| |
| |
| |
Internationale kroniek
David Ben Goerion
Louis Dauneau
DAVID GRIEN, uit het niet ver van Warschau gelegen, sluimerende stadje Plonsk, die in de wieg gelegd scheen om advocaat in een Poolse provinciestad te worden of als emigrant in de U.S.A. een vermogen te verwerven of - andere mogelijkheid - als slachtoffer van Hitler vergast te worden, heeft zijn talenten tot bloei kunnen brengen en werd stichter van een staat, staatsman van wereldformaat en succesvol strateeg.
Het voorspel van zijn uitzonderlijk levensverhaal speelt zich af in een kolonie van een tienduizend mensen, voor de helft vrome, wetsgetrouwe Joden. Men doet er goede zaken, want de Duitse grens is niet ver en Warschau nabij. In dit afgesloten wereldje dringen toch nog enige geestesstromingen uit het Westen binnen. Voor de door het tsaristische Rusland overheerste Polen zijn dit Franse en Duitse boeken, voor de Joden is dit de verlichtingsbeweging, de Haskala, voor beide groepen is het eerst het liberalisme, dan het socialisme. De rijke koopman Zvi Arie Grien en zijn zoon Avigdor vormen het middelpunt van een kring, die, in tegenstelling tot de massa der Plonsker Joden, vóór het nieuwe is. Deze massa draagt nog kaftaan (Chalat) en muts (Jarmulka). Zij houden nog vast aan de Thora en de commentaren hunner rabbi's.
Avigdor Grien denkt anders. Hij draagt rok en hoge hoed en zijn zonen zullen het gymnasium en de universiteit volgen, niet om zich te assimileren en in de volksgemeenschap op te gaan, doch als bewuste Joden. De Polen tellen voor de Griens nauwelijks mee, doch langs de Russische cultuur vindt men aansluiting bij de wereld en zo ontvangt de kleine David, zijn in 1886 geboren zesde kind, behalve een Joodse opvoeding thuis ook een Russische op het gymnasium. De jongen staat anders tegenover de Russen dan zijn medegymnasiasten. Polen en Russen zijn hem onverschillig: zijn vaderland is het land der vaderen. Reeds vroeg hoort hij van Sion en Sionisten, van Theodoor Herzl, de Weense journalist, die, door monarchen en Joodse miljoenairs gesteund, een Jodenstaat wilde stichten, hoort hij van de Alija, de ‘opgang’, die reeds duizenden uit het getto naar Palestina gevoerd had, van de Joodse boerenkolonies aldaar. Daarmee verwant was het streven naar een rechtvaardiger samenleving, die de jonge Grien in het socialisme van Karl Marx meende te vinden. Hij trad toe tot de partij Poale Zion (Arbeiders van Sion), raakte in conflict met de Russische politie en vluchtte in 1906, toen de linksradicale opstand in het ‘Koninkrijk Polen’ mislukt was, naar het land van belofte.
In zijn grandioze memoires beschrijft hij de eerste ontmoeting met het herwonnen vaderland, dat hem in de vorm van het landbouwgenootschap Petach Tikva opnam: ‘Ik kon niet inslapen; zo was ik dan in Israël, in een Hebreeuws dorp van het heilig land, dat “poort der hoop” heette. Het huilen der jakhalzen in de wijnbergen, het balken der ezels in de stallen, het kwaken der kikvorsen in de vijvers, de zware geur der acacia's, de verre branding der zee, de schaduw der
| |
| |
oranjebomen op het grijze muurwerk, het flonkeren der sterren uit het diepe blauw des hemels.... dat alles deed wonderlijk vreemd aan als in een sprookjesland. Ik herinnerde mij nog alle details van de reis, van het afscheid en de overtocht, en het naderen der kust. Doch nu was ik in het land van Israël. Was dat mogelijk?’
