Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1019]
| |||||||
Afrika op de tweesprong
| |||||||
A. Politieke situatieDe gebeurtenissen van de laatste jaren hebben reeds voldoende aan-getoond dat er in Afrika belangrijke dingen gebeuren. In 1954 ontstond de Afrikaanse regering van de Goudkust met Kwame Nkrumah als eerste minister. In datzelfde jaar kwam de Centrale Afrikaanse Federatie tot stand tussen Noord- en Zuid Rhodesia en Nyassaland. De Mau Mau-beweging in Kenya duurde voort en de Britten moesten Egypte verlaten. Men verklaarde dat de politieke bestemming van Uganda er hoofdzakelijk een zou zijn van die van een Afrikaanse staat. Per 1 januari 1956 kreeg Soedan zelfbestuur. De nieuwe Nigerische Federatie kwam tot stand, waarbij bepaald werd dat ze dit jaar volledig zelf-regering zal krijgen. Uganda, waar de Europese en Aziatische bevolking nog niet 1% van de totale bevolking uitmaakt, is politiek bestemd om een Afrikaanse staat te worden. In Tanganyika, waar de blanke bevolking ook nog geen 1% bedraagt van de totale bevolking, is op dezelfde manier een begin gemaakt met een multi-rassen maatschappij. In Kenya vormen de Europese en Aziatische elementen samen 3% van de totale bevolking. Ook daar heeft men de eerste stap gezet op weg naar een multi-rassen politieke contrôle. Marokko heeft intussen de onafhankelijkheidstatus verkregen. Een recente missie van de Verenigde Naties heeft zelfbestuur aan- | |||||||
[pagina 1020]
| |||||||
bevolen voor Tanganyika binnen 20 jaar. De politieke onrusten in het Franse departement Algiers en in de protectoraten Marokko en Tunis zijn evenzovele bewijzen van de politieke dynamiek, die het huidige Afrika kenmerkt. Niet alleen op politiek terrein echter is Afrika in beweging, ook op andere terreinen en met name op het economische. | |||||||
B. Economische situatieHet economische beeld van Afrika is in vele opzichten belangrijk. Voor een groot aantal landbouw- en mijnbouwprodukten is het Afrikaanse aandeel in de wereldproduktie van bijzondere betekenis. Naast deze grote potentiële rijkdommen aan grondstoffen heeft Afrika nog andere gunstige aspecten. Het continent is gelegen op de hoofdslagaders van 's werelds grootste handelswegen. Bezien vanuit het oogpunt van land-, zee- en luchtwegen, is Afrika gunstig gelegen. Vliegvelden, nationale zowel als internationale, breiden zich uit als nimmer tevoren en spoorwegen komen erbij in een mate en een tempo, zoals men nog nooit in Afrika's historie heeft meegemaakt. Het zeevervoer naar de Kaap, Noord-, Oost- en Westkust neemt meer en meer toe, vooral voor de transport van grondstoffen die in andere werelddelen gebruikt kunnen worden. Ook op economisch gebied valt er dus in Afrika een ontwikkeling te constateren, die pas aan het begin schijnt te staan, want de plannen zijn van veel groter betekenis dan het tot heden gerealiseerde. In dit zwarte continent worden plannen ontworpen, die zowel landbouw, industrie als handel en verkeer betreffen, zo b.v. het plan d'Outre Mer. In verband met de snelle aanwas van de bevolking (2% per jaar) is het werkgelegenheidsprobleem in Noord-Afrika nijpend en wil men een oplossing zoeken in de industrialisatie. Het plan d'Outre Mer, waarbij men zich voorstelt om enige jaren lang belangrijke bedragen te investeren, beoogt de ontwikkeling van de export en is gebaseerd op toekomstige prijsverwachtingen van grondstoffen. Het omvat tevens de stichting van scholen en ziekenhuizen en de aanleg van grote infrastructuurwerken voor wegen en energieverwekking. Eén van de grootste objecten in studie berust bij de AFRAL (Afrika Aluminium Maatschappij). De grootste producenten van aluminium, Duitsland, Zwitserland, Italië en Frankrijk hebben zich hierin verenigd met het doel zeer grote aluminiumfabrieken te stichten. De aluminiumproduktie zal bij verwezenlijking van dit plan, dat nog slechts in studie verkeert, tweemaal zo groot zijn als dat van de 4 genoemde