| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE laatste tijd heeft Chroestsjef geen gelegenheid laten voorbijgaan om duidelijk te maken, dat er op het ogenblik in de S.U. maar één man is, waarmee het de moeite loont om internationale kwesties te bespreken met kans op resultaten n.l. hijzelf. Het was voor Gromyko, zijn minister van Buitenlandse Zaken, misschien erg prettig ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag de orde van Lenin te ontvangen, veel minder prettig zal hij het gevonden hebben, dat de Sovjet-premier ongeveer tegelijkertijd verklaarde, dat Gromyko in Genève slechts zijn spreekbuis was en niets anders. Ook heeft Chroestsjef nooit onder stoelen of banken gestoken, dat hij eigenlijk niets voelde voor de hele ministersconferentie in Genève; in zijn opvatting waren alle ministers aldaar slechts de uitvoerders van de wil der regeringsleiders en dus wilde hij een topconferentie, liefst een samenkomst tussen hem en Eisenhower, maar als het dan niet anders kon een van de Grote Vier. Gromyko had daarom in Genève niets anders te doen dan in alle toonaarden de Sovjet-eisen te herhalen n.l. terugtrekking der troepen der W. grote drie uit W.-Berlijn; W.-Berlijn een ‘vrije stad’ en een vredesverdrag der grote vier met Duitsland, hetgeen een W. erkenning van de D.D.R. inhield, waaraan het dreigement werd toegevoegd, dat anders Rusland vrede met de D.D.R. zou sluiten, hetgeen als gevolg zou hebben, dat de laatste de controle op de toegangswegen tot W. Berlijn in handen zou krijgen. Ook Kozlof, vice-premier der S.U. en door velen beschouwd als eventuele opvolger van Chroestsjef, herhaalde tijdens zijn bezoek aan de V. St., dat op 28 juni begon, slechts deze eisen en kwam niet, zoals sommigen verwacht - of gehoopt? - hadden met nieuwe voorstellen.
Tegenover dit Russische standpunt stelden Eisenhower en het W., dat men niet wenste te onderhandelen onder dwang van een Sovjet-ultimatum en dat men W.-Berlijn niet in de steek zou laten. T.a.v. een topconferentie was men in het W. niet eensgezind; terwijl de Gaulle er tamelijk weinig voor voelde, vond Macmillan, dat het in elk geval de moeite loonde om met Chroestsjef persoonlijk te gaan praten; hij vond hiervoor steun bij de Amerikaanse gezant in Moskou, Llewellyn Thompson, en anderen. Eisenhower en Herter wilden wel tot een gesprek tussen de grote vier komen, maar dan op voorwaarde, dat bij de ministersconferentie te Genève gebleken was, dat er een redelijke kans bestond, dat de bijeenkomst der regeringsleiders zou slagen.
Toen op 20 juni de beraadslagingen tussen de vier ministers van buitenlandse zaken werden verdaagd, schijnt Herter te hebben ingezien, dat er geen kans was op enige concessie van de zijde der S.U. Daar hij ook nog andere bezigheden had - de moeilijkheden in het Caraïbische zeegebied eisten zijn aandacht op en i.v. hiermee was zijn aanwezigheid op de conferentie van de Organisatie van Amerikaanse staten op 12 augustus te Santiago dringend vereist - kon hij in Genève niet eindeloos tegen Gromyko blijven aanpraten en zocht hij een weg om uit de impasse te komen. Hij meende deze gevonden te hebben door een onofficieel gesprek tussen Eisenhower en Chroestsjef voor te stellen; hij omzeilde hiermee een abrupt afbreken van de besprekingen in Genève, terwijl hij strikt geno- | |
| |
men niets hoefde terug te nemen van zijn bovengenoemde voorwaarde voor het houden van een topconferentie, daar er tot nu toe van Amerikaanse zijde nooit gesproken was over een dergelijke ontmoeting. De uitnodiging werd gedaan voor de hervatting van de besprekingen te Genève om ook maar de schijn te vermijden, dat men handelde onder dwang van een dreigende mislukking aldaar.
