Streven. Jaargang 12
(1958-1959)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
Buitenlandse kroniek
| |
[pagina 244]
| |
te likwideren. Heel wat complexer was en is zijn houding tegenover de twee uiteenlopende tendensen bij de anti-stalinisten. De ‘linkse’ vleugel van deze groep had als voornaamste objectieven: verdere ontwikkeling van de zware industrie, versnelde industrialisering van de satellietstaten en verbetering van het lot der stedelijke arbeiders. Hun methodes bij het nastreven van deze doeleinden waren echter, in tegenstelling tot die van Stalin en overeenkomstig die van Chroestsjef, wars van terreur en vervolging. Vooral Dimitri Sjepilov schijnt hun leider te zijn geweest. De ‘rechtse’ vleugel scheen op het binnen- en buitenlandse vlak het volgende te beogen: vooreerst waren zij op het binnenlandse vlak tegenstanders van een verder opgedreven zware industrie en voorstanders van betere levensvoorwaarden van arbeiders én boeren. Op het vlak van de te voeren buitenlandse politiek waren zij voorstanders van een nauwere contactname met de socialistische partijen in het Westen en schenen, ter intentie van de verschillende Volksdemocratieën en maarschalk Tito, geneigd toe te geven dat er meerdere wegen mogelijk waren om het ideaal van het Communisme te verwezenlijken. Als hun leiders citeert men doorgaans Malenkov en buiten de U.S.S.R. Gomulka, Tsjoe En-Lai, Imre Nagy en natuurlijk Tito. Na het 20e Partij-congres scheen Chroestsjef zich naar de ‘rechtse’ vleugel van de anti-stalinisten te bewegen; hij verwijderde er zich echter van toen deze groep de voorkeur aan Malenkov scheen te geven. Anderzijds verweten de ‘linkse’ fractieleden Chroestsjef zijn té ‘glimlachende’ politiek in buitenlandse aangelegenheden en zijn landbouwpolitiek. In het voorjaar van 1958 berokkende de weer toegenomen actie van de ‘stalinisten’ Chroestsjef heel wat last, evenals de ‘sovnarkhozen’ (regionale economische raden), die tengevolge van zijn decentralisatie-politiek te veel aandacht aan hun eigen regionale belangen besteedden ten nadele van het totale belang der U.S.S.R. Indien nu Chroestsjef er tot heden toe in geslaagd is zijn positie te handhaven, ondanks al deze moeilijkheden, dan is het én door het fijne uitbuiten van de U.S.A.-flaters in het Midden-Oosten én door een terugkeer naar een strakkere koers inzake de verhouding van de satellietstaten tot Moskou, alsook binnen de kring van de eigen administratie; dit laatste ware onmogelijk geweest zonder de volle steun van Mao Tse-Tung. De vraag is nu: Waarom steunde Mao Tse-Tung ten volle de koerswijziging van Chroestsjef, die door deze laatste, noodgedwongen en uit drang tot behoud van zijn leidende rol, werd doorgevoerd? Het antwoord hierop lijkt ons te zijn, dat Mao Tse-Tung nog vroeger dan Chroestsjef heeft moeten ervaren - zij het dan om andere redenen - dat een koerswijziging in de richting van het strakke Stalinistisch systeem (dat beiden hadden veroordeeld) tenslotte toch noodzakelijk bleek te zijn. We zullen deze stellingname trachten te verantwoorden en meteen de zin trachten te achterhalen van de volgende gebeurtenissen: de niet militaire interventie van de Russen in de Poolse revolutie, de voor het Westen zo verrassende terechtstelling van Imre Nagy, Maleter en anderen, de wederveroordeling van Tito's ‘Revisionisme’ en het einde van Chroestsjef's glimlach tegen de Westerse ‘Imperialisten’. Evenals Chroestsjef was Mao Tse-Tung overtuigd dat een versoepeling van het regime noodzakelijk was. In de herfst van 1956 steunde Mao Gomulka's pogingen in Polen. Een paar maanden klonk de echo van Chroestsjef's opvattingen door in de beroemd geworden rede van Mao Tse-Tung, gehouden op 27 | |
[pagina 245]
| |