landen tezamen. Een ander project is: het vruchtbaar maken van de Sahara. Dit woestijngebied, dat 7 miljoen km2 groot is, hoopt men over 50 jaar voor het grootste gedeelte veranderd te hebben in bouwland en oases. Dit alles zijn tekenen van de economische ontwikkeling waarin Afrika zich reeds bevindt. De havens zijn echter te klein, de kust is moeilijk bereikbaar, de rivieren zijn moeilijk bevaarbaar, de transport- en verkeersmiddelen zijn in vele gevallen nog onvoldoende; de landbouw is er nog zeer primitief, er zijn praktisch nog geen industrieën, kortom er is nog veel werk vereist voordat Afrika economisch ontwikkeld is en de | |||||||
[pagina 1021]
| |||||||
bevolking een redelijke levensstandaard heeft bereikt. Dat men nog lang niet aan deze redelijke levensstandaard toe is, bewijzen de enige cijfers die ter beschikking zijn, n.l. die van Nigeria. Daar is het nationale inkomen per hoofd van de bevolking iets minder dan 1/8 van dat in Nederland. De inkomensniveau's in de andere Afrikaanse gebieden liggen zeker niet hoger. In onze inleiding wezen we reeds op het ontoelaatbare van een te grote discrepantie tussen de ‘have's’ en ‘have's not’. Dit gaat ook op voor Afrika, waar de ‘have's not’ massaal zijn en de discrepantie met de inkomens van anderen in dit werelddeel en met andere gebieden van de wereld bijzonder groot is. Deze toestand plaatst ons voor de vraag hoe wij de inlanders een hogere levensstandaard kunnen geven. Is dit mogelijk, en zo ja, onder welke condities? | |||||||
Economische ontwikkelingEenvoudig gesteld wordt de levensstandaard bepaald door de produktiviteit van de bevolking. Uit deze produktie wordt een deel verbruikt en een ander deel gereserveerd voor kapitaalvorming. In vele landen zal men ook goederen invoeren, welke met het overige deel van de eigen produktie moeten worden betaald. De produktiviteit moet in eerste instantie aan het Afrikaanse volk welvaart brengen. Zoals elders is ook in Afrika deze produktiviteit afhankelijk van de ter beschikking staande produktiefactoren. Zijn de produktiemiddelen in Afrika zelve in die kwantiteit en kwaliteit voorhanden, dat hiermede de verhoging van de levensstandaard van de inlandse bevolking kan worden bereikt? Wat de grond betreft: Afrika bezit bijna 20% van alle grond op de wereld. Voor landbouwdoeleinden is deze grond niet overal geschikt. Maar de grond is in vele gevallen geschikt voor andere doeleinden. De aanwezigheid van mineralen is zeker nog niet volledig geëxploreerd, wetenschappelijk onderzoek hiervan is nauwelijks begonnen. De grootste hoeveelheden waterkracht, zonne-energie, uranium en andere ertsen, die van belang kunnen zijn voor het gebruik van atoomenergie, dat alles bezit Afrika. Als we dan ook kunnen spreken van een continent, dat in potentie ‘self supporting’ is, dan is dat wel Afrika. Maar naast deze grond zijn kapitaal en arbeid nodig voor economische ontwikkeling. Hoe staat het met deze produktiefactoren in Afrika? Absoluut gezien zou men kunnen concluderen dat er al veel kapitaal geïnvesteerd is in Afrika. Tussen 1950 en 1953 werden door de wereldbank leningen toegezegd tot een bedrag van totaal £ 200 miljoen. Frankrijk investeerde in de periode van 1949 tot 1952 210 miljard Franse francs in Zwart-Afrika en 240 miljard in Noord-Afrika (Algiers, Marokko, Tunis). De niet-Franse investeringen bedroegen in dat tijdstip 14,5 miljoen Franse francs. Ook Engeland en Portugal hebben belangrijke bedragen geïnvesteerd en nog vele andere landen. Ondanks deze kapitaalinjecties is deze produktiefactor nauwelijks voorhanden en is er praktisch een groot gebrek aan kapitaal, dat niet van de inlander kan komen. Maar dit is niet alleen het geval met het kapitaal. Ook aan | |||||||
[pagina 1022]
| |||||||
