| |
| |
| |
Politiek-religieuze kroniek
Sokagakkai, Japans grootste godsdienstige en politieke bedreiging
J. Kamstra S.V.D.
DE uitslag van de verkiezingen van dit jaar was voor het gehele Japanse volk als een soort ontploffing, waardoor de Japanse democratie zeer ernstig geschokt werd. Want voor het eerst sinds vele eeuwen heeft het Japanse boeddhisme in de vorm van een nieuwe sekte zijn intrede gedaan in de politiek en dat met zo'n succes dat er stemmen opgaan die zeggen dat deze sekte binnen de tien jaar in het Japanse Hoger- en Lagerhuis de absolute meerderheid zal krijgen om haar plannen te volvoeren: de vernietiging van alle andere godsdiensten en de bouw van een grootse tempel, als symbool van haar suprematie.
De verkiezingen van dit jaar hebben onthuld, dat er op het ogenblik onder de bescherming van de democratie een godsdienstig revival plaats heeft, dat in kracht en algemeenheid vergeleken kan worden met dat der Japanse dertiende eeuw, toen uit het boeddhisme de Jodoshu, de Jodoshinshu, de Nichirenshu en de Zenshu ontstonden, sekten die ook nu nog tot de grootste gerekend worden. Wat mijn collega P. van Straelen schreef over de Tenrikyo, als was zij ‘Japan's most powerful religious movement’, was in de tijd dat hij dit schreef zeker waar, maar nu hebben veel jongere sekten meer invloed en macht dan de 121-jarige Tenrikyo, want ondanks hun kortstondig bestaan boeken zij bekeringscijfers, die niet alleen in de annalen van Tenrikyo maar ook in die van het Christendom niet gevonden kunnen worden. Al deze sekten gebruiken de modernste methoden van de wetenschap om hun succes te vergroten en aan hun leer een wetenschappelijke fundering te geven. Zij alle zijn zeer humanistisch ingesteld en er op uit de beginselen van de democratie hoog te houden. In een apart artikel hopen we deze sekten binnenkort te kunnen bespreken. Er is echter een nieuwe sekte ontstaan, die van alle andere totaal verschilt. Sinds de dertiende eeuw is er geen sekte geweest in Japan die zo agressief en fanatiek is als deze, die met haar onverdraagzaam radicalisme de grootste bedreiging vormt voor de Japanse democratie, die bij verder succes Japan zeker het toneel zal maken van heftige godsdiensttwisten en dit vredige land weer naar zijn oude vooroorlogse nationalisme zal terug drijven: de Sokagakkai. In verschillende Japanse tijdschriften wordt zij evenals het katholicisme een ‘totalitaire’ godsdienst genoemd. In juni en juli is zij als gevolg van de verkiezingen door de gehele Japanse pers gegaan. Op het ogenblik is er geen Japanner meer die niet van haar gehoord heeft. Zonder kennis van deze nieuwe godsdienst zullen we de koers welke Japan in de komende jaren misschien
zal volgen niet kunnen verstaan.
| |
De Sokagakkai
In juli 1956 werden haar eerste vertegenwoordigers voor de Japanse staatsraad gekozen. Omdat het hier maar om drie vertegenwoordigers ging trok zij
| |
| |
hiermee niet al te veel de aandacht van de pers. Toch wist zij bij een 500.000 gelovigen in dat jaar al 991.552 stemmen te krijgen. Maar met de 2.487.795 stemmen van dit jaar zag zij haar aantal leden in de staatsraad tot negen stijgen. Daarmede kwam zij in de focus te staan van de gehele pers. Deze bracht de fabelachtige werfkracht van deze sekte aan het licht, welke de bekeringsrecords van alle andere Japanse sekten wist te slaan. Hoe wist deze sekte die aan het begin van dit jaar slechts 1.500.000 leden telde, in juni zich van 2.500.000 stemmen te verzekeren? In Japan worden gewoonlijk zoveel kandidaten voor verkiezingen opgesteld dat slechts een derde van hen ervoor in aanmerking komt. Hoe is het echter te verklaren dat bij de gemeenteraadsverkiezingen einde april van de 15 kandidaten van de Sokagakkai er meer dan 280 gekozen werden? Alleen al in het kiesdistrict Tokio werden alle kandidaten (70) voor de verschillende gemeenteraden gekozen. Bij de verkiezingen voor de staatsraad kwamen alle zes kandidaten ook in de staatsraad. Bij de verkiezingen voor de gemeenteraden in het district Tokio einde april bedroeg het aantal stemmen dat op de Sokagakkai uitgebracht werd 150.000, dat is ongeveer het aantal gelovigen van deze sekte in dit district. Maar nog geen zes weken later bij de verkiezingen voor de staatsraad in begin juni bedroeg haar aantal stemmen in het zelfde district meer dan het drievoudige: 470.000. Hoe is dit alles te verklaren?
