| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Charles, S.J., Pierre, Etudes missiologiques (Museum Lessianum. Sect. Miss., 33). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1956, 434 pp., Fr. 200.
Het is een uitstekende gedachte geweest uit het zeer verspreide en daardoor weinig toegankelijk missiologisch oeuvre van P. Charles de meest markante en voor zijn geesteswending meest typische stukken te verzamelen. Vooraan komt een boeiende levensschets van de hand van J. Masson. Een eerste deel bundelt opstellen van algemene aard: dogmatische fundering van de missie: waarom missie, waartoe, hoelang. Algemene methodologische problemen worden er behandeld, b.v. in het uiterst suggestieve Missiologie et acculturation. Een tweede deel bestaat uit studies over Afrika waaronder we vooral aanstippen: Cellule sociale et famille en Afrique noire, Les sociétés africaines devant la législation du travail, Problème des langues véhiculaires principalement en Afrique. Het derde deel behelst opstellen over Xaverius, Japan, de Islam. Daar wordt o.a. afgerekend - in François Xavier est-il actuel? - met de romantische Xaverius à la Bellessort en het beleid, het tactisch genie geopenbaard dat zo maar niet dadelijk voor oningewijden blijkt bij een oppervlakkige beschouwing van Xaverius' optreden. Een zeer nuttige algemene bibliografie sluit het geheel af. De uitgevers hebben ten volle hun doel bereikt: ze bieden ons een waardig overzich van Charles' missiologische produktie en maken een aantal studies bereikbaar die met brio geschreven, stevig gedocumenteerd en dynamisch gedacht nog steeds van grote betekenis blijven voor de missionering.
R. Leys
| |
Daniélou, Jean, Dieu et nous (Eglise et Temps Présent). - Grasset, Parijs, 1956, 252 pp., Fr. Fr. 585.
Dit boek is de vrucht van een reeks lezingen welke schrijver hield voor de studenten-kring ‘Centre-Richelieu’. Steeds is schrijver er om bezorgd God zelf te laten spreken in plaats van ‘over God’ te spreken. Op verschillende wijzen heeft God tot de mensen gesproken: in zijn schepping spreekt hij tot alle mensen, in de bijbel spreekt hij door zijn profeten, ten slotte sprak Christus tot de mens. God blijft tot de christen mens spreken in zijn kerk en in de mystiek-begenadigden. Deze hoofdstukken zijn eerder een zeer goede inleiding in het probleem van God dan wel een oorspronkelijke studie; vlot en klaar in zijn uiteenzetting, wordt het delicate probleem toch in zijn rijke verscheidenheid gesteld. Op enkele plaatsen schaadt de klare veralgemening toch de juistheid van het inzicht b.v. waar op blz. 57 zonder het minste onderscheid beweerd wordt ‘L'expérience religieuse est éminemment subjective’.
F. Vandenbussche
| |
Cranston, Ruth, The Miracle of Lourdes. - McGraw-Hill Book Company, New York-Londen, 1955, 290 pp., sh. 34/-.
Deze reportage over Lourdes bundelt de meest betrouwbare en treffende gegevens van de beste recente Lourdes-auteurs en verrijkt die met het persoonlijk getuigenis van de schrijfster, die met heel wat genezenen, artsen en personaliteiten van Lourdes contact nam en ook haar persoonlijke reacties op atmosfeer en bedrijvigheid van de beroemde bedevaartplaats weergeeft. De serene objectiviteit, de onbevangen eerlijkheid en de religieuze wijding waarmee deze niet-katholieke journaliste (Ruth Cranston is protestant) haar onderwerp benadert, hebben haar boek tot het mooiste en meest aangrijpend Lourdes-boek van de laatste tijd gemaakt.
Wij bezitten in het Nederlands geen enkel document van enige omvang over Lourdes. Een Nederlandse vertaling van dit werk, met het oog op het aanstaande Lourdes-jaar, zou dan ook zeer welkom zijn.
L. Monden
| |
Drijvers, Pius, O.C.S.O., Over de Psalmen. Een inleiding tot hun betekenis en geest. Met een voorwoord van Prof. Dr. W.K.M. Grossouw. - Het Specturm, Utrecht, Antwerpen, 1956, 210 pp., uitvoerige registers, f 6.90.
Dit boek verdient bijzondere aandacht. Het is enig in zijn soort en er is grote behoefte aan. Vooreerst zijn er werkelijk mee geholpen al degenen, die geregeld psalmen (moeten) bidden. Wat, blijkens de ervaring, uitgebreide psalmencommentaren niet bereiken, speelt dit bescheiden boek klaar: het geeft de sleutel niet slechts tot het verstaan maar vooral tot het bidden van de psalmen. En wat het voornaamste is:
| |
| |
die sleutel is authentiek. Het is dus niet zó, dat de schrijver een aardig middeltje heeft gevonden om tijdens het psalmgebed vroom bezig te zijn, hij dringt door tot de eigenlijke, eeuwige en daarom steeds actuele en christelijke zin van de psalmen zelf. Vervolgens dient dit boek ook hartelijk verwelkomd te worden door de velen die graag wat dichter bij de H. Schrift gebracht willen worden. Dit boekje gaat in op de kern van de vraag: wat willen de psalmen eigenlijk? Nu willen de psalmen in verhevigde mate juist wat de Schriftuur in haar geheel wil. Zo reikt de draagwijdte van dit boek veel verder dan zijn titel en zijn bestek, allerminst echter door in algemeenheden te vervallen, want het is en blijft een inleiding op de psalmen en behandelt al het eigenaardige daarvan: de psalmsoorten, de voornaamste thema's, hun structuur, mentaliteit en ontwikkeling, Om te lezen en te herlezen en zich geheel eigen te maken.
H. Renckens
| |
Heaton, E.W., Everyday Life in Old Testament Times. Illustrated from Drawings by Marjorie Quennell. - Batsford, Londen, 1956, 240 pp., 12 S.
Een gemakkelijk leesbaar, rijk geïllustreerd boek met een schat van wetenswaardigheden, die kleur en leven geven aan menige bijbeltekst. Naast allerlei studies, die de kern van de bijbelse boodschap trachten te benaderen, behoudt een boek als dit altijd recht van bestaan en biedt zelfs een onmisbare aanvulling. De Bijbel is geen theoretisch betoog, maar concreet en vol van het bonte leven. Dat komt in dit boek tot zijn volle recht. Het is de moeite waard Gods woord te leren kennen in zijn historische gestalte.
H. Renckens
| |
Formation religieuse en Afrique noire. Compte-rendu de la Semaine d'études de Léopoldville, 22-27 août 1955 (Cahiers de Lumen Vitae, 9). - Ed. de Lumen. Vitae, Brussel, 1956, 431 pp., geïll.
