Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1047]
| |
Juridische kroniek
| |
Stelsel van de gerechtelijke taalwetVooraf past het, tenminste in ruwe trekken, een beeld te schetsen van de taalregeling in gerechtszaken. Om de problemen te vereenvoudigen zullen wij ons beperken tot de gewone rechtscolleges van eerste aanleg: wij spreken dus niet over de handelsrechtbanken, de werkrechtersraden, de krijgsraden en de assisenhoven, en evenmin over de hoven van beroep en cassatie. De taalwet deelt deze rechtscolleges in in vier taalgroepen: de Nederlandse, de Franse, de Nederlands-Franse en de Frans-Duitse. Tot de Nederlandse resp. Franse taalgroep, behoren de rechtscolleges enerzijds van de Vlaamse provinciën, het arrondissement Leuven en de ééntalig Nederlandse kantons van het arrondissement Brussel, anderzijds van de Waalse provinciën en het arrondissement Nijvel. Tot de Nederlands-Franse taalgroep behoren de rechtscolleges van het arrondissement Brussel, met uitzondering van die, gevestigd in de uitsluitend Nederlandse kantons. Tot de Frans-Duitse taalgroep behoren de rechtbank van Verviers en de vredegerechten van Aubel, Eupen, Limburg, Malmédy en Sankt Vith. Het vallen van een rechtscollege onder een bepaalde taalgroep houdt in dat de rechtspleging voor dat college slechts in de taal of de talen van die groep kan gevoerd worden. Wat de eerste twee taalgroepen betreft, geldt het principe | |
[pagina 1048]
| |
van de territorialiteit: een Luikenaar moet te Brugge de Nederlandse rechtspleging volgen, en omgekeerd. Wat de laatste twee taalgroepen aangaat, geldt echter het beginsel van de personaliteit: de taal der rechtspleging wordt hoofdzakelijk bepaald door de keuze van de gedaagde of betichte. Zo staat die keuze voor de Brusselse rechtscolleges open zelfs voor gedaagden of betichten, die in Vlaanderen of Wallonië woonachtig zijn: een Bruggeling kan dus voor een Brusselse rechtbank de Franse rechtspleging ondergaanGa naar voetnoot1). Het zal niemand ontgaan zijn dat de indeling, voorgehouden door de gerechtelijke taalwet, abstractie maakt van de taalgrens, die immers niet samenvalt met de provinciale en arrondissementele grenzen. Dit brengt mee dat haast alle arrondissementen en kantons langs de taalgrens een tweetalige bevolking hebben, wat niet in overeenstemming te brengen is met de ééntaligheid van het rechtscollege waaraan zij onderhorig is. Dit brengt ook twee in het oog springende anomalieën mee: het vredegerecht van Moeskroen behoort tot de Nederlandse taalgroep, al ligt deze stad officieel in Wallonië, en het vredegerecht van Landen behoort tot de Franse groep, al is Landen een Vlaamse gemeente. Doch de toestand langs de taalgrens werd nog ingewikkelder gemaakt door artikelen 55 en 56 van de taalwet, die, aanvankelijk opgevat als overgangsmaatregel, onbeperkt van kracht bleven door de wet van 20 juli 1939. Deze wetsbepalingen voorzien, dat de rechtspleging voor de rechtscolleges met meertalig taalgebied in principe geschiedt in de taal van de gemeenteGa naar voetnoot2) waarin de betichte of gedaagde woonachtig is, wanneer deze laatste een rechtsonderhorige is van zulk een rechtscollege. Zo geschiedt voor de rechtbank van Kortrijk de rechtspleging in het Frans, wanneer betichte of gedaagde te Moeskroen woont; maar de rechtspleging blijft in het Nederlands, wanneer hij te Brussel