Ook de groei van de sekte zelf stelt ons voor hetzelfde probleem der getallen. De sekte telde in 1951, vóór acht jaar dus, niet meer dan 7.000 leden. Zij wist in deze tamelijk korte periode haar ledental tot bijna het driehonderdvoud op te voeren van bijna 2.000.000 aanhangers. Alleen al in de periode van januari tot juni van dit jaar wist zij er minstens het fantastische getal van 300.000 aanhangers bij te winnen (het aantal bekeringen voor de katholieke kerk bedraagt in dezelfde periode nog geen 8.000!). Waaraan is deze volgens de Japanse kranten ‘explosieve’ groei te verklaren? Men weet hierop geen ander antwoord te geven dan: SHAKUBUKU.
Het woord Shakubuku is niet zo maar met één woord in het Nederlands te vertalen. Het werd voor het eerst gebruikt door de stichter van de Nichirensekte: Nichiren (1222-1282), in de betekenis van iemand tegen zijn wil in bekeren. Letterlijk betekent het iemand breken en doen buigen. Men kan het 't beste vertalen met iemand tegen zijn zin in doen gehoorzamen, ofwel zich de medewerking verzekeren voor zijn religieuze plannen ook van hen die er niet in geloven. Bij de Sokagakkai kunnen we dan twee soorten van Shakubuku onderscheiden: de politieke en de godsdienstige. Met de politieke wil zij zich ook met medewerking van de niet-gelovigen de macht in de volksvertegenwoordiging verschaffen, met de godsdienstige wil zij de uitbreiding van haar leden vooral met moreel geweld verzekeren.
Wat de politieke shakubuku betreft, heeft zij vooral de afkeer van het Japanse volk van de eeuwige omkoperij der politici tot haar eigen voordeel weten te gebruiken. Want het is nu eenmaal een feit dat er in geen land terwille van de politiek zoveel aan omkoperij gedaan wordt als in Japan. Ontzettende geldbedragen worden door de kandidaten onder het volk rondgestrooid, om zo de stemmen van de kiezers te kopen. Verschillende christenkandidaten hebben mij dan ook verzekerd dat het vanwege het achtste gebod zeer moeilijk is voor een christen om gekozen te worden, omdat hij met eerlijke middelen niet tegen de enorme kapitalen van de anderen op kan. De meesten van deze stemmenkopers gebruiken hun postje dan ook vooral om zichzelf ermee te verrijken. Het is geen
| |
| |
wonder dat er bij het gewone volk veel ontevredenheid heerst over deze verkiezingsmethoden. De Sokagakkai heeft deze stemming bij het volk gebruikt terwille van haar eigen kandidaten. Zij stelde hen zelf op en maakte die alleen aan haar leden door middel van haar eigen krant bekend. De gelovigen van de Sokagakkai begonnen daarop bij alle anderen deze kandidaten als uiterst betrouwbaar en rechtschapen aan te prijzen. De staat zou geruïneerd worden als deze mensen niet gekozen werden. Zodoende kwam het dat ook niet-leden langzamerhand voor deze kandidaten propaganda begonnen te maken. Velen geloofden in de oprechtheid en eerlijkheid van deze mensen, zodat men wel moet aannemen dat ook ijverige christenen, zonder zelf te weten dat zij de Sokagakkaisekte bevorderden, onbewust meewerkten aan de keuze van mensen die alleen maar de vernietiging van het christendom en alle andere godsdiensten op het oog hebben. Dit laatste hadden de kandidaten niet in hun program staan, ook stond er niet in dat zij tot de bovengenoemde sekte behoorden, maar hun program verschilde niet veel van dat der anderen: grotere klaslokalen voor scholen, straatverlichting, goede wegen enz. enz. Op deze manier probeerde de Sokagakkai zonder haar ware gelaat te tonen twijfelaars en mensen die genoeg hebben van het politieke geknoei voor zich te winnen. De cijfers boven laten zien met hoeveel succes.