leidende arbeid is gebrek. Er is een grote behoefte aan wetenschappelijk geschoolde mensen, medici, research werkers, economen, ingenieurs, kortom aan allen die op een of andere manier leiding kunnen geven. Deze specialisten zullen voorlopig van buiten Afrika moeten komen. Afrika bezit dus zelf noch het kapitaal, noch de benodigde leidende arbeid. Dit werelddeel is dus voor de economische ontwikkeling, voor lange tijd die komt, afhankelijk van buitenlandse hulp. Nu zit weliswaar de ‘wereldpolitiek’ met Afrika enigszins verlegen, en bieden Rusland en Amerika voor ondersteuning tegen elkaar op, maar men vergete niet dat er ook nog andere gebieden zijn, waarmee men evenzeer verlegen zit. Daar staat tegenover, dat het kapitaal schaars is. Beide werelddelen hebben zelf al een ontzaglijke kapitaalbehoefte, die gelijke tred houdt met de steeds groeiende bevolking. De geneigdheid tot investering van dat schaarse kapitaal zal in ieder geval vermeerderd kunnen worden, wanneer het economisch klimaat gunstig is. Conditio sine qua non voor een economische ontwikkeling zijn gezonde politieke grondslagen. Zolang die ontbreken, zal er geen orde en rust in het land zijn en zal het derhalve ook praktisch niemand aanlokken om kapitaal te investeren of om er zijn arbeid ter beschikking te stellen, hetgeen impliceert dat er dus ook geen goede economische ontwikkeling kan plaats vinden. Kent Afrika momenteel gezonde politieke grondslagen? Om dit te beantwoorden moeten we zien hoe de huidige situatie is. Het gehele Afrikaanse continent is bevolkt met een grote verscheidenheid van stammen en rassen welke laatste hier voor ons doel alleen van belang zijn en die we gemakshalve tot 2 zullen reduceren, te weten: het blanke en het zwarte ras. Van de 175 miljoen inwoners telt Afrika 170 miljoen zwarten en slechts 5 miljoen blanken. Overal vindt men beide rassen, alhoewel niet steeds in gelijke verhouding. Zo is de verhouding blank: zwart b.v. in Zuid-Afrika 1:5; in Centraal Afrika 1:30 en in Oost en Brits Centraal Afrika 1:100. In ieder land van het Afrikaanse werelddeel heeft men zodoende te maken met een dualistische maatschappij, waarvoor hier dezelfde definitie kan gegeven worden als die welke Dr. J.H. Boeke geeft voor een pluralistische maatschappij, n.l.: ‘Een niet homogene samenleving, samengesteld uit volksgroepen van een levensstandaard, levensopvatting en sociale organisatie, die, elk op zichzelf een afgerond, maatschappelijk geheel vormend, onderling zo uiteenlopen dat de verschillen niet zijn overbrugd, geen geleidelijke overgang zich laat constateren, onderling contact der groepen eenzijdig en oppervlakkig, wederzijds begrijpen gebrekkig en gering blijft en het overgaan van de ene groep in de andere, als het zich neerzetten in een vreemd land’Ga naar voetnoot1). In deze dualistische maatschappij nu leven de rassen meestal niet met en naast elkaar, maar tegenover elkaar. In vele dier maatschappijen leven dan ook vele rassen in vrees, is de maatschappij bijgevolg op angst gebaseerd en ontbreken gezonde, politieke grondslagen. De blan- | |||||||
[pagina 1023]
| |||||||
ken vrezen dat zij op de duur door de niet-blanken verdreven zullen worden of dat bij een economische doorbraak van deze laatsten, een concurrentie zal ontstaan, die de levensstandaard van de blanke zal verminderen. Bovendien vrezen de blanken, die hun thuis in Afrika hebben gevonden, dat als zij, als dragers van een hogere beschaving, aan de Afrikanen concessies zullen doen, de sluizen geopend zullen worden en een begin zal worden gemaakt met het wegvegen van al de waarden, waarvan zij profiteren en waarvoor ze jaren lang hebben gewerkt. De zwarten, die bang zijn, dat de blanken hen zullen uitroeien, passen in sommige gevallen zelfs ook reeds apartheid toe, zoals b.v. in Buganda, waar men een soort ‘omgekeerde’ apartheid kent. Omdat tenslotte beide partijen het recht hebben in dit werelddeel te blijven, mag de ene niet trachten de andere hieruit te verdrijven. De blanken zijn in Kenya, Rhodesia, Tanganyika, Belgisch Kongo, Zuid-Afrika en in Algiers, Marokko en Tunis enz. niet alleen volgens