Streven. Jaargang 12
(1958-1959)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 671]
| |
Godsdienstige kroniek
| |
[pagina 672]
| |
Het is niet aangenaam, naast waardering ook kapitale bezwaren te moeten koesteren. De synode is goed protestants, wanneer ze in en betreffende dit rapport belijdt, niet onfeilbaar te zijn (45, 49). Een vorig herderlijk schrijven heeft het gezag van de kerk ‘betrekkelijk’ genoemd, omdat en zodat ‘haar uitspraken open blijven voor herziening en herroeping’Ga naar voetnoot4). Dit is uitdrukkelijk relativisme - ik zeg niet: consequent relativisme. Die relativistische tendens blijkt verder ook wel enigszins. Een hervormd hoogleraar waardeert het, dat dit rapport de N.V.S.H. ‘wil.... overtuigen inplaats van.... veroordelen’Ga naar voetnoot5). Ik betreur het, dat de synode hier soms teveel een tegenstelling ziet, en dat de vraag of een gemeentelid er goed of kwaad aan doet met lid van deze vereniging te worden.... in dit rapport blijkbaar opzettelijk niet gesteld wordt’Ga naar voetnoot5). Als men zo'n ‘veroordeling’ welbewust niet uitspreekt, is dat, een schot in de rug voor die hervormde zielzorgers die hun gemeenteleden willen waarschuwen voor medeplichtigheid aan anti-christelijke praktijken. Het is in dit verband triest, te moeten opmerken, dat een hervormd predikant in de redactieraad zit van Verstandig Ouderschap. Tijdschrift voor sexuele hervorming: Ds. K.H. Kroon, alom bekend door zijn artikels in De Groene Amsterdammer tegen christendommelijk bijgeloof enz. Het doet bijna naïef relativistisch aan, dat men zoveel opheeft met de ‘openheid’ van de N.V.S.H. voor andere opvattingen (10, 13, 22, 41, 53, 55). Alsof dit soort openheid niet samenging (c.q. samenviel) met geslotenheid voor de absolute geboden van God, o.a. op sexueel gebied. Het maandblad van de N.V.S.H. bevatte eind vorig jaar een waarderend artikel van de voorzitter over dit rapportGa naar voetnoot6), en demonstreerde alvast enige openheid voor het evangelie, door op de tegenoverliggende bladzij de nieuwste pornografie te laten aanprijzen, in beslag genomen door de Parijse politie etc. Terecht is opgemerkt, dat het rapport geen profetisch oordeel of keihard ‘neen’ uitspreektGa naar voetnoot6). Jammer - men kan toch een onherroepelijk vonnis vellen en de waardering niet nalaten. Een nieuwtestamentisch geschrift weet de orthodoxie van de Satan nog wel te appreciëren: ‘Ge gelooft, dat er slechts één God bestaat? Ge doet wél; ook de duivels geloven het!’ (Jac. 2, 19). Behalve wat men niet zegt, is typerend wat men wel zegt en de toon waarop men het zegt. In dit alles is het rapport wel veel milder dan b.v. het Herderlijk schrijven van de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk betreffende de Rooms-Katholieke Kerk (1950). Hoe onverantwoordelijk conciliant is het, als volgt te spreken over het soort sexuele opvoeding dat de N.V.S.H. aan jongeren wenst te geven: ‘.... hier dreigt (!) een naturalistische opvatting te zeer de boventoon te gaan voeren’ (17). De vijanden van het christelijk gezin presteren in dezen wel wat meer dan ‘enige uitdrukkingen en zinnen, die minder gelukkig zijn uitgevallen’ (18). De krampachtige woordkeus zou hier alleen als sarcasme, hoogstens als ironie te waarderen zijn, maar zo bedoelt men het niet. Het rapport constateert ook, ‘dat de niet-evangelische zienswijze onwillekeurig (!) de voor- | |
[pagina 673]
| |