Meer nog dan de politieke shakubuku heeft de Sokagakkai de godsdienstige georganiseerd en zelfs ook ingeschakeld in de politieke shakubuku. In 1951 proclameerde Toda, de tweede president van deze sekte, officieel de shakubuku. Tegelijkertijd reorganiseerde hij de hele Sokagakkai en maakte van haar een straf militaristische organisatie met een ijzeren discipline die in veel punten sterk herinnert aan die van het oude vooroorlogse Japanse leger. Zij werd onderverdeeld in kleinere groepen met aan het hoofd leiders die door het hoofdbestuur gesalarieerd werden. Zo is op het ogenblik het hele land opgedeeld in 34 shibu (regionale afdelingen). Elk van deze shibu telt 32 chiku (district), elk district weer 10 tot 12 han (kring), elke han bestaat uit 10 soin (groep), elke groep uit 10 setai. De setai is de allerkleinste cel in de Sokagakkaiorganisatie en telt 1 tot drie leden. Het aantal leden wordt bij de Sokagakkai niet geteld, alleen het aantal setai. Daarom slaan alle getallen die de Sokagakkai publiceert op het aantal setai. Wanneer we die getallen verdubbelen zullen we ongeveer dus het werkelijke aantal leden bij benadering vast kunnen stellen. Door middel van deze straffe organisatie was het het hoofdbestuur van de sekte mogelijk een strenge controle uit te oefenen op de activiteit der afzonderlijke leden en deze tot in de kleinste dorpjes en gehuchten te leiden. Verder houdt zij het contact met het hoofdbestuur gaande door middel van haar officieel orgaan, de Seikyoshimbun, welke een oplage heeft van meer dan 400.000 exemplaren.
De grootste kracht van de Sokagakkai vormen natuurlijk de jongeren. Toda heeft dan ook voor hen een heel eigen beweging in het leven geroepen. Alle leden onder de dertig jaar behoren tot de twee jongerenorganisaties: een voor de meer dan 120.000 jongens, een voor de ruim 170.000 meisjes. Die van de jongens is onderverdeeld in 85 militair georganiseerde bataljons, die van de meisjes in 77 bataljons. Het is echter de bedoeling van het hoofdbestuur het aantal bataljons voor beide groepen op te voeren tot honderd. In de bataljons voor de jongens vindt men transportgroepen en harmonieën, bij die van de meisjes fluitgroepen en meerstemmige koren die bij de grote vergaderingen optreden. Ieder bataljon heeft zijn eigen vaandel. Zij zijn verspreid over heel Japan en genum- | |
| |
merd. Zo is het 42e van de meisjes in Hokkaido (Japans noordelijkste eiland), het 35e van de jongens in Tokio in het Urawa-district, het dertigste van de meisjes in Okayama, het 77ste van de jongens in Fukuoka (Kjoesjoe). Vooral deze bataljons hebben veel bijgedragen tot de bekerings- en verkiezingssuccessen van dit jaar. Een meisje in Tokio, hoofd van een van deze bataljons, heeft zo 1500 leden van haar bataljon ingezet. Zij zelf, professor in de opvoedkunde en oud-studente van de grootste protestantse universiteit in Japan, de Rikkyo, heeft veel van haar eigen studenten en oude vrienden en kennissen van de Rikkyo meegenomen naar een van de drie tempels van de Sokagakkai in Tokio, om hen daar met de drie biduren kennis te laten maken en door middel van haar vrienden deze mensen tot een bekering te brengen. 's Morgens om tien uur, 's middags om 2 uur en 's avonds om 6 uur worden de als resultaat van de shakubuku samengekomen mensen ingeleid in de Sokagakkai; daar leren zij ook het hoofdgebed, het aframmelen van de woorden Namumyohorengekyo, een magische toverformule waardoor hen de boeddhistische hemel ontsloten wordt. Tenslotte worden ze dan door een soort boeddhistisch doopsel (het
opleggen en ronddraaien van een omwikkelde lat op hun hoofd en de woorden Namumyohorengekyo van de bonze) in de sekte opgenomen als lid. Degenen die niet willen, worden door de bataljons of door de setai uit de buurt in herhaaldelijke gesprekken en urenlange bezoeken zo bewerkt, dat verschillenden om maar van de lastposten af te zijn tot de sekte toetreden. Op deze manier probeert deze sekte hele buurten, wijken en steden voor zich te winnen, want er is geen beter werkgebied voor deze sekte dan de steden, waar de han, de soin en de setai betrekkelijk dicht bij elkaar zitten, zodat zij intensief de wijken en buurten bewerken kunnen. Zo is het te verklaren dat deze sekte vooral in het Tokio-Yokohama-gebied, waar op een oppervlakte van onze provincie Gelderland of Brabant ongeveer 12 miljoen mensen samenhokken (een randstad dus in het kwadraat) enorme successen heeft geboekt: 26% van al haar aanhangers zijn in dit gebied te vinden; in de tweede Japanse randstad, het Kyoto-Osaka-Kobe gebied (tegen de 9 miljoen) heeft zij 19% en in het kolossale industrie-, mijnen hoogovengebied van Noord Hjoesjoe 10% van al haar aanhangers. Deze zijn meestal fabrieksarbeiders, ofschoon men ook veel onderwijzers onder haar aanhangers telt.
