| |
| |
| |
Kunstkroniek
Ontwikkeling in de Russische architectuur
G. Heid
‘NIETS van wat voorbij is dooft ooit dit licht’, schreef Majakowsky in 1927, toen hij het visioen van een nieuwe sovjetstad schouwde. Hij zou de onmogelijke uitwassen van het eclecticisme der volgende jaren niet meer beleven, dat wat men heden onder sovjetarchitectuur verstaat. Zij bestaat ongetwijfeld: in massa's bouwwerken zonder enige norm....
Sinds drie jaren ongeveer, sinds de gedenkwaardige rede van Chroestsjef, waarin de suikerbakkersstijl als onsociaal veroordeeld en de architecten der U.S.S.R. ter verantwoording geroepen werden, is er in Rusland een beweging aan het opkomen die tot voorzichtige hoop mag stemmen. Het begon daarmee dat de Russen uitwisseling van ondervindingen wensten en met sterke observers-afvaardigingen informatie zochten; zo op het U.I.A.-congres te Scheveningen. Zij verschenen daar voor het eerst voor hun westerse collega's met foto's en plannen en lieten de spottende of kritische reacties geduldig over zich heen gaan.
Op dit eerste tastende contact volgde een tijd van drukke uitwisseling van ervaringen. Men stuurde uitnodigingen aan stadsbouwmeesters en architecten van internationale faam. Zij werden in verre rondreizen door het land gevoerd, mochten hun weg vaak zelf kiezen en werden na deze tochten over hun mening omtrent stedenbouw en architectuur ondervraagd, een mening die zij hun gastheren graag meedeelden. Felle discussies kwamen destijds, ten minste naar buiten, niet voor. De uitgenodigde grootheden vroeg men hun mening; zij gaven antwoord en de gastheer dankte hen.
Na deze voorzichtige en later openlijke contacten ontstond in Rusland een nieuwe beweging in de architectuur, die voorlopig nog weinig uitbreiding vond. En dat om twee redenen. Vooreerst: het reusachtige plan- en voorbereidings-apparaat met zijn industrie-aanhang is te vast in het oude spoor geraakt en moet eerst zelf omgebouwd worden; dit is uiterst moeilijk, daar de bureaucratie in de U.S.S.R. een macht op zich zelf is. Dan de psychologische reden: de nieuwe koers moet voorzichtig ingeleid worden, zodat het publiek de verandering in architectuur slechts als iets uiterlijks ondergaat en niet als dat wat het werkelijk betekent: de omkeer van alle beginselen die gisteren in de U.S.S.R. nog golden. De koerswending van 180o kan hier niet, zoals in andere domeinen, toegepast worden. Wat eenmaal gebouwd is laat zich niet uitvlakken of annuleren zoals dat met personen of verordeningen wel mogelijk is. De woningkolossen staan er nu eenmaal; bewonderd en bewoond, levensbelangrijke kubussen.
Waar echter vindt men die veranderingen? In het vandaag voor morgen ontworpene; in het M.O.S.-plan, het centrale instituut voor stadsbebouwing en bij de nieuwste examen-opgaven der academies in Moskou en Leningrad. Men ziet deze ontwikkeling bevestigd in de jongste publikaties der Russische vakliteratuur en in de maandelijks verschijnende tijdschriften, b.v. in het toonaangevende maandblad Architectura U.S.S.R., het orgaan van het Moskouse instituut voor bouwkunst dat richting geeft aan heel de Sovjet-Unie.
| |
| |
Voordat wij op de nieuwste ontwikkeling der Russische architectuur ingaan, willen wij een blik werpen op de voornaamste perioden der Russische bouwkunst. Er laten zich vier perioden onderscheiden die men soms in het straatbeeld van Moskou naast elkaar aantreft.
