den. De een en twintig beste werden samengebracht onder de titel A.D. 2500 (Uitg. Heinemann), met een voorwoord van Angus Wilson.
Van haar kant heeft de uitgeverij Macmillan het gelukkige initiatief genomen, onder de titel Winter's Tales, een bundel verhalen uit te brengen, die de eerste in een serie belooft te worden. We treffen er de namen aan van virtuozen van het verhaal, als Osbert Sitwell en V.S. Pritchett. Samen met Somerset Maugham zijn deze laatste ontegenzeggelijk de grootste levende beoefenaars van de ‘short story’. Ik voel er voor om mijn persoonlijke voorkeur aan Maugham te geven. Maar nu ik de Collected Stories, van Osbert Sitwell (Uitg. Macmillan) en de Collected Stories, van V.S. Pritchett (Uitg. Chatto and Windus) naar aanleiding van deze kroniek heb herlezen, ben ik niet zo heel zeker meer. De psychologische instantané's van Somerset Maugham zijn uniek, maar de verhalen van Pritchett zijn technisch en cerebraal perfect, terwijl die van Osbert Sitwell uitmunten door hun fijngevoeligheid en hun fraaie taal en stijl.
In het voorbijgaan mogen we melding maken van de nieuwe uitgave van Stephen Spender's The Burning Cactus, (Uitg. Faber and Faber), een bundel verhalen die een zekere verwantschap met die van Osbert Sitwell vertoont. Tezelfdertijd werpen die verhalen een allerinteressantst licht op de dichter Spender zelf.
* * *
De essays, bio- en autobiografieën, uit de laatste tijd worden overschaduwd door enkele historische werken. Het genre der ‘historiografie als literatuur’ is bijna onbekend op het vasteland. Maar, zoals C.V. Wedgwood het onlangs schreef onder de zojuist aangehaalde titel in The Times Literary Supplement, ‘in het beoefenen der geschiedenis als literatuur, kunnen de Britten bogen op een sterke traditie. Tot de letterkundige historici, die in de Engelse taal hebben geschreven, behoren Francis Bacon en John Milton, Sir Walter Ralegh en Sir Walter Scott, en verder Clarendon, Gibbon, Macaulay en Carlyle, enkele namen die ons zonder verwijl te binnen schieten. In het verleden was de geschiedenis zo stevig gevestigd als onderdeel van de Engelse literatuur, en zij is dat vandaag opnieuw in zo'n mate, dat we vergeten hoezeer de positie bedreigd was op de drempel van deze eeuw; en meteen welke doortastendheid van node was om de letterkundige geschiedenis opnieuw populair en eerbiedwaardig te maken, de afkeurende blik der academici ten spijt’.
Ingeluid door Dr. G.M. Trevelyan, heeft de in eer herstelde ‘historiografie als literatuur’ briljante exponenten gevonden in C.V. Wedgwood, Arthur Bryant, A.L. Rowse, David Ogg en Sir Winston Churchill in hoogsteigen persoon, en Steven Runciman niet te vergeten.
C.V. Wedgwood werkt op het ogenblik aan een geschiedenis van de Great Rebellion, d.i. de XVIIde-eeuwse puriteinse opstand tegen koning Karei I. Arthur Bryant heeft The Story of England in voorbereiding (juist als bovenstaand werk, Uitg. Collins). A.L. Rowse legt de hand aan het derde en laatste deel van zijn The Elizabethan Age (Macmillan). Twee recente werken van David Ogg zijn van kapitaal belang voor de geschiedenis der Nederlanden, en wel: England in the Reigns of James II and William III (Oxford University Press) en William III (in de uitmuntende serie ‘Brief Lives’, Uitg. Collins). Tenslotte is er nu ook sinds enkele weken het eerste deel van Sir Winston S. Churchills A History of the English-speaking Peoples (drie verdere delen aangekondigd, Uitg. Cassell).