Als gevolg van de boven beschreven organisatie, waarmede deze sekte headlines gemaakt heeft in de Japanse pers, is haar ledental enorm gestegen. In 1951 telde zij vóór de Shakubukuproclamatie slechts 5000 leden. Een jaar later was dit aantal gestegen tot 10.000 setai (20.000 leden?). In 1956 telde zij er 400.000, aan het begin van dit jaar heeft zij de miljoen overschreden. Het hoofdbestuur had voor dit jaar alleen al 300.000 setai op zijn program gezet; in juni had zij bij de miljoen van januari reeds 240.000 setai er bij gewonnen (dit is twee maal het totaal aantal katholieken van Japan), zodat te verwachten is dat zij op het eind van dit jaar zeker de 1.400.000 zal bereiken (± 3.000.000 leden?).
Hiermede hebben wij beschreven wat deze sekte tot dé sensatie van het jaar 1959 hier in Japan gemaakt heeft. Wanneer wij aan deze shakubuku-methoden denken, kunnen wij het met de London Times eens zijn, die naar aanleiding van de verkiezingen van juni schrijft: De tijden zijn nog ver dat de politiek in Japan enkel binnen de omraming van de democratie zal komen tot een vrije meningsuiting. Ook het heden schijnt nog niet voor verbetering vatbaar, nu bij de jong- | |
| |
ste verkiezingen een fanatieke godsdienstige sekte duidelijk laat zien dat de ouderwetse goden nog steeds achter de coulissen het toneel der Japanse politiek beheersen.
| |
De ontwerpers van de Sokagakkai
Wanneer men een aanhanger van de Sokagakkai vraagt, wie eigenlijk de stichter van zijn sekte is, krijgt men tien tegen een het antwoord dat dit Nichiren, de beroemde Japanse prediker uit de 12e eeuw, niet Makiguchi of Todo is. Dit neemt echter niet weg dat alle niet-leden vooral om historische redenen niet Nichiren maar Tsunaburo Makiguchi en Josei Toda als de eigenlijke ontwerpers aanwijzen. We kunnen het hiermee alleen maar eens zijn en naderhand zullen we zien dat Nichiren onmogelijk de stichter van deze sekte had kunnen zijn, ook al zouden we haar leer enkel tot het boeddhisme beperken.
Makiguchi Tsunaburo, adoptief-zoon, was niet al te begaafd en moest daarom hard werken om door zijn schooljaren heen te komen. Hij werd onderwijzer en stond 20 jaar lang aan het hoofd van een school. In die tijd heeft hij Jinseichirigaku (antropologische geografie) en verder in twaalf delen: Sokakyoikugakutaikei (systematische pedagogie der creatieve waarden) geschreven, waarin hij zijn creatieve waardenfilosofie, welke later de grondslag zou worden van de Sokagakkai, ontwikkelde. Van dit laatste werk zijn vier delen in druk verschenen. Verschillende geleerden uit die tijd hebben dit werk hoog aangeslagen. Hij was dan ook meer dan een schoolmeester, een echte studax en theoreticus. In die tijd echter dacht hij nog niet veel aan de godsdienst als onderdeel van zijn waardenleer. Hij had de gewoonte zijn ideeën altijd tussen het werk door in een notitieboekje op te schrijven, zodat hij steeds erg ingekeerd en weinig spraakzaam was, zoals een van de dit jaar gekozenen getuigde. In deze jaren ontmoette hij ook degene die steeds zijn grootste verdediger en propagandist zou zijn: Josei Toda (1900-1958). Deze had vroeger de high school bezocht, werd daarna verkoper in een winkel, maar slaagde naderhand er toch nog in het onderwijzersexamen af te leggen. Hij werd aangesteld op een lagere school op het eiland Hokkaido, waar ter zelfder tijd ook Makiguchi werkzaam was en waar zij elkaar voor het eerst ontmoetten. Naderhand werd Toda hoofd op een lagere school in Tokio en hier begon hij ijverig de creatieve waardenleer van Makiguchi te verdedigen. Na drie jaar in Tokio gaf Toda zijn onderwijzersbaantje eraan en werd hij manager van een drukkerij. Al bracht dit een hele verandering in zijn leven teweeg, toch gaf hij zijn relaties met Makiguchi niet op. Zij gingen beiden naar de Daisekitempel niet ver van de berg Fuji en lieten zich opnemen in de Nichirenshoshu, de grootste boeddhistische sekte in Japan. Hier nam Makiguchi de leer
van de Nichirensekte in een sterk persoonlijk geïnterpreteerde versie in zijn waardenleer op.