De dweper was echter niet in een legendarisch rijk gekomen, doch in een slecht bestuurde Turkse provincie, waar hij, de verwende en geen geldzorgen kennende, voor het dagelijks brood moest vechten. Hoewel landarbeider, verlamde zijn politieke activiteit niet. Toen hij, 22 jaar oud, voor enige weken naar Plonsk terugkeerde voor een familiebezoek, was hij reeds een belangrijke figuur in Palestina, voorzitter der in 1907 voor het eerst gehouden bijeenkomst der Poale Zion en spoedig (1910) mede-uitgever van het te Jeruzalem verschijnende partijblad Ha Achdut (Eenheid). Voortaan droeg hij het pseudoniem Ben Goerion als enige familienaam.
Doch de journalistiek voldoet hem niet. Hij gaat rechten studeren te Istanboel, ontmoet daar zijn toekomstige medewerker en rivaal Mosche Schertok en keert naar Jeruzalem terug (augustus 1914), juist op tijd om het de Turken bij het begin van de wereldoorlog lastig te maken. Aanvankelijk was Ben Goerion zeer anti-Engels gezind en bereid om met de Turken mee te werken, al was het slechts uit haat tegen het tsarisme, dat - men denke aan de pogroms! - als aartsvijand van Israël gold. Had hij zich openlijk als vriend der Turken getoond, dan was hij na de overwinning der Entente ook in de ogen der Sionisten-leiders onmogelijk geweest. Nu echter werden zijn medestrijders Ben Zvi, de huidige president van Israël, Schochet en hun makkers door de bureaucratische regering van Turkije gevangen gezet. Ben Goerion kwam er met een blauw oog af en vluchtte naar de U.S.A. Daar werd hij wel geen Anglofiel maar toch een vurig aanhanger der Entente, en dit vooral door het deelnemen der U.S.A. aan de oorlog en de val der Romanovs. Ook zijn huwelijk (1917) met de in Amerika opgegroeide medicijnen-studente Paula Munweis, die uit Rusland stamde, heeft wel daartoe bijgedragen. Hij trad als vrijwilliger in het Britse leger en kwam als zodanig in 1918 opnieuw in het beloofde land.
Intussen had de plechtige verklaring van Balfour (2 november 1917) de Joden een vaderland in Palestina verzekerd, met bescherming echter der rechten van de inheemse bevolking. Toen daarmee de eerste eis van het zgn. Bazeler program der Sionisten een wel vaag, doch aanvaardbaar gezicht gekregen had, was het zaak dit plan voor de Joden zo gunstig mogelijk te verwezenlijken. Ben Goerion nam daarbij een radicaler standpunt in dan de leider der Sionistische Agency, de burgerlijk bedachtzame professor Chaim Weizmann. Hij richtte in 1919 in Petach Tikva een arbeiderspartij op en het jaar daarop de vakorganisatie Histadrut wier leider hij gebleven is. Van hieruit ging hij de Britse hoge commissaris te lijf. Voor hem bestond er slechts één oplossing, de onafhankelijke staat Israël, zonder protector, een staat, waarin de georganiseerde arbeiders de heerschappij uitoefenen.
Toch was er een groot verschil tussen de vurige leerling van Marx in het Engelse mandaat Palestina en zijn partijgenoten elders. Nu overal de grote socialistische partijen zich verwijderen van alle cosmopolitisme, van het vulgaire materialisme en goedkoop pacifisme, mag het wel beklemtoond worden dat Ben Goerion reeds vóór een mensenleeftijd deze drie ismen overwonnen had. Hij was nationalist, diep religieus, strijdlustig en gehecht aan de wezenlijke tradities van
| |
| |
zijn volk. Alleen daardoor kon hij de schepper van een staat, de leider ener nationale wedergeboorte worden en niet alleen maar een woordgeweldig, maar politiek onmachtig agitator. Daarbij bezat hij de staatsmanseigenschap om zijn idealen onwankelbaar trouw te blijven en toch soepel genoeg te zijn om zich aan de feiten aan te passen, althans uiterlijk en tijdelijk.