het wettelijk recht, maar ook volgens een formeel recht. Zij zijn het immers die grotendeels het land hebben gevormd tot wat het nu is. Zij zijn het ook die nu verder een politieke en economische taak hebben te vervullen en er voor zorg hebben te dragen dat hier veeleer dan een chaos van stammen, moderne staten worden gecreëerd, die met de moderne wereld verbonden worden. Het verdwijnen van de blanken of het nu totaal wegnemen van hun leiderschap, zou zeker leiden tot het in de verre toekomst opschuiven van 's lands ontwikkeling en van de geestelijke en economische vooruitgang van het volk. Met minstens evenveel recht als de blanken is ook het zwarte ras in Afrika. Ook zij hebben recht om te blijven; het zou bovendien praktisch onmogelijk zijn om deze mensen uit het continent te zetten. Wij zouden een en ander zelfs nog sterker durven zeggen en poneren, dat beide rassen niet alleen het recht, maar ook de plicht hebben om in Afrika te blijven, want een terugtrekken van één der rassen zou in strijd zijn met de werkelijke, en op lange termijn bestaande belangen van Afrika. Mits ook de Afrikanen er van overtuigd zijn dat hun gelijke burgerrechten en gelijke kansen worden geboden, zullen zij zich realiseren dat hun zodoende een veel schitterendere toekomst wordt geboden, dan zij ooit alléén zouden kunnen bereiken. Willen zij dit ‘beloofde land’ echter binnengaan, dan zullen zij toch ook wel degelijk moeten beseffen, dat de menselijke natuur overal dezelfde is en dat het derhalve ook onredelijk zou zijn om nu te verwachten, dat de blanken alles zouden geven en niets zouden terugontvangen De vraag wordt dus: Hoe kunnen we een maatschappij creëren, die aan alle rassen voordelen biedt en hen in staat stelt om bij te dragen tot een wederzijdse geestelijke verrijking en materiële vooruitgang? Gezien de huidige situatie, waarin de blanken praktisch al de mogelijke bestaande voordelen reeds genieten, is de vraag nog scherper te stellen door deze te beperken tot het niet-blanke ras, waarvoor we kunnen vragen: In welke maatschappij dezen zich volledig zullen geven aan - en zullen kunnen delen in - de verbetering van het welzijn? | |||||||
[pagina 1024]
| |||||||
Hiervoor is nodig een inter-rassen-, een geïntegreerde maatschappij, waarin de verschillende rassen met elkaar samenwerken, zonder onderscheid van kleur, godsdienst of afkomst. Is dit ‘technisch’ mogelijk? De beantwoording van de vraag stuit op de volgende moeilijkheden: Fundamenteel en beslissend voor de realisering van een inter-rassen maatschappij is de huidige dispariteit, die er bestaat in kennis, bekwaamheid en ervaring tussen de verschillende rassen. Het doen verdwijnen van deze dispariteit is essentieel om een geïntegreerde maatschappij te kunnen realiseren. Sommigen zeggen dat het in se onmogelijk is, omdat er altijd een fysisch verschil zal blijven bestaan tussen blank en zwart. Dit is onjuist. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de bestaande dispariteit tussen de rassen veroorzaakt zou zijn door verschillen die aan het ras zelve inherent zijn. Die verschillen zijn eerder het resultaat van het milieu, concludeerde een studie, die in 1951 door de Unesco is gemaakt over ‘The race question in modern science’. Waar er dus geen ‘natuurlijke’ onmogelijkheid bestaat om tot een gelijkwaardig niveau van de rassen te komen, en bovendien zelfs rassendiscriminatie, moreel, godsdienstig en politiek veroordeeld moet worden, moet getracht worden om in het belang van allen dit soort maatschappij te creëren, want daardoor zal in principe de gezonde politieke grondslag zijn gelegd voor een economische ontwikkeling van Afrika. a. Een eerste stap naar een permanente economische ontwikkeling is dus het gezond maken van de politieke grondslagen, wat betekent dat de rassendiscriminatie moet verdwijnen en dat een geïntegreerde maatschappij gecreëerd wordt, waarin de verschillende rassen samenwerken ter bereiking van