lichting (van de kant der N.V.S.H. - P.d.O.) overheersend beïnvloedt’ (21). ‘Onwillekeurig (!) zal men ook (per consequentiam - P.d.O.) gaan spelen met de mogelijkheid van een proefhuwelijk of de gedachte, dat man en vrouw elkaar volkomen vrij moeten laten wat de buitenechtelijke omgang betreft’ (26). Onwillekeurig? - Het verstrekken van anticonceptiva aan ongehuwde jongelui heeft m.i. ook niet alleen maar ‘een gevaarlijke zijde’ (29), het is zelfs essentieel meer dan ‘hoogst gevaarlijk’ (55)Ga naar voetnoot7). Waar zijn die aarzelende kwalificaties goed voor als men ergens toch tegen is? Juist als katholiek heeft men niet te oordelen over individuele goede trouw, zeker niet bij andersgelovende medechristenen. Maar het is zaak, goed te zien, dat er in de laatste tijd een belangrijk geschilpunt bijgekomen is tussen de Kerk en de meerderheid van het Nederlandse protestantisme. Het herderlijk schrijven over het huwelijk was al overstag gegaan inzake de tegennatuurlijke methodes van geboortenregeling, wat ook in dit rapport weer te merken is (27 v.). Het gaat hier om een kardinaal punt, niet alleen volgens sexuele hervormersGa naar voetnoot8). We zullen een paar oorzaken noemen waardoor veel protestanten in dezen een zwenking hebben gemaakt.
1. Vroeger was de officiële protestantse zede nogal afkerig van tegennatuurlijkheden en vooral van anticonceptivaGa naar voetnoot9). Men meende vaak, dat de H. Schrift dergelijke praktijken uitdrukkelijk en rechtstreeks veroordeelde. Daarmee leek de zaak dan beslist. Het boek Genesis (38, 6-10) veroordeelde Onan immers, het Oude Testament prees de grote gezinnen enz. Maar zo simpel bleek de zaak nu toch niet te liggen. Onan was op grond van de toenmalige joodse wetgeving verplicht nageslacht te verwekken bij de weduwe van zijn broer, en zijn misdrijf bestond volgens diverse exegeten (niet pas uit de laatste tijd) enkel hierin, dat hij deze plicht verzaakte. Met begrijpelijke triomf vermelden voorstanders van anticonceptie deze uitlegGa naar voetnoot10). Ook als deze uitleg te smal mocht zijnGa naar voetnoot11), mag men deze perikoop m.i. niet gebruiken om te bewijzen, dat neomalthusianisme en onan-ie intrinsiek ongeoorloofd zijn. En wat de grote gezinnen uit het O.T. betreft: het bezit van veel kinderen (of liever: zonen) was in de toenmalige maatschappelijke en militaire situaties niet onder alle opzichten hetzelfde als nu. Ten overvloede merk ik op, dat de Kerk ons nooit heeft geleerd, onder alle omstandigheden naar een biologisch maximum te streven. Voor een protestant is het uiteraard erg, als de bijbelse fundering van een bepaalde opinie ondeugdelijk blijkt. Hij kent geen onfeilbaar kerkelijk leergezag, dat hem boven de vergankelijkheid van onze bijbelverklaringen uitheft. Juist als katholiek kan men de vorderingen en afdwalingen van de bijbelwetenschap rustig belangstellend gadeslaan: we hoeven geloof en zeden goddank niet alleen op onze uitleg van de Bijbel te baseren. | |
[pagina 674]
| |
Van protestantse kant maakt men in de besproken kwesties nogal eens halfbewust deze denkfout: de H. Schrift verbiedt dit niet, dus het mag. Vreemde logica. Consequenter zou zijn, op dit standpunt: de H. Schrift verbiedt dit niet, dus we weten niet, of het mag. Hier komt nog iets bij. Het is een gemeenplaats in de huidige exegese, dat termen als ‘vlees’, ‘geest’, ‘ziel’ e.d. in de Bijbel doorgaans of altijd wat anders betekenen dan in het westerse, ‘Griekse’ spraakgebruik. Sommigen wijzen hier nog altijd met onevenwichtige Entdeckerfreude opGa naar voetnoot12). Iedereen weet, dat predikanten en ook moraaltheologen in dezen vaak een foutieve bijbeluitleg hebben gegeven. Ook hier is de verleiding weer groot, hun conclusies te verwerpen, omdat hun ‘bijbelse’ argumenten niet deugen. Als katholiek kan men hier anders, en ook logischer, tegenover staan: dankbaar zijn voor het wonder van de Kerk, wier leer onaantastbaar blijft.
