Streven. Jaargang 12
(1958-1959)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 467]
| |
Toneelkroniek
| |
[pagina 468]
| |
met groot verlangen verwachte gast in Harry Hope's Hotel. Deze keer komt er echter een bekeerde Hickey, die ook anderen bekeren wil. Hij wil hen beroven van de illusies die hun het leven dragelijk hebben gemaakt. Zijn vrouw deed hij verdriet en nu heeft hij haar vermoord om aan haar ellende een einde te maken. In dit te lange en troosteloze stuk praten de mensen te veel en worden zij met hun voortdurende herhalingen vervelend. De gedachten blijven vaag; enige oplossing is de ergste zonde, de wanhoop. Als naturalistische sfeer- en milieu-schildering was de voorstelling onder regie van Richard Flink imposant en ondanks de lengte boeiend. Figuur, geschiedenis en invloed van Hickey was in deze rol ook door Robert de Vries niet aanvaardbaar te maken. Van de grote bezetting noem ik Hans Tiemeijer, Hans Culeman, Frits van Dijk en B. Groenier. ‘Melodramatische soep met poëtische balletjes’ is even aardig als juist Orpheus daalt af van Tennessee Williams genoemd, een bewerking van zijn eerste stuk, waarin hij ons wederom voert naar het rauwe bestaan en de verworden samenleving der zuidelijke staten van de Verenigde Staten. Orpheus is hier een jonge zwerver, die in een provinciestadje winkelbediende wordt in een soort bazaar met cafetaria en een relatie aanknoopt met de echtgenote van de eigenaar, die meegewerkt heeft aan de dood van haar vader. Dit valse stuk met zijn sentimentaliteit en sadisme in een omgeving waarin de liefde verdorven is en de hartstochten groeien als schimmelplanten kreeg een vrijwel perfecte opvoering met prachtig spel van Caro van Eijck, Maxim Hamel en Mia Goossen. Waar epigonen van zulke schrijvers (en Steinbeck) toe komen bewees Suiker, dat door een opeenstapeling van melodramatiek, verouderd en brutaal realisme, steeds schreeuweriger effecten en een geforceerd slot een volslagen onechte indruk maakt. Het Rotterdams Toneel had alle krachten gegeven om waar te maken wat niet waar te maken is in deze schildering van een afgesloten groep morrende en drinkende arbeiders, waarvan de broeiende driften losbreken. Humoristisch is De Humorist van John Osborne niet maar wel erg Engels. Het verlopen van de langzaam verdwijnende en ten ondergang gedoemde music-hall moet hier evenwijdig gaan met het lot van het Imperium. Als toneel maakt dit maakwerk een onbeholpen indruk, de schrijver heeft weinig te zeggen, de humor is wrang, tekst en decor zijn banaal. Maar Paul Steenbergen leverde prachtig spel in zijn zouteloze conférences; iets heel bijzonders maakte Joris Diels van de grootvader doch Ida Wasserman overtrof beiden. Het Geschonden Geweten is als toneelbewerking van The Power and the Glory, Graham Greene's belangrijkste roman, mislukt en tot een navertellen van enkele episoden uit dit boek in levende beelden geworden. De zielsgeschiedenis van de zwakke priester die ondanks zijn zwakheid drager van het priesterschap is en door de genade zijn roeping volgt totdat dit hem de dood brengt, is op de achtergrond geraakt en aldus komt het geestelijk drama uit dit werk niet tot zijn recht. De voorstelling was met grote toewijding verzorgd, maar het stuk is weinig gespeeld. Heeft men naar aanleiding van De Tuinschuur kunnen lezen dat Greene de tegenstanders van zijn overtuiging als imbecielen schildert, nu werd van dezelfde zijde opgemerkt dat hij zo handig was hen intellectueel en sympathiek te tekenen. Het blijft moeilijk sommige mensen te voldoen. Dantons Dood van het jong gestorven genie Büchner is het werk van iemand die teleurgesteld is in de revolutie en nu zijn toevlucht neemt tot het fatalisme in en van de geschiedenis. Tevergeefs strijdt hier een vermoeide Danton die menselijk blijven wil, tegen de dorre fanaticus Robespierre, bezeten door een idee. | |