In de twintiger jaren speelde hij de wildeman, wat hij eigenlijk niet was. Hij deed dit om zowel t.o.v. de voorzichtigen rondom Weizmann, die Engels ingesteld waren, als ook t.o.v. de behoedzamen der eigen partij als Sprintzak, de latere parlementsvoorzitter, een tegenwicht te vormen. Op het Weense Sionistencongres in december 1925 richtte hij een vlammende rede tegen de versaagden in Israël en tegen de mandataire macht die ook onder een Joodse hoge commissaris, Sir Herbert Samuel, met Ben Goerions interpretatie van Balfours verklaring niet kon instemmen.
Hoe somberder de toestand der Europese Joden werd, des te feller insisteerden Ben Goerion en zijn aanhangers op een zelfstandige staat in het heilig land, als een toevlucht voor alle vervolgde kinderen Israëls, waarin de vroegere Arabische meerderheid zich met de rechten ener minderheid tevreden zou moeten stellen. De standpunten botsten hevig op elkaar. De Sionisten verlangden dat de door Hitler met vervolging en verdrijving bedreigde Joden een nationaal tehuis zouden krijgen, waarin zij niet meer gasten of medebewoners, doch zelf de heren zouden zijn. Dit tehuis kon, ook zonder Engelse toezegging, enkel het beloofde land der vaderen zijn. De wereld was dit de nergens welkome, slechts om hun afkomst vervolgden schuldig. Waarop de Arabieren antwoordden: ‘Waarom moeten wij, die met het ongeluk der Europese Joden niets te maken hebben, de kosten van een onrecht, van een misdaad betalen, die anderen bedreven hebben?’ De Engelsen wisten dat beide partijen gelijk hadden. De oplossing die zij zouden voorstaan, zou afhangen van de nuchter politieke beoordeling van de Britse belangen.
Ben Goerion deed alle moeite om zijn positie te versterken. In 1930 verenigde hij zijn partij met een andere socialistische groep: zij noemden zich ‘De Verenigde arbeiderspartij van het land Israël’, de MAPAI, en vormden de meerderheid op het Sionistencongres van 1933. Ben Goerion zelf werd lid der Sionistische Executieve. Het volgend jaar kwam hij tot overeenstemming met de leider der agressieve rechtse partij Zjabotinsky. Met het oog op de gebeurtenissen in Duitsland streefde hij, alle anti-Britse sentimenten onderdrukkend, naar een vergelijk met Groot-Brittannië en zelfs met de Arabische naburen. Hierbij dacht hij aan de Engelse cliënten in Jordanië en Irak, aan de Anglofielen in Egypte, allereerst aan Emir (later koning) Abdullah, aan Nuri Said en Ali Maher. Met de Arabieren van Palestina, wier hoofd de grootmoefti van Jeruzalem was, was elk gesprek onmogelijk. Er werd gesproken over een Joods-Arabische federatie. Doch de Engelse commissie onder leiding van Lord Peel zag zeer goed, dat een vreedzaam samenleven ondenkbaar was. Daarom stelden de Britten nu zelf formeel voor, wat Ben Goerion in wezen altijd verlangd had: Palestina verdelen in drie gebieden en de 400.000 daar verblijvende Joden een onafhankelijke staat geven. Naast deze hoofdbelofte verbleekten de hypotheken die op het geschenk drukten: slechts een vijfde van het gebied zou de Joden toevallen; Jeruzalem, Bethlehem, Nazareth zouden onder Brits mandaat blijven. Ben Goerion kalmeerde zijn verontwaardigde volgelingen met de bewering dat een Engelsman enkel door
| |
| |
Engelse ogen zien kon. Doch de leider der MAPAI had nu het Britse oog te corrigeren, door het een Joodse bril voor te houden. Nu begon de strijd om uitbreiding der grenzen en Ben Goerion kreeg het aan de stok met MacDonald Jr., een verdediger der Arabieren en tegenstander der onbeperkte immigratie. Op de vooravond van de tweede wereldoorlog wilde de Britse secretaris van Koloniën de immigratie beperken tot 75.000 over vijf jaren verspreid; de onafhankelijke staat zou eerst 10 jaar na de overeenkomst opgericht worden. De Engelsen konden echter de stroom van illegaal immigrerenden niet keren.... ‘Zonder visum naar Palestina’ heette destijds zelfs een veel gespeelde Jiddische komedie. Het had ook de titel van een tragedie kunnen zijn, waarbij Ben Goerion en de ondergrondse Hagana de regisseurs waren. In de dertiger jaren kwam het vaak voor dat opgejaagde vluchtelingen naar hun schip teruggedreven werden of zelfs in het gezicht van het nieuwe vaderland de dood vonden. Anderzijds pasten de terreurorganisatie Irgun Zvai Leumi en een andere, die als Stern-Gang bekend werd, de methoden van de partisanenoorlog toe, tot grote verontwaardiging van het Britse volk en soms van de Sionistische Agency.
