Streven. Jaargang 10
(1956-1957)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 645]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cultuur-historische kroniek
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 646]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En de rampzalige lei, die ik elke maand met grote zorg bestrijk met was, ligt ‘verweesd’ voor de poot van zijn bed, die tegen de muur staat, als hij tenminste niet om zo te zeggen met de duvel in z'n ogen er niets fraais in krast of ze helemaal afschaaft. En hij kan zelfs de letter A niet lezen, als men hem niet vijfmaal hetzelfde voorkauwt. Eergisteren, toen mijn vader hem ‘Maro’ voorspelde, maakte de lieve jongen er Simo van; daarom noem ik mezelf een grote stommeling, dat ik hem geen ezels leer hoeden, maar hem naar de Lagere School stuur, menend dat hij later ‘een stut des ouderdoms’ voor me zal zijn. En wanneer ik en mijn vader - al een oude man en die sukkelt met z'n ogen - hem vragen een gedeelte van een gedicht op te zeggen - zoals men mag verwachten van een opgeschoten jongen - dan laat hij het als uit een gebarsten pot doorsiepelen: ‘A-pol-lo..... Ja-ger....; dan zeg ik: ‘dat kan je je grootje, ongeluk, beter vertellen - en ze is “baar van alle letteren” - óf de eerste de beste boerenkinkel’. Deze tirade van ‘moeder’ Metrotima toont ons niet alleen het grote humoristische talent van Herondas, maar ook vernemen we tussen de regels door veel bijzonderheden over het Lager Onderwijs in die tijd. Enige jaren geleden is te Milete in het heiligdom van Apollo Delphinios een inscriptie gevonden, welke vele interessante gegevens bevat over het schoolwezen in Milete. Daarop lezen we dat Eudemus, zoon van Thallion, (± 200 v. Chr.) mede uit naam van zijn broers tien talenten schonk voor de opvoeding van de vrije knapen van zijn vaderstad. Uit de rente van dit fonds zouden onder meer bekostigd worden de salarissen van vier gymnastiekonderwijzers en vier gewone onderwijzers. De sollicitanten moesten zich opgeven bij de παιδόνομοι (chefs van de afdeling gemeentelijk onderwijs); na hun benoeming werden ze in een speciale volksvergadering aan het volk voorgesteld en moesten ze een eed zweren, dat ze zich niet van intrigues bediend hadden om benoemd te worden. De gewone onderwijzers zwoeren bij Apollo en de Muzen, de anderen bij Hermes. Het salaris van de gymnastiekonderwijzers bedroeg 30 drachmen, dat van de gewone onderwijzers 40 drachmen per maand. De onderwijzers waren verplicht meerdere openbare lessen te geven, opdat de ouders en de andere burgers zich zouden kunnen overtuigen van de vorderingen der leerlingen en.... van de capaciteiten van het onderwijzend personeel. Voor de beste prestaties in het lezen, schrijven, voordragen (speciaal uit de gedichten van Homerus), het citherspel en sport, werden prijzen uitgeloofd. Er zijn lijsten met de namen van de prijswinnaartjes gevonden (b.v. op Chios), daterend uit de 3e of 2e eeuw v. Chr. Het elementaire onderwijs begon, net als bij ons, met lezen en schrijven. Hoe het in een Attisch schoolklasje in het midden van de 5e eeuw voor Christus uitzag, tonen ons de schilderingen op de beroemde Durisvaas in het Berlijns Museum. De onderwijzer zit op een lessenaar, de leerlingen zijn gezeten op houten bankjes (zonder een lessenaartje voor zich). Achter de leerling staat de paedagoog, die de jongen naar school heeft gebracht. De grammaticus Dionysius beschrijft ons nauwkeurig de methode, gevolgd bij het elementair onderwijs. Eerst leerden de jongens de namen van de letters, dan de letters zelf en haar uitspraak en betekenis, vervolgens de lettergrepen, daarna leerden ze met behulp van de lettergrepen lezen en schrijven. Dit wordt bevestigd door talloze gevonden lees- en schrijfoefeningen op ter- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 647]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