1. | De sacrale bouwkunst der 11de, 12de en 13de eeuw. |
2. | De Russische barok en het classicisme. |
3. | De revolutie-architectuur van 1920 tot 1930. |
4. | De Stalinistische architectuur. |
Van de 11de tot de 13de eeuw vond de eigenlijke stedenaanleg plaats, de bouw der meeste kloosters en van ontelbare kerken, waarvan slechts een gedeelte behouden is. De stad Nowgorod beleefde haar bloeitijd in de elfde eeuw. Kiew telde in de 12de eeuw reeds vierhonderd kerken en acht markten. Moskou krijgt eerst in het midden der 14de eeuw betekenis. De meeste kerken - kunstige houten gebouwen - zijn evenals de oude binnensteden verbrand. Vele stenen kerken zijn verwoest of vervallen sinds de revolutie. De zeer plastische koepelkerken behoren tot het weinige dat Rusland tot de architectuurgeschiedenis heeft bijgedragen. Men is zich tegenwoordig in de U.S.S.R. dit specifiek Russische helder bewust en herstelt en verzorgt de weinige behouden kerken en kloostergebouwen sinds twee jaar voorbeeldig.
Vanaf 1575 toen Iwan III de eerste Italiaanse bouwmeesters naar Rusland riep, wordt er buitenlandse invloed op de architectuur bemerkbaar. Een Italiaan bouwt de kathedraal van Maria-boodschap. Italiaanse invloeden (Tessino) zijn ook af te lezen van de tinnen van de kloosterburcht, het Kremlin. De Basilius-kathedraal te Moskou (1555) vormt met haar ingelegde en gegleufde peervormige koepels een laatste bijdrage tot de Russische architectuur (1 en 6).
Barok en classicisme in hun zuiverste vorm straalt de oude hoofdstad Leningrad uit die men na een bezoek liefst met de oude naam St.-Petersburg zou willen noemen (3). In het oude centrum ziet men daar pleinenaanleg van volmaakte ordening, paleizen van ongewone schoonheid. Het voornaamste werd door buitenlandse architecten gebouwd, die de tsaar naar de in 1703 aangelegde stad geroepen had. Italianen, Duitsers, Fransen werken naast Hollanders in de nieuwe hoofdstad. Trezzini: de Pieter en Pauls kathedraal (1714-1733); Bartholomeo Rastelli Jr.: het Woronzofpaleis (1743-1747), Tsarkoje Selo, het Grote Paleis (1750-1756), het Winterpaleis (1745-1762) en het Smolnyklooster (1748-1755). Dan de Fransman J.B. de la Mothe: de kunstacademie (1765-1772) met medewerking van Alexander Kokorinow; Antonio Rinaldi: het marmerpaleis in Petersburg (1768-1772) (4). Verder werkten b.v. Andreas Schlüter en Nederlandse architecten in Petersburg.
Het gaat hier niet om speciaal Russische, doch om buitenlandse architectuur, die zo echt en krachtig werkt dat men zich naar Florence, Amsterdam of Parijs verplaatst voelt.
De eerste zelfstandige werken der Russische architecten tonen volledige afhankelijkheid. Er wordt stevig gekopieerd. Ook een specifieke prestatie? Tot nieuwe scheppingen kwam het op het einde der 18de en in de 19de eeuw niet. Wel kwam het tot karakteristieke versmeltingen van meerdere architecturale vormen, van Italiaanse barok met volgepropte Russische sacrale bouwvormen, barokgevels met renaissance-elementen enz. Daarbij valt een voorliefde op voor kurven en gleuven in het vlak, voor opvulling van het vlak, een neiging tot Oosterse weel- | |
| |
derigheid, wat dan 100 jaar later tot monumentale, overgrote, ja barbaarse maatstaven uitgroeide. Het Russische classicisme kan men in St.-Petersburg bestuderen aan voorbeelden, die in de laatste tijd - na ongeveer 50 jaar verwaarlozing - met verrassende bekwaamheid hernieuwd werden of, zoals in Moskou, nog vastgeworteld staan.