2. Brede groepen in het strenge Nederlandse protestantisme hebben zich heftig verzet tegen bliksemafleiders, assurantie en koepokinenting. Men meende (en deze opinie is nog springlevend, b.v. op de Veluwe, de Zuidhollandse eilanden en in Zeeland), dat ons menselijk ingrijpen hier opstand betekende tegen Gods voorzienigheid. In deze ultragereformeerde kringen kant men zich eveneens nogal tegen voorbehoedmiddelen en andere praktijken. De gezinnen zijn hier ook vaak groot. Met alle respect voor iedereen die dit gelovig en eerlijk meent, moet ik in deze kringen toch fatalistische ideeën, ook over gezinsvorming, signaleren. Niet iedere manier waarop men tegennatuurlijke geboortenregeling bestrijdt, is aanvaardbaar. Het is toe te juichen, als hervormde en gereformeerde auteurs zich keren tegen deze argumentatie, maar zij vergissen zich vaak, wanneer ze elke afwijzing van anticonceptie als een soort fatalisme beschouwenGa naar voetnoot13). De katholieke, klassiek-christelijke kijk op Gods voorzienigheid is trouwens allesbehalve geneigd, onze menselijke activiteit te verlammen - integendeel.
3. Het kind is nl. volgens de leer van de Kerk geen fataliteit, maar finaliteit t.o.v. de geslachtsdaad: krachtens haar natuur, haar wezen is de complete lichamelijke vereniging van man en vrouw o.a. gericht op het ontstaan van een nieuw menselijk wezen. Deze finaliteit, deze tendentie vloeit noodzakelijk voort uit het wezen van de geslachtsgemeenschap, en het nieuwe leven waar de cohabitatie naar tendeert, is menselijk leven. Om deze twee redenen samen mogen wij tegen de geslachtsdaad in geen opzettelijke handeling verrichten die haar berooft van de mogelijkheid tot bevruchting. Zo'n tegennatuurlijke geslachtsgemeenschap verschilt wezenlijk van een geslachtsdaad die steriel blijft door factoren die niet gelegen zijn in de door ons verrichte handelingen. Dit verbod van anticonceptie is een natuurwet, dat wil hier zeggen: een norm die met absolute noodzakelijkheid voortvloeit uit onze menselijke natuur, onze menselijke essentie. Als men vraagt, of God onder geen enkele omstandigheid | |
[pagina 675]
| |
dispensatie van deze wet kan verlenen, luidt het antwoord: zolang God God is en mensen mensen zijn, kan Hij niet willen dispenseren en wil Hij niet kunnen dispenseren. Gods wezen is onveranderlijk; daarom is er in ons, mensen iets boven de wisselvalligheid verheven. Deze moraalfilosofische en -theologische gedachtengang, zoals hij in de Katholieke Kerk gangbaar is, spreekt andersdenkenden tegenwoordig moeilijk aan. Hedendaagse stromingen als het neopositivisme en diverse existentiefilosofieën willen niets weten van een onveranderlijk wezen, van