Hierop volgde een uitnodiging van Chroestsjef aan Eisenhower voor een bezoek aan de S.U. - misschien een voorwaarde voor het aanvaarden van de eerste - en eerst daarna werd door Eisenhower persoonlijk op 3 augustus het bezoek van Chroestsjef aangekondigd.
De onderhandelingen over deze bezoeken waren een zuiver persoonlijke zaak van Eisenhower en Herter. Zelfs Nixon was er niet in betrokken. Wel was hem voor zijn reis naar Rusland, die van 23 juli tot 2 augustus duurde, meegedeeld, dat Chroestsjef was uitgenodigd. Nixon ging zogenaamd om de nationale Amerikaanse tentoonstelling in Moskou te openen; hij zou vanzelfsprekend besprekingen met de premier en andere vooraanstaande figuren voeren, maar niet optreden als onderhandelaar. Van meer belang is Nixons reis vermoedelijk geweest voor zijn candidatuur voor het presidentschap der V. St.; hij kan nu evenals andere, vooral democratische candidaten, uit eigen ondervinding over Rusland spreken en bovendien heeft hij de kans gekregen zich ook hier in soms moeilijke omstandigheden een onverschrokken en slagvaardig debater te tonen. Na zijn reis door de S.U. bezocht Nixon ook Polen, waar hij zeer enthousiast werd ontvangen, enthousiaster en spontaner dan de ontvangst, die Chroestsjef ten deel viel, toen hij op 14 juli voor het eerst sedert 1956 Warschau bezocht.
Ook Engeland en Frankrijk waren van te voren niet op de hoogte gebracht van Herters plannen, evenmin als W.-Duitsland. Zij keurden ze achteraf goed. Macmillan ziet er de bekroning in van zijn reis naar Moskou en zal er waarschijnlijk de vruchten van plukken bij de verkiezingen voor het Lager Huis, die binnen niet al te lange tijd moeten plaats hebben; daar de premier de datum moet vaststellen, wacht hij op een gunstig ogenblik en men meent, dat dit nu gekomen is.
In de andere W. landen was enige wrevel te bespeuren over Eisenhowers besluit. Men was bang, dat de grote twee zonder W.-Europa over W.-Europa zouden gaan beslissen; daarom drong men aan op het houden van een W. topconferentie, maar Eisenhower en de Gaulle voelden daar niets voor, daar Rusland dan juist de indruk zou krijgen, dat de V. St. gerechtigd waren om namens het gehele W. te spreken. Eisenhower legde voortdurend de nadruk op het onofficiële karakter van zijn besprekingen met Chroestsjef. Om de ongerustheid in W.-Europa weg te nemen wilde hij wel met de verschillende regeringsleiders afzonderlijk komen overleggen.
Eisenhowers eerste bezoek gold Bonn, waar hem op 25 augustus een stormachtige ontvangst werd bereid. Het gesprek met Adenauer leidde tot volledige overeenstemming; Eisenhower heeft er nogmaals verklaard, dat W.-Berlijn niet in de steek zal worden gelaten. Misschien heeft hij er bij Adenauer ook op aangedrongen, dat W.-Duitsland zou proberen de verhouding met O.-Europa te verbeteren. Het lijkt er in elk geval op, dat Bonn pogingen in die richting doet; weer gaan er geruchten over herstel van diplomatieke betrekkingen tussen W.-Duitsland en Polen en bovendien noemde Chroestsjef het antwoord van Adenauer op Chroestsjefs brief van 19 augustus gematigder dan vorige brieven.