februari 1957 en die vooral bekend is geworden als de theorie: ‘Laat honderd bloemen bloeien en laat honderd scholen met elkaar wedijveren’. Mao Tse-Tung veroordeelde hierbij op zijn beurt de methodes van het stalinisme en gaf positief een achtvoudig criterium op ‘om de vrije gedachtenwisseling over verschillende problemen bij het volk te bevorderen en om een dergelijke gedachtenwisseling niet langer te verhinderen’Ga naar voetnoot3). Dat het toen werkelijk zijn bedoeling was aan de kritiek bij zijn volk een ruimere plaats toe te kennen blijkt nog uit een andere korte passus uit deze rede. ‘Man fragt: Da der Marxismus in unserem Lande von der Mehrheit des Volkes bereits als führende Ideologie anerkannt ist, kann er da noch kritisiert werden? Aber sicher. Als wissenschaftliche Wahrheit fürchtet der Marxismus keine Kritik. Würde der Marxismus die Kritik fürchten, wäre der Marxismus durch Kritik zu besiegen, dann taugte er nichts’. Inderdaad Mao's Marxisme ‘deugde niet’, want de kritiek bleek werkelijk overweldigend. Mao Tse-Tung moest ervaren, dat hij de teugels te vroeg had gevierd over zijn volk. Zijn misrekening bleek duidelijk uit de scherpe kritieken van de boeren én van de werklieden én van intellectuelen én uit de drang naar autonomie van de vele nationale minderheden in zijn grote rijk. De boeren (men vergete niet dat ongeveer 80% van de totale Chinese bevolking, 650 à 700 miljoen, daartoe behoren), waren weinig geneigd de grond, die hen bij de revolutie als ‘eigen’ grond was toebedeeld, nu weer af te staan aan collectiviteiten. Anderzijds toonden een vijf miljoen aanplakbiljetten van de industrie-arbeiders op voldoende wijze aan, hoe onmenselijk zwaar de arbeidsvoorwaarden waren. De intellectuelen, waarvan tot hiertoe veruit het geringste aantal in verhouding tot de andere bevolkingsklassen met Mao sympathiseert, maakten van de gelegenheid gebruik om hun afschuw voor de methodes van Mao's regime te kennen te gevenGa naar voetnoot5). Om de maat vol te maken verzochten de nationale minderheden, die niet te spreken zijn over de overheersing van de Han-Chinezen, op een weinig beleefde manier de Rode Keizer om autonomie. De positie van Mao Tse-Tung werd zelfs bedenkelijk in Kantzu-Tibet, Hunan, Sinkiang en Kuantung. De reactie van Mao bleef dan ook niet uit. Hij zag in, dat zijn volk nog niet rijp was voor zijn ‘honderd bloemen’-theorie en dat het door hem uitgelokte Revisionisme zo spoedig mogelijk en op doortastende wijze moest gesmoord worden. Zo werd besloten van het op 1 februari samen te komen Volkscongres (parlement) 38 afgevaardigden van hun mandaat vervallen te verklaren wegens ‘rechtse’ afwijkingen. Hieronder waren ook de drie ministers wier ‘ontslag’ op 31 januari was bekend gemaakt. Buitendien werden nog 16 ‘rechtse’ afgevaardigden door hun kiesdistrict van hun mandaat vervallen verklaard, zodat dus in totaal 54 leden van het Nationale Volkscongres werden ontslagen. Nochtans - en dit lijkt ons van belang - indien Mao Tse-Tung in China op bruuske wijze een einde wilde maken aan het ‘revisionisme’, dan moest hij hiermee ook zijn buitenlandse politiek in overeenstemming brengen; ook van Chroestsjef moest hij de veroordeling zien te krijgen van andere ‘Revisionisten’ in het communistische Blok. De onmisbare steun van Mao tot handhaving van zijn verworven positie leek Chroestsjef wel de terechtstelling van Imre Nagy en Pal Maleter waard; ook de veroordeling van Tito was hem niet teveel gevraagd.Ga naar voetnoot4) | |
[pagina 246]
| |
En toch zou men waarschijnlijk ongelijk hebben te menen, dat alléén de bestrijding van het revisionisme dé reden was waarom Mao Tse-Tung op Chroestsjef druk uitoefende teneinde de veroordeling van dergelijke ‘afwijkingen’ in andere landen van het Communistische Blok te verkrijgen. Er was voor Mao inderdaad nog een andere factor. Geïnspireerd door het Marxisme zijn de Chinese communisten overgegaan tot een ware omwenteling op industrieel gebied. Om deze evolutie met goed gevolg verder door te kunnen voeren hebben zij de hulp nodig van de U.S.S.R. én van de satellietstaten van Moskou, meer bepaald: Tsjecho-Slovakije, Oost-Duitsland en Polen. Deze hulp dreigt op niets uit te lopen, indien deze satellietstaten op een meer zelfstandig geïnspireerde manier hun economie zouden inrichten. Daarom dan ook moest in deze landen - vooral Polen - de verleiding van het Titoisme bestreden en door de terechtstelling van Nagy en Maleter een ‘voorbeeldige’ bestraffing van revisionisten toegediend worden.
