| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
NADAT Mao Tse-Tung in december ll. had bekend gemaakt af te zullen treden als staatshoofd van communistisch China, heeft men zich enige tijd in het W. afgevraagd of dit ook inderdaad zou gebeuren. Herhaaldelijk doken geruchten op, dat er op Mao aandrang werd uitgeoefend om in functie te blijven. Het in april te Peking bijeengekomen Tweede Nationale Volkscongres heeft aan alle onzekerheid een einde gemaakt en in zijn plaats Lioe Sjao-Tsji gekozen, die als lid van het presidium reeds een grote invloed bezat; hij is sterk georiënteerd op Moskou en tegenstander van Tito, terwijl ook aan zijn invloed wordt toegeschreven, dat er zo spoedig een einde kwam aan de toepassing van de theorie der ‘honderd bloemen’ van Mao. De laatste blijft voorzitter van de communistische partij en als zodanig nog steeds de eerste man in China.
Op het congres in Peking was ook de Pantsjen Lama uit Tibet aanwezig. Na de vlucht van de Dalaï Lama, die veilig in India is aangekomen, heeft hij met communistische steun de macht in handen genomen en een van zijn eerste daden was zijn reis naar Peking, waar hij gekozen werd als een der ondervoorzitters van het Volkscongres. Naast talrijke beschuldigingen aan het adres van India wegens het verlenen van asiel aan de Dalaï Lama werd er ook gesproken over het herstel van de vriendschappelijke betrekkingen tussen beide landen. Pandit Nehroe wil dit laatste heel graag, maar kan ook de Dalaï Lama niet in de steek laten. In Tibet duurt de opstand nog voort; Formosa wil wel steun geven aan de opstandelingen, maar deze zijn hier niet erg op gesteld, daar Formosa de soevereiniteit voor zichzelf opeist, terwijl de opstand Tibet volledig onafhankelijk wil maken. Over het succes hoeft men zich geen illusies te maken; het is voor wie dan ook praktisch onmogelijk hulp te verlenen.
Niet alleen Mao ook de W.-Duitse bondskanselier, Adenauer, trekt zich een beetje terug. Daar de grondwet geen derde ambtsperiode voor bondspresident Heuss toestaat, werd er reeds maandenlang gedebatteerd over zijn opvolging. De S.P.D. kwam spoedig met een zeer bekwaam kandidaat, prof. Carlo Schmidt, te voorschijn en de C.D.U. moest hier een reus tegenover plaatsen. Herhaaldelijk werd de huidige minister van economische zaken, Erhard, genoemd, maar zowel binnen de partij als in industriële kringen voelde men hier niets voor. Op 7 april kwam als een verrassing het bericht, dat Adenauer bereid was de kandidatuur te aanvaarden en niemand twijfelt er nu aan, dat bij de verkiezing op 1 juli a.s. te Berlijn ‘der Alte’ gekozen zal worden. Hij is echter niet van plan zichzelf weg te promoveren en van het politieke toneel te verdwijnen; hij erkent, dat de president boven de partijen moet staan, maar hij is ook van plan om ruimschoots gebruik te maken van de mogelijkheden, die de grondwet biedt aan de president om invloed te blijven uitoefenen; zo zal hij zeker een beslissende stem willen hebben in de benoeming van de bondskanselier en er is al een principiële strijd gaande of Adenauer bondskanselier kan blijven tot 15 september, de dag van zijn installatie, of dat hij moet aftreden onmiddellijk na zijn benoeming; m.a.w. wordt de bondskanselier benoemd door Adenauer op of na 15 september, of door Heuss op of na 1 juli? Er is de vrije wereld veel aan gelegen, dat de con- | |
| |
tinuïteit in de W.-D. politiek gehandhaafd blijft en daarom is het te hopen, dat Adenauer in zijn nieuwe functie nog vele jaren zijn invloed kan blijven aanwenden; aan de andere kant zal hij moeten inzien, dat hij zich wel kan inspireren op de Gaulle, maar dat de Franse grondwet niet in W.-Duitsland geldt en men spare ons hooglopende conflicten tussen de bondspresident en zijn regering.
