onderhandelde tevens over een eventueel vredesverdrag met de O.-Duitsers. Tijdens dit bezoek verzwakte hij zijn ultimatum van november j.l. en zei geen belang te hechten aan de datum van 27 mei, mits het W. bereid was onderhandelingen over Berlijn te openen. Tevens maakte hij van de gelegenheid gebruik om in O.-Berlijn een gesprek te hebben met de voorzitter van de W.-Duitse Socialistische Partij, Ollenhauer; later gingen de S.P.D.'ers Schmidt en Erler naar Moskou, maar zij konden slechts tot de conclusie komen, dat er op dit ogenblik niet met Rusland te praten viel over de Duitse hereniging, iets wat Adenauer vaker gezegd had.
In het Midden-Oosten had premier Kassem in Irak met een nieuwe opstand te kampen. Op 8 maart was kolonel Sjawaf in Mosoel in verzet gekomen; hij verweet Kassem te zijn afgeweken van de beginselen van de revolutie van juli 1958, te weinig solidair te zijn met de overige Arabieren en teveel invloed te geven aan de communisten. Kassem slaagde erin de opstand te onderdrukken, maar kon dit slechts doen door de communistische macht nog meer te vergroten. Daardoor kon Nasser zijn plan om alle Arabische volken onder zijn leiding te verenigen wel opgeven. Daar hij tegenover dit prestige-verlies wel een overwinning zou willen plaatsen, vroeg men zich reeds af waarheen hij zich zou wenden; het makkelijkste zou zijn om zijn invloed in Libye te vestigen, maar Nasser ontketende een heftige actie tegen Kassem en het communisme en riep zelfs op tot een heilige oorlog van alle Arabieren tegen het atheïsme.
Hoewel Chroestsjef in zijn nopjes was met het verloop van de gebeurtenissen in Irak, waar hij niet alleen een der rijkste oliegebieden beheerst, maar tevens een wapen heeft tegen Perzië, dat zich nauwer met het W. heeft verbonden, wil hij dit voordeel toch niet kopen ten koste van de vriendschap met Nasser. Chroestsjef is niet tevreden met Irak; hij wil de hele Arabische wereld beheersen en daarom reageerde hij nogal vaderlijk op de felle aanvallen van Nasser en zag hij er geen aanleiding in om de Russische economische hulp aan Egypte te staken. Hij heeft van de V. St. geleerd, dat de Assoeandam voor de Egyptenaren een erg teer punt is en hij wil Nasser zeker niet in de armen van het W. drijven.
In het Verre Oosten had de Chinese communistische regering te kampen met een opstand in Tibet. Eigenlijk is dit niets nieuws, daar sedert de vestiging van de suzereiniteit van China in 1950 er een voortdurend verzet, is geweest van de Khamba-stam. Lange tijd is dit latent gebleven, maar toen vorig jaar duidelijk bleek dat Peking zich niet wenste te houden aan de belofte van autonomie voor Tibet en probeerde ook hier het commune-stelsel door te voeren, groeide het uit tot een openlijke opstand. De Dalaï Lama, de geestelijke leider, koos de zijde der opstandelingen, terwijl de wereldlijke leider, de Pantsjen Lama, aan de communistische kant stond. De opstand bereikte de hoofdstad, Lhasa, en was neergeslagen voor de eerste berichten de buitenwereld bereikten.
De kwestie is natuurlijk vooral van belang voor de Tibetanen zelf, die aan den lijve ondervinden, dat Pekings beloften niet steeds te vertrouwen zijn. Daarnaast is zij belangrijk voor de houding der naburige landen. Men toont zich daar ernstig ongerust over dit imperialistische optreden van China. Het zal voor Pandit Nehroe moeilijk zijn om nu zijn neutrale houding te handhaven en mogelijk zal India zowel als Indonesië nu erkennen, dat communistisch China er op uit is zijn hegemonie over Azië te vestigen, een streven waarvan op de duur ook zij het slachtoffer zullen worden.
J. Oomes