* * *
De tweede helft van de 19de eeuw leverde weinig op en nog minder goeds. Stijlmengsels, willekeurige ontleningen aan voorbije perioden, zoals wij dat in Europa kennen. In de tijd rond 1900 verrezen door de contacten van het tsarenhuis met centraal-Europese vorstendommen hier en daar Russische kapellen, zo in Wiesbaden en Darmstadt, karakterloos en schriel, en enkele gebouwen volgens de ‘Jugendstil’ in Moskou.
En toen kwam de revolutie. Zij vaagde het onvruchtbaar academisme weg en schiep ruimte voor nieuwe krachten. ‘De revolutie heeft de radicale kunstenaars terstond zulk een geweldige speelruimte verschaft, dat het werk van enige generaties nodig zal zijn om deze ruimte te vullen’, schrijft de woordvoerder der revolutie-architecten, El Lissitzky, die van 1909 tot 1914 in Darmstadt gestudeerd had. Inderdaad! Een geweldige speelruimte kwam nu vrij. De doeleinden die men nastreefde, gelden thans nog: ‘Wij moeten vandaag zeer zakelijk, zeer praktisch en volstrekt onromantisch zijn om de overige wereld in te halen en te overtreffen. Wij weten echter ook dat zelfs de beste business-stijl alleen ons niet op een hoger cultuurpeil brengen zal. De volgende cultuurtrap is de concentratie van het gehele levende materiaal: van het menselijk arbeidsvermogen en van 's mensen scheppingskracht, en dit niet tot persoonlijk profijt, doch om werken te scheppen die aan allen behoren. Een van onze toekomstideeën is de overwinning van het fundament, van de aardgebondenheid.... Deze overwinning gaat nog verder en verlangt de overwinning der zwaartekracht, verlangt het zwevende voorwerp, de fysisch-dynamische architectuur’ (El Lissitzky, 1929).
De ontwerpen uit de tijd van 1920 tot 1930 overtreffen aan durf en fantasie al het bekende. Hoe zeer deze architectuur werkelijke revolutie-architectuur was, los van alle traditie en bewust nieuwe vormen zoekend, toont een vergelijking met haar enige hoewel zeer zwakke parallel: de typische architectuur der Franse revolutie. De ontwerpen van Ledoux en Lequeu: woonhuizen in bolvorm of piramiden, die op hun spits staan, een voorliefde voor wankele constructies, voor de omkering van het gewone.
De ontwerpen der Russische revolutie-architectuur (7 tot 17) zijn nog veel radicaler. Er zijn daar betrekkingen met Stijl en Bauhaus, maar er is geen afhankelijkheid. De Russen gingen nog verder dan het Bauhaus. De scala hunner vormen strekte zich verder uit. Niet de rechthoek alleen of de kubus, doch ook de cirkel, de cilinder en de bol.
Er zijn nauwelijks gedurfder constructies bekend dan die van het hangende auditorium of van de ‘Wolkenstrijkers’ (8). Bij het hangende auditorium gaat het om het ontwerp van het Lenininstituut op de Leninberg te Moskou, dat gepland was op de plaats, waar nu de wolkenkrabber der Lomossow-universiteit staat met haar 6000 vertrekken. Het bouwcomplex van het Lenininstituut (10) voorzag een torenbouw (bibliotheek voor 15 miljoen boeken), vlakke gebouwen met lees- en werkzalen en een bolvormig gebouw (in de lucht geheven als centraal auditorium voor 4000 toehoorders). Het is in afzonderlijke stukken te
| |
| |
verdelen, waarbij de bol als planetarium dienst kan doen. De in de lucht geheven bol rust op een kegel vormig traliewerk, dat met zijn spits de grond raakt. Het instituut zou door een kabelbaan met de binnenstad verbonden worden. De ontwerper was J. Leonidow in 1928.