De tweede wereldoorlog schoof de Engels-Sionistische tegenstelling op de achtergrond. Ben Goerion verklaarde, met het oog op de akten der in 1939 gevoerde onderhandelingen: ‘Wij zullen in deze oorlog vechten als bestond er geen witboek en het witboek bestrijden als was er geen oorlog’. Hij zette zich geheel in voor de zaak der geallieerden. Nu was hij niet meer uitsluitend aangewezen op de genade der Engelsen. Amerika, waar zes miljoen Joden een grote invloed hadden, steunde de Sionisten. MacDonald Jr. werd in Churchills kabinet door Leopold Amery vervangen, die veel sympathieker stond tegenover het uitverkoren volk. Ben Goerion, die nu de formeel aan het hoofd staande Weizmann volkomen overschaduwde, slaagde erin een legale Joodse strijdmacht, voorlopig een brigade, te vormen. Nauwelijks was de oorlog voorbij, of het conflict met de mandaatmacht laaide weer op. De Engelsen verboden illegale immigranten en zetten 300 verzetslieden gevangen. De Joden antwoordden met terreurdaden. Een vleugel van het Koning David-hotel waar het Britse bestuur huisde, werd opgeblazen. Het Sionistencongres te Bazel in december 1946 toonde scherpe contrasten tussen de Anglofiele Weizmann, de op Amerika steunende Ben Goerion en de extremistische groep, wier leider na Zjabotinski's dood Menschem Beigin was.
Het engere verbond met de Amerikaanse Joden dwong de MAPAI tot matiging in haar socialistische ijver. Rabbi Silver, haar machtige voorspreker in Amerika, huiverde voor alles wat naar communisme zweemde. Ook mocht men de zwaar kapitalistische geloofsgenoten niet afschrikken. Dit ontstemde vele MAPAI-leden, vooral in de dorpskibboetsim en dreef hen in de armen der uiterst linkse MAPAM. Ben Goerion hield het hoofd koel en richtte zijn aandacht hoofdzakelijk op de toekomst van zijn volk als staat.
Opnieuw deed hij slechtere ondervindingen op met de Engelse Labour dan met de Conservatieven. Bevin was nog weerspanniger dan MacDonald. Doch Ben Goerion bleek een meesterlijke diplomaat die de internationale toestand schitterend uitbuitte. Met steun van Amerika en Rusland werd, op voorstel van een UNO-commissie, op 29 november 1947 met 35 tegen 13 stemmen tot opheffing van het Britse mandaat besloten en werd het land in tweeën verdeeld op een wijze die geen toekomstmogelijkheden bood. Terstond ontbrandde de guerilla tussen Joden en Arabieren. In enkele maanden vielen er meer dan duizend doden. Bijzondere afschuw wekte de moord van 250 mannen, vrouwen en kinde- | |
| |
ren door Joodse extremisten bij de verovering van een Arabisch dorp. Op 14 mei trokken de Britten zich terug; het volkenbondsmandaat was opgeheven en op dezelfde dag riep Ben Goerion in Tel-Aviv, de uit de grond gestampte grootstad, de onafhankelijke staat Israël, Medinat Jisroël, uit.