[pagina 469]
| |
Aan de groots opgezette voorstelling was veel werk en inspanning besteed, maar geheel overtuigend werd zij niet. De revolutie bleef zonder ziel, spanning ontbrak te veel door gebrek aan vaart en een vrij traag elkaar opvolgen van de vele scènes. Zeer sober en daardoor indrukwekkend speelde Ko van Dijk de titelrol. Een reprise was ook Pirandello's De Naakten Kleden, een meer interessant dan diepgaand borduren op diens eeuwig thema van schijn en wezen. Een meisje heeft haar leven verknoeid maar wil dit zo voorstellen dat zij voor anderen een belangrijke en medelijden wekkende figuur wordt. Doordat deze schijn wegvalt vindt zij haar ondergang. De mensen hun schijn laten is de naakten kleden. Doet men dit niet dan gebeuren er ongelukken. In de opvoering werd het stuk meer een psychiatrisch geval dan de bedoeling van de schrijver zal zijn geweest. Gegeven deze opvatting gaf Ellen Vogel een sterke uitbeelding van de titelrol. Het wegvallen van illusies is ook het onderwerp van Jan Staal's wat eenzijdig en weinig opwekkend stuk De laatste Verlofganger. In een kamer waarin de herinneringen uit Nederlands-Indië zijn opeengehoopt, leeft een oude vrouw nog geheel en al het Indische leven van voor de oorlog, dat onherroepelijk verloren is gegaan. De terugkeer van de laatste verlofganger, die in het leven van haar twee dochters een grote rol heeft gespeeld, brengt voor haar de waarheid aan het licht en wordt haar ondergang. De in gedempte toon gehouden voorstelling bracht een aantal zeer goede individuele prestaties van Hetty Beck, Elise Hoomans, Anny de Lange en Elly van Stekelenburg. Het succes bij het publiek was opvallend groot. In een fantasiewereld leeft ook de moeder in Melinda van de Canadese schrijfster Patricia Joudry. Dit stuk is in zoverre een verademing, dat hier twee jonge mensen doodgewoon verliefd op elkaar zijn zonder dat daar veel jeugdproblemen aan te pas komen. Zij is een in zichzelf gekeerd meisje, hij haar klasgenoot, die zich vreemd voelt in zijn omgeving. De idylle wordt gestoord door het geroddel in het provinciestadje, ook oorzaak van de toestand van de moeder. Ofschoon wat traag en nadrukkelijk geregisseerd was de opvoering sfeerrijk. Een ‘komedie in mineur’ noemt Bernard Kops zijn Hamlet, als hoedanig hij in een Londense Jodenbuurt de zoon van een haringkoopman laat optreden die de dood van zijn vader moet wreken op zijn moeder en haar minnaar, later echtgenoot. Deze vader, op het einde van een zeer lang eerste bedrijf gestorven, waart in de andere bedrijven als geest op het toneel rond. Het stuk lijkt mij onrijp, onduidelijk in opzet, grillig. Ook in het spel bleef het onecht, zodat men naar het geheel met verwondering zat te kijken. Als resultaat zag men een groep Joodse typen en daarnaast enige vermakelijke mannetjes, die met een dosis echt Joodse gein in het stuk er toch wel iets aardigs aan gaven. Dolf Verspoor, die voor de Haagse Comedie op voortreffelijke wijze Calderón's De Rechter van Zalamea heeft vertaald, noemt dit werk ‘een in actie omgezette rijmprent met lyrische intermezzi’. Als zodanig heeft ook Joris Diels dit stuk geregisseerd, waarin de Spaanse eer in een voor ons niet altijd te aanvaarden en te verwerken vorm een rol speelt in de geschiedenis van de tot rechter gekozen boer die een officier veroordeelt omdat deze zijn dochter ontvoerd heeft. Zo ontstond een merkwaardige voorstelling van een merkwaardig stuk, uitbundig, bewegelijk, boeiend, verrassend en luidruchtig. Calderón bleek zulk een groot toneelschrijver dat hierin toch de tragische momenten niet verloren gingen. Mede te danken was dit aan het grootse spel van Albert van Dalsum in de titelrol, goed gesteund door Max Croiset en de vele andere spelers. | |