Dit boek werd door vele missionarissen, en door allen die zich interesseren voor de religieuze vorming van zwart Afrika, met spanning verwacht. De katechetische week van Leopoldville heeft als 't ware de definitieve stoot gegeven aan de vernieuwing van het geloofsonderricht aan onze zwarten. Rekening houdend zowel met de geschiedkundige en religieuze achtergrond van het Afrikaanse milieu als met de verlangens en strevingen van de huidige generaties (1e dag) hebben de meest vooraanstaande persoonlijkheden op Afrikanistisch en religieus gebied getracht de middelen te kennen die zouden leiden naar een versteviging van het geloof en een vernieuwing van de godsdienstmethodiek (2e dag). De meeste vormen van het huidig apostolaat in de missies werden hierbij onder ogen genomen: de godsdienstige vorming van de kleinsten in de familiekring, het onderricht in lager, middelbaar en hoger onderwijs, de verschillende afdelingen van K.A. (K.A.J., scoutisme, Patro en Chiro, Maria-legioen, Euch. Kruistocht, H. Hart-bonden), het werk van het catuchumenaat, van de retraites, van familiale actie en voorbereiding der verloofden op het huwelijk, het apostolaat bij de soldaat (3e, 4e, 5e, 6e dag). Dit boek biedt dan ook, in zijn verslagen en gedachtenwisselingen, een verzameling theoretische princiepen en praktische richtlijnen en besluiten, die menig opvoeder in Afrika zal helpen om een juiste houding aan te nemen tegenover de Afrikaanse mentaliteit en tegelijk de religieuze vorming van de zwarten te verdiepen.
E. Dirven
| |
The Christian Vision. Readings from the first ten years of the Life of the Spirit (Ed. M.E. Evans). - Blackfriars, London, 312 pp., 18 sh.
The life of the Spirit, een titel waardoor men het Franse Vie Spirituelle heen hoort klinken, is een maandschrift der Engelse Dominicanen dat o.m. beoogt het geheel eigen karakter van de Engelse Spiritualiteit te bevorderen, dit enerzijds door haar in nauwer verband te brengen met de geest van Engelse geestelijke schrijvers uit de Middeleeuwen, anderzijds door haar, waar nodig of gewenst, los te maken van te eenzijdige Frans-Italiaanse en Ierse inslag. De hier bijeengebrachte opstellen, die allen in The Life of the Spirit gepubliceerd werden, zijn gegroepeerd rond de themata van Drievuldigheid en Menswording, het gebedsleven, het leven in het klooster en in de wereld. Voor de ontwikkelde leek is dit boek een waardevolle bijdrage tot bezinning op, en verdieping van natuurlijk en bovennatuurlijk leven.
W. Peters
| |
Yogin du Christ, La voie du silence. L'expérience d'un moine. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1956, 140 pp.
In dit boekje doet de auteur een poging om de ‘adembeheersing’ en de ‘houdingen’ van de Yoga aan te wenden voor het gebed van de Christen en van de monnik. Zijn kennis van de Yoga is grondig en hij weert iedere gemakkelijke doch
| |
| |
verderfelijke gelijkschakeling. De praktische toepassing van de methode op het gebed en de resultaten hiervan worden uiterst kort aangegeven. Waarschijnlijk is dit ten dele te wijten aan het feit dat het hier meer om een praktijk dan om een theorie gaat. Doch het ware zeer belangrijk dit deel uit te werken opdat een juist inzicht in de doelstelling en de resultaten de enige mogelijkheid is om de toepassingen niet te beperken tot het domein van de ‘geesteshygiëne’, die zo gemakkelijk het enige doel wordt van een ‘lichaamstraining’.
R. Hostie
| |
Balthasar, H. Urs von, Le coeur du monde, vert. R. Givord (Présence Chrétienne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1956, 242 pp., Fr. 78.
Een reeks meditaties over de openbaring van Gods liefde in het mensgeworden Woord. Diep peiler van de menselijke psyche, met haar drama, haar nood en geluksvervulling, bezit Urs von Balthasar de uitzonderlijke gave op pakkende wijze de ontmoeting van de mens met Gods Hart uit te drukken en te doen meeleven. De kracht van het Duitse woord, dat een doorleefde grond van ontologische werkelijkheid oproept, verzwakt in het Franse taalgenie wel eens tot het oproepen van een meer begrensde sentimentele of rhetorische resonantie. Vruchtbare overweging van dit boek veronderstelt een gevormd lezer. (Tamelijk slordig ingenaaid, met de kwaternen door elkaar).
A. Deblaere
| |
Henusse, S.J., Th., Entretien sur Jésus-Christ. - Casterman, Doornik, 1956, 104 pp., Fr. 33.
Ofschoon ontsproten aan een apologetische problematiek die nu toch enigszins dateert, blijft dit gesprek over Christus zeer lezenswaard én om de waarde van het persoonlijk getuigenis dat het vertolkt én om de beheersing van gedachte en stijl waarmede het geschreven werd.
R. Leys
| |
Geschiedenis
Geurts, O.F.M., Dr. P.A.M., De Nederlandse opstand in de Pamfletten 1566-1584. - Dekker & van de Vegt, Nijmegen, Utrecht, 1956, 335 pp., f 13.90.
De beoefenaars van de vaderlandse geschiedenis mogen, met de auteur, hun wel dankbaar zijn, ‘die’, zoals de schrijver zegt, ‘niet ophielden mij aan te sporen, dit werk te voltooien’. Uit de kennismaking met dit boek wordt het begrijpelijk, dat de auteur, die door de tijdsomstandigheden zijn studeervertrek jaren lang in de steek moest laten voor meer praktische zielzorgwerkzaamheden, een aanhoudende opwekking van node had om zijn eenmaal begonnen arbeid te voltooien. Op raad van wijlen prof. D.M. Cornelissen onderzocht hij de pamflettenliteratuur uit de veelbewogen jaren van 1566-1584. Het kan zijn bekoring hebben een pamflet door te nemen, zoals men thans wel eens van een ‘ingezonden stuk’ kennis neemt, maar even ondoenlijk als het is om ‘ingezonden stukken’, al handelend over dezelfde onderwerpen, over bijna twintig jaar, met animo te doorworstelen, even bovenmenselijk mag het heten de verzamelde, en zelfs ook nog niet verzamelde, pamfletten met de pen in de hand te bestuderen en er dan een boekdeel over te schrijven van bijna 300 bladzijden. Het was nochtans een noodzakelijk werk, waaraan tot dusver te weinig aandacht was geschonken. Want deze pamfletten vergezelden propagandistisch de gewapende oorlog. Dat pater Geurts deze hiaat aangevuld heeft, zij het, nog niet volledig, is een verdienste, die niet alleen zijn promotor, maar elke historicus om de noeste vlijt, het hardnekkig volhouden en de goede uitslag hoog moet aanslaan. In het eerste deel tracht schrijver de pamfletten een plaats te geven in de geschiedenis van de Opstand. Het tweede deel verstrekt een overzicht van de belangrijkste punten uit de inhoud der pamfletten. Volgens G. zijn deze: de motivering van de Opstand, de mythevorming, de staatkundige beschouwingen, de opstand en religie, en de aspecten van vorm en inhoud. Grondig en objectief zet de schrijver, zich zorgvuldig van eigen oordeel onthoudend, de inhoud der elkaar dikwijls
bestrijdende pamfletten, ook van katholieke pamflettisten onderling, uiteen. Dat er bij waren, die de algemene opinie sterk beïnvloed hebben en die zelfs nu nog in bepaalde kringen naspoken, leert ons het hoofdstuk over de mythevorming. Dit geldt vooral voor de hoofdpersoon in de strijd: Willem van Oranje en Philips II.
Wat er geventileerd wordt over tolerantie, gewetensvrijheid, verhouding van religie tot de opstand, over de beste staatsvorm en de verhoudingen tot het buitenland geeft ons een dieper inzicht in wat toenmaals de gemoederen bewoog. Naar
| |
| |
volledigheid heeft de schrijver niet gestreefd. Opzettelijk heeft hij zich onthouden van een publicatie der gegevens over de belangrijke kwestie van het nationaal bewustzijn in de zestiende eeuw. Hij stelt ons echter in het vooruitzicht aan dit vraagstuk een afzonderlijke studie te wijren. We wensen hem toe bij deze opzet minder belemmeringen op zijn weg te ontmoeten als hij bij het schrijven van dit verdienstelijk werk moest ondervinden.