Zowel Mao Tse-Tung als Adenauer blijven een belangrijke rol spelen. Dit is niet het geval met John Foster Dulles. Na zes jaar de leiding gehad te hebben van de buitenlandse politiek der V. St. in een periode, waarin de spanningen steeds groter werden en de wereld herhaalde malen aan de rand van een oorlog stond; na zes jaar lang te hebben gestreden voor de verwezenlijking van de idealen van de vrije wereld, een strijd, waarin hij voortdurend bloot stond aan kritiek van zijn tegenstanders en van zijn bondgenoten, terwijl hij tevens met zijn ijzeren wilskracht zich moest verzetten tegen een zijn fysieke kracht ondermijnende ziekte, heeft Dulles zich tenslotte toch genoodzaakt gezien zijn ontslag aan Eisenhower aan te bieden. Hoewel hier reeds lang sprake van was, was het voor velen toch nog onverwacht, toen de president op 15 april mededeelde het ontslag te hebben aanvaard.
Het heeft enige verwondering gewekt, dat de benoeming van Chr. Herter als leider van het State Department enkele dagen op zich liet wachten; als reden werd opgegeven, dat Eisenhower wenste te wachten op het resultaat van het medisch onderzoek, waaraan Herter, die lijdt aan arthritis, zich moest onderwerpen. Volgens sommigen voelde Eisenhower eigenlijk niets voor de benoeming van Herter en zij verwijten hem nu, dat hij door zijn aarzeling het prestige van zijn minister heeft geschaad. Dulles blijft als adviseur ter beschikking van Eisenhower.
De taak, die Herter op zich genomen heeft, is niet gemakkelijk; gelukkig voor hem zijn niet alleen de republikeinen en de democraten in de V. St., maar ook de Amerikaanse bondgenoten met zijn benoeming ingenomen. Hij zal deze alzijdige steun hard nodig hebben, nu hij de leiding van het State Department op zich heeft genomen op een ogenblik, dat er over zeer belangrijke kwesties moet worden beslist. Hij valt n.l. met zijn neus in de ietwat ranzige boter van de voorbereiding van de topconferentie.
Zowel in het W. als in het O. werd er druk voor-overleg gepleegd voor de bijeenkomst der ministers der grote vier op 11 mei a.s. te Genève. De vijftien landen van de Nato, die begin april het tienjarige bestaan van deze instelling herdachten op een door de Nederlandse minister Luns gepresidiëerde vergadering, verklaarden zich akkoord met de grote lijnen, die t.a.v. W.-Berlijn door de W. grote vier waren vastgesteld; zij legden er nog eens de nadruk op, bereid te zijn tot onderhandelen op voorwaarde dat er ook iets was, waarover onderhandeld kon worden; tevens wezen zij erop, dat het W. alleen succes zou kunnen bereiken als er eensgezindheid bestond t.a.v. de te volgen politiek.
Dit laatste leek veel te wensen over te laten; er bleven bepaalde meningsverschillen voortbestaan. Hoe men ook probeerde in gesprekken onder vier ogen, b.v. tussen Macmillan en de Franse premier, Debré, op 13 en 14 april de standpunten nader tot elkaar te brengen, het lukte niet de Engelsen er toe over te halen hun opvattingen te herzien. In tegenstelling met de andere drie blijft Macmillan van mening, dat er in elk geval een topconferentie moet worden gehouden, terwijl de anderen stellen, dat eerst te Genève de mogelijkheid moet blijken, dat een topconferentie succes zou opleveren. Verder houdt Engeland nog
| |
| |
steeds vast aan het eigen plan a.g. disengagement, alhoewel in elk geval Parijs en Bonn hier niets voor voelen. Intussen is in Frankrijk nu Pierre Mendès-France met een eigen plan gekomen om de O. en W. strijdkrachten van elkaar te scheiden. Daarnaast bestonden er nog meningsverschillen over de te volgen taktiek bij de oplossing van de kwestie Berlijn en de Duitse hereniging.
Bij dit alles kwam nog een verschil van mening over de Amerikaanse vluchten op een grotere hoogte dan 6000 m via de corridors naar Berlijn. De V. St. beweerden er het volste recht toe te hebben, hetgeen Rusland betwistte; Engeland vond het niet taktisch deze zaak vlak voor de Geneefse conferentie zo scherp te stellen en tenslotte hebben de V. St. zonder hun principe te laten varen besloten de vluchten op grote hoogte voorlopig te staken.