de geestelijke verrijking en materiële vooruitgang van allen. Dit zal in bepaalde gevallen een nieuwe beschouwingswijze moeten betekenen, soms voor de niet-blanken en in zeer vele gevallen voor de blanken. b. Deze nieuwe beschouwingswijze zal zich in het begin vooral moeten richten op economisch terrein. Dit betekent dat de niet-blanken een actief en verantwoordelijk deel moeten krijgen bij het nemen van beslissingen op economisch terrein. Er is al een bepaalde Afrikaanse elite die daartoe in staat is, want zij hebben reeds in verschillende mate de kennis en bekwaamheid van de westerlingen verkregen en bekleden in sommige gevallen ook al belangrijke functies in het industriële en handelsleven. Tot hen kunnen gerekend worden: politici, ambtenaren, onderwijzers, technici, leiders van vakverenigingen, enz. Zij hebben in toenemend aantal een kennis en ervaring die gelijk is aan de Europese. Zij nu moeten de brug vormen tussen de Westerse beschaving en de Afrikaanse volkeren. Op alle mogelijke manieren moet getracht worden om hun medewerking te verkrijgen, want als zij de westerlingen de rug toekeren is Afrika voor het Westen en voor de wereld verloren. Maar ook moet gepoogd worden om de medewerking van andere Afrikanen te verkrijgen. Een eerste vereiste daartoe is weer van economische aard. Waar dit nog niet het geval is moet in die gebieden een wetgeving worden ingesteld, die de mogelijkheden tot opklimmen op de maatschappelijke ladder ook aan hen geeft. | |||||||
[pagina 1025]
| |||||||
c. Maar niet alleen moet men de zwarten economische mogelijkheden bieden. Men dient ook op politiek terrein verder te gaan en hen voor de slotfase dusdanige politieke kansen te bieden, dat zij op den duur in staat zullen zijn om zich zelf te besturen. Dit moge misschien enigszins revolutionair klinken, maar men vergete niet, dat een gewone multi-rassen maatschappij toch nooit een politiek stabiel systeem zal blijken te zijn, want achter de muur van rassen-integratie zal zich toch een machtsstrijd ontwikkelen tussen de beide rassen. Zolang men hier geen duidelijke positie heeft gekozen vreest ieder ras, dat het andere ras toch naar een machtspositie streeft, die erop gericht is om de eigen belangen te bevoordelen ten koste van die van het andere ras. Daarom is het wenselijk zelfbestuur in uitzicht te stellen. Dit zou b.v. kunnen geschieden door middel van een verkiezingssysteem, waarbij de leden van het zwarte ras, die de nodige kwalificaties bezitten die in de wet zijn neergelegd, op een gemeenschappelijke verkiezingsrol hun stem uitbrengen. In principe moet men dus zo maar niet iedereen laten stemmen, maar slechts zij die ontwikkeld genoeg zijn, of een bepaald beroep hebben, of voldoende eigendom hebben, enz. In plaats van een algemeen stemrecht, dus een beperkt stemrecht. Zaak is dus om van het begin af aan te stellen, dat via de overgangs-fase van een multi-rassenmaatschappij met economische mogelijkheden voor de zwarten, gestreefd zal worden naar een slotfase, waarin het doel is om uiteindelijk de Afrikaanse politiek van de Afrikanen zelve te laten komen. Inderdaad zou het een ongezonde politiek zijn om bij zulk een klein element, als dat hetwelk door de blanken wordt gevormd, de multi-rassen maatschappij als uiteindelijk doel te stellen. Maar al is dit niet wenselijk, dan betekent dit echter nog niet, dat zulk een maatschappij vooralsnog niet wenselijk blijft. Integendeel, ze is zelfs essentieel als het zelfbestuur straks iets wil betekenen in termen van politieke en economische stabiliteit. De ontwikkeling van een zwart antagonistisch nationalisme zou maar een zwak substituut zijn voor datgene wat er thans is. Dit soort nationalisme nu kan vermeden worden, als het initiatief genomen wordt om samen landen te creëren, die niet als een actie tegenover het ‘kolonialisme’ gelden. Daartoe moeten de blanken, hoe moeilijk het ook moge zijn, de zwarten de hand reiken en hun helpen bij het streven naar zelfbestuur. Pas wanneer men dit aan de Afrikanen in het vooruitzicht stelt, zullen zij zich met hart en ziel geven, voor de ontwikkeling van hun continent en zullen er gezonde permanente grondslagen kunnen zijn, die als noodzakelijke voorwaarde gelden voor de economische ontwikkeling van Afrika. | |||||||
