| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
VANAF de vorming van het ministerie-Mollet voelde Mendès-France zich achtergesteld. Om de M.R.P. te ontzien had Mollet hem niet als minister van buitenlandse zaken opgenomen, maar afgescheept met een lege portefeuille van minister van staat. De ontwikkeling echter der Franse politiek in zake Algerije gaf hem gerede aanleiding zijn ontslag te nemen, in de hoop langs andere weg de plannen van zijn eerzucht te kunnen verwezenlijken. Met zijn instemming bleven de andere 12 radicale ministers op hun zetels, zodat voorlopig geen sprake was van een crisis. Of zij zou losbreken hing af van het grote debat, dat de Franse Kamer over het beleid in Noord-Afrika begin juni opende. Het ging niet alleen over Algerije, maar ook over Tunis en Marokko. Met Marokko was het verdrag te Rabat getekend, waarbij wederzijdse onafhankelijkheid op het gebied van buitenlandse betrekkingen werd gerealiseerd. Onder voorbehoud dat Marokko zijn rechten, welke betrekking hebben op de inrichting van Amerikaanse luchtbases, handhaaft. In de Assemblée werd het verwijt gemaakt, dat de ‘wederzijdse onafhankelijkheid’ een te vaag begrip was, te overhaast door minister Savary in het verdrag opgenomen. Omtrent het verdrag met Tunesië was men teleurgesteld, omdat de huidige leider Habib Bourguiba zich meer ten gunste van de Algerijnse rebellen dan van Frankrijk had uitgelaten. De politiek van de residerende minister Lacoste in Algerije werd door twee-derde van de Kamer volledig onderschreven. Hierop steunend heeft Mollet de vertrouwenskwestie gesteld. Niet over de drie kwesties afzonderlijk, maar over de Noord-Afrikaanse politiek in haar geheel. De bedoeling was niet alleen een klare beslissing te krijgen over de gevoerde en de te voeren politiek in Noord-Afrika, maar ook om de goedkeuring te krijgen voor de algemene politiek. De M.R.P. in de hoop toenadering tot de socialisten te krijgen, ‘om de meerderheid te verruimen’, zonder daarom
onmiddellijk aan de regering deel te nemen, wilde tegen Mollet geen front maken. Nadat de premier uitdrukkelijk verklaard had, dat het Algerijnse vraagstuk uitsluitend een binnenlandse aangelegenheid was en aldus het bemiddelend vredesvoorstel van Nehroe van de hand sloeg, verkreeg hij met 271 tegen 59 stemmen het vertrouwensvotum. De communistische Kamerfractie onthield zich van stemming, omdat zij de socialistische regering niet in de steek wilde laten, terwijl de onafhankelijken, hoewel niet tevreden over de politiek omtrent Tunesië en Marokko, dezelfde onthouding toepasten om de schijn te vermijden, dat zij de politiek in Algerije afkeurden. Het gevaar, dat de V.N. zich met deze binnenlandse zaak gingen bemoeien vanwege een voorstel der Aziatisch-Afrikaanse landen werd door afstemming in de V.R. voorkomen. Mollet zag ook zijn ontwerp om de ouden van dagen ouderdomspensioen toe te kennen aangenomen. Bijna 5 miljoen Fransen zullen een pensioenverhoging ontvangen van 321 gulden per jaar, die, anders dan hier te lande, door bepaalde belastingen zullen worden opgebracht.
Ook de deelneming aan het ‘Euratom-verdrag’ - een Europese atoompool - kon hij van de Assemblée afdwingen, minder om de Franse sympatie voor Europese samenwerking dan omdat in de huidige Algerijnse omstandigheden een Franse regeringscrisis in alle geval moest vermeden worden.
