Streven. Jaargang 12
(1958-1959)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Kunstkroniek
| |
[pagina 149]
| |
Wij hebben de mond - en onze kranten en onze museums - vol van talrijke tot op de draad versleten kunstenaarsnamen die vaak de heugenis niet verdienen. Het zijn bovendien in vele gevallen niet meer dan opwindende taboe's in de euforie welke uitgaat van arglistige of naïef bonafide ‘kunstmonopolisten’. Hoe dikwijls blijkt het werk van deze geconsacreerden, qua sensibiliteit, vormgehalte en communicatieve kracht, bleek en spanningsloos of opgeschroefd en artificieel naast de nobele waarachtigheid van een nederige kruik, een eenvoudig meubel of een eerlijk werktuig. Het is als een vermaning terug te keren tot het primaire stadium van alle scheppen en men ontkomt bij dit verschijnsel niet aan de troublerende gewaarwording dat in de gave gewisheid van één enkele zuiver gevormde simpele keramische schaal heel het avontuur van twintig eeuwen, in boeken en pronkzalen verheerlijkte beschaving als een in zichzelf gevangen ijdelheid geïroniseerd wordt. Een drinknap, een bord, een mes, een vloerkleed, een hamer, al dergelijke elementaire media in de intellectueel onbezwaarde doening van de mens, welke in een gesophisticeerde waan van gecultiveerdheid misprijzend naar de schaduwhoek der banaliteiten zijn verwezen geworden, kunnen volstaan om de hele weelde van het beelden, de diepste duizelingen van het spel der vormen en de ontroerendste mijmeringen der makende handen aan het oog mede te delen. Grenzenloze rijkdom van uitdrukking, omvademende uitstroming van geest en gevoel, hoogste kunnen blijkt dan ontlokt te worden aan uiterste, ootmoedige beperktheid van middelen. Waarschijnlijk is het deze openbaring welke zovelen die op de Wereldtentoonstelling te Brussel het paviljoen van Finland bezochten, onverhoeds bevangen heeft bij de aanschouwing van de produkten in glas, keramiek, textiel, hout en roestvrij staal die tot nog toe, o.a. via de Triennales te Milaan, hoofdzakelijk aan insiders bekend waren. Nergens ontmoette men geestelijk raffinement in zulk een staat van onverdorvenheid en prille ongeschondenheid, nooit merkte men duidelijker dat de ingetogen daad van verwezenlijking vér en koninklijk boven de dorre sensatie van technische bravoure uitstijgt. Bewogen door deze ongehuichelde middelenbeperking, wordt het machinaal vervaardigde serieprodukt bijna telkens een betoverende kostbaarheid, meer nog dan de reeds hoogstaande soortgelijke gebruiksgoederen uit Zweden of Denemarken. Gunnar Stahle, de managing director der Wärtsilä-Koncernen te Helsinki - waarin o.m. de beroemde Arabia-Notsjö-glasfabrieken zijn opgenomen - heeft zulks eens verklaardGa naar voetnoot1) met de tweevoudige constatatie dat de Finse industrie ten zeerste uit de fundamenteel ambachtelijke traditie des lands geconcipieerd werd en dat Finland veel armer is dan zijn buurlanden. Het kunstambacht dat onverdringbaar een intrinsiek en gekoesterd element in het volksleven is gebleven, houdt, gevoed door de sprankelende, onuitputtelijke verbeelding der anonieme makers uit dit volk, niet op het patrimonium van vormvondsten te verrijken en reserves aan te leggen welke de industrieel georganiseerde produktie tot haar heil en welzijn niet vermag voorbij te gaan. Daarenboven laten de meest verwerkte grondstoffen - kleiaarde, glas, hout, textielvezels - en de geaardheid der goederen - huishoudelijke objecten, meubels e.d., en nagenoeg geen instrumenten of apparaten - de mogelijkheid open om het handwerk in de gemechaniseerde nijverheid stevig te handhaven, hetgeen precies het zoeken naar | |
[pagina 150]
| |