Het ontwerp van de ‘Wolkenstrijkers’ (8 en 9) werd door El Lissitzky ontwikkeld en zou kantoorgebouwen bevatten. Moskou was als een centrale stadsaanleg voorzien van concentrische boulevards en vanuit het Kremlin uitstralende hoofdstraten. De ‘Wolkenstrijkers’ zijn bedoeld voor de snijpunten, die op de drukste punten ontstaan door de kruising van boulevards en hoofdstraten. Alles wat in het verkeer het gebouw horizontaal nadert, wordt door lifttorens verticaal omhooggeheven en verdeelt zich dan weer in horizontale richting. In vergelijking met andere hoogbouwsystemen bestaat het nieuwe daarin, dat de horizontale lijn (het nuttige) van de verticale (het noodzakelijke) ondubbelzinnig gescheiden is. Van binnen ontstaat daardoor de voor kantoorbouw noodzakelijke overzichtelijkheid, die eveneens door de constructie bepaald is. Naar buiten is er een bouwwerk dat in alle zes blikrichtingen van elementaire veelvuldigheid is. Een derde voorbeeld zal de centraalbouw van het gehele industriebeheer van A. Siltschenko zijn (13). De ringbouw vormt een verkeersband ter hoogte van de eerste verdieping; beneden is dit gehele plein vrij en bevat slechts de ingangen tot de in de verschillende gebouwen gelegen bureauruimten der afzonderlijke industrie-afdelingen. In de hoofdtoren huist de opperste leiding; daarbij sluit aan de club van het personeel met alle bijbehorende gemeenschapslokalen. Hier ontstaat uit de elementairgeometrische vorm de eenvoudigste oriëntering. Deze gesloten groep hoogbouw herinnert aan bepaalde projecten bij gelegenheid der prijsvraag: Stadkrone Marl.
De Russische revolutie-architectuur, die plotseling van binnen uit ontstond en minder geconstrueerd is dan zij op het eerste gezicht lijkt, staat niet alleen, doch in verband met schilderkunst, plastiek en literatuur. Voor de schilderkunst heeft El. Lissitzky zelf voorbeelden gegeven, zoals het schilderij van 1920 ‘Proun’ of de suprematistische architectonen van 1923 van K. Maljewitsch of études uit het atelier van N. Ladowski, van M. Turkus, waar ritmische en dynamische oefeningen in vlak en ruimte reeds in 1923 plaats hadden. De suprematisten, van wie zich overigens nog een groot aantal werken in de kelders der galerijen van Moskou en Leningrad bevinden, hadden, ofschoon zij slechts korte tijd werken konden, grote invloed op de modernen uit het Westen. De dichter Majakowski, die met Maljewitsch het manifest der suprematistische beweging redigeerde, schreef visionaire gedichten, die door hun innige betrekking met de architectuur van betekenis zijn. ‘En daaronder, als hoogburcht van het winterplateau, rijst Swerdlowsks stad, nieuwgeboren en groot, half wolkenkrabber. Neen, in deze stad is niets ouds opgenomen: geen luxe-boulevards, geen fonteinen, geen villa's. Wij zien de grootstad ter wereld komen, gesmeed uit Oeralerts en arbeidswil’ (Jekatarinburg-Swerdlowsk, 1927). ‘Toch brandt in het gemoed ons dit licht der commune en niets van wat voorbij is dooft ooit dit licht’ (Steden der Unie, 1927).