of in Wallonië woont. Voor de rechtbank van Hoei wordt de rechtspleging in het Nederlands gevoerd, wanneer gedaagde of betichte te Landen woont, doch in het Frans wanneer hij in Sint-Truiden woonachtig is. Zeer ingewikkelde problemen doen zich voor, wanneer er verschillende gedaagden of betichten in het geding betrokken zijn. Hierop kunnen wij echter niet verder ingaan. Dientengevolge hebben een hele reeks rechtscolleges van de Nederlandse of Franse taalgroep een tweetalig statuut gekregen: namelijk de rechtbanken van Ieper, Kortrijk, Oudenaarde, Leuven, Hasselt en Tongeren, evenals die van Doornik, Bergen, Hoei en Luik, zonder te spreken van de vredegerechten. De rechtbank van Verviers is aldus een drietalige rechtbank geworden: wat tot waarlijk onontwarbare taalproblemen in de rechtspeling aanleiding heeft gegeven. Telkens wanneer een rechtbank, ten gevolge van bovenstaande regelen, de taal niet kent, moet de zaak verzonden worden naar een rechtbank die de taal | |
[pagina 1049]
| |
der rechtpleging wel machtig is. In feite wil dit zeggen, dat de rechtbanken van Ieper, Kortrijk enz. de Franstalige zaken behandelen, terwijl de rechtbanken van Doornik, Bergen enz. de Nederlandstalige zaken doorzenden naar een rechtbank in Vlaanderen of te Brussel. Zulk een doorzending brengt allerlei ongemakken mee voor de betrokken partijen: nieuwe onkosten van rechtspleging, verdere verplaatsingen, tijdverlies. Dergelijke ongemakken worden in feite alleen gedragen door de Nederlandstaligen, daar de Franstaligen in heel België rechtbanken vinden, die hen in hun taal willen aanhoren. Al vloeit dit nadeel voor de Nederlandstaligen niet voort uit de opzet van de wetgever, doch veeleer uit een feitelijke toestand, toch mocht zulks hier even aangestipt worden, om ons er des te meer van te overtuigen dat de taalkundige homogeniteit van de gerechtelijke kantons en arrondissementen dient nagestreefd te worden teneinde dergelijke verzendingen van rechtszaken te vermijden. | |
Ongerijmdheden die uit het stelsel voortvloeienWij beperken ons vanzelfsprekend tot de anomalieën, die voortvloeien uit het gebrek aan overeenstemming tussen de gerechtelijke kantons- en arrondissementsgrenzen en de taalgrens. De meest in het oog springende wantoestand doet zich voor in de vredegerechten van Moeskroen en Landen. Dit laatste behoort tot de rechtscolleges van de Franse taalgroep: de rechtspleging kan er in principe slechts in het Frans gevoerd worden, en de vrederechter hoeft in principe slechts Frans te kennen. Maar Landen is een Vlaamse gemeente, zodat alle bestuurlijke handelingen en bescheiden van die vrederechter in het Nederlands dienen gesteld te worden (aldus mededelingen, briefwisseling, getuigschriften, registers en stukken van inwendige orde van de griffie) en de bedienden van de griffie, die het publiek te woord staan, zelfs geen Frans hoeven te kennen. De omgekeerde toestand doet zich voor te Moeskroen. Zelfs in een vredegerecht, waarvan de taal van de zetel overeenstemt met de streektaal, komt men nog tot eigenaardige toestanden, wanneer het kanton taalkundig niet homogeen is. Een proces-verbaal van rijkswacht of politie moet te Everbeek in het Nederlands opgemaakt worden, ongeacht de woonplaats van de bekeurde, omdat Everbeek een Vlaamse gemeente is, al ligt ze in de provincie Henegouwen, arrondissement Doornik, kanton