De nieuwe condities voor de blankenIn het voorafgaande hebben we aangegeven onder welke primaire condities buitenlands kapitaal en buitenlandse hulp naar Afrika willen komen om mede te werken aan de economische ontwikkeling van dit werelddeel. | |||||||
[pagina 1026]
| |||||||
Een ander aspect van het probleem is: onder welke voorwaarden zijn die buitenlandse investeringen en hulp nu welkom in Afrika? Het zal duidelijk zijn, dat dit niet het geval zal zijn, wanneer men zou handelen zoals men dat vroeger in Amerika of Australië deed, waar de nieuwe emigrantengemeenschappen de oorspronkelijke, meer primitieve inwoners verdreven en daardoor 'n hoge levensstandaard bereikten. Ook zal die buitenlandse hulp niet welkom zijn, wanneer zij slechts de buitenlanders ten goede zou komen en deze Iaatsten, naast de inlanders, op een veel hoger materieel niveau zouden gaan leven. Misschien was dit enkele decennia terug nog mogelijk, nu echter niet meer sinds 't streven naar zelfbestuur zo algemeen als ideaal wordt ondersteund. Het verschil tussen de vreemde en plaatselijke levensstandaarden, de buitenlandse politieke contrôle en de eigendom van bijna alle economische activa door vreemden, zijn de laatste jaren het onderwerp geweest van sterke aanvallen. De Communisten noemen deze traditionele investeringspolitiek economisch imperialisme en stellen, dat het onvermijdelijk verbonden is met het kapitalisme. En alhoewel hun leerstellingen niet noodzakelijk worden geaccepteerd als een beter alternatief, geven deze historische investeringsmethoden in zekere zin toch een soort open flank voor hun aanval, juist omdat deze methoden bij de volkeren in de achtergebleven gebieden zo antipathiek zijn. Er moet derhalve naar een nieuwe investeringsmethode worden uitgezien. Welke deze moet zijn, zal afhangen van de moeilijkheden die de inlanders in dit opzicht te overwinnen hebben. Welke nu zijn die moeilijkheden? De inlanders zijn over het algemeen bang voor buitenlandse investeringen en buitenlandse hulp, omdat
Onze zorg moet dus zijn het kapitaal voor alle Afrikanen aan te wenden. Deze aanwending kan geschieden op alle mogelijke terreinen van onderwijs, research enz. Doch niet alleen welvaart mag beoogd worden, maar zoals President Eisenhower in zijn laatste plan voor de buitenlandse hulp stelde, moet het zó zijn dat ‘the major responsibility must necessarily lie with the countries themselves. At best, foreign capital as well as foreign aid can only launch or stimulate the process of creating dynamic economics’. En hiermee kunnen we tegemoet komen aan het derde genoemde bezwaar van de Afrikanen, dat is de vrees voor de buitenlandse politieke overheersing. Wanneer het traditionele kapitalisme zo aangepast kan worden, dat er tegelijkertijd een verdere politieke vrijheid kan ontstaan, dan zal men ook aan dit bezwaar tegemoet kun- | |||||||
[pagina 1027]
| |||||||
nen komen. Dit kan mede door de Afrikanen zelf een dusdanige training te geven dat zij zich kunnen opwerken om leidersposities in te nemen en zitting te nemen in de directie. Dit kan ook door de Afrikanen te helpen en te leren sparen om een onderneming te bezitten, individueel of in collectief verband enz. Wanneer dit alles geschiedt en de Afrikanen zich er van bewust geworden zijn, dat zij op de duur het zelfbestuur zullen verkrijgen, dan zal ook hun vijandig gevoel met betrekking tot buitenlandse investeringen en buitenlandse hulp verdwijnen en zullen zij hierover ook niet slechter denken dan b.v. de Canadezen nu doen over de Amerikaanse hulp. | |||||||