Daarna ging Ike naar Engeland, waar hij enkele dagen verbleef. Tot grote
| |
| |
woede van de journalisten hadden er wel persconferenties plaats, maar werd er niets gezegd. Had men werkelijk anders verwacht? In een televisiegesprek met Macmillan - die hierbij volgens een Engelse krant zijn eerste en uiterst handige verkiezingsspeech hield - heeft Eisenhower echter nogmaals gezegd alles te willen doen om de vrede te handhaven, maar absoluut niets te voelen voor een grote conferentie als van te voren niet vast staat, dat er resultaten zouden worden bereikt.
In Londen had de president ook een kort onderhoud met de Spaanse minister van buitenlandse zaken; dit is een symptoon van het belang, dat de V. St. hechten aan een goede samenwerking met Spanje. Zal er nu aandrang worden uitgeoefend op Engeland en Frankrijk om Spanje tot de Nato toe te laten? Er zijn de laatste tijd herhaalde berichten geweest over Frans-Spaanse besprekingen, zelfs over een a.s. samenkomst van de Gaulle met Franco. De Spaanse minister, Castiella, zal nu inderdaad naar Parijs gaan; Spanje zal echter niet vragen om in de Nato te worden opgenomen; het wil kennelijk uitgenodigd worden.
Na zijn bezoek aan Engeland is Eisenhower naar Parijs gegaan. Dat hij daar zal confereren met Spaak en Luns is belangrijk, omdat deze figureren als vertegenwoordigers van de Nato, maar zijn onderhoud met de Gaulle is verreweg het voornaamste. De Franse president voelt zich gepasseerd; hij wenst niet, dat Eisenhower namens Frankrijk zal spreken; Frankrijk is de leidende mogendheid op het vasteland en het wil dus in de Atlantische gemeenschap de gelijke zijn van de V. St. en Engeland en met hen een soort triumviraat in de Nato vormen; deze drie zouden tevens het oppertoezicht moeten hebben op de vervaardiging en het gebruik van kernwapens. Frankrijk duldt geen Amerikaanse kernwapens op zijn grondgebied, tenzij het ook een beslissende stem heeft in het gebruik hiervan.
Deze houding leidde al tot moeilijkheden; de Franse luchtmacht werd niet geïntegreerd in het W.-Europees verdedigingsstelsel en generaal Norstad ging er toe over om Amerikaanse straalvliegtuigen uit Frankrijk over te brengen naar Engeland en W.-Duitsland, hetgeen een verzwakking van het verdedigingsstelsel betekende. Ook heeft Frankrijk niet goedgekeurd, dat zijn Middellandse zeevloot in tijd van oorlog onder Nato-commando zou staan. Verder eist de Gaulle de steun van Engeland en de V. St. t.a.v. zijn politiek in Algerije. Het zal Eisenhower moeite kosten hier alle klippen te omzeilen en de eenheid in het W. kamp te bewaren. Het is te hopen, dat zowel Eisenhower als de Gaulle inzien, dat slechts eenheid in het W. kamp de mogelijkheid schept om met enige kans op succes met Chroestsjef te praten. Volgens geruchten zouden Eisenhower en Macmillan de Gaulle een heel eind willen tegemoet komen ook i.z. zijn eis met betrekking tot de Algerijnse kwestie.
Nog steeds is de Gaulle er niet in geslaagd de Algerijnse oorlog te beëindigen. Er schijnen wel successen te worden behaald door de Franse troepen in de operatie ‘Jumelles’ om de F.L.N.-troepen uit het Kabylische bergland te verdrijven, maar iedereen weet, dat het niet alleen een militair probleem is, dat om oplossing vraagt. Daarnaast is er het probleem van de welvaartsverbetering en vooral van de toekomstige status van Algerije. T.a.v. dit laatste verwachtte men belangrijk nieuws ter gelegenheid van de reis van de Gaulle naar Algerije in de laatste week van augustus; men sprak zelfs van een nieuwe poging om Ferhat Abbas tot nieuwe onderhandelingen over te halen. Een opzienbarend initiatief is echter uitgebleven. Er zijn twee punten, waarop wij toch de aandacht willen vestigen. Allereerst heeft de Gaulle er het leger op gewezen, dat het ‘menselijk’ moet
| |
| |
zijn in zijn optreden; dit zou de totale pacificatie aanzienlijk bevorderen. En ten tweede verklaarde hij uitdrukkelijk, dat na de militaire pacificatie de bevolking het volledig recht op zelfbeschikking zou hebben. Met deze verklaring, die lijnrecht ingaat tegen de opvatting der integralisten, komt hij tegemoet aan de opvattingen in de V. St.