K.J. Derks
| |
Marrou, H.I., A History of Education in Antiquity, vert. G. Lamb. - Sheed & Ward, Londen, 1956, XVIII-466 pp., 1 K., geb. sh. 42/-.
Dit zeer keurig uitgegeven boek is de vertaling van het Franse standaardwerk Histoire de l'Education dans l'Antiquité van de bekende historicus en professor aan de Sorbonne H.I. Marrou. Het oorspronkelijke werk, dat reeds drie uitgaven kende, verscheen voor het eerst in 1948. Door zijn synthetisch overzicht van de opvoeding in de oudheid is het werk evenzeer toegankelijk voor ieder gecultiveerd publiek als voor specialisten in de klassieke cultuur. Bovendien is het voor de studenten in de klassieke filologie een ideale inleiding wegens zijn rijke aanvullende nota's en de verwijzingen naar de beste werken over de periode van 1000 voor Chr. tot 500 na Chr. De genese van de Grieks-Romeinse cultuur vanuit het standpunt van de opvoeding bestuderen biedt misschien wel het meest vruchtbare inzicht in de huidige problemen omtrent de hervorming van het Humaniora-onderwijs. Daarvoor is zijn studie van het Hellenisme, die de verspreiding van de klassieke cultuur en de schoolse verwerking ervan is, bijzonder leerrijk. H. Marrou wijst er tevens op dat de Antieke cultuur nooit mag dienen als een slaafs na te volgen model. De Antieke cultuur moet haar paradigmatische betekenis ontstijgen, zich verrijken met de elementen van iedere nieuwe cultuur en deze nieuwe componenten met de klassieke verwerken tot een Paideia die zich in de mensengeschiedenis voortdurend vervolmaakt. Dit werk bevrijdt ons van de historisch-relativistische kijk op de Antieke cultuur en toont aan hoe wij van de Antieken meer te ontvangen hebben dan een louter formele vorming. Griekenland en Rome blijven de gemeenschappelijke voedingsbodem van onze cultuur en zijn meer dan een loutere geestesscholing. Kortom, het werk van Marrou levert ons een verruimend inzicht in ons pedagogisch verleden en leidt ons oordeel in de problematiek van de tegenwoordige onderwijs- en opvoedingsproblemen.
G. Vierstraete
| |
Manning, A.F., De betekenis van C.R.A. van Bommel voor de noordelijke Nederlanden. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1956, 270 pp., f 11.50.
Deze gedegen en compact gedrukte dissertatie laat zich bezwaarlijk in kort bestek samenvatten; zij is zo rijk aan allerlei onbekende bijzonderheden en verheldert en corrigeert zovele vroegere opvattingen, dat het eigen franse résumé van de auteur er niet in geslaagd is de voornaamste punten voldoende te belichten. Dit tekort is wel het welsprekendst pleidooi voor de voortreffelijke kwaliteiten van zijn werk, dat op bijzonder omvangrijk en zorgvuldig archiefonderzoek berust. Dit boek toont duidelijk aan welke grote rol van Bommel heeft gespeeld (geholpen door zijn trouwe vriend Charles van der Horst, die definitief van Jozefistische blaam gezuiverd wordt) in het verzet van de Mechelse aartsbisschop de Méan, in de onderhandelingen over het concordaat van 1827, in de schoolstrijd (waarin zijn betekenis tot ver over de landsgrenzen reikte) en vooral ook in de voorbereiding van het herstel der hiërarchie. Jammer - maar vanuit de opzet van de schr. begrijpelijk - dat we zo weinig te horen krijgen over het inwendig leven van de Luikse bisschop; men zou graag de diepere achtergrond kennen van dit bedrijvige bestaan.
Dr. J. Tesser
| |
Nash, Robert, S.J. (Editor), Jesuits. Biographical Essays. - Gill, Dublin, 1956, 230 pp., 12 sh. 6 d.
Deze aantrekkelijke, doch geheel pretentieloze verzameling opstellen is bedoeld als eerbewijs aan Ignatius gebracht door zijn dankbare zonen, die vol liefde en bewondering enige medebroeders in de Sociëteit van Jesus herdenken, die trouw de vader volgden en hen wenken mee te gaan. Het boek bevat een twintigtal schetsen van grote Jezuïeten, van Ignatius en Aloysius uit de eerste jaren, tot Pater Pro, de Guibert, Charles, Lord, Mayer, aartsbisschop Goodier uit de jongste tijd. Daartussen door ontmoeten we zeer uiteenlopende figuren die echter, zo te zeggen, allen uit hetzelfde hout gesneden zijn: Realino, de Bréboef, Chinese martelaren, broeder de Sadeler, de Ierse pater Kenny e.a. De schetsen verschillen in lengte en ook wel in waarde, maar de verzameling
| |
| |
als geheel is zeer leesbaar en inspirerend, en ze geeft ons een idee welke voortgang we hebben gemaakt in de moeilijke branche van de hagiografie.
W. Peters
| |
Parrot, André, Ninivé en het Oude Testament (Serie: Bijbel en Archeologie, deel 3). In het Nederlands vertaald door Aleida G. van Daalen. - Callenbach, Nijkerk, 1956, 82 pp., 4 pl., 20 afb., f 4.75.
Ninivé roept bij iedereen de herinnering op aan de profeet Jonas, maar wie wat beter op de hoogte is denkt op de eerste plaats aan de Assyriërs. Dezen nu hebben een belangrijke rol gespeeld in een der beslissende keerpunten van de bijbelse geschiedenis. Daarom biedt dit boeiend geschreven en uitstekend gedocumenteerde boekje welkome gegevens, die een levende achtergrond geven aan voorname stukken van de H. Schrift, met name aan het boek Isaias. Weer een voortreffelijk deeltje in een aanbevelenswaardige serie. Er zijn echter in Frankrijk niet zoveel abten (noot 118) als de vertaalster denkt.
H. Renckens
| |
Mounier et sa génération (Coll. Esprit. La Condition humaine). - Edit. du Seuil, Parijs, 1956, 430 pp., Fr. Fr. 900.
Zoals Péguy de sleutel vormt om de beste geestelijke stromingen in Frankrijk vóór de eerste wereldoorlog te begrijpen, zo is Mounier dit voor de volgende periode tot 1950. Daarom kan men de getuigeniswaarde van deze chronologisch geordende en grotendeels door zijn vrouw en A. Béguin verzorgde keuze uit zijn brieven en nagelaten geschriften moeilijk overschatten: hier treedt een der edelste, meest authentieke en bezielende gestalten uit het midden onzer eeuw naar voren. Inzicht en moed, beide volledig doorstraald van het zuiverste christendom, groeien hier samen in een levende persoon. Mounier zag kruis en glorie, aarde en hemel immer samen. Daar lag zijn kracht, maar ook zijn lijden. M. is ongetwijfeld een typisch Frans intellectueel, gespannen tussen kapitalisme en communisme, tussen katholieken en andersdenkenden, tussen idee en nuchtere realiteit - maar hij is meer: een groot christen, een strijder met het hart van een kind. Vooral dit laatste minder gekende aspect wordt transparant in zijn vele brieven: naar buiten de onverwoestbare organisator van de beweging ‘Esprit’, naar binnen een man die van zijn huwelijk iets helders en heiligs wist te maken onder de ogen van God. Al zal zijn hagiograaf wel nooit gevonden worden, dit boek zou hem nochtans uitgelezen materiaal bieden. Het is enkel jammer dat de internationale echo van M.'s arbeid veel te weinig belicht worden: want buiten Frankrijk, hebben Italië, Duitsland, Nederland en België hem veel te danken.