Vloesberg (Flobecq). Wanneer de betrokkene te Everbeek woont zal hij in het Nederlands gedaagd worden voor de politierechter te Vloesberg of de boetstraffelijke rechtbank te Doornik, die dan in feite de zaak verzenden naar een Vlaamse rechtbank, omdat zij geen Nederlands verstaan. Wanneer betrokkene woont in Vloesberg, zal hij voor voornoemde rechtscolleges in het Frans gedaagd worden, omdat Vloesberg een Waalse gemeente is van het gelijknamig kanton; woont hij in Nederbrakel, dan wordt hij te Vloesberg in het Frans gedaagd, omdat Nederbrakel niet behoort tot dat kanton enz. De complexiteit van die regeling wordt nog door een ander voorbeeld toegelicht. Komen is een (officieel) Waalse gemeente van het kanton Wervik in het arrondissement Ieper. Een inwoner van Komen wordt gedagvaard voor het vredegerecht van Wervik in het Frans, doch voor het vredegerecht van Mesen - waarvan het kanton taalkundig evenmin homogeen is - in het Nederlands, omdat de streektaal van de woonplaats van gedaagde slechts een rol speelt, | |
[pagina 1050]
| |
wanneer deze woont binnen het rechtsgebied van het college voor hetwelk hij verschijnt. Wordt een proces-verbaal te zijnen laste opgemaakt te Waasten (kanton Mesen), dan geschiedt dit in het Frans; de daaropvolgende dagvaarding zal in het Nederlands gesteld moeten zijn, wanneer de zaak gebracht wordt voor de politierechter van Mesen, doch in het Frans, wanneer het een wanbedrijf geldt waarvan de rechtbank van Ieper kennis neemt, omdat de Komenaar woont in een gemeente van het arrondissement Ieper, doch niet van het kanton Mesen. Dergelijke voorbeelden doen reeds vermoeden, welke problemen oprijzen in de taalgrensrechtbanken van het arrondissement Verviers, waar men met drie taalgebieden te rekenen heeft.... Een ander aspect is de taalkennis die van notarissen gevraagd wordt. Een notaris te Moeskroen hoeft enkel Nederlands te kennen; een notaris te Landen alleen Frans! De gerechtelijke kantongrenzen in het Brusselse houden evenmin rekening met de wettelijke omlijning van de Brusselse agglomeratie. De vredegerechten van Anderlecht, Schaarbeek, Ukkel, Sint-Joost en Elsene, hebben bevoegdheid over gemeenten die deels behoren tot de tweetalige agglomeratie van Brussel, en deels tot het ééntalig-Nederlandse platteland. De inwoners van Nederokkerzeel en Sint-Martens-Bodegem worden in het Nederlands gedagvaard voor hun vrederechter te Schaarbeek en te Anderlecht, maar zij kunnen daar de Franse rechtspleging vorderen. Dit is onzin als men weet, dat die mensen even Nederlandstalig zijn als de inwoners van Zoetenaaie of Wechelderzande. Zij zullen het klimaat van de Brusselse vredegerechten niet in Vlaamse zin beïnvloeden. Het omgekeerde is waar: bij ieder bezoek aan hun vredegerecht worden zij in de overtuiging gesterkt dat een Vlaming een sukkelaar is te Brussel. Die toestand brengt ook mee, dat een notaris te Hoeilaart of te Zaventem tweetalig moet zijn, zoals een notaris te Brussel, terwijl hun collega die een dorp verder woont in een ander kanton slechts Nederlands hoeft te kennen. Dit is onvermijdelijk gezien de kantonale ambtsbevoegdheid van de notarissen. Het euvel bestaat in het feit dat de Brusselse kantons zich uitstrekken over ééntalig taalgebied. Bijzonder ergerlijk is de toestand van het kanton Halle, dat gerechtelijk een aanhangsel van de Brusselse agglomeratie