De meeste ontwerpen der Russische revolutie-architectuur zijn projecten gebleven, zoals Loparins' ontwerp voor wolkenkrabbers in Moskou uit 1923 (7) en Truwins ontwerp voor het congresgebouw (11 en 12). De weinige ons bekende, b.v. het Prawdagebouw van P.A. Golossow van 1935 (16), zijn echter zo interessant, dat het jammer is dat men niet meer van de resultaten van hun arbeid
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
weet. Twee Russische karakteristica treden bij de beschouwing van deze architectuur naar voren: de opdrachten tot in hun uiterste consequentie kristalhelder te doordenken en van daaruit opnieuw aan te passen aan de complexe menselijke normen; een voorliefde voor de plastische vormen, wat aan de koepels en halve koepels der sacrale gebouwen herinnert. De revolutie-architecten gingen uit van beginselen die nu nog aanlokkelijke mogelijkheden bieden. Er opende zich destijds een werkterrein dat architecten van ver over de grens der U.S.S.R. aanlokte. De prijsvraagontwerpen van Mies van der Rohe en Gropius zijn bekend. Le Corbusier heeft nog twee grote complexen in Moskou kunnen bouwen. Het meeste echter heeft de Stalin-aëra niet onveranderd overleefd. Zo ziet men in het cultuurpaleis van de architect Wesnin de vroeger gladde zuilen nu pseudo-hellenistisch behangen; men vindt er allerlei stucwerk en weelderige lusters. Dit hindert, doch doet de architectuur niet te niet.
Wij hebben in deze architectuur niet te maken met enkele produkten van slechts weinigen, doch men ziet de sporen van een breed omvattende stroming. De U.S.S.R. kon thans de leiding hebben in stedenbouw en architectuur, als de revolutie-architectuur haar weg zonder afdwaling had kunnen vervolgen.
Hoe kwam het tot een omkeer? Alle achtergronden der verandering, die van 1932 tot 1935 plaats had, te belichten zou te ver voeren. Wij zullen op enige fazen wijzen. Interessant is een zinsnede uit de resolutie van de raad voor de bouw van het sovjetpaleis in 1932: ‘Zonder een bepaalde stijl te voren vast te willen stellen is de commissie van mening, dat zoveel mogelijk de aanwending van een nieuwe als ook van de beste klassieke bouwtrant moet nagestreefd worden, onder gelijktijdige gebruikmaking der nieuwe verworvenheden van bouwkunst en techniek’.
De dictatuur maakte kunst. Men misbruikte de architectuur om te demonstreren, men had façaden nodig en opmarsstraten. Men had de arbeiders paleizen beloofd en nam dit nu letterlijk. De architectengroepen werden ontbonden en in 1934 heerste het academisme weer. Het begon met een vermagering der revolutie-architectuur, zoals wij dat zien aan de Leninbibliotheek, die in 1927 gepland en in 1939 gebouwd werd. Het prijsvraagontwerp (17) van D. en W. Fridman en Dr. Markow is, wat de massaverdeling betreft, in het uitgevoerde ontwerp (18) van W.A. Sjtsjoeko en W.G. Helfreich nog terug te kennen.
De architectuur onder Stalin is met haar weelderige uitwassen in hoge graad neerdrukkend (19 tot 22). De schreeuwende normloosheid wekt fysiek onbehagen. Hoge woonhuizen van zes tot zeven verdiepingen, 50 m lang, flankeren kilometers lang saaie kaarsrechte lanen; monumentale hoofdstraten die op pleinen uitlopen of uit de stad voeren, zijn versierd met torenachtige propyleeën, met paleisfaçaden en met zinloze opsmuk. En achter alles: woningen. Er zijn ingangen, vijf verdiepingen hoog, bedacht voor 20 m hoge reuzen, of arcaden die zich over zes verdiepingen uitstrekken of zuilenrijen op de hoogste verdieping, waarachter twee terugspringende woonetages schuil gaan.
Dit woekerde zo verder tot de 20ste partijdag. Ontevredenheid met de sovjetarchitectuur groeide reeds vroeger onder intellectuelen, nu echter werd zij officieel. Chroestsjef sprak van oneconomische verspilling; de suikerbakkersstijl werd als te duur en te zinloos afgewezen, maar de verandering die zich daarachter verbergt, blijft niet bij de façade stil staan.