De oude Bondskanselier Adenauer heeft het niet makkelijk om zijn vrienden in bedwang en zijn vijanden op een afstand te houden. Op het Congres der Christendemocraten werden hem, die twee genoeg vond, vier vice-voorzitters opgedwongen.
| |
| |
In zijn kabinet kreeg hij het aan de stok met de ministers van economische zaken en financiën, Erhard en Schäffer. Zij zijn niet de eerste de besten, want zij worden beschouwd als ‘de vader en de moeder van het Duitse economische wonder’. Hun werd verweten, dat zij een disconto-verhoging tot 5,5% hadden toegelaten, waardoor, volgens de klacht der industriëlen, de Duitse conjunctuur in gevaar werd gebracht. Adenauer was het daarmee eens en beloofde, dat hij de betrokken ministers ter verantwoording zou roepen. In een langdurige kabinetszitting kwam men niet tot overeenstemming. Er zou een regeringscrisis zijn uitgebroken, indien niet een ernstig en vriendschappelijk gesprek tussen de kanselier en Erhard tot het besluit had geleid, dat beide partijen de stabiliteit van lonen, prijzen en koopkracht wensten te handhaven. Alleen over de wijze waarop is men het nog niet eens geworden.
Tegenover de liberale vleugel-Dehler en de socialisten heeft de kanselier zich te handhaven tegen alle pogingen om met de door West-Duitsland niet erkende Oost-Duitse Volksrepubliek zijdelingse relaties aan te knopen. De poging om op eigen houtje buiten de drie westelijke mogendheden om de hereniging van Duitsland te bewerken verwierp hij ten enenmale. Met des te meer overtuiging kon hij dit standpunt verdedigen, omdat hem door Mollet ter ore was gekomen, dat Kroestsjef liever 17 miljoen Duitsers in handen had dan een herenigd, geneutraliseerd Duitsland te zien. Daarop ging de Duitse kanselier zijn licht opsteken in de V. Staten. Hij trof het slecht. Want president Eisenhower kon hem wegens ziekte slechts gedurende 10 minuten ontvangen en Dulles verbond zich in het gezamenlijk communiqué tot niet meer dan tot de vaagheid, dat de Sovjet-Unie, wilde zij een bewijs van haar goede wil leveren, een einde zou kunnen maken aan de ‘onmenselijke en onnatuurlijke verdeling’ van Duitsland.
Naar aanleiding van de in 1954 in Neder-Saksen aangenomen schoolwet, waarbij de gemeenschapsschool voor alle gezindten ingevoerd en het confessioneel onderwijs werd bemoeilijkt, heeft de Bondsregering van Adenauer, zich beroepend op het in 1933 tussen Hitier en het Vaticaan gesloten Concordaat, tegen deze Nedersaksische wetgeving, als in strijd met het Concordaat, bezwaren gemaakt. Aldus kwam het vraagstuk naar voren of na de val van het Hitler-regime het Concordaat, overigens slecht nageleefd, nog geldingskracht bezat. Het constitutioneel Gerechtshof te Karlsruhe is het aangewezen lichaam om dit twistpunt tussen grondwet en Concordaat te beslechten en zal in september zijn uitspraak bekend maken.
Bij zijn bezoek aan Rome kwam Adenauer over de twee kwesties te spreken. Hij herhaalde er, dat de Bondsregering een nota zou zenden aan de ‘Grote Vier’, die zich te Genève verplicht hadden de hereniging van Duitsland ter hand te nemen. Door paus Pius XII in audiëntie ontvangen, wees deze hem er op, dat inzake ‘de gebieden ten oosten van de Bondsrepubliek’ ongeduld in politieke aangelegenheden vaak kwaad sticht en dat hij hoopte, dat de door het Concordaat geregelde betrekkingen tot beider welzijn voort mochten duren. Nauwelijks te Bonn teruggekeerd, beleefde de kanselier het genoegen, dat, ondanks de oppositie van de socialisten en andere partijen, de wet op de dienstplicht in derde lezing definitief werd aanvaard met 270 stemmen voor, 166 tegen en 20 onthoudingen. Er zal een leger komen van 500.000 man, die in Natoverband zullen dienen.
Nadat door het referendum in het Saargebied de Europeanisering afgestemd en de wens tot aansluiting bij West-Duitsland moest vervuld worden hebben onderhandelingen tussen Adenauer en Mollet tot een overeenkomst geleid, die, onder zware financiële economische offers van Duitse kant, dit langdurig betwist gebied op 1 januari 1957 naar zijn ‘Heim’ zal terugbrengen. Het grootste offer door de Bondsrepubliek
| |
| |
gebracht was niet zozeer de financiële hulp aan de aanleg van een Franse Moesel-kanalisatie en van een Elzaskanaal als wel de concessie, dat Frankrijk 90 miljoen ton steenkool uit het Warndtbekken mag putten en bovendien nog een derde van de andere mijnen in Saarland mag blijven exploiteren. Voor de toepassing van deze verdragen zijn aanwijzingen geformuleerd door de gemengde commissie uit te voeren.