racotta ‘leien’, hout- en wastafeltjes. Een ostracon uit het Brits Museum bevat het Griekse alfabet in hoofdletters, een tegel gevonden in de Colonia Claudia Savaria het Latijnse; een ostracon uit de Leipziger collectie toont ons lettergreepoefeningen: βα, βε, βη, βι, βο, βν, βω, enz. Als voorbeelden voor gehele woorden nam men gaarne de namen van bekende helden, zoals blijkt uit een ander ostracon uit het Brits Museum: Achilles, Bio.... Maro! Het zoontje van Metrotima, die Maro moet schrijven, de naam van een wijnbeschermende daemon of van een van de helden van de Thermopylae (Herod. VII 227), maakt er Simo van, een beruchte naam en bovendien een bepaalde worp bij het dobbelspel! Als schrijfvoorbeelden vinden we vaak voorschriften of spreekwoorden met een paedagogische tendenz, b.v. ‘Doe je best, knaap, opdat je niet geslagen wordt’. Kleine verhalen dienden als leesoefeningen; ook heeft men Schülerpräparationen voor de Homerus-lectuur gevonden o.a. van het eerste boek van de Ilias. Op het elementair onderricht, waarvoor Plato, in overeenstemming met de praktijk, drie jaar uittrekt, volgde de lectuur van de vaderlandse dichters Homerus, Hesiodus, en Theognis. Over dit alles spreekt Plato in zijn Protagoras uitvoerig in cap. XV: ‘Als de kinderen nog heel klein zijn, beginnen de burgers ze te onderrichten en te vermanen en dat blijven ze doen, zolang ze leven. Zodra het kind het gesproken woord kan verstaan (nog niet het geschrevene), wedijveren voedster, moeder, paedagoog, ja zelfs vader in eigen persoon om hun kind zo goed mogelijk op te voeden; bij elke daad of gezegde onderrichten ze het en geven vingerwijzingen: dit is rechtvaardig, dat onrechtvaardig, dat is schoon, dat lelijk, dit vroom, dat zondig, en dit moet je doen en dat niet! En als het kind gewillig gehoorzaamt (dan is het goed), maar anders krijgen ze het wel recht met bedreigingen en slagen, zoals men een verdraaide en gebogen jonge stam rechtbuigt. En als ze hen hierna naar school zendenGa naar voetnoot1), dringen ze er bij de onderwijzers veel meer op aan zorg te dragen voor een goed gedrag van hun kinderen, dan voor lezen en schrijven en citherspel. En de meesten letten er dan ook goed op en wanneer de kinderen lezen en schrijven geleerd hebben en een geschreven tekst gaan begrijpen, zoals daarstraks de gesproken taal, dan laten ze de kinderen, op bankjes gezeten, kennis maken met de gedichten van goede (epische) dichters, en dwingen hen ze van buiten te leren, waarin vele vermaningen, vele uitvoerige beschrijvingen en lofredes staan over vroegere voortreffelijke mannen; de bedoeling is, dat bij het kind ijver wordt opgewekt hen na te volgen en het verlangen om aan hen gelijk te worden. Op gelijke wijze beijveren de leraars in het citherspel zich om hen bezonnenheid bij te brengen, opdat de jongens geen deugnieten worden, maar zich braaf gedragen. Daarenboven, wanneer ze het citherspel kennen, leren ze hen de gedichten van een ander soort goede dichters, n.l. de lyrici, ze voor muziek bewerkend, waardoor ze de geest der kinderen noodzaken zich vertrouwd te maken met ritme en harmonie, om hen zachter te maken én opdat ze, gevoeliger voor ritme en harmonie geworden, geschikter zijn voor woord en daad. Want het leven van de mens heeft ritme en schone harmonie nodig’. De Grieken, en in het bijzonder de Pythagoreërs, verwachtten zeer veel heil van de zedelijke inwerking van de muziek (Plato, Staat 399 A en Wetten II | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 648]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