De Arabische nabuurlanden besloten tot een gezamenlijke aanval om de Jodenstaat te vernietigen. Ongeveer 650.000 Joden stonden tegenover de gehele Arabische wereld. Na bloedige veldslagen behielden de Joden het gebied dat de UNO-commissie hun had toegewezen en veroverden nog een deel van Galilea. De Verenigde Naties bemiddelden en door hun gevolmachtigde, graaf Bernadotte, die kort daarop door een Joods terrorist vermoord werd, werd een wapenstilstand van vier weken gesloten (11 juni). Toen een groep rechtse extremisten, de Irgun Zvai Leumi, zich daar niet bij wilde neerleggen, kwam het tot een tragisch conflict. Hun leider, Beigin, had met de ‘Altalena’ wapens laten komen, waarmee hij door wilde vechten. Ben Goerion eiste inlevering der wapens en toen dit geweigerd werd liet hij het schip in brand schieten. Het zonk en een aantal leden der Irgun vonden daarbij de dood. Hij haalde zich daardoor de haat der extremisten op de hals en werd voor pluimstrijker der vijanden uitgemaakt, precies wat hij zelf vroeger Weizmann en de Sionisten verweten had. Hierdoor werd hij nader tot deze groepen gedreven. Prof. Weizmann werd de eerste staatspresident, een erefunctie, die voor politiek weinig plaats liet. Ben Goerion bleef de politieke leider in een overigens zeer democratische staat.
In juli begonnen de gevechten weer: ze duurden tot de herfst en bezorgden Israël een onbetwijfelbare overwinning. Ben Goerion was zo wijs, zich met Galilea en een stuk woestijn tevreden te stellen. Deze gematigdheid was het ook te danken dat Israël op de verjaardag zijner stichting in de V.N. werd opgenomen en voortaan van Arabische verenigde offensieven bleef gevrijwaard. Toch is zijn situatie nog steeds bedreigd en labiel. Israël en zijn burgers zijn nog steeds in oorlog met alle Arabische volken. De tweede wapenstilstand (3 juni 1949) onderbrak slechts de regelrechte gevechten en veldslagen, doch niet de activiteit der vijandelijke partisanen of de tegenacties der troepen en der politie van Ben Goerion. Toen in oktober 1956 het leger van Israël tot de aanval op het Suezkanaal overging, was dat slechts een weer beginnen der operaties in een nooit formeel beëindigde oorlog.
Daarentegen beweren de Israëli, en vooral Ben Goerion, dat zij niets vuriger verlangen dan vrede, bijzonder met hun Arabische broeders. Een compromis is echter moeilijk denkbaar, tenminste een schriftelijk en verzegeld compromis. Er zijn drie hindernissen. De eerste vormen de vluchtelingen. De gevechten van 1948-1949 hebben de meeste Arabische bewoners van Palestina uit hun land verdreven. Zij wonen en vegeteren rondom in erbarmelijke verhoudingen, dicht bij hun vroeger erf; zij worden lastig gevonden en zouden graag terug willen. Geldelijke vergoeding wordt door Israël geweigerd. De tweede hindernis ontstaat uit sociaal-economische motieven. De Arabische leiders, die daarbij speculeren op de nationale en religieuze gevoelens, vrezen de van Israël uitgaande industrialisering en de daaruit ontstaande omkeer in het Nabije Oosten. Ten derde misbruiken buitenlandse machten het antagonisme tussen Arabieren en Israëli, om hun eigen doel te bereiken. Dit geldt vooral van de U.S.S.R., doch ook van de U.S.A., en in geringere mate van Engeland en Frankrijk. Ben Goerion was erop uit deze hindernissen weg te nemen, ze zelfs in zijn voordeel te benutten, wat hem herhaaldelijk gelukte. Slaagde hij niet, dan was het wegens de oude waarheid: ‘Nec
| |
| |
Hercules contra plures’. Hij wist toe te geven, tot ergernis van rechts en links, van de Cherut, de MAPAM en de communisten. Zo redde hij zich uit het gevaarlijke Suez-avontuur. Zo ontweek hij de vernietigende slag die Moskou hem bereidde. Zo toont hij de onverzoenlijke Arabieren een stalen gezicht, waarin schrandere ogen onschuldig en vriendelijk toelachen; een man van de vrede, maar steeds gereed voor de sprong. Ook de binnenlandse politiek leidt hij met bekwaamheid. Hij is Israël zoals de Gaulle Frankrijk is. De vergelijking dringt zich op ondanks alle uiterlijke verschil. De noordse reus met zijn Vlaams bloed en het kleine Joodje zijn beiden geboren heersers, onbuigzame vechters en slimme diplomaten, muzische mensen, meesters der taal, voorbeeldige huisvaders, vroom ieder op zijn wijze, grillig en toch standvastig, voor hun medewerkers een vereerd doch vaak lastig idool. Ook Ben Goerion gaf eenmaal het stuur uit handen en verdween in de woestijn. Dat gebeurde in december 1953. In vijf jaar had hij het zielental van Israël van 650.000 tot anderhalf miljoen opgevoerd. De militie was tot een geregeld leger uitgegroeid. Er werd goed bestuurd, velen zeggen: te goed. De export, die nauwelijks een tiende van de import bedragen had, steeg tot 30% van de import.