Met de ontluistering van Stalin en het opgeven van zijn waanzinnige tyrannie heeft het Kremlin zich op een hellend vlak begeven. Waar immers ligt de grens - zo er al een is - tussen communisme en tyrannie? De concentratiekampen, die volgens vroegere beweringen, niet bestonden, zullen, zo is beloofd, opgeheven worden. Aan de autonome republieken, waaruit de Sovjet-Unie is samengesteld, werd, althans op economisch gebied, decentralisatie toegestaan. Het kwam al zover, dat er geroepen werd om vrije meningsuiting en om de mogelijkheid een tweede partij op te richten. Kroestsjef verwierp deze progressiviteit, die het hele systeem in gevaar zou brengen. Vooral in de satellietstaten herleefde het uitzicht op grotere onafhankelijkheid sinds de rebel Tito als een gelijkgerechtigde aanvaard werd. Zijn tocht naar Moskou was er geen naar Canossa, zoals Boelganin en Kroestsjef naar Belgrado hadden afgelegd, maar een zegetocht, waarbij zijn vijand, de minister van buitenlandse zaken, Molotof. opgevolgd door Sjepilof, als zoenoffer aan Tito geofferd werd. De ontvangst van de ‘kameraad-president’ was tot in de puntjes georganiseerd. Nog nooit was aan een buitenlands staatshoofd zulk een welkom ten deel gevallen. Volgens Tito was het doel van zijn bezoek de normalisering der sinds 1948 afgebroken betrekkingen. Hij zou zijn zelfstandigheid niet prijs geven, maar sprak zich uit voor nauwere banden tussen de Sovjet-Unie en Joego-Slavië: ‘ons lot is onscheidbaar’. Maarschalk Worosjilof was er van overtuigd, dat de weg open stond voor samenwerking bij verschillende internationale vraagstukken, zoals de ontwapening en de Europse veiligheid. In de eindverklaring over de Joego-Slavische-Russische betrekkingen werd geconstateerd, dat beide regeringen in zake de huidige internationale geschillen in grote mate een gelijke visie blijken te hebben. Dit gold met name over de hereniging van Duitsland door rechtstreekse besprekingen, over de belemmeringen
van de internationale handel en tegen het talmen van een regeling voor ‘Taiwan’ (Formosa). Hoe de partij-betrekkingen in beide landen geregeld zijn bleef onduidelijk. Kroestsjef wees er op, dat het ‘socialistisch’ kamp monolitisch bleef en maarschalk Tsjoekof verduidelijkte, dat ‘Tito en wij in een eventuele nieuwe oorlog schouder aan schouder zullen staan’.
Deze Sovjet-uitingen waren slechts grootspraak. Want Tito blijft gesteld op zijn zelfstandigheid en de Russische monoliet begint scheuren te tonen. De ontevredenheid van de leider van de op een na grootste communistische partij, Togliatti en van de secretaris-generaal der Franse communisten-partij Maurice Thorez, ‘Stalins beste leerling’, wijst in die richting. Togliatti, wiens partij bij de provinciale- en gemeenteverkiezingen ten voordele van de Nenni-socialisten, verliezen heeft geleden, kwam er tegen op, dat de nieuwe leiders alle schuld op Stalin hebben geworpen en vroeg hen, waarom zij dan geen verandering hadden aangebracht in het terreurapparaat. Volgens hem moest dat mogelijk geweest zijn. Uit hetgeen gebeurd is besloot hij, dat het Russisch model van het communisme niet langer bindend kan zijn voor andere landen. In gelijke geest gaf het bestuur van de Franse communistische partij een communiqué uit, dat het onbillijk was aan Stalin alleen schuld te geven, terwijl de huidige machthebbers hun handen in onschuld menen te kunnen wassen. Dit koor van ontevreden stemmen werd nog versterkt door de communistisch georiënteerde socialistische leider Nenni, die na zijn overwinning bij de gemeente-verkiezingen wellicht de kans ziet de middenpartijen te verlokken tot de ‘opening naar links’.