[pagina 470]
| |
Voor het blijspel kwam het Franse toneel meer aan bod, vooral door een aantal reprises. De Misantroop van Molière wordt bij ons weinig gespeeld. Hierin schildert de schrijver de overdrijving van een deugd. Alceste is immers zo eerlijk en rechtvaardig dat hij niemand spaart. Maar tegelijkertijd is hij verliefd op een jonge weduwe die in het geheel niet beantwoordt aan de idealen die hij zichzelf stelt, en tegenover deze verliefdheid staat hij machteloos. Guus Hermus gaf voortreffelijk spel als de zwartgallige minnaar, waarin hij de nadruk liet vallen op het bijvoegelijk naamwoord in deze ondertitel van het stuk, zodat daardoor de tegenstrijdigheid in dit karakter en dus de psychologische kant niet geheel tot zijn recht kwam. Over de weinig stijlvolle opvoering lag een zekere matheid. Alleen al om de grote naam die stuk en titelrol hebben is het spelen van Molière's Vrek een moeilijke opgave. Het stuk, eigenlijk een zeer doorzichtig geval, wekt immers grote verwachtingen, waaraan niet gemakkelijk is te voldoen. Cas Baas had zijn kracht gezocht in het woord van Dullin ‘jouer la pièce’ en dus voor een komedie gezorgd die als geheel vlot en vol vaart verliep. De plezierige opvoering met Eric van Ingen prijzenswaardig in de hoofdrol bracht het enthousiasme in de herinnering terug waarmee Puck vroeger speelde voor de leerlingen van het middelbaar onderwijs, waarvoor ook deze voorstelling op de eerste plaats bedoeld is. Voor dit publiek kunnen wij ook wijzen op Shakespeare's De Koopman van Venetië bij Arena, van welk stuk ondanks natuurlijk een aantal zwakheden een veel voldoening gevende opvoering is tot stand gekomen onder de intelligente regie van Erik Vos, die voor een vlot tempo, een duidelijke opbouw en een heldere tekstbehandeling had gezorgd. Georges Vitaly had als regisseur van Mercadet vooral een klucht gemaakt die met grote vaart en levendigheid werd gespeeld met Bob de Lange virtuoos in de rol van de geboren speculant, die er een beroep van heeft gemaakt zich schuldeisers van het lijf te houden, mensen ‘die voor je welzijn veel bezorgder zijn dan je familie en daarom dus je beste vrienden’. Niet alle spelers konden zich altijd handhaven in de onstuimigheid die op het toneel heerste. Fris en bijzonder aardig speelde Ensemble onder leiding van Jan Retèl het bijna honderdjarige Meneer Perrichon gaat op reis, dat voor deze gelegenheid wat rouge op de wangen gekregen had. Aldus ‘opgesierd’ leverde de geschiedenis van de rijk geworden kruidenier die met zijn vrouw, dochter en twee aspirant-schoonzoons op reis gaat, gered wordt en redt en dit laatste een veel prettiger bezigheid vindt dan het eerste, een genoegelijke toneelavond. Volslagen waanzin maar als amusement volkomen geslaagd is Oscar, aan welk dolzinnig geval bijna te veel eer bewezen werd door in de voornaamste rollen Guus Oster en Ko van Dijk te plaatsen. Vooral de laatste speelde bijzonder virtuoos en genuanceerd. Van de Engelse blijspelen waren er sommige wel erg Engels. 'n Tik van de zon is Hunter's beste stuk, wat nog niet wil zeggen dat het goed is. Het wil dieper lijken dan het is, maar alles loopt keurig zelfs de botsing. Buitengewoon spel leverden echter Han Bentz van den Berg als de idealistische leraar die als spelbreker in de vakantie van zijn familie optreedt, Mary Dresselhuys als zijn vrouw in een enigszins andere rol dan waarin men haar gewoonlijk ziet optreden en Ko Arnoldi als de lastige, mopperende en toch wel begrip tonende grootvader. Een tam en ouderwets geval geeft Die zomer aan zee, waarin de moeder des huizes uit goedgemeende bemoeizucht heel het leven van haar familie wil regelen. Deze rebelleert tenslotte, maar moeder past zich aan de nieuwe situatie aan | |