Tengevolge van dit alles had men verwacht, dat de Parijse besprekingen op 29 april tussen Herter, Selwyn Lloyd, Couve de Murville en von Brentano wel lang zouden duren en men was danig verrast, toen bleek, dat zij het binnen de 48 uur eens waren geworden en het niet meer nodig vonden voor 10 mei a.s. nog eens bij elkaar te komen. Wat de heren besloten hebben wordt niet verteld, maar men hoopt, dat zij het niet alleen eens zijn over een eerste voorstel aan de S.U., maar ook over de te volgen taktiek, wanneer Rusland dat voorstel, zoals verwacht, zal verwerpen. Herter zou dan bij zijn eerste optreden over de capaciteiten van een tovenaar moeten hebben beschikt.
Ook de Oostelijke landen hebben geconfereerd over de te volgen taktiek en ook zij laten zich niet in de kaart kijken. Officieel willen zij alleen spreken over Berlijn en het Duitse vredesverdrag. Of en in hoeverre er grotere of kleinere verschillen bestaan betreffende de aanpak der verschillende problemen is niet gebleken. Het was opvallend, dat deze conferentie te Warschau door niet minder dan twee delegaties uit communistisch China werd bijgewoond.
Er blijven steeds mensen, die erg goed weten wat anderen al dan niet moeten doen. Een van hen is veldmaarschalk Montgomery, die op 28 april naar Moskou ging om te proberen een bijdrage te leveren tot de ontspanning tussen O. en W. Het zou hem passen, als hij zijn eigen woorden t.a.v. Eisenhower, dat een militair zich niet met politiek moet bezig houden, ook op zichzelf zou toepassen. Wat moeten wij eigenlijk denken van Montgomery, die in een interview allerlei scherpe uitlatingen deed aan het adres van de V. St. en later verklaarde, dat dit alles slechts als een grap bedoeld was?
De mening, dat de door Chroestsjef verwekte deining rond Berlijn slechts een afleidingsmanoeuvre is voor het gebeuren in Irak, wordt over het algemeen niet gedeeld. Wel is de ontwikkeling verontrustend; meer en meer heeft Kassem de hulp van de communisten moeten aanvaarden en hun invloed is nu zo groot, dat het niet onmogelijk is, dat zij zullen eisen in de regering opgenomen te worden en vervolgens de controle geheel zullen overnemen. Het zou dan het eerste land zijn, dat na Tsjecho-Slowakije een satellietstaat van Rusland zou worden; ook de eerste satelliet, die geen gemeenschappelijke grens met Rusland heeft; bovendien beheerst het Kremlin dan een der grote olieleveranciers en kan het gemakkelijk doordringen in de olie-sjeikdommen aan de Perzische golf. De positie van Iran zou dan uiterst moeilijk worden. In Londen meent men, dat Kassem nog steeds de kans heeft te ontsnappen aan de communistische overheersing.
In Indonesië is Soekarno tot de ontdekking gekomen, dat het niet goed gaat; integendeel op alle gebieden constateert hij achteruitgang. Daarom verlangt hij terug te keren naar de revolutionaire grondwet van 1945, die een grote macht
| |
| |
verleende aan de president. Men verwacht, dat zijn voorstel wel zal worden aanvaard, maar dat dan niet de president de macht in handen zal krijgen maar het leger, dat erin geslaagd zou zijn hem te bevrijden van de communisten. Onder de geleide democratie zou de invloed der partijen en dus ook van de communistische drastisch verminderd worden. Na zijn voorstel is Soekarno onmiddellijk een wereldreis van 2 maanden gaan maken o.a. naar Turkije en de Scandinavische landen om goodwill voor Indonesië te kweken. Een scherpe uitval aan het adres van Nederland in zijn rede voor het Turkse parlement werd hem aan Turkse zijde erg kwalijk genomen.
De plotselinge vrijlating op 18 maart ll. van de Nederlander Schmidt, die in 1956 in Indonesië tot levenslange gevangenisstraf was veroordeeld, verwekte hevige protesten. De procureur-generaal, Suprapto, is nu ontslagen, omdat hij het onmiddellijke vertrek van Schmidt uit Indonesië had mogelijk gemaakt. Suprapto had de euvele moed gehad te zeggen, dat hij had gehandeld in opdracht van hoger hand.
| |
Nederland
Nadat prof. de Quay had verklaard de opdracht van H.M. om een kabinet te vormen, dat zou kunnen rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal, in beraad te zullen houden, heeft hij zich vergewist van de standpunten der verschillende fractieleiders. Daar de P.v.d.A. vasthield aan de eis, dat samenwerking slechts mogelijk was als er bindende afspraken tussen kabinet en fracties zouden worden gemaakt, plaatste zij zichzelf buiten het verdere overleg. De brede basis was daarmee van de baan.