totaal oorspronkelijke, voor de machinale produktie specifieke schoonheidsbeginselen overbodig heeft gemaakt. Anderzijds schuilt in de materiële armoede de kiem van onthechting en ascetische intoming. Tapio Wirkkala verleende aan deze ‘toestand’ a.h.w. zijn zinnebeeld in de heldere roerloosheid van tal van kleurloze kristallen schalen en vazen die als volkomen in zichzelf rustende vormen schijnen, - vormen welke enkel nog, maar dan wonderlijk innig, door de lichtbrekingen levendig worden gemaakt. Het is een bespiegelend spel van elimineren geworden; al wat niet tot de ziel van het voorwerp en zijn grondstof behoort en visueel zowel als tactiel nodeloos blijkt, valt weg. Het wordt de subtiele kunst van een introvert plasticisme. De vorm dient van binnen naar buiten te werken. Geen toevoegsels, geen opluisteringen, geen ingewikkeld samenstellen. Alleen ergens in het raadselachtige verbond van stof, licht en de geestelijke adem van de scheppende mens ontdekt men de fiere verantwoording van het bestaan dezer dingen. Af en toe spitst deze naar de innerlijkheid speurende vormveredeling zich toe tot een paroxysme dat niets aan gaafheid inboet. Dan wordt de drang tot elimineren zo sterk dat zelfs elementen in het gebruiksobject welke immer als functionele noodwendigheden waren gerespecteerd, er aan ten offer vallen. Kaj Franck, de leider van de ontwerp-afdeling der Notsjö-fabrieken, laat het handvat van een glazen kruik weg zolang de cirkelomvang van het inhoudsvat een voldoende handgreep toelaat. Het oeroude begrip ‘kruik’ wordt dan niets anders meer dan een ijle glazen cilinder met een bodem en, aan de bovenrand, een minuscuul lipje voor het gieten. Wordt de omvang te groot voor het gemakkelijke aanvatten, dan krijgt de cilinder ergens in het midden een zachte inkneding, een schijnbaar willekeurige doch ten volle functionele plooi welke het voorwerp vast en prettig in de hand doet liggen. Enkel door dit behoedzaam reduceren, door de ogenschijnlijk achteloze daad van het weglaten wordt aldus een geheel nieuwe vorm gecreëerd voor een nutsvoorwerp dat in eeuwenoud gebruik reeds lang zijn definitief aanschijn scheen verworven te hebben. Zo komt dit onverpoosd zich bezinnen over het wezen der dingen vermetel in wedkamp met die grandioze onthulling van Paul Valéry dat een aantal gebruiksvoorwerpen door de tijden heen zichzelf hebben gemaakt en geen kans meer gunnen aan de vernieuwingslust van de hedendaagse vormgever. Heeft koffiekop, lepel, wijnroemer, bloemenvaas, melkkan of vruchtenschaal ‘de ideale vorm’ al gevonden, - kunnen bedenking en plastische intuïtie ze niet meer over de reeds bereikte grens van schoonheid en dienstbaarheid heenvoeren? Timo Sarpaneva negeert rustig alle geijkte begrippen omtrent de bloemenvaas door een massieve onregelmatige glaskegel te scheppen waarin slechts in de zijkant, ergens onder de middellijn, een kleine holte voor de bloemstengel voorhanden is. Geen inhoudsvat voor water en stengels in de bekende zin des woords meer. Niets dan een zwaar en mooi stuk glas dat, als glanzende, van lichtstrelingen doorhuiverde abstracte sculptuur, te wachten staat op de passende twijg of bloem om, onder de hand van de creërende gebruiker, volkomen vaas te worden en edele nutszin te verwerven. Dit meesterstuk van glasblaaskunst zegt alles over het genie dat de hedendaagse Finse vormgeving bezielt: vrij-beeldende kunst en bedachtzame doorvorsing van de bruikbaarheid der vormen vloeien in elkaar tot een hervonden eenheid van maken. Een voortbrengen dat met wijsheid en genegenheid het zijne bijdraagt tot de heiliging der doodgewone handelingen in ons dagelijks leven. | |
[pagina *7]
| |
Annunciatie - Meester van de Virgo inter Virgines, Museum Boymans
Een der zeven werken van barmhartigheid Meester van Alkmaar, Rijksmuseum
| |
[pagina *8]
| |
Musicerende engelen Adriaan van Wesel, Rijksmuseum
Vlucht naar Egypte Onbekend meester ± 1510, Rijksmuseum
|
|