In het jaar 1930 stichtten beiden de Sokakyoikugakukai (letterlijk de vereniging der opvoedkundige creatieve waardenleer), naderhand, nadat de opzet wat breder was geworden, werd dit de Sokagakkai (so = scheppen, Ka = waarde, gak = leer, kai = vereniging; dus, vereniging der creatieve waardenleer). Tegelijkertijd begonnen zij aan de Daisekitempel met een zomercursus, die in het begin veel onderwijzers en leraren trok, maar later toen de opvoedkunde niet meer zo sterk in deze cursussen benadrukt werd, ook veel mensen uit andere
| |
| |
klassen van de Japanse samenleving. Makiguchi werd de president van de nieuwe vereniging en Toda als directeur de meer praktische organisator. Jaarlijks werden de cursussen gehouden, maar het aantal leden nam niet erg toe, zodat er na 7 jaar nog niet meer dan 50 waren. Daarna begon de groep echter zich goed te ontwikkelen, vooral ook omdat de opzet veel ruimer geworden was. In 1941 bedroeg het ledental 3000.
Onder de oorlog brak er een heel zware tijd aan voor deze religieus getinte studiegroep. De leden weigerden namelijk op grond van hun godsdienstige overtuiging de shintoistische Amaterasugodheid als hoogste godheid te erkennen. Velen werden daarom in hechtenis genomen. In 1943 moesten ook Makiguchi en Toda om dezelfde reden ‘wegens overtreding van de wet op de openbare veiligheid en gebrek aan eerbied’, zoals het heette in het arrestatiebevel, de gevangenis in. In deze periode lieten velen hen in de steek. Tegen het einde van de oorlog waren het er nog maar weinigen die met hen aan hun overtuiging vasthielden. In 1944 stierf Makiguchi in de gevangenis op 73-jarige leeftijd, zodat Toda alleen overbleef met de grote opgave na de oorlog de Sokagakkai opnieuw te organiseren. In de gevangenis had hij ruimschoots gelegenheid gehad door zijn verkeer met Makiguchi de waardenleer in zich op te nemen. In die tijd werd hij dan ook meer theoreticus dan voorheen. Na de oorlog kon hij de gevangenis verlaten en ging hij weer in het zakenleven.
Hier besteedde hij al zijn krachten weer aan de drukkerij en aan de verkoop van onroerende goederen. Hij gebruikte zijn kantoor voor de verbreiding van de Sokagakkai en begon tussen zijn werk door lezingen te geven over de Hogekyo, de enige soetra der Nichirensekte. In die tijd kwam ook de oude groep van voor de oorlog weer bijeen. Velen van hen hadden vóór de onderdrukking door de regering gezworen de hele leer te veranderen. Daardoor kwamen zij in conflict met Toda die vastbesloten was de waardenleer van Makiguchi trouw te blijven. Hij stond de verandering niet toe. Niet alleen krachtens zijn ambt van directeur, ook als goed spreker en debater kon hij de oude groep weer op zijn hand krijgen. In 1946 organiseerde hij het eerste naoorlogse congres der Sokagakkai. In 1950 mislukten al zijn zaken. Datzelfde jaar nog werd hij tot Makiguchi's opvolger en tweede president gekozen. Van nu af gaf hij al zijn tijd aan de Sokagakkai. Datzelfde jaar nog begon hij avondcursussen aan de economische faculteit der Chuo-universiteit in Tokio te volgen. Door deze studie werd hij een heel ander mens. Zijn nieuwe ervaringen op de universiteit waren van groot nut voor zijn propagandapolitiek. Hij legde zich meer dan voorheen toe op opvoedkunde, heel bijzonder de methoden om anderen te overtuigen. In die tijd schreef hij voor de leiders van de Sokagakkai de Shakubukukyoten, een handboek voor shakubuku, dat naast theoretische uiteenzettingen over de wereldbeschouwing der organisatie, praktische richtlijnen bevatte voor de leiding en bekering van anderen. Daarnaast organiseerde hij voor dezelfde leiders grote congressen, zoals dat van Otaru b.v., waar hij experts uit het hele land met vliegtuigen liet komen, om hen over agitatie, propaganda en praktische overtuigingsmethoden te doen spreken. Ook ontwierp hij een nieuwe methode om de bekeerlingen in de Sokagakkai in te leiden. Zij hoefden niet meer, zoals dat bij andere godsdiensten het geval was, eerst
de hele leer van buiten te leren, maar konden onmiddellijk in de sekte opgenomen worden. Door de dagelijkse praktijk en voortdurende tips van boven ontdekken zij langzamerhand wat de leer van Sokagakkai eigenlijk inhoudt. Ieder leert of wordt beleerd naar capaciteit en
| |
| |
behoeften, zodat iedereen tevreden is met dat wat hij op dat ogenblik weet of gehoord heeft. Zo is het te verklaren dat vele leden van de Sokagakkai de waardenfilosofie niet eens kennen noch begrijpen, en zich slechts beperken tot het vele duizenden malen aframmelen van de voor de meesten magische toverformule: Namumyohorengeikyo. Zo kan men ook verklaren dat vele gelovigen die dagelijks urenlang aan bekeringswerk doen, zelf nog niet weten wat de waardenfilosofie inhoudt, omdat zij, naar hun zeggen, nog niet zo ver zijn. In 1951 hield Toda zijn beroemde Shakubukuproclamatie, die gevolgd werd door de boven beschreven geweldige successen. In 1958 overleed hij, nauwelijks 58 jaar oud. Het presidentschap werd voorlopig door een presidium overgenomen. Het jaar 1959 is voor de sekte een jaar geworden van wat zij zelf ‘het wonder’ noemen: de grote verkiezingssuccessen.