De Russische architecten zelf weten precies wat verkeerd gedaan is. De studenten spotten met de gebouwenkitsch van Stalin. Men bleef niet staan bij de
| |
| |
kritiek, doch begaf zich aan het werk. Hoeveel in deze nieuwe richting reeds gepresteerd werd weet men na een bezoek aan de planning-instituten en scholen. In het MOS-project, het centrale planninginstituut voor Groot-Moskou, leerde een blik in het plan voor de twee jaar geleden aangekondigde zes satellietsteden der vijfmiljoen-metropool, dat van chaussées en opmarsstraten, van symmetrische pleinen nog nauwelijks iets te zien is. Men verklaarde dat men midden in de planning verkeerde en dat dus wat op het papier stond, nog in voortdurende ontwikkeling was. De werken met betrekking tot dit stadsplan betekenen werkelijk een verbazende ontwikkeling binnen vijf jaar.
Wij zien bosschages die de stad in buurtschappen verdelen, plantsoenen, die ze in woonwijken scheiden en voor deze een groen perk met scholen en kindertuin. Het verkeer werd vaak zelfs consequent buitenom gelegd. Wij zien een zinrijke verdeling van opvallende gebouwen en spannend geordende stadscentra (23 en 24).
Duidelijker nog dan bij de logge besturen ziet men de veranderingen in het werk der studenten. De examenwerken der instituten in Moskou en Leningrad toonden van 1955 tot 1957 plotselinge verandering, en deze verandering beperkte zich niet tot het formele. De mens wordt weer tot maatstaf en de behoeften van enkeling en gemeenschap vormen de grondslagen van het aanlegplan. Zo heeft bij examenopgave ‘atoomkrachtwerk’ (25 en 26) de ontwerper niet, zoals uit de voorstelling blijkt, omwille van een technische eis de bolvorm gekozen, doch hij gaf de kerncellen van het ontwerp door een passende architectonische elementaire vorm de juiste betekenis. Hier zien wij verband met de revolutie-architectuur. Er zijn professoren die met Lissitzky gewerkt hebben, zo b.v. Prof. Pawlow, die tot de revolutie-architecten behoorde, met Le Corbusier aan diens Moskouse gebouwen werkte, bij de omkeer in 1934 niet emigreerde, doch in een bouwgroep onderdook en zich in stilte met de architectuur van 1930 bezig hield, zodat hij zich bij de koerswisseling in 1955 niet geheel en al hoefde om te stellen, doch openlijk door kon gaan; hij ontving nu een professoraat.
Instructief waren ook de ontwerpen voor het paviljoen der U.S.S.R. op de Expo te Brussel. De verschillende ingezonden ontwerpen toonden zonder uitzondering interessante constructies. Daaronder pijlconstructies, parabolische hyperboloidvormen.
Wij zien de ontwikkeling bevestigd, als wij de nieuwste Russische publikaties opslaan. Op het einde van 1958 verscheen een boek over park- en tuinaanleg, dat gedeeltelijk letterlijke kopieën uit het Westen bevat, een tuinstadaanleg geheel in onze zin. Het toonaangevende tijdschrift voor architectuur Architectura U.S.S.R. herinnert ook in zijn opmaak, zijn typografie, sterk aan publikaties van het Bauhaus. Ook hier is de omkeer opvallend. Wanneer de ontwikkeling in de U.S.S.R. zo blijft doorgaan en de grote omkeer geen belemmering ondervindt, doch nog verder om zich heen grijpt, zou het in de U.S.S.R. nog tot belangrijke scheppingen kunnen komen. Creatieve krachten zijn er genoeg. De architectuur zou in dit land, dat geen privaat grondbezit heeft en geen concurrerende persoonlijke belangen kent, van betekenis kunnen worden, wanneer alle krachten in de grote speelruimte kunnen uitmonden, die de jonge revolutie-architecten destijds voor ogen hadden.
|
|