| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE vijf-landen-commissie, bestaande uit gedelegeerden van Zweden, Perzië, Ethiopië, de Verenigde Staten en Australië, en belast om met Nasser besprekingen te voeren over het door de meerderheid van de Londense conferentie aanvaarde voorstel-Dulles, heeft na vier vriendschappelijke ontmoetingen met de Egyptische president geen formule kunnen vinden, waardoor het mogelijk zou worden de besprekingen voort te zetten. Nasser was van mening, dat het plan van de 18 landen uiterst provocerend was voor het Egyptische volk. Volgens hem was de bedoeling het Suezkanaal Egypte afhandig te maken. Door wrijving, misverstanden en voortdurende strijd zou niet het einde, maar het begin van veel moeilijkheden ontstaan. Het voornemen van zijn regering om vrije doorvaart zonder enige discriminatie (behalve voor de Israëliërs!) toe te passen, om het kanaal geschikt te doen blijven voor de behoeften van de scheepvaart, om billijke tolgelden te heffen en de technische efficiëntie van het kanaal te handhaven moest voldoende waarborg zijn. Met handhaving van deze ‘rechten’ zou een vertegenwoordigend lichaam van alle landen over de toepassing kunnen onderhandelen en belast kunnen worden met de herziening van de conventie van 1888. Met deze boodschap keerde Menzies naar Londen terug. Onmiddellijk daarna confereerden Eden en de Franse minister Mollet. Zij verklaarden, dat ‘een hoogst ernstige toestand was geschapen’ en dat Frankrijk en Groot-Brittannië vastbesloten waren om zich met alle daartoe geschikte middelen te verzetten tegen iedere willekeurige inbreuk op rechten, die uit internationale overeenkomsten voortvloeien. In een stampvol Lagerhuis, waar ook Sir Winston Churchill aanwezig was, onthulde Eden welke in concreto de plannen waren. Samen met de Verenigde Staten zullen zij een ‘associatie van gebruikers van het Suezkanaal’ oprichten, welke ten doel heeft
het scheepvaartverkeer in eigen hand te houden door het gebruikmaken van eigen loodsen. Tot deze associatie kunnen alle andere gebruikers van het kanaal toetreden. Indien Egypte deze plannen zou dwarsbomen, was dat een schending van de conventie van 1888 en zouden de leden van de associatie vrij zijn om verdere stappen te ondernemen, zulks ‘hetzij via de V.N., hetzij met andere middelen’.
Over die ‘andere middelen’ waarin zij een bedreiging met militaire actie zag, was de oppositie in het Lagerhuis niet gerust. De associatie zou een provocatie voor Egypte zijn. Uit Amerika klonk de matigende stem van Dulles, dat de Verenigde Staten niet van plan zijn zich schietend een weg te banen door het Suezkanaal en dat de ‘gebruikersorganisatie’ slechts een tijdelijke de facto regeling was, waarmee gewerkt kon worden tot officiële overeenkomsten gesloten zouden zijn. Eden bond in zoverre in, dat hij weliswaar geen absolute belofte kon geven, dat geen geweld zou worden gebruikt dan na een beroep op de Veiligheidsraad, maar dat hij niet zou nalaten de V.R. de kwestie voor te leggen, behalve in geval van ‘noodtoestand’. Met deze verklaring was de oppositie opgelucht, (‘de natie is gediend en gered’), maar zij handhaafde haar motie van afkeuring, die door de meerderheid verworpen werd. Intussen hebben van de 200 loodsen circa 150 niet-Egyptische loodsen hun werk neergelegd op verzoek
| |
| |
van de te Parijs gevestigde oude Suezkanaal-maatschappij. Zij hoopte dat aldus een desorganisatie van het scheepvaartverkeer zou ontstaan, die niet makkelijk op te vangen zou zijn door de van elders opgekomen plaatsvervangers, zoals de Russen. De kanaalvaart ging echter, zij het wat langzamer, door.
De 18 landen, ondertekenaars van de 18-mogendheden-resolutie te Londen kwamen reeds 19 september aldaar bijeen om te beraadslagen over de oprichting van de ‘associatie’, waarbij zich enkele landen schoorvoetend aansloten. Egypte liet weten, dat het geen convooi met eigen loodsen doorgang zou verlenen, verzocht de V.R. een waakzaam oog te houden op de ontwikkeling van de crisis, en stelde een conferentie voor over de oprichting van een ‘onderhandelingsorgaan’. De Sovjet-Unie noemde de ‘Associatie’ een ‘ernstige provocatie van Egypte, en Syrië en de Libanon protesteerden bij de V.R. tegen de aanwezigheid van Franse troepen op Cyprus, die een ‘positieve bedreiging’ vormden van de internationale vrede.