J. Kerkhofs
| |
Lamalle, Désiré, De schoolstrijd vroeger en nu, vert. M. Dewulf. - Uitg. De Zege, Gent; Secr. Christel. Volkspartij, Korte Meer, 10, Gent, 1956, 260 pp., Fr. 78.
Het is goed bij een brandend actueel probleem de historische achtergronden na te gaan waaruit het probleem langzamerhand doch onvermijdelijk groeide. S. weet in een vlot lezend overzicht de hele ontwikkeling van de schoolpolitiek in België te schetsen vanaf 1815. Langer staat hij stil bij de eerste schoolstrijd die in al zijn hevigheid woedde van 1878 tot 1884. Twee punten komen duidelijk naar voren in dit boeiend overzicht, al worden ze door de auteur niet uitdrukkelijk voorgesteld. Vooreerst de onverbiddelijke wil van de loge om 't staatsonderwijs te accapareren voor zichzelf. Ten tweede de blijvende neiging van de katholieken om de ‘vrijheid van onderwijs’ door de grondwet gewaarborgd uitsluitend te bepalen als een recht scholen te hebben buiten de inmenging of zelfs de subsidiëring van de staat om en niet als een plicht van de staat (als gemeenschapsorgaan) om het door de onderdanen gewenste onderwijs mogelijk te maken en op alle manieren (oof financiëel) te garanderen.
R. Hostie
| |
Butterfield, Herbert, Man on his Past, The Study of the History of historical Scholarship. - Cambridge, University Press, 1955, 14.5 × 22, XV-238 pp., 22 s. 6 d. net.
Prof. Butterfield geeft in dit boek - een uitgebreidere versie van zijn Wiles Lectures te Belfast in 1954 - enige zeer interessante bijdragen tot de historiografie. Een eerste hoofdstuk gaat over de geschiedenis van de historiografie zelf (ontstaan en ontwikkeling, object en doel, belang). Vervolgens behandelt hij enige hoofdstukken, o.a. over het ontstaan van de Duitse historische school en haar wortels in de 18e eeuw. Met name wordt vervolgens het historiografisch werk van Lord Acton naar voren gebracht. Voor de vakman ligt hier belangrijk en deels nieuw studiemateriaal.
F. Rupert
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
L'Inventaire Monumental, coll. dir. par G. de Miré: 1, J. Vallery-Radot, Saint-Philibert de Tournus; 2, F. Villard, Sicile-Grecque. - M. Girodias, Parijs, 1955, 226 en 334 pp., 174 pl.-26 ill. en 258 pl.-21 ill., 32 × 25 cm., geb.
Deze twee delen van een reeks, waarvan we nergens konden vernemen wat ze zich tot doel stelt, zijn zeer uiteenlopend maar beide schitterend uitgegeven. Het eerste deel van deze inventaris is gewijd aan een enkel gebouwencomplex, waarvan niet veel meer overblijft dan de kerk. Deze wordt dan ook in de meer dan tweehonderd platen van uit alle hoekpunten en tot in het detail belicht. Wij zien haar in het landschap, van ver, van dichtbij, wij zien het lichtspel in narthex en in de beuk, wij komen tot bij de kapitelen, wij kunnen het metselwerk haast betasten, wij bekijken de fresco's. J. Vallery-Radot schreef voor dit deel de korte maar uitstekende inleiding, terwijl V. Lasalle de uitgebreide, verklarende nota's bij de platen opstelde.
Het tweede deel over het Grieks monumentaal partimonium in Sicilië omvat uiteraard een meer uitgebreide stof en kan ook niet zo gedetailleerd op alles ingaan. Er steekt echter meer afwisseling in de rijke keuze platen die nu eens een landschap, dan een gebouw, dan weer een beeld belichten. Dit tweede deel is echter niet meer een inventaris van een monument, wel de inventaris aan monumenten van een bepaald land. De overigens zeer goede illustratie heeft niet steeds de waarde van het eerste deel.
G. Bekaert
| |
Kleine getijden der schoonheid: 10: H. Luetzeler, De heilige Nacht; 11: H. Schipperges, Drievuldigheid; 12: W. Stadler, Vaders en zonen; 13: H. Luetzeler, De heiligenfiguur; 14: L. Schreyer, De heilige engelen. Nederl. van B. Verhoeven. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1955, 16 pp., 24 à 30 pl., 5 à 7 klpl. (ieder), gekart. Fr. 42.
Deze vijf nieuwe deeltjes van de ‘Getijden der Schoonheid’ zetten een traditie van hoge kwaliteit verder. In een rustige, beeldrijke, overweging worden meestal religieuze onderwerpen voorgesteld en de niet-religieuze met een haast religieuze eerbied benaderd. Een korte, maar voortreffelijke inleiding vormt telkens een suggestief commentaar en meteen een verantwoording van de illustraties, die aan de meest verscheiden inspiratiebronnen werden geput.
G. Bekaert
| |
Brans, Jan, Salvador Dali und seine religiöse Malerei. - Verlag Neues Abendland, München, 1955, 53 pp., 20 Abb., geb. D.M. 10.
De Vlaamse essayist Jan Brans is bij zijn studie van Dali door de monsterachtigheid van dit oeuvre niet aangetast. Hij staat echter begrijpend genoeg om dit werk niet a priori af te wijzen, maar persoonlijk en oprecht ontmaskert hij de oppervlakkigheid van Dali's religieus en profaan oeuvre. Hoewel wij hier en daar een meer genuanceerd oordeel meer hadden gewaardeerd, toch kunnen wij ten volle de stelling van Brans over Dali en de moderne religieuze kunst bijtreden. Wij bevelen dit korte essay ten zeerste aan, vooral nu zoveel goedmenenden met S. Dali als religieus kunstenaar gaan dwepen.
G. Bekaert
| |
Schondorff, Erica, Möbel, Haus und Wohnung. - Droemersche Verlagsanstalt, München, 1955, 240 pp., 115 afb., geb. D.M. 9,80.
De titel, hoe wijd ook genomen, laat maar een gedeelte van dit inhoudrijke boek vermoeden. Er wordt hoofdzakelijk over het meubel gehandeld. Maar wat wordt er al niet bij het meubel betrokken? Het meubel kent immers een dubbele geschiedenis, als meubel, in zijn historische ontwikkeling, en als werkstuk, resultaat van een ingewikkeld wordingsproces. Het meubel behoort echter ook tot de architectuur. Het is een gelegenheid om op een boeiende wijze de voornaamste principes van de moderne woning en zelfs van de urbanisatie mee te delen. Wat dit boek echter zijn bijzondere waarde geeft is de stelling die er meestal impliciet, maar ook soms expliciet door de verschillende auteurs wordt verdedigd: men moet liefdevol met de dingen omgaan om gelukkig tussen hen te kunnen leven.
G. Bekaert
| |
Wetenschap
Umbgrove, Dr. J.H.F., Ons land zeventig millioen jaar geleden. - Nyhoff, Den Haag, 1956, 168 pp., geïll., f 8.90.