uitmaakt. Omdat in dit kanton twee officieel Waalse gemeenten gelegen zijn met een paar duizend inwoners, en omdat het kanton Halle deel uitmaakt van het arrondissement Brussel, is het Vredegerecht van Halle tweetalig. Dit is niet meer logisch. Want talrijk zijn de vredegerechten, waarvan het kanton allogene gemeenten bevat met een belangrijker bevolkingsgetal, en die nochtans behoren tot de Vlaamse of Waalse groep. Het vredegerecht van Halle is niet een taalgrensrechtbank, zoals het Vredegerecht van Moeskroen of Landen, het is een Brusselse rechtbank, waarvoor inwoners uit Antwerpen of Gent de Franse rechtspleging kunnen vorderen. Ook moeten alle notarissen van het kanton Halle de twee talen kennen, al bestaat geen standplaats in de twee Waalse gemeenten van het kanton. Een woord tenslotte over Overmaas en de Oostkantons. De Duitse bevolking in dat gewest mag op 60 à 70.000 inwoners geschat worden. Het is onredelijk dat er uit dien hoofde vijf vredegerechten (Aubel, Eupen, Limburg, Malmédy en Sankt Vith) en de rechtbank van Verviers moeten zijn om een rechtspleging in het Duits te voeren. De Nederlandse bevolking van Overmaas, die gerechtelijk beperkt is tot de zes Voerdorpen, maakt thans noodzakelijk dat twee vrede- | |
[pagina 1051]
| |
gerechten (Dalhem en Aubel) en, wat méér is, dat twee rechtbanken van eerste aanleg (Luik en Verviers) een tweetalig statuut krijgen. Aldus zijn de rechtbank van Verviers en het vredegerecht van Aubel Frans-Duits wat de taalgroep betreft, en Frans-Nederlands-Duits wat het taalstatuut betreft. De aldus in het leven geroepen toestand is zo verward, dat van een stipte toepassing van de wet niets meer terecht kan komen. | |
Concrete voorstellenWanneer men er toe kon komen, de taalgrens te doen samenvallen met de gemeentegrenzen, zou men zeer gemakkelijk de correcties aan kantons- en arrondissementsgrenzen kunnen doorvoeren. Die eerste faze is ongetwijfeld de moeilijkste. Allerlei belangen, tradities en gevoelselementen zijn gemoeid met de grenzen van een gemeente, terwijl men bij het aflijnen van grotere gehelen slechts met objectief waarneembare elementen heeft te maken. Het wijzigen van gemeentegrenzen is bovendien een louter administratieve aangelegenheid, die buiten het bestek van ons onderwerp valt. Laten wij dus uitgaan van de onderstelling dat de gemeentegrenzen ongewijzigd blijven. Laten wij anderzijds als maatstaf voor de loop der taalgrens ons inlichten bij vakkundigen, en, om niet verdacht te worden van enig chauvinisme, nog liefst in het werk van de Waalse taalkundige LegrosGa naar voetnoot3). Verschillende grenscorrecties uit te voeren tussen taalgrensgemeenten zijn van zulk beperkt belang, dat wij ze hier niet in aanmerking nemen. Wij zullen ook niet spreken over de zgn. ‘verdwaalde’ gemeenten, die ééntalig Nederlands zijn, doch deel uitmaken van een Waals kanton en arrondissement (aldus de Vlaamse gemeenten van het kanton Landen, de Waalse gemeenten van het kanton Zichen-Zussen-Bolder, de Waalse gemeenten van het kanton Tienen enz.). Men kan die gemeenten zonder enige moeilijkheid overhevelen naar een naburig kanton van de andere taalgroep. Wij zullen echter even blijven stilstaan bij meer complexe gevallen, namelijk het arrondissement Brussel, de streek Komen-Moeskroen, de streek Edingen, en tenslotte Overmaas met de Duitstalige gewesten.