een stabiele menselijke natuur en van een onwrikbare natuurwet, zoals we die hierboven aanvaardden. Lord Bertrand Russell, een neopositivistische pionier, is ook baanbreker op het gebied van de huwelijkshervorming. Bepaalde existentialistische uitwassen op ethisch gebied bereiken het grote publiek wel zeer direct, ook via theologenGa naar voetnoot14). Een en ander kan aansluiten bij sommige oerprotestantse gevoelens. Een bekend thomistisch wijsgeer heeft eens uitgeroepen: ‘Le vrai Dieu ou l'absurdité radicale’, en hij stelt ons voor de keus: ‘Finalité ou nihilisme’, ‘Il faut choisir l'absurdité radicale ou la finalité’!Ga naar voetnoot15). In onze tijd zijn er maar al te veel die zich door deze forse, onontkoombare alternatieven bepaald niet in het nauw gedreven voelen. Juist omdat zij alles absurd vinden, of althans noemen, aanvaarden zij geen God en geen teleologie - of moeten wij zeggen, dat ze geen doelgerichtheid en geen zin in de schepping accepteren, omdat ze anders ook een bovenaards Gebieder en Diens absolute maatstaven zouden moeten aanvaarden? Maar helaas ook ernstige protestanten, voor wie men vaak diepe eerbied moet hebben, ageren in groeiende mate tegen het begrip natuurwet en tegen het bestaan van eeuwige, intrinsieke beginselen. Men denkt nu in het algemeen veel pessimistischer over de mogelijkheid van een natuurlijke godsleer en van een natuurlijke zedenleer dan in de zeventiende eeuw: zonder het licht van de bovennatuurlijke openbaring kunnen we God en het goede niet kennen, meent men. Maar het herderlijk schrijven over het huwelijk en ook wel dit rapport laten zich vaak al te kritiekloos beïnvloeden door wat men grof-generaliserend noemt ‘de meest moderne vondsten van de psychologie’Ga naar voetnoot16). Vele van deze andersdenkende medechristenen kunnen niet aanvaarden, dat God onveranderlijk is, en uitgerekend in een vertoog over Gods veranderlijkheid noemt een tamelijk rechts hervormd theoloog het christendom ‘de godsdienst van de doorbroken moraal’ en ‘van de doorbroken logica’Ga naar voetnoot17). Een gereformeerd medicus, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, die toch zeer streng is in de huwelijksmoraal (t.a.v. periodieke onthouding strenger dan de Kerk!), neemt het, zeer consequent, op tegen de katholieke leer, als die in deze dingen argumenteert vanuit de menselijke natuur. Hij beroept zich op de authentiek protestantse erfzondeleerGa naar voetnoot17). | |
[pagina 676]
| |
We zijn in deze dingen de laatste jaren ver uit elkaar gegroeid. Daardoor zal het niet meevallen, ook niet bij gelovige protestanten, taaie misverstanden inzake de katholieke leer weg te nemenGa naar voetnoot18).