Tenslotte willen we hier nog even de verdere ontwikkeling van deze sekte aangeven. Door de centralisatie van de Sokagakkai en het groot aantal bekeerlingen werden de klachten dat er niet genoeg aandacht besteed werd aan de zg. nazorg der bekeerden steeds sterker. Daarom heeft het presidium aan het begin van dit jaar verschillende besluiten genomen die de eerstkomende jaren de richting van deze sekte zullen bepalen: 1. Het decreet van Toda, dat er buiten de hoofdcentrale geen andere centrales zullen zijn, wordt ongedaan gemaakt. Er zullen in de komende jaren voor het gehele land filialen opgericht worden. Voor het jaar 1959 werd bepaald: a. plaatselijke vergaderzalen te bouwen in Nagoya, Niigata, Koiwa, Fukuoka, Shizuoka, Sakai (bij Osaka), Umeda en Fukushima. b. Over het hele land tien nieuwe tempels te bouwen. 2. Voortaan zal niemand meer persoonlijk het presidentschap bekleden. Dit zal voortaan door het presidium waargenomen worden. De beslissingen van dit presidium zullen rechtskracht hebben enkel en alleen wanneer ze met absolute eenstemmigheid aangenomen worden.
Het presidium heeft onder meer hiertoe besloten opdat outsiders niet zouden denken dat de president een soort dictator is met dictatoriale macht. (Hoe heftig anticommunistisch ook, ze schijnen het toch net zo te moeten doen als de communisten). Door deze besluiten hoopt ze afval van de gelovigen tegen te gaan en haar propaganda met dezelfde vaart als tot nu toe voort te zetten, om haar doel zo spoedig mogelijk te verwezenlijken. De Sokagaku-aanhangers in de buurt van onze Nanza-universiteit roepen dat zij binnen de tien jaar de macht hier in Japan in handen zullen hebben, om alle andere godsdiensten uit te roeien, alle bewoners van de Japanse eilanden te dwingen tot haar sekte toe te treden en te beginnen met de bouw van de grote tempel. Eerst dan zal haar doel volledig verwezenlijkt zijn.
Hoe denken de gelovigen over deze stichters? De meesten van hen beschouwen Toda als de eigenlijke verschijning van Nichiren in onze tijd, en de meesten geloven dat hij de eigenlijke stichter was. Voor ons is het vreemd dat zij aan de ontwerper van hun sekte voorbijgaan en de organisator ervan als de eigenlijke grote stichter, een nieuwe incarnatie van Nichiren, beschouwen, enkel en alleen omdat de laatste later geleefd heeft en dus actueler was. Wij zouden moeilijk Paulus boven Christus kunnen verheffen.
De Sokagakkai is een sensatie wat haar shakubuku betreft, zij is het niet minder in haar levensfilosofie, waarin ze van het materialisme ongeveer een godsdienst maakt en haar theologie die zij baseert op historische leugens en verzinsels.