Tot grote teleurstelling van Frankrijk vertoonde de tweede Londense Suez-conferentie het beeld van een doorgeprikte ballon. Alle hoogdravende plannen als militaire actie, boycot, testschip, dat met eigen loodsen het kanaal zou binnenvaren, waren van de baan. Omlegging van het verkeer langs de Kaap zou een te hoge prijs (500 miljoen dollar) zijn en het verrassende feit, dat óndanks het vertrek der niet-Egyptische loodsen, het kanaalverkeer zonder belangrijke strubbelingen voortgang had, deed de meerderheid der 18 aanwezige landen overhellen naar het streven tot een vreedzame oplossing. Hierin werd zij versterkt door de komst van Menon, die vanuit Cairo de boodschap van Nasser overbracht, dat hij ‘krachtig verlangde naar onderhandelingen’. De verwaterde versie van de oorspronkelijke opzet werd dan ook, dat de samenwerking der 18 gehandhaafd bleef, dat de kwestie-Suez, zodra men dit dienstig achtte, naar de V.N. zou verwezen worden en dat een ‘gebruikers-organisatie’ zal opgericht worden met een kennelijk beperkter taak dan men zich aanvankelijk had voorgesteld.
Nog voordat de Scua (Suez Canal Users Association) werkelijkheid was, richtten zich Groot-Brittannië en Frankrijk tot de V.R. om goedkeuring van het achttienlanden-voorstel voor internationaal beheer van het kanaal. Want de V.N. hebben niet alleen de plicht om de vrede te bewaren, maar ook om het recht te handhaven en de verplichting tot het nakomen van internationale overeenkomsten op te leggen. Nasser echter, ternauwernood terug van een bespreking te Ryadh, de hoofdstad van koning Saoud van Saoudi-Arabië, met koning Saoud en president Koeatly van Syrië, wendde zich eveneens tot de V.R. om een spoedbijeenkomst ten einde te klagen over het optreden van Frankrijk en Groot-Brittannië als ‘een gevaar voor de internationale vrede en veiligheid en als een ernstige schending van het Handvest der V.N.’.
Bij deze stap kon hij rekenen op de steun der beide genoemde staatshoofden in elke houding, die Egypte zou aannemen, omdat er een ‘nauwe, onverbreekbare Arabische eensgezindheid bestaat omtrent de Suezkanaal-kwestie, die van groot belang is voor alle Arabische landen’.
Sinds in Italië de gemeenteraadsverkiezingen voor de beide socialistische partijen, de groep-Nenni en de groep-Saragat gunstig zijn uitgevallen, ontstond het streven naar herstel van de socialistische eenheid, die sinds 1947 verbroken was. Nenni sloot toen met de communist Togliatti het pact van ‘eenheid van handelen’ en Saragat maakte weifelend deel uit van de regeringscoalitie. Door toedoen
| |
| |
van de Franse communistische senator Pierre Commin had in het bergland te Pralognan tussen beide leiders een geheimzinnige ontmoeting plaats. De voorwaarden door Nenni, de leider van de sterkste partij gesteld, waren echter niet mals. Voor de buitenlandse politiek wenste hij opheffing van de verdeling der wereld in tegenover elkaar staande militaire blokken. Voor het binnenland uittreding uit de coalitie, geen discriminatie tussen de burgers (dus toelating der communisten tot regeringsfuncties), concentratie van alle arbeiders in één vakverbond, dat autonoom en onafhankelijk is van politieke partijen (het communistische) en streven naar verwezenlijking van het socialisme langs democratische weg (zoals in de satellietstaten). Saragat stelde daartegenover, dat de buitenlandse politiek die van het Westen moet zijn en dat het socialisme vrij moest zijn van enige binding aan Moskou; elk idee van een volksfront werd absoluut van de hand gewezen en wat het éne vakverbond betreft (C.G.I.L.) sprak Saragat zich vagelijk uit over een organisatie, die intern een volkomen democratische structuur zou bezitten. De kloof tussen de beide partijen is, zoals blijkt, nog breed. Bovendien is het de vraag, of Nenni, die nog onlangs bij Kroestsjef te gast was, wel oprecht is en of hij, in plaats van met het communisme gebroken te hebben, niet de ‘opening naar links’, ten koste van Saragat, nastreeft. Van Vaticaanse zijde zijn dan ook de katholieken gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat de religieuze en civiele vrijheid van alle Italianen aan de grootste bedreiging zou blootgesteld worden, indien Nenni in zijn opzet succes zou hebben.