4. De Kerk leert dus, dat gezinsvorming (het voortbrengen en opvoeden van kinderen) een wezenlijk doel is van het huwelijk. Veel hedendaagse ongelovigen willen niets weten van een wezensdoel, en zeker niet van deze essentiële finaliteit in het huwelijk. Een en ander vindt bij veel protestanten weerklank, doordat zij geen onfeilbaar leergezag hebben dat hen in dezen behoedt voor dwaling, maar ook doordat genoemde moderne gedachtengang in zekere zin een consequentie is van echt protestantse doctrines. De Kerk leert niet alleen, dat het kind een wezensdoel, maar ook, dat het 't primaire doel is van het huwelijk. Volgens de meeste protestanten hebben man en vrouw, ook en juist als gehuwden, allereerst tot doel, elkaar te steunen en te helpen. Wie de voortplanting als secundair doel ziet, zal haar des te makkelijker opzijschuiven als essentieel doel. We zullen in theorie en praktijk duidelijk moeten maken, dat men zichzelf als gehuwde juist het beste ontplooit en elkaar als gehuwden het meest dient, wanneer men onder alle omstandigheden de voortplanting respecteert als primair, essentieel doel van het huwelijk, en dus tegennatuurlijke praktijken à tout prix nalaat. De Kerk acht de wederzijdse echtelijke steun en liefde als doel van het huwelijk secundair t.o.v. de voortplanting en opvoeding, het protestantisme ziet dit doorgaans omgekeerd. Maar dit betekent precies niet dat de liefdesverhouding tussen man en vrouw in de katholieke opvatting minder goed tot haar verheven recht komt - integendeelGa naar voetnoot19)! Een bekend neomalthusiaan schreef kortgeleden in het veertiendaags orgaan van het Humanistisch Verbond: ‘Het is tekenend dat de paus in zijn encycliek de casto conubio de drie goederen van het ware huwelijk.... als volgt noemt: de kinderen, de trouw, het sacrament. N.b. zonder hierbij de liefde te noemen’Ga naar voetnoot20). Met die ‘encycliek de casto conubio’ zal hij wel de encycliek ‘Casti connubii’ bedoelen. Inderdaad vindt men daar niet de ‘true love’ à la de N.V.S.H. en het Humanistisch Verbond. Toch zou ik niet graag het aantal malen tellen, dat het woord ‘liefde’ erin voorkomt. En in de trouw bereikt de klassieke christelijke opvatting van de huwelijksliefde een sublimiteit waar de theorieën der huwelijkshervormers zich liever van verwijderd houden. | |
[pagina 677]
| |
5. We hebben in het derde punt gezien, hoe veel protestanten door hun pessimistische erfzondeopvatting niet kunnen zien, dat bepaalde methodes van geboortenregeling intrinsiek verkeerd zijn en tegennatuurlijk. Als men de menselijke natuur door de zonde totaal bedorven acht, kan men niet meer spreken van een eeuwige ethische natuurwet in bovengenoemde zin. Die denkbeelden over erfzonde en verlossing hebben nog wel meer consequenties. Luther en Calvijn leerden nl., dat verkeerde verlangens ook dan zondig, en dodelijk zondig, zijn, als wij er niets aan kunnen doen, dat we ze koesteren. Volgens hun doctrien hebben Adams nakomelingen door de zondeval hun vrije wil verloren, maar ze kunnen zich op hun absolute onmacht niet beroepen, want God stelt hen zonder meer verantwoordelijk voor hun zonden, ook voor de onvrijwillige verkeerde verlangens die bij hen opkomen o.i.v. de erfzonde. Wie verloren gaat, heeft niet anders gewild maar ook niet anders gekund. De verdoemden wilden niet anders dan verkeerd kunnen, maar ze konden ook niet anders dan verkeerd willen - en toch zijn ze strafbaar, zelfs voor eeuwig. Wanneer men zijn ónvrijwillige verkeerde begeerten op sexueel gebied óók als zondig beschouwt, zal men zich vaak onnodig machteloos voelen. Daardoor maakt men het zich als gehuwden bijna onmogelijk, zo nodig het kruis aan te durven van periodieke of totale onthouding, en gaat men des te makkelijker over tot tegennatuurlijke praktijken.
6. Onder invloed van Karl Barth vooral is er in veel hervormde milieus een preektrant gangbaar die stellig veel goede kanten heeft, maar ook dit minder aanvaardbare aspect, dat hij weinig of geen nadruk legt op de eisen van Gods wet en op de kans, voor eeuwig verloren te gaan. Niet voor alle excessen van de ‘midden-orthodoxie’ is de Bazelse dogmaticus verantwoordelijk, maar velen die zich barthiaan noemen, zijn nergens zo bang voor als voor een ‘wettische’ levenshouding of wat zij daaronder verstaan. Het streven naar de hoogste perfectie in eigen geestelijk leven kan men nogal eens horen kwalificeren als roomsige heiligheidskramp, farizeïsme en opstand tegen Gods genade: het volmaakte is alleen hierboven, en zelfs het beste dat we doen, is altijd met zonden bevlekt.... Men leert de mensen weinig of niet, zich schrap te zetten tegen morele gevaren, ook niet tegen onze sinds 15 september 1958 koninklijk goedgekeurde N.V.S.H., waar na de oorlog verschillende predikanten lid van zijn geworden. En het besproken rapport speelt wijd verbreide publieke opinies zelfs in de kaart, als het gaat om puberteitsmoeilijkheden (17 sq.)Ga naar voetnoot21), echtscheiding (37)Ga naar voetnoot22) en geboortenbeperkingGa naar voetnoot23).