Prof. van der Vlerk biedt hier de laatste
| |
| |
pennevruchten aan van Prof. J. Umbgrove, die in 1954, ruim 50 jaar oud, overleed. Umbgrove bracht zijn jeugdjaren door in Zuid-Limburg; van af zijn ziekbed schrijft hij hier zijn laatste gedachten neer over datzelfde gebied. 70 miljoen jaar echter gaat hij terug in de tijd. Overal was hier de zee; vele dieren leefden daarin en op de bodem ervan hoopten zich de lijken op; schalen, pantsers en beenderen vergingen niet, al werd veel bij storm door de golven onherkenbaar stukgeslagen. Thans, na 70 miljoen jaar wordt dit wijdse omgewoelde kerkhof uitgegraven, door de rivieren niet alleen, maar ook door de mens. Heel wat resten werden door hem geborgen en in musea opgesteld. Umbgrove tovert ons die lang vervlogen tijd weer voor ogen; over uitgestorven dieren en monsters verklaart hij, over hun levenswijze, over hun prooi en de strijd om het bestaan. Nooit voelt men twijfel opkomen aan de echtheid van zijn verhalen; steeds worden aan de hand van de stukken de beweringen gestaafd. Umbgrove is hier op zijn best en het is haast jammer, dat hij de gehele eerste helft van het boek nodig heeft, om de lezer te onderrichten over de fantasie der geologen, het ontstaan van fossielen en het verloop der palaeontologische wetenschap, alvorens hij aan zijn eigenlijk onderwerp is aangeland. Blijkbaar heeft hij nog al veel willen toegeven aan de eisen van de oningewijden. Daardoor krijgt men soms een wat rommelige indruk van het geheel. Toch blijft het altijd de moeite waard wat hij schrijft. Zoals al zijn vroegere werken neemt men ook dit met groot genoegen ter hand.
J. Gerver
| |
Helle Zeit - Dunkle Zeit; in Memoriam Albert Einstein. Herausgegeben von Carl Seelig. - Europa Verlag, Zürich, Stuttgart, Wien, 1956, 171 pp., Lw. D.M. 10.65.
In het eerste deel van dit boek schrijven enkele vrienden van Einstein hun herinneringen neer aan de wetenschapper, maar ook aan de mens Einstein. Vooraf gaat nog een autobiografische schets, die Einstein een maand voor zijn dood schreef. Het tweede deel van het werk is gewijd aan de atoomsplitsing en de toepassing daarvan in de atoombom. Dit deel begint met de historische brief, die de vurige pacifist Einstein op 2 augustus 1939 schreef aan president F.D. Roosevelt en waarin hij de noodzaak benadrukt om grootscheepse experimenten te ondernemen ten einde de mogelijkheid van de atoombom te onderzoeken. Einstein voelde zich hiertoe verplicht, omdat hij meende dat Nazi-Duitsland (met name C.F. von Weizsäcker) aan de atoombom werkte. Hoe de situatie ten aanzien van het atoomonderzoek in het Derde Rijk in feite is geweest, wordt hier door enkele grote geleerden uiteengezet. Vanzelfsprekend vindt men hier zeer interessante gegevens.
P. v. Breemen
| |
Prisma-Serie.
Sawyer, W.W., Wiskunde zonder Omslag. Nederlandse vertaling door drs. J.J.P. Boezeman. - Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 222 pp., f 1.25.
Men kan niet zeggen dat dit deeltje van de Prisma-boeken geen inspanning vraagt. Maar wie die inspanning er voor over heeft, vindt hier een boeiende en verantwoorde inleiding in heel wat onderdelen der wiskunde. De schrijver dwingt bewondering af door de levendige en toch accurate wijze van behandeling van problemen, die moeilijker zijn dan men gewoonlijk in dit genre boeken behandeld vindt. Een woord van lof verdient ook de vertaler, die van het Engelse origineel goed en echt Nederlands heeft weten te maken.
P. v. Breemen
| |
Litteratuur
Hollis, Christopher, A study of George Orwell. The man and his works. - Hollis and Carter, London, 1956, 212 pp., 18 sh.
De auteur leerde Orwell kennen op de beroemde public school Eton, en ontmoette hem ook later menigmaal. Gezien Orwell de wens te kennen had gegeven dat van hem geen biografie zou verschijnen, tracht Hollis door en in de bespreking van Orwell's romans, literaire opstellen en andere geschriften de mens naar voren te doen treden. O.i. slaagt hij hierin, ofschoon er iets te tendentieus gesproken wordt over Orwell's godsdienstig leven, wel erg gecamoufleerd in een mens die steeds beweerde a-christelijk te zijn, en niet in een hiernamaals te kunnen geloven. Deze studie is van niet gering belang voor hen die de meest bekende en beste boeken van Orwell, Animal Farm (1944) en Nineteen Eighty Four (1949) niet enkel lezen, maar willen begrijpen en ten volle appreciëren. In menig opzicht sluiten zij immers aan bij zijn vroegere werken, en zijn van deze zowel bekroning als ook aanvulling en correctie.
W. Peters
| |
| |
| |
Tolstoi, Leo, Oorlog en Vrede. Roman. Uit het Russisch vert. door René de Vries. - Bigot en van Rossum N.V., Blaricum, 1019 pp.
Een nieuwe, niet te kostbare vertaling van Tolstoi's meesterwerk is altijd welkom. Oorlog en Vrede geldt nog steeds als een der grootste epische werken uit de vorige eeuw en wordt nog druk gelezen. De Vries' vertaling leest vlot en de uitgever zorgde voor een handig boekdeel, waarin het grootse, uitvoerige epos (het telt in deze uitgave 1019 bladzijden) is samengedrongen. Geen der andere werken van Tolstoi heeft die groots epische zwier, die breed opgezette basis, die Oorlog en Vrede tot een literair monument van de eerste rang maken. Moge deze vertaling haar weg vinden.
J. van Heugten
| |
Gory, Georges, Zaaier in de wind. Vert. door André van Aalst. - Foreholte, Voorhout, 1956, 269 pp., f 9.90.
Het verhaal van een mens die nergens een tehuis heeft; zwerft van het ene land naar het andere, op zoek naar het ideale vaderland waar geen geweld is en geen lijden. Vol van zijn ideaal stort hij zich geestdriftig in de strijd der onderliggende klassen tegen hun onderdrukkers en overheersers. Maar in deze wereld van haat en wraak en ongetemde passies staat hij vrijwel alleen met zijn hunkering naar een vreedzaam samenleven. De ontgoocheling jaagt hem van land tot land tot enkel nog hem wenkt het vaderland zijner jeugd. Maar ook hier zal hij niet binnengaan. Een boek van formaat, bekroond met de Franse literatuurprijs: de Prix Renaudot-1955, goed vertaald en dat het lezen waard is.
Joh. Heesterbeek
| |
Psychologie
Lange-Eichbaum, W., Genie, Irrsinn und Ruhm. Eine Pathographie des Genies. 4. Aufl. von Wolfram Kurth. - E. Reinhard-Verlag, München-Basel, 1956, 628 pp., geb. Zw. Fr. 36,70.