| |
Nederland
Met goede moed was de vierde informateur, de anti-revolutionnair prof. De Gaay Fortman, begonnen te streven naar een extra-parlementair kabinet op brede basis. Tot opvolger van Drees had hij aangezocht het gematigde lid van de P.v.d.A., Van Tilburg, gouverneur van Suriname. Hoewel niet afkerig van het premierschap, achtte de aangezochte het gewenst eerst de kopstukken van zijn partij te raadplegen. Maar deze, nog altijd vervuld van de gedachte, dat zij een grote verkiezingsoverwinning hadden behaald (1 zetel meer dan de K.V.P.), wilden nóch Drees, nóch Mansholt terzijde stellen en verboden de heer Van Tilburg een portefeuille te aanvaarden. Doet dit, gezien dat extra-parlementair feitelijk betekent: ‘los van enige binding aan fractie of partij’ enigszins vreemd aan, Romme en de K.V.P. stelden zich op het standpunt, dat hun partijleden, zonder partijdirectieven, naar eigen verantwoordelijkheid vrijheid van handelen hadden. Tot ergernis van de P.v.d.A. besloot de informateur, omdat een andere weg hem afgesloten leek, de P.v.d.A. uit te schakelen en zich toe te leggen op een extra-parlementaire formatie, bestaande uit leden der overige partijen, op die wijze, volgens een verklaring van de P.v.d.A., ‘de verkiezingsuitslag miskennend’. Van de uitgenodigden gedroegen zich velen als die van de evangelische parabel: om verschillende redenen konden zij niet komen. Bij de leden van de C.H.U. was de afkeer het sterkst. Zij hadden het bezwaar, ook door anderen gedeeld, dat zulk een kabinet een rechtse confessionele signatuur zou krijgen en op een anti-socialistisch blok zou lijken. Bovendien zou het nieuwe kabinet een aantal impopulaire maatregelen moeten nemen, die door de socialisten spoedig als reactionair-rechts zouden worden uitgekreten. Een niet geringe
| |
| |
invloed op deze afwijzende houding heeft de chr. hist. ir. Staf uitgeoefend, die, bemoedigd door de weifelende houding van zijn fractie-voorzitter, Tilanus, en nog altijd strevend naar de brede basis, de pogingen van de informateur heeft doorkruist, zodat De Gaay geen andere uitweg meer zag dan zijn opdracht neer te leggen. Toen zat de formatie zo in de knoop, dat de Koningin, naast de gebruikelijke adviseurs, staatkundige adviezen inriep van de professoren Beel, Donner, Kranenburg, Oud en Rutjes, om van hen te vernemen, of het ontslag van een demissionair kabinet kan ingetrokken worden.
Intussen heeft Mr. Burger de crisis tot een oplossing kunnen brengen en heeft Nederland een nieuwe regering.
Het moet voor de ijdelheid van Soekarno een strelend gevoel geweest zijn zo'n vurig welkom bij zijn bezoek aan de Sovjet-Unie ondervonden te hebben. Het culminatie-punt vormde wel de woorden bij de ontvangst in de academie van wetenschappen gesproken, waarin hij verheerlijkt werd als ‘een man van hoog wetenschappelijk peil, grote kennis van filosofie, geschiedenis en rechtswetenschappen, begrip van verschillende vormen van strijd door de massa's tegen onderdrukking en kennis van de geschiedenis van de nationale vrijheidsbewegingen in Europa, Amerika en Azië’. Een hele mond vol! Het bezoek werd te Moskou besloten met een gezamenlijke verklaring van samenwerking op het gebied van handel en technische ontwikkeling. De ontmoeting met Tito was niet minder hartelijk en eindigde eveneens met een afspraak in de geest van die van Moskou. Zelfs Oostenrijk bleef niet achter en bewees Soekarno de eer, aan een bevriend staatshoofd verschuldigd. Terwijl Soekarno uitvoer tegen imperialisme en kolonisme, trachtte een vice-voorzitter van de Masjumi, mr. Kasman Singodimetjo de Nederlandse ondernemers gerust te stellen. ‘Wij hebben een tekort aan geld, deskundigen en ervaring. Het Nederlandse bedrijfsleven moet zich niet laten afschrikken door de moeilijkheden van thans. De eeuwenoude band tussen onze landen moet worden hersteld, zij het op de nieuwe basis van de Indonesische onafhankelijkheid’. Zonder twijfel zijn er goedwillende Indonesiërs, maar zij hebben de macht niet in handen. Bij het proces-Schmidt, evenals voordien bij het dramtische proces-Jungschläger, speelde het ‘volksgerecht’ de baas. De dappere mevrouw Bouman had in haar pleitrede de waarde der getuigenverklaringen uiteengerafeld en aangetoond, dat er zelfs geen ‘Ned. Indische Guerilla Organisatie (N.I.G.O.) waarover zoveel gepraat werd, bestaan had. Schmidt zelf hield tegenover de verdichtsels der getuigen staande: ‘Geen mens kan mij de