En hoe denkt Peking over de ontmoeting tussen Eisenhower en Chroestsjef? Het is aannemelijk, dat men daar dit onderhoud met een zekere achterdocht bekijkt. Mao presenteert daarom a.h.w. zijn visitekaartje door moeilijkheden te verwekken in Laos, waar hij steun geeft aan de communistische Pathet Lao en de eis stelde, dat de Amerikaanse instructeurs onmiddellijk zouden worden teruggetrokken. Dit gebeurde in dezelfde tijd, dat Chroestsjef door Eisenhower werd uitgenodigd; de V. St. hebben echter tegen de toenemende bedreiging van Laos nieuwe hulp aan de regering beloofd en gezonden. Ook verwekte hij moeilijkheden aan de Chinees-Indische grens, waar Chinese troepen infiltreerden op Indisch grondgebied en gevechten plaats hadden. Peking wil er zodoende voor zorgen, dat zowel in Washington als in Moskou rekening zal gehouden worden met de Chinese belangen en plannen. Of is er sprake van een geraffineerd samenspel tussen de S.U. en China?
De mogelijkheid bestaat ook, dat China de aandacht wil afleiden van zijn binnenlandse moeilijkheden. Het is n.l. gebleken - en communistisch China heeft het zelf openlijk erkend -, dat de geplande cijfers voor de economische ontwikkeling veel te hoog waren; voor 1959 kon men dit wijten aan zowel grote droogte als zware regens, maar ook de cijfers voor 1958 waren reeds veel te hoog; de streefcijfers zijn nu drastisch verlaagd.
Reeds voor de moeilijkheden met China had India zich gedwongen gezien op te treden tegen de communistische regering in de Indische deelstaat Kerala. Hier stuitte vooral de onderwijspolitiek van de regering op hevig verzet. Tenslotte greep de centrale regering op 31 juli in en werd de staat geplaatst onder presidentieel bestuur; er zullen verkiezingen gehouden worden voor een nieuwe wetgevende vergadering; men hoopt, dat ook het Chinese optreden aan de grens en in Tibet ten nadele van de communisten zal werken.
Het Chinese optreden tegen India kan leiden tot een samenwerking tussen dit laatste land en Pakistan; beide premiers hebben reeds een onderhoud met elkaar gehad en verklaarden, dat de onderlinge geschillen (Kasjmir) in vriendschappelijke geest moesten worden bijgelegd nu zij beiden door Chinese agressie bedreigd werden. Bovendien vraagt men zich af of Nehroe zich nu gedwongen zal zien zijn tot nu toe gevolgde neutraliteitspolitiek op te geven en openlijk de zijde van het W. te kiezen.
Ook in Irak bestaat de mogelijkheid van een frontverandering. Premier Kassem had te kampen met een communistische opstand in het oliecentrum Kirkoek; in Egypte verwachtte men al de val van Kassem, maar deze nam onmiddellijk strenge maatregelen en wist de toestand meester te blijven; mogelijk zal hij inzien, dat zijn geflirt met de communisten hun de kans heeft gegeven een greep naar de macht te doen. In elk geval verwacht men een minder pro-Russische houding van Irak.