Spontaan zou men geneigd zijn onder ‘genie’ een uitzonderlijk begaafde persoonlijkheid te verstaan. L.-E. vindt nochtans deze opvatting onvolledig en zelfs gedeeltelijk onjuist. Het ‘genie’ is voor hem hoofdzakelijk een sociologisch fenomeen, kortom een ‘genie’ is iemand die de mensen voor een genie houden: ‘Genie ist eben nichts anderes als Anerkennung’. Waaruit o.m. volgt dat de notie van een ‘miskend genie’ gewoonweg contradictorisch is. Veel uitzonderlijk begaafde mensen en zelfs grote ontdekkers werden nooit voor ‘genien’ gehouden en zijn het dus ook niet, terwijl anderen hun ‘genialiteit’ zeker niet aan hun schranderheid of begaafdheid te danken hebben. Een typisch voorbeeld hiervan zou Columbus zijn, die dank zij zijn vergissingen en zelfs een zekere engheid van geest Amerika ontdekt heeft. De auteur analyseert de verschillende sociaalypsychologische condities, die iemand als een genie doen waarderen. Deze condities worden herleid tot een bepaalde indruk van ‘numinositeit’’, welke teweeggebracht wordt door de persoonlijkheid, het werk, het levenslot en de feitelijke beroemdheid van een mens. Een alleszins wonder feit is verder, dat in vele gevallen genie verband houdt met waanzin of althans met pathologische verschijnselen. Dit samengaan van genie met bionegatieve factoren duidt er op, dat de ‘geniale mens’ niet precies als een ‘volkomen mens’ en nog minder als een ‘Uebermensch’ kan beschouwd worden.
Dit wil niet zeggen, dat L.-E. het eens is met Lombroso, die het genie zelf al voor een soort waanzin hield. Wel constateert L.-E., dat de mens zijn genialiteit vaak psychisch duur moet bekopen. Een massa interessante gegevens staven deze theorie. Daartegenover blijft nochtans het feit bestaan van uitzonderlijke en als genieën erkende mensen, aan wier psychische gezondheid niet kan getwijfeld worden of wier lichte afwijkingen geenszins in evenredigheid staan met hun geestelijke uitzonderlijkheid. Het boek sluit met een pathografie van een 450 beroemdheden.
Vele van deze pathografieën beslaan slechts enkele regels, andere verscheidene bladzijden. Meestal bestaan zij uit samengebrachte opinies van psychologen en geschiedschrijvers. Het is erg jammer, dat de auteur niet ingezien heeft, dat de figuur van Christus, waarvan een uitvoerige pathografie (!) gemaakt wordt, in deze rij niet thuishoort. Bovendien is L.-E. hier hoofdzakelijk te rade gegaan bij ongelovigen en vrijzinnige protestanten, waarvan velen, ook bij de serieuze protestante theologen, niet het minste krediet meer hebben. Katholieke auteurs ontbreken zo goed als helemaal. Het resultaat is eerder een pijnlijke karikatuur, natuurlijk zonder enige wetenschappelijke waarde. Dat L.-E. enkel opinies van anderen weergeeft verandert hier niets aan. Wolfram Kurth,
| |
| |
die de nieuwe uitgave van het boek verzorgd heeft, distancieert zich uitdrukkelijk van deze beschrijving.
L. Vander Kerken
| |
Bitter, Dr. Med. W., Vorträge über des Vaterproblem in Psychotherapie, Religion und Gesellschaft. - Hippokrates-Verlag, Stuttgart, 1954, 238 pp., geb. D.M. 6,80.
Wie zich interesseert voor toenadering en samenspraak tussen psychotherapeuten en zielzorgers zal graag kennisnemen van dit boek. Het geeft de referaten weer van de interconfessionele bijeenkomst van de werkgemeenschap ‘Artzt und Seelsorger’ te Stuttgart in 1954. Het thema klinkt nieuw: het vaderbeeld en zijn belang voor de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid. - Prof. Köberle uit Tübingen sprak over God-Vader, vaderlijkheid en vadercomplex in christelijk geloof, bijbel en literatuur. Dr. Geist behandelde het vaderprobleem in de psychotherapeutische praktijk en Prof. E. Michel belichtte het vanuit een sociologisch standpunt. Prof. Maag uit Zürich behandelde het Godsbeeld in het boek Job. De leider van de werkgemeenschap, Dr. Bitter, belichtte de vaderoverdracht in de psychotherapie. Dr. Jutta v. Graevenitz schetste een vrij tragisch beeld van de vaderloze familie. A. Rosenbergs' bijdrage over ‘Gestalt und Entfaltung des Vaters’, in cultuur-filosofische trant, zit vol inspiratie. Prof. Rüstow uit Heidelberg handelde op bepaald optimistische wijze over het gezag van de vader, waarin echte vrijheid wordt geschapen. Prof. Haendler uit Berlijn wees op de onbetwiste projecties welke het christelijk God-Vader beeld beïnvloeden. Tenslotte lezen we de uitzonderlijke knappe bijdrage van Mevr. Laessig over het vaderbeeld in het leven van de vrouw. - Al wie deze verzamelde referaten leest, zal er wezenlijk door verrijkt worden in zijn mensenkennis, en in zijn verlangen om mede te werken met de Heiland, Zoon van de Vader.
A. Snoeck
| |
Sociologie
Doorn, Dr. J.A.A. van, Sociologie van de Organisatie, beschouwingen over organiseren in het bijzonder gebaseerd op een onderzoek van het militaire systeem. - Stenfert Kroese N.V., Leiden, 1956, 338 pp., f 15.-.
De Nederlandse sociologische literatuur werd onlangs verrijkt met een belangwekkende studie over het organisatieverschijnsel, waarmee J.A.A. van Doorn - in kringen van sociologen geen onbekende figuur - de doctorstitel verwierf. In deze dissertatie, welke als vierde bijdrage verscheen in de reeks ‘Publicaties van het Sociologische Instituut der Rijksuniversiteit te Leiden’ onderneemt van Doorn een bijzonder verdienstelijke poging om het organisatieverschijnsel als zodanig sociologisch te benaderen. Na een kritische behandeling van de bestaande literatuur over organisatie komt de auteur in het eerste deel van zijn boek tot een voorlopige begripsomschrijving. Organisatie wordt door hem gedefinieerd als een ‘sociale techniek, welke omvat het gelijktijdig functionaliseren en coördineren van menselijke actie met betrekking tot objectieve doeleinden’. Essentiële organisatie-elementen zijn dus: ‘functionalisatie’, ‘coordinatie’ en ‘rationele finalisatie’. Het tweede deel bevat een historische en systematische analyse van de militaire organisatie der westerse landen. Het moderne leger blijkt n.l. ‘een van de weinige grote groepen’ te zijn ‘die in hun geheel duidelijk en straf zijn georganiseerd’. Aan de hand van uitvoerige studie der betreffende literatuur en steunend op persoonlijke ervaringen in het moderne leger tracht van Doorn het feitelijk functioneren van het militaire systeem te verklaren en de rol welke de organisatiefactor daarin speelt, nader te bepalen. Mede op grond van de hieruit verkregen inzichten ontwikkelt hij in het derde deel een sociologische theorie van het organisatieverschijnsel, waarin organisatie wordt opgevat als een element van sociale controle (naast andere dergelijke elementen). Uitvorig gaat hij in op de evolutie van het organisatieverschijnsel, waarbij een viertal ontwikkelingsfasen onderscheiden wordt e.w. het
pre-organisationele, het vroegorganisationele, het hoogorganisationele en het laatorganisationele stadium. Een afzonderlijke beschouwing wijdt van Doorn aan de georganiseerde groep als specifiek veld van sociale controle. Hierbij worden de in de bedrijfssociologie veelvuldig gehanteerde begrippen ‘formele en informele organisatie’ afgewezen, daar zij ‘eerder verwarrend dan verhelderend werken’. In de daaropvolgende hoofdstukken geeft van Doorn een uitgebreide analyse van een aantal functies van orga- | |
| |
nisatie en poogt hij de grenzen aan te geven, waardoor het organiseren van menselijke actie wordt beperkt. Het boek sluit met een aantal beschouwingen over de maatschappelijke waardering van het organisatieverschijnsel zoals deze tot uiting komt resp. in de moderne politieke ideologieën en in de persoonlijke instelling van de organisatiesocioloog. Vooral bij de bestudering van het derde deel van deze studie dringt zich de vraag op, in hoeverre van Doorn er daadwerkelijk in geslaagd is om ‘een middenweg te zoeken tussen strikt empirisch onderzoek en louter theoretisch systematiseren’. En dan stuit men herhaaldelijk op theoretische beschouwingen, welke slechts in zeer verwijderd verband staan met de meer langs empirische weg verkregen bevindingen uit het tweede gedeelte. De schrijver, die in zijn boek de noodzaak van nader onderzoek meermalen benadrukt, toont zich in het algemeen wel bewust van de zwakke zijde van dit compromis tussen feitenonderzoek en speculatieve beschouwing. Dat neemt niet weg, dat van Doorn met zijn studie, welke uitmunt door gedegenheid, systematiek en scherp omlijnde begrippen, niet alleen de begrippen-inventaris der sociologie op briljante wijze heeft verrijkt, maar ook een schat aan materiaal heeft bijeengebracht, dat uitgangspunten biedt voor tal van nadere onderzoekingen. Een boek van grootse allure, dat bestudering in brede kring ten volle waard is.