Samenwerking tussen de oude coalitie-partijen en de V.V.D. bleek mogelijk. Het opstellen van een regeringsprogram was niet de grootste moeilijkheid. Deze kwamen pas bij de bezetting der verschillende departementen. Hier begon een spel van touwtrekken, dat - op zijn zachtst gezegd - erg onprettig aandeed. Daar de K.V.P. het op prijs stelde een der voornaamste departementen in de economische sector te bezetten - een eis, die voor de grootste partij redelijk is - verlangde zij het departement van economische zaken. Dat daarvoor een alleszins bekwame figuur als min. Zijlstra moest wijken was vervelend, maar pijnlijk werd het, toen de ene K.V.P.-kandidaat na de andere voor de eer bedankte en zij bewees hoe moeilijk het is om voor bepaalde functies een geschikte kandidaat binnen haar kring te vinden. Onze wettelijke emancipatie betekent nog steeds niet, dat wij het ook werkelijk zijn.
Na veel passen en meten was de legpuzzel bijna klaar; zelfs voor defensie had men een kandidaat gevonden. De C.H.U. voelde zich echter misdeeld met twee tenslotte overgebleven portefeuilles en protesteerde niet ten onrechte. Toen de heer de Quay daarop voor de zoveelste maal ging schuiven met ministers en departementen, bleek er geen plaats meer te zijn voor min. Zijlstra, die eerst financiën zou krijgen. Men was hierover in A.R.- en andere kringen niet erg te spreken en zo ontstonden nieuwe moeilijkheden tengevolge waarvan prof. de Quay zich na vier weken verplicht zag zijn pogingen op te geven.
H.M. heeft nu weer de hulp ingeroepen van min. Beel, die noch als formateur, noch als informateur zal proberen een oplossing te vinden. Daar inmiddels de laatste week van april ook het S.E.R.-rapport over de melkprijs, het huur- | |
| |
beleid enz. is verschenen, zal er ook wel een wijziging moeten gebracht worden in het reeds door prof. de Quay opgestelde program. Mogelijk is dit laatste het enige voordeel aan deze trieste affaire.
Het verloop van de pogingen tot kabinetsformatie werd gnuivend gadegeslagen door de P.v.d.A., die blijk gaf van een slecht geheugen en niet meer wist, dat de kabinetsformatie door dr. Drees in 1956 enkele maanden had geduurd.
J. Oomes
| |
België
We besloten ons vorig overzicht met de vraag, wie de nieuwe gouverneur-generaal van Belgisch Kongo en Ruanda-Urundi zou zijn. Die vraag kreeg op 14 april een opzienbarend antwoord: de heer Cornelis blijft aan. Dit nieuws werd door Eerste-Minister Eyskens voor de Kamer zeer lakoniek medegedeeld in antwoord op een vraag van de socialist Larock; het werd door de oppositie op luid protest onthaald. De dagen die daarop volgden brachten kritieken en polemieken over deze oplossing. De meerderheid van de pers was zeker niet geestdriftig; ware de nieuwe politiek niet beter gediend geweest door een nieuwe man? Maar de stem van het nuchter realisme behaalde de bovenhand en toen minister Van Hemelrijck en de gouverneur-generaal in een communiqué hun eensgezindheid betuigden en om het staken van de polemieken verzochten, ging men grif daarop in. En algemeen werd het minister Van Hemelrijck ten goede geduid dat hij was aangebleven en het beste poogde te maken van zijn samenwerking met dhr. Cornelis, de nieuwe Kongo-politiek en de toekomst van de Afrikaanse gebieden ten bate.
Dit gebeuren heeft zich afgespeeld tegen een achtergrond die normaal, daar de Kroon er een belangrijk motief in vormt, in het duister had moeten blijven, maar door personthullingen in een schril licht kwam te staan. De ministerraad had na dagenlange vergaderingen zijn keuze bepaald; maar toen de Eerste-Minister daags daarop het Staatshoofd op de hoogte ging stellen, werden hem verschillende andere, onaanvaardbare kandidaten voorgesteld. Tenslotte bleef het dan maar bij dhr. Cornelis; deze zou vooraf op de hoogte zijn geweest, en zelfs zijn ontmoeting te Coq met oud-koning Leopold werd erbij te pas gebracht. Het is te begrijpen dat dit gebeuren minder gunstig werd onthaald en dat ‘Le Peuple’, op het ogenblik dat de socialisten van Cornelis hun man trachtten te maken, een ernstige waarschuwing liet verschijnen. Maar in het Belgisch constitutioneel regime is de regering verantwoordelijk. Hoewel n.a.v. het debat over het verslag van de onderzoekscommissie de oppositie de minister dienaangaande even in het nauw trachtte te drijven, werd na zijn uitleg niet verder aangedrongen. De socialisten zelf bevinden zich wat de Kongo-politiek aangaat, in een slop: ten bewijze hun partijraad, waarop zij enkel naar hun congres van 1956 wisten te verwijzen.