J. Oomes
| |
België
Begin juli gingen de Kamers met verlof, niet zonder hun werkzaamheden op
| |
| |
spectaculaire wijze te hebben gesloten. De Senaat keurde de economische ontwerpen van dhr. Eyskens goed. Enkele weken later kon de Eerste-minister reeds een resultaat van meer dan 10 miljard nieuwe investeringen boeken. De Kamerleden brachten hun vergoeding op 300.000 Fr.'s jaars, zonder de herziening van art. 52 van de grondwet af te wachten - een maatregel die in de openbare opinie slecht werd onthaald en waarbij zich trouwens een reeks vooraanstaande C.V.P.-mandatarissen weigerden aan te sluiten. De Kamer hoorde ook, op 7 juli, een interpellatie van dhr. Collard, aangaande de toepassing van het schoolpact. Daarin werd het rondschrijven van de Kardinaal tot bepaling der vermindering van de salarissen van de priester-leraars scherp aangevallen; de voorzitter van de C.V.P., dhr. Lefèvre, noemde zelf dit schrijven inopportuun en onbehendig. Tijdens de vakantiemaanden werkte de permanente commissie voor het schoolpact de uitvoeringsbesluiten uit; dit nam heel wat tijd in beslag; pas op 28 augustus kon de kabinetsraad een eerste belangrijke reeks besluiten goedkeuren, maar de leerlingenminima tot bepaling van het aantal klassen waren op 1 september nog niet bepaald. Het verzet van de minister van Financiën daartegen werd echter overwonnen. De reticentie van de minister van Financiën was op zichzelf begrijpelijk. Ondanks stijgende fiscale ontvangsten blijft de begroting van dit jaar sterk deficitair. Die voor 1960 was in evenwicht voorzien. Maar wat zal ervan geworden, nu minster Gilson in Amerika 2 miljard meer uitgaven aankondigde (hij verzachte wat later de pil met het besluit over de 12 maanden) en na de stijging van de index boven 110 een nieuwe algemene salarisverhoging met 2,5% op til is?
De interpellatie van dhr. Collard was voor hem een laatste luidruchtige troef i.v.m. zijn kandidatuur voor het voorzitterschap van de B.S.P. Na hun buitengewoon Congres, bepaald op 4 en 5 juli te hebben uitgesteld, kozen de socialisten op een partijraad de opvolger van dhr. Buset. Zoals verwacht bleken de Vlaamse kandidaten reeds op het bureau machteloos tegen de gewezen schoolstrijd-minister. Ook de C.V.P. hield, een week later, een partijraad tot vervanging van wijlen dhr. Deschuyffeleer als voorzitter van de Vlaamse vleugel. Verkozen werd dhr. Fred Bertrand, gewezen mijnwerker, Limburgs kamerlid en vooraanstaande figuur in het Europees parlement.
De verlofperiode is gedroomd voor kwakkels en proefballonnetjes. Zo werd dan ook weer heel wat geschreven over een coalitiewisseling, waarbij de C.V.P. met de socialisten zou samengaan. Deze mogelijkheid bleek zelfs minister Van Hemelrijck nog door het hoofd te spelen, toen hij ontslag nam, waarover straks. Bij de regering kwam ze echter geen ogenblik ernstig op, ondanks de punten die liberalen en C.V.P. min of meer verdeeld hielden. Die punten betreffen voornamelijk de oplossing van repressie en epuratie, de vrijlating van bepaalde veroordeelden, de zetelaanpassing en de kieswethervorming, de talentelling (met het oog waarop een wetenschappelijke studiegroep werd opgericht) en het ontwerp Servais tot hervorming van de Verzekering tegen ziekte en invaliditeit waartegen de liberale mutualiteiten al even erg gekant zijn als de socialistische. Deze aangelegenheden werden op meer dan een vergadering van liberale en C.V.P.-personaliteiten besproken, met het gevolg dat in ieder geval tijdens het verlof geen vrijlatingen gebeurden. Zelfs het vooruitzicht op de IJzerbedevaart vermocht de regering niet te vermurwen. Op deze bedevaart, de schoonste sedert de jongste wereldoorlog, werd dan ook tegen de regering harde taal gesproken, voornamelijk door Mter Hendrik Borginon. Maar deze aangelegenheden, en zelfs de ge- | |
| |
schilpunten tussen de regeringspartners werden op het einde van augustus totaal overschaduwd door de Kongocrisis.