Drs. P.A. Hermans
| |
Newman, Jeremiah, Co-responsibility in Industry. Social Justice in Labour-Management Relations. - Gill, Dublin, 1955, 188 pp., 13 s. 6 d.
Deze studie bevat een zeer overzichtelijk verslag van wat op het gebied der P.B.O. in verschillende landen geprobeerd en tot stand gebracht is. De auteur, die professor is in de sociologie aan het bekende priesterseminarie Maynooth, bespreekt eerst de onderliggende christelijke beginselen, geeft daarna een historisch verslag van het gezamenlijk overleg tussen werkgevers en werknemers, om daarna verschillende hedendaagse vormen te onderzoeken zoals deze te vinden zijn in Amerika, Duitsland, ons eigen land, enz. Het boek lijkt ons daarom werkelijk, wat men noemt in een behoefte te voorzien, vooral nu ook in Nederland, het onderwerp veler belangstelling eist.
W. Peters
| |
Varia
Eastwood, Catherine, The Estranged Face. - Hollis and Carter, London, 1956, 154 pp., 16 sh.
Een meisje, dat al vroeg wees was, meent geroepen te zijn tot het religieuze leven, en wordt na haar intrede uitgezonden naar de missie. Zij vertoeft daar achttien jaren, bekleedt voorname posten in haar congregatie, om dan na 25 jaren religieus leven in de wereld terug te keren. Na wat gezwerf en veel onzekerheid vindt zij als leek eindelijk de vrede die zij in het klooster nimmer vond. Het boek bevat passages die iedere lezer zullen aangrijpen, omdat het doorstane leed zo hevig was, en het leven van deze vrouw niet ontbloot is van een zekere tragiek. De grootste tragiek schijnt ons echter te zijn dat al dit leed het gevolg was van heel veel domheid. Schr. laat uitkomen dat het hier een geval betrof van een geheel ontbrekende roeping: het is niet nodig hierover een oordeel uit te spreken omdat op het beslissende moment de lezer verwezen wordt naar een crisis in het leven van deze vrouw waarover schr. niet mag schrijven, en dan ook zwijgt! Maar roeping of niet, één ding treedt heel duidelijk uit dit troebele boek naar voren: hoe gevaarlijk en onverantwoord het is om in geestelijke zaken af te gaan op sentiment, geen begrip te hebben van het geestelijk leven, en zonder leiding de moeilijkste problemen te willen oplossen. Wanneer deze religieuze over al haar toeren heen is, ontmoeten we voor de eerste maal een priester: tot overmaat van ramp meent deze te doen te hebben met een begenadigde ziel die diep is ondergedompeld in troosteloosheid. In plaats van inzicht vinden we grote woorden als lijdensmysterie, Calvarië, aan het kruis geslagen worden, enz., die voornamelijk termen blijven. Aan het einde van het boek meent schr. dat de gewezen zuster de vrede gevonden heeft: het meest tragische is misschien wel dat de lezer het flatje net iets te comfortabel zal vinden en het leven net iets te gemakkelijk om de overtuiging te delen dat zij nu Gods wil gevonden heeft. Het gehele verhaal bewijst hoe moeilijk het is te komen tot een juist onderscheiden
van verschillende geesten waardoor de mens nu eenmaal bewogen wordt. De religieuze zelf alsook de schr. van het boek kunnen in deze het een en ander leren van de H. Ignatius met zijn
| |
| |
wijze regels tot onderscheiding der geesten.
W. Peters
| |
Ganss, S.J., Georg E., Saint Ignatius' Idea of a Jesuit University. - The Marquette University Press, Milwaukee, 1954, XX-368 pp., geb.
De hele thesis van de auteur zouden wij als volgt kunnen samenvatten: om in ons huidig universitair onderwijs in de U.S.A. werkelijk trouw te blijven aan de oorspronkelijke Ignatiaanse inspiratie, is het absoluut noodzakelijk die inspiratie bij Ignatius zelf te achterhalen. Het vierde deel van de Constituties is Ignatius' voornaamste document. Maar het is al te duidelijk dat dit document slechts juist geïnterpreteerd kan worden in het licht van Ignatius' eigen ervaringen te Alcala en te Parijs. Een juiste interpretatie zal bovendien moeten onderscheiden tussen het bijkomstige en het essentiële in Ignatius' programma: wat in de zestiende eeuw bij de humanisten als essentieel gold voor een universitair onderwijs, dat heeft Ignatius zonder discussie aanvaard.
De auteur heeft deze thesis a.h.w. geconcretiseerd in het voorbeeld van het ‘Latijn’. Het geringe interesse van het humanistisch schoolprogramma voor de moedertaal werd door Ignatius gedeeld. Na vier eeuwen echter hebben thans de eigen landstalen heel het wetenschappelijk domein ingepalmd: alleen de filosofie en de theologie maken hierop een uitzondering, en dan nog uitsluitend van katholieke zijde. Ondertussen heeft men andere motieven naar voren gebracht om het onderwijs van het Latijn te behouden: b.v. de vormende waarde van het analytisch denken en schrijven. De auteur wil deze kwestie niet beslechten. Hij heeft willen aantonen, aan de hand van de tijdsdocumenten, dat het probleem zoals het nu gesteld wordt, vreemd is aan de ongekunstelde motieven die Ignatius hebben geleid. Er stelt zich volgens de auteur vooral de dubbele vraag: hoe zullen onze studenten het Engels zo goed machtig zijn, dat het hun dezelfde perspectieven opent als het Latijn in de tijd van Ignatius; en, besteden wij genoeg aandacht aan de theologische vorming, ook bij onze leken, die voor Ignatius altijd primordiaal was?
H. Jans
| |
Nash, Robert, S.J., Standing on holy ground. - Gill, Dublin, 1956, 140 pp., 12 sh. 6 d.