Schaduwzijden waren de eeuwige financiële nood, de partijtwisten, de arrogante houding en intolerantie juist daar waar men uit droevige ervaring tolerantie had moeten leren. De afhankelijkheid van de hulp van rijke geloofsgenoten overal ter wereld werd niet als drukkend gevoeld. Ben Goerion was een meester in het loskrijgen van belangrijke zendingen, zoals die vroeger tienduizenden Oost-Europese Joden in het leven hadden gehouden. Hij reisde herhaaldelijk naar de U.S.A., steeds alleen om de staatskas, nooit de eigen beurs - hij heeft zelf geen behoeften - opnieuw te vullen. Gecompliceerder was de kwestie der Duitse vergelding bij de opbouw van Israël. Israël eiste en verkreeg door de Luxemburgse overeenkomst (10 september 1952) de toezegging van drie en een half miljard D.M. in waren of in kredieten. De meerderheid der Joden voelde weinig dankbaarheid voor deze bereidwilligheid der Bondsrepubliek. Miljoenen doden en een zee van lijden zijn met geen geld of waren goed te maken. Het standpunt der Joden was te verontschuldigen. Toch hebben de Duitse leveranties wezenlijk bijgedragen tot de opbouw en de mogelijkheid der verdediging van Israël. Ben Goerion trachtte handelsbetrekkingen met Duitsland aan te knopen en leverde zelfs oorlogsmateriaal, tot ergernis van velen zijner aanhangers.
Hoewel hij, dictator en democraat tegelijk, vooral in de eerste jaren van Israël onvervangbaar was en ook zijn tegenstanders imponeerde, was zijn positie ten gevolge van de getallenverhouding der partijen en van de parlementaire situatie zeer labiel. De volksvertegenwoordiging, slechts één kamer, de Knesset, telt 120 leden. Geen enkele partij heeft de meerderheid. Ben Goerions fractie, de MAPAI, was en is de sterkste; zij bezet sinds de laatste verkiezingen (2 november 1959) meer dan een derde der zetels. Om te regeren moet zij echter bondgenoten zoeken en zij vindt die bij de liberale ‘Sionisten’, bij de religieuze groepen, bij de burgerlijken en de marxistische MAPAM, echter niet bij de communisten en de extremisten. Ben Goerion moest schipperen. Nu eens waren de Sionisten kwaad over al te veel collectivisme, dan weer klaagden de religieus gezinden over ‘meisjes-in-uniform’ of over de zwijnenteelt. De stormachtigste verwijten bezorgden hem zijn onderhandelingen met Arabieren en Duitsers. Werd de storm een orkaan, dan demissioneerde hij, zo in 1950 en 1952. In december 1953 was het ernstig; Mosche Schertok nam zijn plaats in en noemde zich op zijn He- | |
| |
breeuws Scharet. Hoewel Ben Goerions medewerker, was hij in alles zijn tegenfiguur. Meer diplomaat dan vechter en geschikter voor de salon dan voor het slagveld, was hij in staat de regering te leiden zolang er geen ernstige conflicten voorkwamen. Ben Goerion bleef een jaar in vrijwillige ballingschap, die hij als schaapherder, lezer en commentator van antieke filosofen en dichters doorbracht. In november 1955 werd hij, na eerst nog minister van defensie geweest te zijn, weer minister-president en is dat tot nu toe gebleven.