673A).’ En daarbij komt nog dit: daarna zenden ze hen naar de gymnastiek-onderwijzer, opdat ze met een beter getraind lichaam dienstbaar zijn aan de geest, die dan meteen goed is, en ze niet vanwege de lichamelijke toestand gedwongen worden te versagen in oorlog of andere ondernemingenGa naar voetnoot2). Zo doen degenen, die het best hiertoe in staat zijn. En het best zijn hiertoe in staat de rijksten! Zodoende zijn het de rijkeluiszoontjes, die van hun prille jeugd af aan het eerst bij de meesters in de leer gaan en het laatst de school verlaten’. Uit deze laatste passage kunnen we concluderen, dat er in Plato's tijd geen leerplicht bestond in Athene. Ook is bekend, dat het elementair onderwijs bijna overal in privé-scholen werd gegeven, behalve in Sparta, waar de staatsschool met leerplicht zede was, evenals op Creta, in Mytilene, en Thurii (in Z.-Italië). In andere steden (Delphi b.v.) bestond wel een wettelijke dwang, die de vrije jongens verplichtte mede te werken aan de openbare eredienst, feesten en processies. De eis van staatsscholen en leerplicht is al oud; Plato en Aristoteles poneren ze herhaaldelijk. Als Plato in zijn Wetten (pg. 804 D) een programma ontwerpt voor de bouw van scholen, schrijft hij deze merkwaardige woorden: ‘De leerlingen moeten les krijgen in alle vakken, die betrekking hebben op de krijgsvoering en op litterair en muzikaal gebied, terwijl niet alleen degene naar school gaat, die door zijn vader gestuurd wordt, en de anderen niet, maar iedere man en elk kind moet met dwang (leerplicht) opgevoed worden’. Met ‘kind’ bedoelt Plato de jongen én het meisje, want tot dusver genoten de Atheense meisjes weinig onderricht, wat van grote invloed was op haar latere positie als vrouw; in Klein-Azië werd veel meer zorg besteed aan de opvoeding van de meisjes, behalve in Jonië. Hier echter vormde de stad Teos een merkwaardige uitzondering, daar in dit stadje coëducatie van meisjes en jongens zede was.
Maar laat ons nu terugkeren naar het schooltje op Cos, waar Metrotima haar klaaglied vervolgt op deze wijze: ‘Als we dan de lieve jongen wat strenger toespreken, dan kent hij drie dagen lang de drempel van ons huis niet meer, maar probeert zijn grootmoeder, een oude vrouw zonder inkomen, te plukken, óf hij kruipt op het dak en laat zijn poten bengelen, als een aap naar beneden loerend. Wat denkt ge wel dat er in het binnenste van mij, rampzalige, omgaat, wanneer ik dit zie? En om hem maak ik me geen zorg, of hij z'n nek breekt, maar de dakpannen breken als koekjes, en als dan de winter nabij is, betaal ik huilend drie stuiver voor elke dakpan. En de hele buurt spreekt er schande van: dat is natuurlijk weer het werk van Cottalus, het zoontje van Metrotima - en het is maar al te waar, zodat ik geen kik durf geven. Zie nu eens hoe hij zijn jasje helemaal heeft verrinneweerd in het bos, zoals een Delisch visser, die op zee zijn “stompzinnig leven slijt”. De feestdagen kent hij beter dan de sterrekijkers en hij kan er niet van slapen, als hij uitrekent, wanneer jullie vrijaf hebt. Maar zowaar als die daarginds, Lampriscus, u voorspoed mogen geven en gij zegen moogt erlangen, geef hem niet minder....’.
Hier stuit Lampriscus de woordenvloed van Metrotima, waarin we enkele plechtige zinnen met een woordkeus ontleend aan de taal van de tragedie ontmoeten. Zo dikwijls als de comici immers parodiëren, imiteren ze gaarne de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 649]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taal van de tragici, misschien ook heeft Metrotima zelf goed onderwijs genoten en is ze nog erg goed thuis in de tragedie, zoals elke ontwikkelde Griek. Bij haar laatste plechtige bezwering wijst Metrotima op de beelden van de negen Muzen, die gewoonlijk (met een beeld van Apollo) de wanden van het schoollokaal sierden. Hierop zinspelend kon dan ook een Griekse schoolmeester wiens schooltje niet erg floreerde zeggen:
σὺν τοῖς ϑεοῖς ἔχω δώδεϰα μαϑητάς
dank zij de goden (met de hulp der goden, de goden meegerekend) heb ik twaalf leerlingen; hij had er in totaal maar drie!