De auteur maakte enkele jaren geleden met een veertigtal landgenoten een pelgrimstocht naar het H. Land. Hij geeft ons nu zijn belevenissen, deze herhaaldelijk in verband brengende met episoden uit het leven van Christus, maar bespreekt eveneens de geschiedenis van bezochte plaatsen tot op de dag van vandaag. Het is een ambitieuze onderneming, hoe zeer voor de hand liggend zij ook moge zijn. Het is o.i. geen groots boek geworden, en de voornaamste oorzaak hiervan lijkt ons dat schr. de kunst ontbreekt om enigszins evocatief te schrijven. Daardoor spreekt de pelgrimstocht zelf de lezer weinig aan, en wordt de indruk gewekt dat het schr. vooral ging om vroom en stichtend te zijn. M.a.w. de verwijzingen naar de bijbel komen bijna nooit netjes op hun plaats terecht: ze worden er min of meer met geweld ingewrongen. Het geheel is een duidelijk bewijs dat rijke ervaringen op zich nog geen garantie bieden voor het schrijven van een goed boek.
W. Peters
| |
Suenens, Mgr. L.J., De Schoolkwestie. Kanttekeningen bij enkele recente geschriften. - Desclée de Brouwer, Brugge, 96 pp.
S. gaat bij zijn bespreking van de schoolkwestie naar de kern van de zaak. Daarom spreekt hij niet over de wetgeving als dusdanig (noch die van Harmel noch die van Collard) maar onderzoekt hij de principiële houding die door de socialisten wordt aangenomen. Hij toont duidelijk aan hoe ze, min of meer expliciet, uitgaan van een relativisme dat wordt uitgegeven als de enige weg opdat de mens (en reeds het kind) een ‘vrije’, d.w.z. door geen absolute richtsnoer geleide, keuze zou doen van zijn eigen levenswaarden. Tevens laat hij uitschijnen hoe arbitrair hierbij de ‘ontoereikendheid’ van de ouders en de ‘verantwoordelijkheidszin’ van het kind tegen elkaar worden uitgespeeld. Door het inzicht dat hij ons schenkt in de extreem-socialistische positie, doet S. ons tevens indirect de katholieke stellingname begrijpen.
R. Hostie
| |
Lipffert, Klementine, Symbol-Fibel. - J. Stauda-Verlag, Kassel, 1956, 116 pp., 4 pl., 3 klpl., geïll., geb. D.M. 6,50.
Deze Symbol-Fibel wil een hulp zijn bij het bekijken en het begrijpen van de Middeleeuwse voorstellingen. Zeer overzichtelijk opgesteld geeft deze handleiding de symboolwaarde aan van de meest voorkomende dieren, planten, kleuren, mensen en dingen. Tussenin zijn enkele illustraties gevoegd met een meer uitgewerkt commentaar. Fraai uitgegeven bevat dit boek- | |
| |
je voor iemand die de beeldenwereld van de Middeleeuwen wil begrijpen waardevolle aanduidingen.
G. Bekaert
| |
Lutz, Berthold, Het verborgen koninkrijk. - Sheed and Ward, Antwerpen, 1956, 126 pp., geïll., Fr. 65.
Lutz, Berthold, De lichtende weg. - Sheed and Ward, Antwerpen, 1956, 123 pp., geïll., Fr. 65.
Lutz, Berthold, Herrin und Mutter. Ein Marienbuch für junge Menschen. - Arena-Verlag, Würzburg, 1955, 240 pp., geïll.
Lutz heeft met zijn Volhouden, Peter het jeugdige lezerspubliek stormenderhand veroverd. Volgens dezelfde formule - een los aan elkaar geregen verhalenreeks, afgewisseld met spreuken, verzen en kernachtige raadgevingen - biedt hij ons thans twee boekjes (voor jongens en meisjes) over de ‘geheimen van het leven’ en een nog onvertaald Mariaboek. Eigenlijke voorlichtingsboekjes zijn de eerste twee niet. De verhaalvorm belet een beetje de zakelijke nauwkeurigheid in de fysiologische détails. Maar ouders die deze boeken aan hun kinderen tussen elf en veertien in handen geven, zullen bij hen de ideale wijdingsvolle atmosfeer en de serene aandacht wekken, waarbij hun mondelinge vollediger voorlichting dan kan aansluiten. En van het Mariaboek zal vroeg of laat ook wel een vertaling de weg naar het hart van onze Nederlandse jeugd vinden.
L. Monden
| |
Luft, Werner, Untergang der Bilderwelt. - Agis-Verlag, Krefeld und Baden-Baden, z.j., 105 pp., D.M. 4,80.
Werner Luft is een fantastische geest die er blijkbaar het hoogste genoegen in vindt zijn fantasie de teugel te vieren. Slechts hier en daar botst deze verbeelding op een stuk werkelijkheid. Alleen om de wilde drift van een fantasie te volgen is dit essay boeiend.
G. Bekaert
| |
Lauwers, L., Het communisme en de cultuur. Ondergang of renaissance? - Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1956, 90 pp.
Na een korte karakterisering van de fundamentele stellingen van het marxisme en een bespreking van het ‘mystiek’ element in de communistische leer, komt de schrijver tot het eigenlijke thema van zijn boekje: de invloed van de hedendaagse cultuur op het communisme en omgekeerd. In een laatste hoofdstuk vergelijkt de schrijver het voor en tegen van het communistisch ideaal en wijst hij op enkele tegenstrijdigheden in deze leer. Gezien de uitgebreide problematiek, die hier aan de orde wordt gesteld, heeft de schrijver zich in zijn essay bewust beperkt tot schematische en enigszins dogmatische uitspraken, die soms wel enige kennis van het communisme veronderstellen. Hij blijkt zich terdege met de vele cultuurfilosofische geschriften van onze tijd vertrouwd te hebben gemaakt en hij tracht dan ook de interne evolutie van de marxistische gedachte in het kader van de algemene cultuurontwikkeling te plaatsen. Hierin bestaat o.i. de oorspronkelijkheid en de verdienste van dit essay, dat de betreurenswaardige schaarste aan Nederlandse werken over het communisme enigszins aanvult. - We zouden enkele reserves willen maken over de stelling van de schrijver, volgens dewelke Marx in zijn latere werken onder de invloed zou hebben gestaan van het positivisme van Spencer en het evolutionisme van Darwin. Marx deed de vondst van zijn historisch materialisme tussen 1844-1847. De voornaamste werken van Spencer en Darwin zijn van latere datum: de Origin of Species verscheen in 1859. En in Das Kapital vinden we geen van beide namen geciteerd. Overigens lijkt ons de ontwikkelingsleer van Spencer geheel verschillend van de dialectiek van Marx. Ook zouden we de tegenstelling tussen Marx en Lenin niet zo ver drijven als de schrijver dit schijnt te doen. Beiden waren ‘voluntarist’ in deze zin, dat zij de invloed van de menselijke wil op de historische dialectiek voor noodzakelijk verklaarden, en beiden dachten, dat de
historische ontwikkeling nochtans tenslotte tot de klassenloze samenleving zou leiden. Er bestaat wel verschil tussen beiden in het leggen van sommige accenten, en Marx was klaarblijkelijk overtuigd van de onmiddellijke nabijheid van de proletarische revolutie. Het imperialisme, waarop Lenin de nadruk legde, was ook reeds door Marx voorzien in zijn theorie over de expansie van het kolonialisme (Das Kapital, I, blz. 791 en vlg.).
F. De Raedemaeker
|
|