| |
| |
In Hongarije ontstond verzet tegen Rakosi, in Tsjecho-Slowakije begon het te gisten en te Poznan (Posen) brak een opstand der arbeiders uit onder de leus: ‘Brood en Vrijheid’, die volgens het Stalinistisch recept na enige dagen bloedig werd onderdrukt.
| |
Nederland
De uitslag van de verkiezingsstrijd, die niet altijd op faire wijze tegen ‘Rome’ en Romme is gevoerd, was in zoverre een teleurstelling, dat niet de K.V.P., maar de P.v.d.A., met 1 zetel méér, de overwinning wegdroeg. De K.V.P. kwam van 30 op 33, de P.v.d.A. van 30 op 34 zetels. De winst van deze Partij ging ten koste van de Communistische Partij, van de Anti-Revolutionairen, die eveneens zetels verloren en er 10 behielden en van de C.H. Unie, die tot 8 werd gereduceerd.
Dr. Drees ontving de opdracht een kabinet te formeren, dat ‘geacht mag worden het vertrouwen van het parlement te genieten’. Daarom opende hij de besprekingen met het bijeenroepen der leiders der vijf Kamerfracties om te komen tot een zo breed mogelijke basis. Twee belangrijke kwesties bracht hij ter tafel: welke waren de opvattingen over het defensie-vraagstuk en over het huurbeleid. De meeste fractie-voorzitters waren van oordeel, dat, indien Nederland getrouw wil blijven aan het Natoverdrag aan een jaarlijkse uitgave van 1650 miljoen niet te ontkomen valt. Drees zelf was niet bereid hoger te gaan dan een plafond van 1500 miljoen. Op dit punt stokten de besprekingen. Daarom leek het beter ook de andere voorstellen van Drees te bekijken en daarna opnieuw de defensielasten onder de loupe te nemen. Omtrent het huurbeleid zat men met de door de P.v.d.A zo vurig begeerde huurbelasting. Voor de confessionele partijen - dit was reeds vroeger gebleken - was deze aanslag op de eigendom onaanvaardbaar. Het was Romme, die, naar aanleiding van een suggestie in een tijdschrift de gedachte aan de hand deed om een deel van de huurverhoging te blokkeren, zodat het eigendomsrecht niet werd aangetast doch slechts tijdelijk beperkt. Dit compromis scheen kans van slagen te hebben. Maar de weg tot de vorming van een nieuw kabinet is voorlopig nog niet van obstakels gezuiverd. Drees handelde bedachtzaam en kalm aan. Wanneer deze aflevering van ‘Streven’ verschijnt zal het pleit toch wel beslist zijn.
Het is een nog niet voorgekomen verschijnsel, dat een lid van een demissionair kabinet zich aan zijn functie onttrok. Met minister Beel was dit het geval. 8 Juni legde hij tegenover de Tweede Kamer verantwoording af in de zaak-Schokking. Om de burgemeester van den Haag tot aftreden te dwingen had een Haags blad, aan hetwelk zijn optreden niet beviel, een oude zaak uit de oorlog opgerakeld. Door toedoen van mr. Schokking, in 1942 burgemeester van Hazerswoude, werden drie Joden, die hij van een valstrik verdacht, aan de S.D. uitgeleverd. Dit misverstand werd nu door zijn vijanden uitgebuit. Beel verdedigde het regeringsbeleid in deze kwestie gevoerd. Maar burgemeester Schokking nam na het Kamerdebat zijn ontslag, omdat het vertrouwen in zijn beleid ‘niet in voldoende mate was teruggekeerd’. Dit incident ging feitelijk langs minister Beel heen. Zijn aftreden vond zijn oorzaak in het verzoek van het koninklijk paar, dat hij met Gerbrandy en Tjarda van Starkenborg Stachouwer ‘een onderzoek zou instellen naar de omstandigheden, die hebben bijgedragen om in buitenlandse bladen ons gezinsleven en de verhoudingen in onze naaste omgeving te belichten’.
Om elke schijn van politiek in deze delicate en privé-zaak te vermijden hebben de drie bovengenoemde personen hun openbare functies neergelegd. Het gordijn is neergelaten en de op sensatie belusten zullen naar andere objecten moeten uitzien.