| |
| |
| |
De creatieve waardenleer
De Sokagakkai beroept zich erop dat zij modern is om haar filosofie, dat zij op de dertiende eeuw terug gaat om haar theologie. Geen van beide is echter waar. De waardenleer van Makiguchi gaat in grote trekken terug op de Badense school. Deze leert dat de hoogste waarden in de mens zijn: het ware, het goede en het schone. Volgens Makiguchi is dit echter niet waar, maar moeten we die vervangen door: het nuttige, het goede en het schone. Makiguchi heeft dus het ware vervangen door het nuttige en zoals we later zullen zien heeft dit ook een symbolische betekenis gehad, want hij heeft zich van het ware ook niet al te veel meer aangetrokken. Deze drie hoogste waarden vormen het menselijk geluk. Deze drie tot levensdoel maken kan men het scheppen van deze waarden noemen. (Scheppen heeft dus bij hem niet de betekenis die wij er gewoonlijk aan geven: uit niets iets maken). Dit scheppen der waarden is het hoogste geluk en doel van de mens. Hij analyseert de afzonderlijke waarden als volgt: het nuttige houdt alles in dat betrekking heeft op een lang leven, zoals rijkdom, gezondheid enz. Wat echter het leven verkort, zoals armoede en ziekte, is de vijand van het nuttige, de schade. Nu meent Makiguchi dat het meest typische en oorspronkelijke van zijn leer gelegen is in de gedachte van het creatieve nuttige. Vroeger dacht men aan het nuttige als iets dat men moet verachten. Tegenover een puriteins vergeestelijkt bestaan stond het najagen van het nuttige als iets dat niets anders was dan het bevredigen van de menselijke behoeften, iets dat alleen maar economische betekenis had. De twee waarden van het schone en het nuttige hebben meer dan enkel persoonlijke voordelen in zich, zij zijn elementair voor de maatschappij, noodzakelijk voor een leven dat het hoogste goed nastreeft. Zij zijn het hoogste doel van de mens en het allerhoogste geluk.
Makiguchi heeft op de eerste plaats zijn leer hier heel handig aan het Japanse materialisme aangehaakt: een gezond en rijk leven is de hoogste vorm van geluk. Had hij dit niet gedaan, dan had hij nooit zo'n aanhang gekregen. Want het Japanse materialisme is een van de grootste obstakels b.v. voor het christendom, dat nooit zoiets kan leren. Vervolgens blijft er van die buitengewone oorspronkelijkheid niet zoveel over, wanneer men b.v. de boeken over de ‘Kulturphilosophie’ der Duitse school gelezen heeft; ook het Pragmatisme laat van die oorspronkelijkheid niet veel meer over.
Over de scheppende waarde van het goede leert Makiguchi: Het leven van de mens is enkel goed in het geloof in de sekte van Nichiren. ‘Dit is de scheppende waarde van het goede, zoals een goede gezondheid en rijkdom de scheppende waarden van het nuttige inhouden. Het goede kan daarom alleen maar in de godsdienst van Nichiren in ons leven verwezenlijkt worden’. Daar waar dus Kant het goede legt in de plicht om de plicht, legt Makiguchi het goede in een boeddhistische sekte, die zo een kleine schakel wordt in zijn waardenfilosofie. We zijn daarmee aanbeland bij de behandeling van zijn speciale boeddhistische leer.
| |
Het Boeddhisme van de Sokagakkai
Makiguchi schrijft in zijn boeken herhaaldelijk dat de godsdienst van de Sokagakkai de Nichirenshoshu is. Wat is deze Nichirenshoshu?
Zij is een van de meest agressieve Japanse boeddhistische sekten. Zij werd gesticht in 1253 door de Japanse revolutionaire prediker Nichiren (1222-1282).
| |
| |
Nichiren, die volgens zijn aanhangers een buitengewone wondermacht had en de komst van de Tartaren in Japan voorzegde, leerde dat er maar één soetra de ware was, namelijk de Hogeikyosoetra. Allen die deze soetra niet aanvaarden en zich beroepen op andere soetra's gaan naar de hel. Daarom moeten alle aanhangers van de andere boeddhistische sekten, zoals de Tendaishu, de Jodoshu en de Zen door middel van de shakubuku bekeerd worden. Bekeren zij zich niet, dan gaan zij naar de hel. Daarom is ook niets te verwachten van de aanroeping van Amida's naam: de Nembutsu. Alleen door de drie geheimen kan men het heil verkrijgen. Deze drie geheimen zijn: 1. de hommonhonzon: dit is de verering van het beeld van Shakyamuni en de beelden van de bosatsu (boeddhistische heiligen), van de mandara, (dit is een soort schilderij waarop de namen van Shakyamuni en de andere goden, en de vijf lettertekens, d.w.z. de formule Namumyohorengekyo, geschreven staan), van het boeddhistische altaar, en tenslotte van de Hogekyosoetra. 2. hommondaimoku, dit is het aanroepen van de daimoku ofwel: Namumyohorengekyo (de betekenis van dit woord is: namu = ik geloof, myo = wonderbare, ren = lotusbloem, ho = wet, geikyo = soetra: ik geloof in de soetra van de wonderbare (lotus) wet, en is dus niet meer dan een geloofsbekentenis in de soetra welke volgens Nichiren de enige ware soetra is). Deze aanroeping volstaat voor de bekering. Door deze aanroeping veelvuldig te herhalen verkrijgt men het heil. 3. de hommonkaidan, dit is degenen die de daimoku bidden en aanvaarden worden in de levende Boeddha veranderd en zullen leven in het eeuwige licht.