Intussen had in Kongo zelf een belangrijke gebeurtenis plaats: het eerste inheemse politieke congres. Het werd gehouden te Luluaburg door een aantal Kongolese politieke partijen, waaronder de Nationale Kongolese Beweging en de Kongolese Unie op het voorplan traden. Dit Nationaal Congres van de Kongolese politieke partijen, keurde op 11 april drie moties goed over de onmiddellijke aanwijzing van Kongolese hogere ambtenaren, over de actievrijheid der politieke partijen en over Kongolese eenheid en eenheidstaal. Dit alles met het oog op
| |
| |
de vorming van een Kongolese regering in januari 1961 (volgens de geest van Akkra). Eén der meest opvallende personaliteiten was dhr. Patrice Lumumba, voorzitter van de Nationale Kongolese Beweging. Deze voorvechter van een eenheidspolitiek met het oog op de onafhankelijkheid ondernam vervolgens een opvallende reis naar België. Ons land werd ook door andere Kongolese personaliteiten, burgemeesters en leiders, bezocht. In Kongo schieten politieke bewegingen als paddestoelen uit de grond: één der meest recente is de Kongolese Socialistische Partij, die niet afkerig staat tegenover de communistische formules en o.a. de nationalisatie der mijnen eist.
De Kamer van Volksvertegenwoordigers maakte op 30 april een aanvang met de openbare bespreking van het wetsontwerp tot uitvoering van het schoolpact. Het klimaat was, ondanks een zekere socialistische aggressiviteit, toch een klimaat van eendracht. C.V.P.-voorzitter Lefèvre vond voor het pact de treffende formule: een vredesverdrag zonder overwonnenen.
De aandacht ging verder naar de economische ontwerpen van de regering-Eyskens. De perspectieven voor haar actie schijnen trouwens te verbeteren. De werkloosheid is in de jongste maanden op indrukwekkende wijze gedaald. In Amerika schijnt de economische heropleving volop aan de gang te zijn, en de weerslag mag binnen enkele maanden in België worden verwacht. Intussen bracht één van de instrumenten van de nieuwe politiek leven in de brouwerij: de Nationale Investeringsmaatschappij. Het C.V.P.-congres te Ieper had er zich uitdrukkelijk voor uitgesproken. De voorzitter der liberale partij echter, dhr. Motz, viel deze formule hevig aan in een dagbladartikel, waarbij zijn standpunt trouwens dat van conservatieve katholieke kringen ontmoette. Het nationaal comité van de C.V.P. reageerde onmiddellijk en een ogenblik vreesden sommigen een breuk in de verstandhouding tussen de regeringspartners. Daarvan was echter geen sprake. Niet alleen had de regering zich nog over geen concrete formule uitgesproken, maar de minister van Economische Zaken, dhr. Van der Schueren zou het scepticisme van zijn partijvoorzitter niet delen. Het ministerieel kerncomité aanvaardde een eerste schuchtere formule van programmatiebureau tot coördinering van sommige regeringsactiviteiten in de economische sector. Minister Van den Boeynants zette zijn politiek voor de kleine en middelgrote ondernemingen voort; de consultatieve commissie voor de expansie dezer bedrijven werd geïnstalleerd en een nieuwe kredietwet is op gang.
De socialistische partij bleef verder de gevolgen van de oppositie en de ziekte van haar voorzitter Max Buset gevoelen. Er werden namen van mogelijke opvolgers geciteerd: Collard, Larock, Spinoy. Een eensgezinde politieke lijn schijnt de B.S.P. nog niet te hebben weergevonden. Onder impuls van ondervoorzitter Van Eynde werd echter een actie tot uitbreiding en versterking van de partijorganisatie ingezet.
L. Deraedt
|
|