Vooreerst moest hij al zijn zorg wijden aan de doodsvijand van Israël, de Egyptische dictator Nasser. Hij zag in dat hij met een bliksemslag t.o. de regering te Kairo zijn land meer ademvrijheid kon bezorgen. Egypte sloot het Suezkanaal voor alle Israëlische schepen en toevoer, blokkeerde Elat, de enige Israëlische haven naar het Zuiden, rustte Arabische partisanen uit en trachtte een Arabische coalitie te smeden voor een overval op Israël. Ben Goerion achtte de wereldsituatie gunstig om door een militaire actie aan dit alles een einde te maken. Aanvankelijk klopte alles precies. Met Frankrijk en Engeland kwam men tot een overeenkomst. Op 29 oktober 1956 trok het leger op en vernietigde in enkele dagen de Egyptische krijgsmacht. Gaza en het schiereiland Sinaï werden veroverd en het leger stond aan het Suezkanaal. Toen greep Moskou in. Het eiste terugtrekking der troepen, ook die van Engeland en Frankrijk. De twijfelachtige houding der U.S.A., die het Suez-avontuur openlijk afkeurden, besliste de nederlaag der westerse machten. Israël kon de vruchten zijner overwinning niet plukken. Ben Goerion moest het veroverde gebied ontruimen. Sindsdien heerst er weer een toestand van half oorlog en half vrede en beschouwen de Egyptische en Arabische leiders Israël als een kankergezwel dat uitgesneden moet worden.
Zo hangt het Damocleszwaard over het land. Tengevolge der toenemende immigratie uit de Arabische landen van Marokko tot Irak heeft zich de bevolking sterk gewijzigd. De minder gecultiveerde Afrikaanse Joden veroorzaken een soort rassenprobleem. Zij en de West-Aziatische Israëli eisen toegang tot de staatsambten, die haast uitsluitend door Europese Joden bekleed worden. Het monopolie der Histradut wordt bestreden, de industrialisering ondervindt moeilijkheden en ook de politiek naar buiten vlot niet bijzonder. Zelfs met Frankrijk zijn er wrijvingen en het Suezkanaal kan geen Israëlisch protest, zelfs geen UNO open stellen. De partijconflicten zijn niet het ergste euvel en worden steeds minder tragisch. Dat de Cheret alles afkeurt wat Ben Goerion doet, ligt voor de hand. Ook nemen de religieus gezinden hem kwalijk dat hij te laks schijnt t.o.v. de rituele voorschriften. Van alle kanten klaagt men over zijn zelfbewustzijn, zijn eigengereidheid en koppigheid.... Men moet grote mannen ‘hors série’ nu eenmaal nemen zoals ze zijn. Wie, behalve hij, zou met het drukkendste aller problemen, de ongewone bevolkingstoename in deze omstandigheden, zijn klaar gekomen? Enerzijds heeft het land soldaten, technici en arbeiders nodig, anderzijds moet er voor woningen en bestaansmogelijkheden gezorgd worden. Ben Goerion is optimist en kondigde in november nog aan, dat in de komende vijf jaar twee miljoen immigranten de bevolking zouden verdubbelen. Het zou een wonder zijn, wanneer dit aantal gehuisvest en gevoed kon worden. Doch is heel deze staat geen wonder? Dit omscheppen van schuwe gettobewoners tot een volk van strijdbare boeren en soldaten? En is het deze kleine man met zijn grote verworvenheden niet eveneens? Zijn medeburgers en de verspreide Joden hebben alle recht aan hem als aan een wonder te geloven. En de buitenstaanders hebben hem en zijn schepping als een feit te aanvaarden.
|
|