N.a.v. het laatste rapport der Herv. Kerk hebben we iets gezegd over de evo- | |
[pagina 678]
| |
lutie van de sexuele moraal in het Nederlandse protestantisme. Daarbij vielen ook namen van bekende figuren uit de Gereformeerde Kerken in Nederland (Wurth, Drogendijk, Wijngaarden). Er zouden nog meer prominenten uit deze kring te noemen zijn die op beslissende punten overstag gaan. Een paar jaar geleden heeft men aan een gereformeerde synode gevraagd om een uitspraak over kunstmatige geboorteverhoeding. Het antwoord was onthutsend: men wilde geen uitspraak doen, liet dit over aan de theologische bezinning en als ambtsdragers bij hun pastorale taak op moeilijkheden stuitten, konden ze ‘gebruik... maken van voorlichting van personen, die terzake kundig zijn’Ga naar voetnoot24)! Ik vrees, dat hier ook een motief in het spel is geweest, dat de Acta niet noemen: de angst voor weer een nieuwe scheuring, die een bekend hoogleraar laatst met sympathieke bezorgdheid signaleerdeGa naar voetnoot25).
Zo is Christus' Kerk dan steeds meer alleen komen te staan in een wereld die zeer sceptisch is, vooral ook t.a.v. de ethica, maar die merkwaardig genoeg weer volkomen zeker denkt te weten, dat de katholieke leer onzinnig is. Er is bijna moed voor nodig, als men wil fulmineren tegen de koninklijk goedgekeurde immoraliteit, want een bekend N.V.S.H.-pamflet decreteert, dat woede altijd beladen blijkt met angst en vraagt zich ietwat retorisch af, wat dat wel voor angst mag zijn: ‘Angst omdat de N.V.S.H. toch gelijk zou kunnen hebben? Angst voor de erkenning van eigen falen?’Ga naar voetnoot26). Maar de Kerk zal zich niet laten intimideren door decadente schijnaxioma's, al was het alleen maar uit barmhartigheid tegenover de wereld die God aan haar zorgen heeft toevertrouwd. Zij capituleert zelfs niet voor de wellustcultuur van bepaalde sexuele reformatoren. Ze acht zichzelf een teken waaraan men de geloofwaardigheid van Gods openbaring in Christus kan herkennen (Denz. 1794), en juist ook haar houding tegenover de anticonceptie noemt zij uitdrukkelijk een ‘teken van haar goddelijke zending’ (Denz. 2240). Nu is de Kerk, precies om haar huwelijksmoraal, een ‘teken dat op tegenspraak, op vijandschap stuit’. Maar die laatste woorden zijn ook op onze Heer toepasselijk (Luc. 2, 34): Gods manifestaties hoeven nu eenmaal niet per se voor iedereen op het eerste gezicht duidelijk te zijn en ze hoeven zich niet alles van onze bedorven smaak aan te trekken. Het zal dan ook op het ogenblik voor de meesten wel zo zijn dat men de katholieke leer op dit punt aanvaardt, omdat men in de Kerk gelooft - en niet omgekeerd. Maar juist doordat de consequenties van het anticonceptionele uitgangspunt langzamerhand duidelijker en stuitender worden, zullen sommige goedwillenden makkelijker kunnen inzien, waarvan en waartoe Jesus ons door Zijn Kerk verlost. |
|