10-7-'56
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Zo kalm de politieke bedrijvigheid de vorige maanden geweest was, zo druk ging het er in juni toe bij de parlementaire eindspurt. De regering joeg er in grote haast een aantal ontwerpen en voorstellen door, om de Kamers vóór juli met verlof te kunnen sturen. Is een dergelijke handelwijze op zichzelf niet goed te keuren, toch wordt ze enigszins gewettigd door het parlementaire absenteïsme dat, zelfs ondanks doortastende tegenmaatregelen bij de oppositie, niet kon worden vermeden.
De regering haalde verschillende slagen thuis, zij het niet zonder moeilijkheden. Inzake ziekteverzekering werd het besluit van september 1955 gewijzigd op grond van de overeenkomst van februari tussen de regering en de geneesheren, in dier voege dat de betrekkingen van de verzekering met deze laatsten door een medico-mutualistische conventie zouden worden gereglementeerd. De Raad van State wierp hiertegen op dat er geen wettelijke grondslag bestond, noch om de geneesheren bij deze reglementering te betrekken, noch om de Koning in staat te stellen, zijn reglementeringsbevoegdheid aan de medico-mutualistische commissie over te dragen. Dhr Troclet vat de ziekteverzekering op als een publiekrechtelijk complex. Om die bezwaren uit de weg te ruimen ontwierp hij dan ook een volmachtwet, die de geneesheren praktisch onder zijn autoriteit bracht en de ziekteverzorging in het verzekeringscomplex institutionaliseerde. De artsen verzetten zich daartegen en lieten hun invloed bij de liberalen gelden. Daarop gaf de minister wat meer plaats aan hun autonomie, maar bleef overigens bij de institutionalisering van de medewerking der geneesheren, i.p.v. het privaatrechtelijk karakter van dergelijke conventies te eerbiedigen. Ook waarborgde hij het beroepsgeheim slechts t.o.v. de personen die er zelf niet door gebonden zijn. In deze vorm werd de wet gestemd, maar de geneesheren leggen er zich niet bij neer. Intussen lost dit alles niets op inzake de financiële toestand van de verzekering: het deficit groeit maandelijks gemiddeld met 50 miljoen aan en de kastoestand wees op einde juni een tekort aan van 750 miljoen. Hierover, en over de betwistbare wettelijkheid der ontleningen van andere kassen der sociale veiligheid en der uit de vrije verzekering geputte voorschotten, werd door de C.V.P. in de senaat geïnterpelleerd. De minister ontweek het antwoord. De willekeur blijft hoogtij vieren.
Ook de wet op het zelfstandigenpensioen werd gestemd, onder de stompzinnigste aanwending van numerieke meerderheid. De regering erkent zelf dat deze wet slecht is. Haar toepassingsgebied is onduidelijk. De vorming van het pensioenfonds is mogelijk door affectatie van een gebouw (wat grote gevaren inhoudt), maar niet meer door afsluiting van een vrije levensverzekering, wat nochtans door de betrokkenen gewenst wordt. Daar deze vorm, op grond van het eerste ontwerp, reeds door tal van zelfstandigen verkozen werd, rijst hier een lastig aanpassingsprobleem. De bijdragen - vooral voor oude bijdrageplichtigen - zijn hoog, buiten verhouding tot het pensioenbedrag zelf. De administratie van het stelsel, dat kapitalisatie en repartitie combineert, is buitengewoon ingewikkeld. De regering zelf geeft toe, dat deze wet zo spoedig mogelijk dient vervolmaakt, maar weigerde een eerste vervolmaking in de Kamer zelf te aanvaarden.... De wetgevende arbeid wordt minder en minder ernstig.