[pagina 471]
| |
en kan aldus de zaak op ongeveer dezelfde voet voortzetten. De grote winst van deze opvoering was het terugkeren van Loudi Nijhoff tot het toneel. Niet erg fijnzinnig en soms bepaald grof is ‘Brullen als 'n duif’ waarin na een aantal lang niet allemaal geestige dwaasheden toch eindelijk de mannelijke erfgenaam komt, waarnaar een Schots edelman, getrouwd met een levenslustige Amerikaanse, die hem zes dochters maar geen zoon heeft geschonken, verlangt om zijn landgoed en agrarisch bedrijf over te nemen en voort te zeten. De voorstelling was goed en bracht een goed gespeelde kinderrol door Ineke Brinkman. Amusant gesol met mythologische helden geeft De Roof van de Gordel, avontuur van Herakles en zijn vriend Theseus bij de hier in het geheel niet krijgszuchtige maar daarom toch niet minder gevaarlijke Amazonen. Koninginnen in hun rijk waren gracieus Rie Gilhuys en Andrea Domburg, op verovering uit gingen Lo van Hensbergen en Henk van Ulsen. Dit alles gebeurde onder het waakzaam oog van Wim van den Brink en Marion Gobau als Zeus en Hera, die natuurlijk ook hun huiselijke ruzies niet vergaten. Aardig, ingenieus en ironisch is 'n Moordverhaal, waarin een net en rustig burger met iets van een verleden er toe gebracht wordt een moord te proberen zoals hij deze in het manuscript van een roman heeft gelezen en nu ondervindt dat in de werkelijkheid niet alles volgens de geschiedenis van het boek verloopt. Niet de schrijver van het boek, maar die van het stuk zorgt er echter voor dat alles tot aller bevrediging terecht komt. De spelers, onder wie Cruys Voorbergh en Johan Walhain, zorgden voor een succesvolle voorstelling. Minder geslaagd doordat de spanning ontbrak leek als detective-stuk Streep door de rekening. Een spel uit het zakenleven en als zodanig dus voor het toneel iets bijzonders, is Heeft iemand nog iets?, waarin naast een vrij simpel uitgewerkt gegeven ook een detective-element is opgenomen. Wie immers brengt telkens aan de concurrent de besluiten over die genomen zijn op de vergaderingen, belegd door de directie van een fabriek die hun zaak uit de handen van deze concurrent wil houden en aldus de ondergang van het bedrijf voorkomen? De spelers gaven aardige typeringen en maakten zo van deze thriller zonder misdaad een genoegelijke en succesvolle voorstelling. De jaarlijkse bijdrage van Peter Sjaroff was Het Landgoed Stepantsjikowo, dat een wonderlijk stel Russische typen uit een roman op de planken brengt, die echter zonder de steun van een toneelhandeling wat vreemd en doelloos rondlopen. Onder leiding van Sharoff kon dus niet veel meer maar ook niet minder gebeuren dan het opbouwen van de verschillende taferelen van zeer ongelijke lengte tot aardige en sfeerrijke toneeltjes. Ko van Dijk was dikwijls zeer komisch als de ‘Russische Tartuffe’, zoals de hoofdpersoon van dit werk wel is genoemd, maar in de latere taferelen overdreef hij. Zeer beheerst en gevoelig werd zijn voornaamste tegenspeler door Johan Fiolet gegeven. Olympia van Molnàr, vroeger in ons land gespeeld onder de titel De blauwe ogen van de keizer, werd onder regie van Joris Diels iets dat het midden hield tussen een operette en een klucht, wat het volslagen onmogelijk maakte nog aan deze wereld te geloven of zelfs maar een poging te doen tot psychologisch aanvaardbaar maken. Het nogal ernstige slot hing nu nog meer aan het stuk aan dan toch al het geval is. Rijk is dus de oogst onder de moderne stukken niet. Misschien is dit mede een reden dat het begin van het nieuwe jaar ons bij alle gezelschappen klassieke werken zal brengen: Vondel, twee maal Shakespeare en eveneens twee maal Goldoni. |
|