In het arrondissement Brussel dienen vooreerst de plattelandsgemeenten gelicht te worden uit de stedelijke kantons, om gevoegd te worden bij één der buitenkantons. Aldus moet men de gemeenten Zellik, Groot Bijgaarden en Sint-Martens-Bodegem (kanton Anderlecht) voegen bij het kanton Asse, de gemeenten Dilbeek en Itterbeek (kanton Anderlecht) bij het kanton Lennik, de gemeenten Ruisbroek, Drogenbos, Linkebeek, Beersel, Alsemberg en Sint-Genesius-Rode (kanton Ukkel) bij het kanton Halle, en de gemeenten Diegem, Steen-okkerzeel en Nederokkerzeel (kanton Schaarbeek) bij het kanton Vilvoorde. Er zijn echter plattelandsgemeenten, uit één der stedelijke kantons, die men niet kan voegen bij een buitenkanton om geografische redenen. Het zijn: Nossegem, Zaventem, Kraainem, Sterrebeek, Wezembeek-Oppem, Sint-Stevens-Woluwe, Overijse en Hoeilaart. De meest voor de hand liggende oplossing is te vinden in de oprichting van een nieuw kanton. Doch Overijse en Hoeilaart liggen afgezonderd van de andere Vlaamse gemeenten van het arrondissement Brussel. Men zou derhalve een deel van het arrondissement Leuven, voorname- | |
[pagina 1052]
| |
lijk de gemeente Tervuren, moeten afscheiden om dat nieuwe kanton te vormen. De twee officieel Waalse gemeenten van het kanton Halle, namelijk Bierk en Sint-Renelde, zouden uit dit kanton moeten gelicht worden, om ingeschakeld te worden in het kanton Edingen. Hierop komen wij verder terug. Zodoende zou Halle een zuiver Vlaams kanton worden. Men kan zich ook de vraag stellen of het huidige arrondissement Brussel dan niet zou moeten gesplitst worden in een arrondissement, Brussel, herleid tot de agglomeratie van Brussel, en één of meer zuiver Vlaamse arrondissementen (b.v. Vilvoorde en Halle). Het zuiver Vlaams gedeelte van het arrondissement Brussel telt thans nagenoeg 350.000 inwoners, méér dan heel het arrondissement Leuven of bijna het dubbele van het arrondissement Nijvel. Nochtans lijdt het geen twijfel, dat de rechtbank van eerste aanleg voor het Vlaams gedeelte van het huidige arrondissement best te Brussel zou gevestigd blijven, gezien de gemakkelijke verkeersmiddelen van het platteland naar de hoofdstad. Bovendien wanneer men een tweetalig kanton Edingen zou voegen bij het arrondissement Brussel, zoals hierna zal voorgesteld worden, is het wel noodzakelijk tenminste de kantons Lennik en Halle in het arrondissement Brussel te handhaven, vermits zij gelegen zijn tussen de agglomeratie van Brussel en het kanton Edingen.
In de streek Komen-Moeskroen doorkruist de taalgrens vier kantons (Mesen, Wervik, Menen en Moeskroen) en twee gerechtelijke arrondissementen (Ieper en Kortrijk). Doch de taalgrens vormt hier de scheiding tussen het ééntalig Nederlands taalgebied enerzijds en een gemengde zone anderzijds, zodat het voor de hand ligt, dat de rechtscolleges in deze zone zoals te Brussel een tweetalig karakter zouden moeten verkrijgen. De eenvoudigste oplossing zou bestaan in een hergroepering van de gemengde gemeenten in twee kantons (Mesen en Moeskroen) en de oprichting van een nieuw arrondissement (Moeskroen). Van het eerste kanton zouden deel uitmaken de gemeenten Nieuwkerke, Ploegsteert, Mesen, Waasten, Neerwaasten, Wijtschate, Houtem en Komen. Van het tweede kanton de gemeenten Moeskroen, Rekkem, Dottenijs, Herzeeuw, Spiere, Helkijn, Lowingen en wellicht ook Steenput (dat ligt in het arrondissement Doornik). De magistraten van Mesen en Moeskroen (rechtbank en vredegerecht) zouden beide landstalen machtig moeten zijn. De rechtspleging zou geschieden in één van beide talen, naar gelang de keuze van gedaagde of betichte.