overtuiging van mijn volslagen onschuld ontnemen’. Doch de openbare aanklager Suwondo, bleef, zonder tot repliek over te gaan, staan op zijn eis van 15 jaar gevangenisstraf. De zitting eindigde in een tumult door opgewonden jongelui, waaronder communisten, verwekt, die mevrouw Bouman en Schmidt naar het leven stonden. Zij werd geslagen en kon eerst na twee uur, dank zij de tussenkomst van een Nederlandse journalist, zich in betrekkelijke veiligheid stellen. Op een protest van de Nederlandse vertegenwoordiger in Djakarta kwam het antwoord, dat het bestuur scherper maatregelen zou nemen om recht en orde te handhaven, maar dat men niet de blijvende veiligheid van mevrouw Bouman kon garanderen. Daar haar taak toch beëindigd was, is mevrouw Bouman, na voor het laatst Schmidt bezocht te hebben, in alle stilte vertrokken om elders veiligheid en rust te vinden.
1-10-56
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Op een plechtigheid te Antwerpen verklaarde eerste-minister Van Acker dat het land voor e enernstige moeilijkheid stond, nl. de stijging van prijzen en lonen; en hij weet dit aan Marcinelle en de daardoor opgeroepen sociale concessies aan de mijnwerkers.
Deze weinig diplomatische verklaring legt intussen de nadruk op de belangrijkste punten van de maand. Vooreerst de inflatie, blijkbaar definitief aan het doorbreken. Het indexcijfer, op 104,13, benadert van dichtbij de grens waar een nieuwe verhoging van de wedden voor de staat onvermijdelijk wordt. Van de meeste produkten en diensten blijven de prijzen stijgen. De slechte zomer en de problemen inzake kolenvoorziening dreigen die stijging tijdens de wintermaanden nog te accentueren. Looneisen zijn in dat klimaat niet tegen te houden en de syndicaten hebben terecht op de ernst van de toestand gewezen. De regering heeft trouwens de prijzencommissie aan het werk gezet om suggesties voor een oplossing te doen. Men vraagt zich alleen af of het niet te laat is. In mei werden i.p.v. doortastende maatregelen alleen een reeks lapmiddelen toegepast, die toen al te laat kwamen. Welke, voor de bevolking aanvaardbare, maatregelen kunnen het nu doen? De door de regering verschuldigde oorzaken voor de inflatie zijn talrijk en belangrijk: verhoging der onrechtstreekse belastingen, niet-afroming der uitzonderlijke winsten, vijfdagenweek, stijgende staatsuitgaven, ophoping van openbare werken te Brussel. De prijzencommissie heeft dan goed voor te stellen, zekere onrechtstreekse belastingen opnieuw te verminderen! De regering komt immers voor de dag met een begroting die, op 102,6 miljard geraamd, 7,7 miljard uitgaven méér voorziet dan die voor 1956. Terwijl de geraamde 95 miljard voor deze laatste intussen 105 geworden zijn! De regering heeft de plicht in te grijpen, want iedere verslapping in de welvaart kan het land noodlottig worden.
Ten tweede is de verklaring van de eerste-minister merkwaardig simplistisch, na alle pogingen van regeringszijde om Marcinelle te doen vergeten. Op die manier heeft ze de door de CVP en BSP gevraagde bijeenroeping van de Kamer weten te verhinderen, die intussen, ingevolge het vertrek der parlementaire afvaardigingen naar het China van Mao én dat van Tsjang, praktisch onmogelijk is geworden. Op de vergaderingen van de parlementscommissies voor Arbeid en Economische Zaken kwam het nieuwe niet van de minister, maar van de oppositie, die de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie eiste. Wel liet dhr Rey voor de senaatscommissie een eerste licht vallen op de formule van de regering inzake structuurhervormingen: ze zou analoog zijn met die in de elektriciteitssector. Het is een zwakke formule, blijkbaar geïnspireerd door de bezorgdheid om de eenheid in de regering, tussen liberalen en socialisten, wier programma terzake wel ten zeerste verschilt. Een belangwekkender oplossing werd voorgesteld op het Congres der Vrije Mijnwerkers, en aanvaard door ACV en ACW; ze kan samengevat worden als ‘medebeheer op nationaal, gewestelijk en ondernemingsvlak’. Ook de CVP zou erin geslaagd zijn, een oorspronkelijke formule uit te werken die op de eerste twee vlakken die van de arbeiders aanzienlijk benadert, op het derde echter minder doctrinair en meer realistisch zou zijn. Als rond deze formule eensgezindheid kan verkregen worden zou zij de al te zwakke van de regering best kunnen verdringen, in de be- | |
| |
trokken opinie. Deze blijft woelig, ondanks de nieuwe in de schoot van de Gemengde Mijncommissie verworven sociale voordelen.