Sedert geruime tijd boterde het niet meer tussen minister Van Hemelrijck en zijn collega's. Onbetwistbaar ondervond hij vanwege bepaalde kringen een tegenwerking die georganiseerd was en erop doelde, zoniet de uitvoering van de politiek van 13 januari, dan toch de minister het leven onmogelijk te maken. In plaats van zich in de schoot van de regering de nodige goodwill te verzekeren, reageerde dhr. Van Hemelrijck, door zonder omzien zijn persoonlijke politiek door te voeren. Maar het was vechten tegen de bierkaai, waar het erop aankwam schot te krijgen in de verwezenlijking van de regeringsverklaring; het staatshoofd ontving de minister van Kongo sinds geruime tijd niet meer voor de traditionele audiënties. In dit klimaat beging dhr. Van Hemelrijck een reeks psychologische flaters die een deel van de regering en de administratie nog meer tegen hem opzetten. Ondanks zijn pogingen kwam dan ook van de uitvoering van de regeringsverklaring niet veel in huis en de Afrikaanse opinie reageerde met een stijgend wantrouwen. Abako en Nationale Kongolese Beweging hadden al besloten, de aanstaande verkiezingen te boycotten, toen de gouverneur van Kasai het lid van de Raad voor Wetgeving (kongolese prae-Senaat) Kalondji en een aantal aanhangers in verzekerde bewaring liet nemen wegens ophitsing tot stamhaat. De Kongolese opinie werd hierdoor ernstig geschokt en de N.K.B. vaardigde twee vertegenwoordigers naar Brussel af, de heren Ileo en Ngalula, om de vrijlating van dhr. Kalondji te bepleiten. Ze schenen met de minister van Kongo tot een overeenkomst geraakt en maakten van de gelegenheid gebruik om de Kongolese grieven aan de Belgische opinie kenbaar te maken, toen de bom barstte.
Minister Van Hemelrijck, sterk door de adviezen o.m. van Vice-Gouverneur Generaal Schoeller (die een poging had gedaan om tot een dialoog met de zwarten te komen), stelde aan de kabinetsraad een programma voor met concrete timing, waarin inzake vorming van een voorlopige regering en enkele andere punten verder werd gegaan dan de verklaring van januari. Een vleugel, bestaande uit de meeste liberale ministers en de heren de Vleeschauwer en Wignu kantte zich scherp tegen dit plan. De Eerste-minister, geneigd als scheidsrechter op te treden, zond zijn adjunct-kabinetschef naar Leopoldstad om de gegevens van dhr. Van Hemelrijck te laten controleren. De C.V.P.-minister vergaderden vervolgens afzonderlijk en werden het eens over een verklaring die dhr. Van Hemelrijck een zekere voldoening gaf. Op de kabinetsraad de volgende dag kon echter weer geen akkoord bereikt worden; een vaag communiqué zag het licht, dat dhr. Van Hemelrijck verklaarde niet te kunnen aanvaarden. Hij bood dan ook met klank zijn ontslag aan dat op 2 september werd aanvaard. De Eerste-minister echter, bewust van de gevaarlijke weerslag die dit ontslag in Kongo kon hebben, rustte de volgende dag niet, voor hij een nieuwe titularis had, staatsminister de Schryver, voorzitter van de Werkgroep die de nieuwe politiek had uitgestippeld en van de werkgroep Ruanda-Urundi (waar de Mwami van Ruanda pas was gestorven en de opvolging een reeks problemen tot grote scherpte had opgevoerd). Intussen was het basisdecreet verschenen waarbij de Kongolezen de democratische vrijheden gewaarborgd worden. Intussen hadden ook de Kongolese bisschoppen hun merkwaardige herderlijke brief laten verschijnen. Het is om Kongo te redden nog niet te laat, maar het is hoog tijd.
L. Deraedt
|
|