, weet men ook uit andere bronnen. Toen in 1946 de schrijversvereniging in de Moskouse ‘zuilenzaal’ een litteraire volksavond hield, kreeg ook Pasternak het woord. De toehoorders rezen op en begroetten hem luidruchtig. Hij las voor uit zijn werken. Er ontglipte hem een blad. Terwijl hij zich bukte om het op te rapen, citeerde een toehoorder het gedicht verder, andere vielen in en de gehele vergadering declameerde tenslotte in koor het gehele gedicht. De ontroerde dichter, die van het volk vervreemd zou zijn, dankte met de woorden: ‘ik dank u, vrienden’. |
|