Ze bleek ook door de socialisten van Marcinelle af te leiden in andere richtingen. Zo ontstonden in de Borinage-mijnen onmiddellijke stakingen tegen de artsen toen deze inzake ziekteverzekering rechtstreeks tegen de regering in poogden te ageren. De regering veroordeelde deze actie en verklaarde de formulieren van de Nationale Geneesherendienst ongeldig. De daaropvolgende besprekingen leken op het eerste gezicht gunstig voor de geneesheren, die o.m. hun slag thuishaalden wat de nieuwe honoraria betreft. Als men echter bedenkt hoe ze, in overleg met de Troclet-vijandige mutualiteiten, door hun NGD een feitelijke toestand hadden kunnen scheppen die de ‘wettelijke’ van de regering onhoudbaar maakte, zou die overwinning best een Pyrrhus-zege kunnen zijn. Want nu beweegt alles zich naar de zoveelste nationale conferentie toe, en is het nog geenszins zeker dat de bepalingen, gericht tegen de autonomie van de mutualiteiten, de vrijheid der geneesheren, de vrijheid van keuze en het beroepsgeheim zullen verdwijnen.
Gaat de schoolstrijd naar een nieuwe actualiteit? De oprichting van een rijkslagere school in de Limburgse gemeente Lanaken, met daaropvolgend ontslag van de gemeenteraad en het houden van een protestmeeting; van voorbereidende afdelingen bij rijksmiddelbare scholen, zoals te Knokke waar het liberale bestuur zelf meende te moeten protesteren, en bij rijkstechnische scholen, zoals te Libramont; het hatelijk maneuver van het gemeentebestuur van Marcinelle dat aan Italiaanse gezinnen van slachtoffers een woning ter beschikking stelde, op voorwaarde dat de kinderen uit de vrije school teruggetrokken werden; dat alles verwekt nieuwe opschudding. Overigens dient erkend dat de christelijke gemeenschap op bewonderenswaardige wijze heeft standgehouden tegen de verleiding van de Collard-scholen. Bij het nieuwe schooljaar mocht het vrij middelbaar onderwijs ruim vijfduizend leerlingen (6%) meer tellen dan vorig jaar. Ook in het technisch onderwijs is er vooruitgang.
De maand september bracht verder verschillende vergaderingen van studie en bezinning over actuele problemen. De vroegere Vlaamse Sociale Week van het ACW bleek dit jaar uitgegroeid tot Vlaamse Sociale Studiedagen, waaraan alle christelijke sociale organisaties medewerken: op een zeer verantwoorde wijze werden er de problemen van de parlementaire democratie in België behandeld. Anderzijds was er het Davidsfondscongres, opvallend, o.m. door het voorstel tot splitsing van de politieke partijen in een Vlaamse en een Waalse partij - maar zoals men ziet heel wat minder realistisch. Belangrijk is intussen het manifest van het Davidsfonds tot onmiddellijke oplossing van een reeks Vlaamse problemen: arbeiders-mobiliteit, taalprobleem in Belgisch Kongo en in het binnenland, Vlaanderen en de wereldtentoonstelling 1958, repressie en epuratie.
Minister Buisseret stelde een revolutionerende daad door de aanstelling van een zwart kabinetsattaché, dhr Bolamba, die echter alleen de meest conformistische inlandse opinie zou vertegenwoordigen. Sommige linkse persreacties doen vermoeden dat dit gebaar plaats vond als antwoord op de aanstelling van de kongolese bisschop Mgr. Kimbondo. Van socialistische zijde werd een verdachtmakingscampagne gevoerd tegen het in vorige kroniek besproken manifest van ‘Conscience africaine’, waardoor de invloed en de trefkracht van dit manifest duidelijk wordt geillustreerd.
L. Deraedt
|
|