Gewoonlijk rekent men onder de term ‘streek van Edingen’, althans wanneer men de taalgrenskwestie bespreekt, de gemeenten Lettelingen en Mark, waarvan het grondgebied door de taalgrens dwars doorsneden wordt, de gemeente Bever, die zuiver Vlaams is op een paar onbelangrijke gehuchten na, de Vlaamse gemeente Sint-Pieters-Kapelle, en de stad Edingen, waarvan de bevolking taalkundig gemengd is (Vlaamse onderlaag met verfranste burgerij) en in dat opzicht veel gelijkenis vertoont met Anderlecht of Molenbeek of een andere overwegend Vlaams getinte voorstad van Brussel. Maar het ligt voor de hand onder dit gewest ook de gemeenten Bierk en Sint-Renelde te rekenen. Deze twee gemeenten maken thans deel uit van het kanton Halle, met het gevolg dat boven reeds geschetst werd. Men kan ze moeilijk bij het arrondissement Nijvel voegen om geografische redenen. Doch vooral de taalkundige samenstelling van de bevolking van die gemeenten zou dat verbieden. Deze gemeenten tellen belang- | |
[pagina 1053]
| |
rijke gehuchten die ééntalig Nederlands zijn, en bovendien neemt de immigratie vanuit de naburige Vlaamse gemeenten daar sterk toe. Ook de gemeente Twee-Akren, waarvan het belangrijke gehucht Akrenbos zuiver Vlaams is, zou in de streek Edingen moeten begrepen worden. Die gemeente maakt thans deel uit van het kanton Lessen, evenals de gemeente Bever. Doordat beide gemeenten naar het kanton Edingen zouden overgaan, zouden zich te Lessen geen taalproblemen meer voordoen. Dit kanton Edingen zou tweetalig zijn, zoals Mesen en Moeskroen. Het zou deel uitmaken van het arrondissement Brussel en dus afhangen van een rechtbank van eerste aanleg, die reeds tweetalig is.
In Overmaas en de Oostkantons is de verwarring het grootst. Nochtans kan men de toestand gemakkelijk opklaren door een eenvoudige hergroepering van de Duitstalige, de Nederlandstalige en de betwistbare gemeenten in drie kantons (Aubel, Eupen en Sankt Vith) en de oprichting van een drietalige rechtbank te Eupen. Het kanton Sankt Vith zou behalve de gemeenten die het thans telt, ook de vier Duitstalige gemeenten van het kanton Malmédy omvatten. Dit kanton zou aldus zuiver Duits-talig zijn. De rechtspleging zou er in principe dan ook in het Duits geschieden, zoals thans reeds het geval is. Het kanton Eupen, dat thans zuiver Duitstalig is, zou uitgebreid worden tot de naburige gemeenten Baelen, Membach en Robertville, wier grondgebied door de taalgrens doorsneden wordt. De rechtspleging zou er in het Duits of het Frans geschieden, naar keuze van gedaagde of betichte, en de Vrederechter zou die twee talen machtig moeten zijn. Het kanton Aubel tenslotte zou drietalig zijn. Het zou omvatten: de zes Voerdorpen, die onbetwistbaar Nederlandstalig zijn, maar bijna geheel officieel verfranst, de gemeenten Aubel, Clermont en Hendrikkapelle, die door de Waals-Platdietse taalgrens doorsneden worden, en verder het overige van de Platdietse streek. De rechtspleging zou in dit kanton geschieden in één der drie talen, naar keuze van gedaagde of betichte. Ook de rechtbank van Eupen zou in dezelfde zin drietalig zijn. * * *
Men kan van oordeel zijn, dat zulk een programma omvangrijk is. Men kan ook sceptisch staan tegenover zijn verwezenlijking in een nabije toekomst. En nochtans wordt het door het gezond verstand ingegeven. Onredelijke toestanden worden dikwijls in stand gehouden, omdat men beweert dat geen voorstellen tot verbetering bestaan. De hierboven gedane voorstellen willen dat voorwendsel voorkomen, opdat men niet zou wanhopen om eenmaal de taalgrenskwestie, ook op gerechtelijk gebied, opgelost te zien. |
|