Trouwens de sociale positie van de ‘schoolmeester’ was niet erg florissant en zijn metier niet erg geacht. Het was werkelijk een metier in de commerciële zin van het woord, de meester moest zelf er op uit om klanten te werven, hij moest zorgen, dat hij betaald werd, zeer oneervolle dingen in de ogen van de vrijgeborenGa naar voetnoot3) Griek. Dat er aan de betaling van het schoolgeld door de ouders veel haperde, leert ons een plaats uit Theophrastus' Karakters, no XXX, waar de gierigaard getekend wordt: ‘Hij heeft ook de gewoonte om, als zijn zoons een hele maand wegens ziekte de school verzuimen, naar rato een bedrag van het schoolgeld in te houden en in de maand Anthesterion hen niet naar school te zenden wegens de vele feesten (dus vakantiedagen), die er in vallen, om schoolgeld uit te sparen!’ De onderwijzers, werkzaam aan een staatsschool of een school door een fonds of stichting gesubsidieerd (zoals in Milete en Teos b.v.), ontvingen hun salaris regelmatig, maar ze werden slecht betaald. Uit de bovengenoemde Milesische inscriptie vernemen we dat ze 30 à 40 drachmen per maand toucheerden, een weinig meer dan een goed werkman, die normaal een drachme per dag verdiende. Maar het metier van de ‘schoolmeester’ was vooral niet in tel, omdat een speciale opleiding niet vereist werd, zelfs de schoolwet van Milete, die alles in de finesses regelt, eist geen titel of wettelijke bevoegdheid voor de candidaat en verlangt alleen van degenen, die hen kiezen, dat ze in geweten hem uitkiezen, die ‘het best in staat is zich met kinderen te occuperen’. Toch varieerde de sociale positie van de onderwijzer naar gelang van stad en tijd. Dat ze toch wel gewaardeerd werden, althans na hun dood, blijkt uit de grafmonumenten, die getuigen van de piëteit van de leerlingen voor hun meester. De eenvoudigste vorm hiervan is een στήλη (grafzuil), waarop de meester afgebeeld staat met een boekrol in de hand, terwijl de leerling naar hem opziet. Ook lezen we van onderwijzersverenigingen (b.v. in Smyrna) ter bescherming van gemeenschappelijke belangen en stand.
In de scène die nu volgt, wordt beschreven, hoe Cottalus een ongenadig pak slaag krijgt; evenals in ons vaderland in de ‘goede oude tijd’ spaarden de Griekse schoolmeesters de roede niet en met lijfstraffen en opsluiting in het blok waren ze zeer vrijgevig. Evenzo bij de Romeinen: Horatius spreekt van de plagosus Orbilius, de mep-grage schoolmeester Orbilius. (Epist. II 1, 70). Nu volgt dan de kastijding, waarbij Lampriscus de hulp inroept van drie klasgenootjes van de boosdoener! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 650]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 651]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarschijnlijk werden de Mimijamben van Herondas door één acteur voorgedragen en gespeeld, zo ook deze -. Herondas is een typische vertegenwoordiger van de Alexandrijnse letterkunde, die tot devies had: μέγα βίβλιον μέγα ϰαϰόν: een groot boek is een groot kwaad! (Callimachus). Litterair sluiten de Mimijamben van Herondas zich aan bij de Attische comedie, in het bijzonder bij de Lysistrata en Vespae van Aristophanes, ook in woordkeuze. Maar krachtiger dan Aristophanes' invloed is die van de Nieuwe Comedie (Menander). Zodra immers de comedie haar revue-achtig karakter verliest en meer vaste typen gaat schilderen, leent ze zich tot navolging voor de Mime, die immers typen beschrijft uit het klein-burgerlijke leven. Herondas doet denken aan de Engelse realisten van de 18e eeuw, hij verbloemt de ellende en de vuiligheid nergens, maar hij schijnt er geen plezier in te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur:
|
|