Nichiren heeft voor zijn dood alle autoriteit overgedragen aan een college van zes leerlingen. Verder heeft hij bepaald dat de Kuentempel bij de Minobuberg, ook wel Minobutempel genoemd, (niet ver van Kofu), de hoofdtempel van zijn sekte zal zijn. Dit moge volstaan als een zeer summier overzicht van de Nichirensekte, op het ogenblik de grootste boeddhistische sekte.
Makiguchi heeft deze drie geheimen uiterlijk overgenomen, maar tenminste aan het eerste van de drie een heel andere inhoud gegeven. In de Nichirensekte wordt Shakyamuni vereerd als de boeddha van de eindtijd. Makiguchi en zijn Sokagakkai echter leren dat Shakyamuni door zijn dood al zijn betekenis heeft verloren, en nu niet meer is dan een dode Boeddha. Het boeddhisme onderscheidt na de dood van Boeddha 3 perioden: een van 500, een van 1000 en de laatste periode of eindtijd van 10.000 jaar. Al deze perioden zijn wat betreft het onderhoud van de wet verschillend. Het hele boeddhisme leert echter dat men ook in deze drie tijden door Shakyamuni het heil kan verkrijgen. De Sokagakkai nu breekt met deze traditionele leer en verkondigt dat Nichiren de Boeddha is van de eindtijd. Zij beroept zich voor deze leer op de Goshohan, de geschriften van Nichiren. Nu is het een feit dat er in de hele Goshohan niets te vinden is dat ook maar een dergelijke leer zou kunnen suggereren. Wel kunnen we er het tegendeel vinden. We lezen er dat Nichiren zich de leerling noemt van Shakyamuni; nergens schrijft hij over zich als de mappo no hombutsu, de boeddha van de eindtijd. In 1271 schreef Nichiren in de Kitosho: Shakyamuni verenigt in zich de drie ambten van koning, leraar en vader. Verder schreef hij in datzelfde jaar: ‘Shakyamuni is de Boeddha die verheven is boven de heersers van ons land, hij is de vader en de moeder van de Sabasekai (het heelal), hij is de leraar’.
Men hoeft dus helemaal geen expert te zijn om uit de geschriften van Nichiren te begrijpen dat hij Shakyamuni ook als de meester van deze tijd beschouwd
| |
| |
heeft. Verder is het beste bewijs hiervoor dat ook de Nichirensekte Shakyamuni als de Boeddha van de eindtijd vereert. Hiermee heeft de Sokagakkai het eigenlijke boeddhisme de rug toegekeerd. Dat zij vooral in de Japanse boeddhistische provincies weinig of geen succes heeft, kunnen we voornamelijk uit dit haar hoofddogma verklaren, want geen boeddhist zal dulden dat men Shakyamuni begraaft en voor dood verklaart. Dat zij in de Japanse grote steden zoveel succes heeft, lijkt mij het duidelijkste bewijs dat er niet veel echt beleefd boeddhisme in de steden meer te vinden is.
Verder leerde Makiguchi: 1. Dat niet de Kuentempel, maar de Daisekitempel (bij de berg Fuji) de hoofdtempel is van de Nichirenshu. 2. Dat Nichiko, een van de zes leerlingen van Nichiren, de eigenlijke opvolger was. Dit alles is echter in flagrante tegenspraak met de historie en door Makiguchi verdraaid en verwrongen ‘pour le besoin de sa cause’.
Het is dan ook geen wonder dat de heftigste bestrijders van deze ‘boeddhistische’ sekte de boeddhisten zelf zijn en juist die waaraan ze zich het meest verwant voelen: De Nichirenshu.
Het is niet de eerste keer dat in de Japanse geschiedenis een sekte is opgestaan die met leugen en bedrog haar leer probeert te funderen. Misschien denkt menigeen dat deze sekte juist daarom zichzelf niet lang zal overleven. Men kan zich echter sterk hierin vergissen. De Nichirenshu verschilt in menig opzicht ook niet veel van deze sekte en toch telt ze nog de meeste leden en ook de Islam heeft veel in de Koran staan dat historisch onjuist en verdraaid is, toch hoort zij nog bij de grootste. Maar wat al deze sekten wel gemeen hebben is dat ze uiterst gevaarlijk zijn. Zo lang zij in de minderheid zijn, proberen zij met leugen en bedrog zich door te zetten, zodra ze echter in de meerderheid raken, grijpen ze naar geweld. Ook met de Sokagakkai zal dat ongetwijfeld het geval zijn. Daarom is zij de gevaarlijkste godsdienst van Japan, die tegenover het christendom niet minder onverdraagzaam zal zijn dan het communisme.
|
|