Evenmin bevorderlijk voor het prestige van het parlement was de bespreking van de uitnodigingen der ‘parlementen’ van communistisch en nationalistisch China. Dhr Spaak verzette zich tegen de reis omdat België met Rood-China niet eens diplomatieke betrekkingen onderhoudt, maar werd door de meerderheidsgroepen niet gevolgd. Alsof deze er een eigen buitenlandse politiek op nahielden die verschilde van die van de regering. Dhr. Spaak heeft er echter de conclusie niet uit getrokken. Nu is het waar
| |
| |
dat de bewuste senaatszitting achter gesloten deuren doorging en dat de waarheid alleen door de speurzin van de pers aan het licht is gekomen. Dit heeft de liberale groepsvoorzitter bewogen tot een misplaatste uitval. Even weinig geapprecieerd werd overigens het verbod tegen de persconferentie van de Algerijnse leider Ferhat Abbas te Brussel.
De nationale commissie voor onderzoek naar de doeltreffendheid van 's lands militair apparaat, die door een C.V.P.-wetsvoorstel gevraagd was, werd door de regering bij K.B. opgericht. Aangaande het voorstel Segers tot instelling van een volkstelling (met daaropvolgende zetelaanpassing) in 1957, verklaarde dhr. Rey, een volkstelling in 1960 te zullen houden. Dit leidde tot de indiening in de Kamer van een voorstel Van den Daele, gecontrasigneerd door de partijvoorzitter en de groepsvoorzitter van de C.V.P., tot onmiddellijke zetelaanpassing. Dhr. Collard bevestigde zijn gehechtheid aan de principes van zijn schoolwet: fnuiking van het vrij, en bevordering van het officieel initiatief, door zijn regeling van de beroepsoriëntering en zijn besluit tot oprichting van een Nationale Dienst van de Jeugd, die een soort staatsvoogdij over de jeugdbewegingen in het leven roept. De levensduurte blijft stijgen en de oppositie interpelleerde terecht over de niet-aanpassing van de sociale vergoedingen. Oudminister Behogne viel de regering aan, die had toegelaten dat een belangrijke Belgische onderneming onder de invloed kwam van een Duitse groep, geleid door de te Neurenberg veroordeelde Dr. Flick.
Een belangrijk feit is de publicatie van het A.B.V.V.-verslag over ‘Holdings en economische democratie’. We menen ook, langs een omweg, een verband te mogen leggen tussen deze publicatie en de onthulling van het schandaal op Buitenlandse Handel, waarbij niemand minder dan het hoofd van de Dienst voor Buitenlandse Handel en verschillende gevolmachtigde ministers betrokken zijn. Het is eigenaardig dat hierdoor vooral een financiële groep getroffen wordt die de jongste tijd zich de antipathie van de socialisten op de hals heeft gehaald. Er ligt een zekere ironie in het feit, dat juist die groep in april 1954 de vorming van de linkse regering heeft gesteund. Maar het zijn wellicht de holdings in het algemeen die de zondebok moeten worden, waarop de socialisten hun mislukkingen en onvervulde beloften kunnen afwentelen. Ze gaan in ieder geval over tot een frontaanval. Het A.B.V.V.-verslag bevat een scherpe analyse van de financiële groepen en de macht die ze uitoefenen, om hen tenslotte, in naam van de economische democratie, de oorlog te verklaren. Overigens zijn in dat verslag opmerkelijk de onthullingen inzake éénmaking van de sociale zekerheid en dirigistisch gebruik van haar reserves. In dit licht worden de machinaties van Troclet (waarover in vorige kroniek) tenvolle begrijpelijk.
Kongo en Ruanda-Urundi stonden in het brandpunt der belangstelling. De bespreking van de koloniale begrotingen in de senaat bracht een offensief in regel tegen de minister die het, ondanks de gegrondheid van de kritiek, behendig wist af te weren. Maar vooral hield de B.S.P. een buitengewoon congres over Kongo, dat aanleiding gaf tot een verklaring en een zeer concreet en nauwkeurig actieprogramma. Dit programma is enerzijds sterk geïnspireerd op het Kongo-manifest van de C.V.P. van februari jl. Maar daarenboven omvat het echt-socialistische programmapunten zoals: bevordering van de buitengewoonterechtelijke centra, nationalisatie van strategische grondstoffen, elektriciteit en vervoer, dirigistische reorganisatie van de economie en - ook hier - breken van het overwicht der financiële groepen. Betrekkelijk realistisch inzake ontvoogding van de inlandse bevolking, schijnen de socialisten anderzijds helaas vastbesloten, toch de binnenlandse tegenstellingen naar Kongo over te planten.
L. Deraedt
|
|