Mao Tse-Tung wordt zich steeds meer van zijn groeiende macht in het Communistisch Blok bewust, maar ook van de zware beproevingen die zijn volk omwille van een uiterst snel industrialisatie-proces dragen moet. Zijn onmiddellijk doel is dan ook: én zijn macht en prestige in de Communistische wereld en in de overige Aziatische landen versterken én de aandacht van zijn volk afleiden van hun soms diepe ellende, van hun onderlinge twisten, van hun zucht naar autonomie, door ze te richten naar objectieven waarbij gemakkelijk de eenheid en overgave van alle onderdanen kan bereikt worden: Formosa. Wij geloven niet, dat Mao Tse-Tung hierbij een gewapend conflict van wereldformaat op het oog heeft; het goede ogenblik is hiertoe nu nog niet aangebroken. Wél is zijn verlangen, dat de spanning rond Formosa niet al te veel afneemt en nu en dan een beetje wordt aangewakkerd. De U.S.A. dienden tot nogtoe zijn wensen op een zeldzaam juiste manier. Nochtans is het even verkeerd de andere extreme thesis van sommige Amerikaanse onderdanen te aanvaarden, die nonchalant beweren dat de manoeuvres van Mao pure ‘bluf’ zijn. Wij denken, dat, indien het dan werkelijk moest komen tot een gewapend conflict, Mao Tse-Tung dit geenszins vreest. In dit verband is het ten andere opvallend, dat Communistisch China meer dan ooit de nadruk legt op zijn numerieke mensen-overwicht in de wereld. Inderdaad, de tijd is voorbij dat Tsjoe En-Lai bij zijn bezoek aan New-Delhi (in 1956) erop uit was zoveel mogelijk documentatie te verzamelen over de resultaten van de geboortebeperkingspraktijk aldaar. Misschien voelde Peking aanvankelijk wel iets voor dergelijke praktijken. Bij het begin van dit jaar echter nam de Partij duidelijk stelling tegenover dit probleem. Liu Tsjao-Tsji, een zeer gewaardeerd theoreticus van de Partij, verkondigde nu: China moet het miljard Chinezen bereiken. De Communistische Partij van China zal dan, gesteund door een dergelijke mensenmacht, élk objectief kunnen bereiken. Elk objectief in de wereld kunnen bereiken.... dát schijnt het uiteindelijk doel van Mao Tse-Tung te zijn. Géén dictator naar het model van Tito, maar dictator zijn van het volk dat de macht bezit over Azië, de Communistische wereld, de wereld zonder meer.... Hét middel schijnt hem te zijn: het Marxistisch systeem, toekomstige basis van het wereld-rijk. (zoals het Christendom gedurende de Middeleeuwen). Een derde wereld-oorlog tenslotte als uiteindelijke beslissing van de strijd: Marxisme tegen al wat er zich tegen verzet (of | |
[pagina 247]
| |
China tegen de rest van Azië en later tegen het Westen) is volgens zijn opinie onvermijdelijk!Ga naar voetnoot6). * * *
In verband met het conflict rond Formosa is Chroestsjef ongehoord beledigend geweest (men denke maar even aan de brief, die President Eisenhower aanstonds na ontvangst met de woorden ‘terug aan afzender’ aan Chroestsjef terugstuurde). We hebben gezien, dat Moskou in Peking hoe langer hoe meer een bedreiging voor de eigen almacht in het Communistisch Blok ontdekt. Hoe is dit te rijmen met de aanmatigende toon waarmede Chroestsjef de zaak van Mao verdedigt in het geval Formosa? Eiste Chroestsjef niet op 8 september in een nota aan president Eisenhower de aftocht van alle Amerikaanse strijdmachten uit de Chinese wateren en uit Formosa? Voegde hij er niet aan toe: ‘De Sovjet-Unie zal een aanval op de Chinese Volksrepubliek beschouwen als een aanval op haar zelf’? Als antwoord hierop lijkt me de mening in sommige kringen te Tokio en te Parijs belangwekkend. Kort samengevat komt het dan hier op neer: de leider van de Sovjet-Unie zou niets anders wensen dan de U.S.A. en Communistisch China met elkander in een gewapend conflict verwikkeld te zien. Inderdaad, als het waar is, dat de voornaamste vijand van Moskou ‘Washington’ blijft heten, dan is het toch ook zo, dat Moskou zich in de toekomst wat meer gerust zou voelen indien het Rode China een ernstige bloedaftapping onderging. Wat wel merkwaardig is, zo menen we toch, is dat Chroestsjef met zo te handelen, zich werkelijk als een trouw leerling van ‘meester’ Stalin gedraagt. De westerse leiders doen misschien goed, vooraleer zich te vér in de zaak Formosa of andere verwikkelingen met Mao Tse-Tung te wagen, de gebeurtenissen van augustus-september 1939 als voorwerp van meditatie te nemen. Het is duidelijk geworden, dat Stalin met het sluiten van het z.g. Ribbentrop-Molotov-Pact Duitsland zeer bewust in zijn machtswil tegenover Frankrijk en Engeland heeft gesterkt. Stalin's redenering was - zij lijkt inderdaad door de geschiedenis bevestigd - dat Rusland niets te verliezen, maar alles te winnen had bij een moordpartij tussen Duitsland en Engeland-Frankrijk. Dat hij bovendien nog onverwachte geschenken van president Roosevelt in ontvangst zou mogen nemen, kon hij in 1939 nog niet voorzien. |
|