len onderwerpen om het communisme te bestrijden, hebben begrepen, dat de eerste noodzakelijkheid nu bestaat in het scheppen van een modus vivendi met Irak. Nasser heeft wederom verhinderd dat de Arabische Liga een sterk organisme voor de vrede wordt.
Libanon heeft bij deze gelegenheid veel gewonnen op politiek gebied. Toch schijnt ook Nasser zijn conclusie uit deze gebeurtenissen getrokken te hebben. Het is b.v. een feit dat hij nu Kouatly met eer heeft ontvangen: vóór de gebeurtenissen, toen Kouatly naar Egypte kwam om aan Nasser de ware toestand van Syrië uiteen te zetten, heeft deze hem zelfs niet willen ontvangen. Doch wanneer Nasser een grotere vrijheid aan Syrië geeft, wordt het gevaar van een afscheiding nog groter, en wanneer hij doorgaat met de noordelijke provincie te onderdrukken komt het tot een uitbarsting.
Terwijl heel het Midden-Oosten in een politieke spanning verkeert, is koning Hussein rustig op reis gegaan naar Indië, Amerika en Engeland. Jordanië, dat kort geleden op het punt stond verdeeld te worden, is nu het rustigste land. De minister van buitenlandse zaken verklaarde, dat wanneer Jordanië finantieel gesteund wordt, het binnen enkele jaren de sterkste macht is tegen het communisme in het Midden-Oosten, terwijl Israël getuigde dat de kans voor een vrede met de Arabieren nooit zo groot is geweest als nu. Toch heeft de koning geen waarborg van Amerika en Engeland kunnen verkrijgen voor de verdediging van zijn onafhankelijkheid.
Ondertussen is de regering in Jordanië veranderd doordat Rifai zijn ontslag heeft genomen. De nieuwe regering brengt geen verandering in de politiek; de anti-communistische strijd zal eerder toenemen.
In het huidig conflict tussen Irak en Egypte kan Libanon geen partij kiezen zonder zijn inwendige eenheid in gevaar te brengen. Er is hier een sterke tendens welke de politiek van Nasser ondersteunt en nu plotseling ook anti-communistisch is geworden, er is ook een andere stroming, welke hoopt Nasser door Kassem klein te krijgen. Van de andere kant zou men kunnen verhopen, dat, nu de moslims de heilige oorlog tegen de communisten zijn begonnen, er een gemeenschappelijk terrein geschapen is voor verzoening en eenheid. Doch ofschoon de christenen ook het communisme bestrijden, zijn de motieven totaal verschillend. Nasser verklaart steeds dat zijn strijd tegen het communisme niet dezelfde is als die van het westen. Dit betekent dat wanneer Nasser Kassem overwonnen heeft, hij weer communist wordt om de andere Arabische landen aan te vallen. De strijd tegen het communisme plaatst hem niet aan de kant van het Westen, hij houdt vast aan zijn non-alignement - positieve neutraliteit is een afgezaagd deuntje -, doch de andere Arabische landen zijn wel verplicht partij te kiezen voor Nasser. Tenslotte is de nasseriaanse anti-communistische strijd een Arabische strijd, de eeuwige strijd tussen Irak en Egypte om Syrië.
In Syrië blijft de toestand gespannen. Het langdurig verblijf van Nasser aldaar heeft de ontevredenheid niet verminderd, alleen kan zij zich moeilijker uiten. Men behoeft de propaganda van Bagdad niet te geloven, maar het is zeker dat Syrië meer en meer een politie-staat wordt. Zelfs degenen, die enige tijd geleden, toen Nasser Chroestsjef omhelsde, hun sympathie voor Moskou betuigden, maar helemaal niet communist zijn, worden nu uitgemaakt voor ‘communisten’.
Tegenover Libanon gaat Syrië voort met kwetsende maatregelen te treffen. Ofschoon Nasser heeft toegestaan dat er weer vakantiegangers van de V.A.R. naar Libanon komen, verscherpt Syrië de invoerrechten voor Libanon: er is zelfs