Samenvatting en besluitAfrika, dat thans aan het begin van zijn economische ontwikkeling staat, heeft een nieuw stadium in de historie bereikt, dat er op gericht is om van dit werelddeel in enkele decennia tijd een nieuw Afrika te maken. In het voorafgaande hebben we gepoogd om te analyseren in hoeverre dit doel bereikt kan worden. We hebben gezien dat dit rijke continent vele ontwikkelingsmogelijkheden in zich bergt. Of deze ontwikkeling al dan niet gerealiseerd zal kunnen worden en in hoeverre zij voorlopig afhankelijk is van buitenlandse hulp in de vorm van leidende hulp en kapitaal. Wil men die buitenlandse hulp verkrijgen, dan is een eerste vereiste: gezonde politieke grondslagen. In verschillende landen ontbreken deze grondslagen omdat er in de een of andere vorm een soort rassensegregatie bestaat. Zolang die bestaat heerst er angst en vrees tusen de beide rassen en is het politieke fundament niet sterk genoeg om daarop een economische ontwikkeling te bouwen. Die rassensegregatie moet dan in de eerste plaats verdwijnen. De mogelijkheden die daartoe openstaan zijn: een exclusief nationalisme van een der rassen of een multi-rassen maatschappij. Exclusief nationalisme is moreel onverantwoord, politiek, economisch en sociaal niet te verdedigen en zelfs praktisch onuitvoerbaar. Dit betekent dat de segregatie dan teniet moet worden gedaan door haar tegenpool: de rassen-integratie. Een integratie kan het gemakkelijkst worden gerealiseerd, wanneer de bij elkaar te voegen elementen onderling niet al te sterk verschillen. Aangezien de beide rassen echter nog sterke verschillen vertonen, kan niet direct worden verwacht dat er over de gehele linie wordt geïntegreerd. Al kan dit dan niet, dan is dit nog geen argument om de gehele integratie maar op lange termijn te schuiven, zoals sommigen willen doen, die erop wijzen dat de massa eerst een goede ‘schoolopleiding’ moet hebben genoten. Deze zienswijze is foutief, want hoe kunnen de Afrikanen anders de levenswijze leren kennen van een meer ontwikkelde beschaving, tenzij door hen de kans te geven zich met de Europeanen te integreren. Dit is juist de wijze waarop hun opvoeding en culturele groei de meeste vooruitgang kan maken, iets wat weer nodig is om in eerste instantie tot een inter-rassen maatschappij te komen. De eerste groep die al direct bij de integratie kan worden betrokken is de reeds bestaande Afrikaner-elite. | |||||||
[pagina 1028]
| |||||||
Door deze elite en door de blanken moet ondertussen worden gepoogd om de discrepantie tussen hen en de massa Afrikanen te verkleinen, door deze laatsten geestelijk en materieel op te trekken naar het hoger Europese niveau. Geestelijk is dit mogelijk, want de verschillen zijn niet inherent aan de rassen zelf, maar ze zijn veroorzaakt door het milieu waaruit die verschillende rassen komen en leven. Ook een optrekken op materieel niveau en dus een verhoging van de levensstandaard is mogelijk, doordat de Afrikaners in die geïntegreerde maatschappij de gelegenheid zullen krijgen om op te stijgen op de maatschappelijke economische ladder. Pas wanneer de inlanders deze kansen geboden worden, zullen ze hun beste krachten geven. Daarbij moet er niet alleen een uitloop naar boven mogelijk zijn op economisch terrein, maar ook op het politieke terrein, in de vorm van een op de duur in uitzicht gesteld zelfbestuur, want de werkelijke oplossing van de gehele Afrikaanse problematiek moet uiteindelijk van de Afrikanen zelf komen. De toekomstige economische ontwikkeling van Afrika hangt af van goede menselijke verhoudingen. Wat Afrika derhalve in eerste instantie nodig heeft zijn geen discussies in politieke termen over het al of niet stichten van federaties en dergelijke, maar nodig is vóór alles een duidelijk begrip tussen de verschillende rassen. Door goede menselijke betrekkingen tussen de verschillende stammen en rassen kan er een klimaat worden gecreëerd van sociale rust en tevredenheid en daarmede wederzijdse goede condities voor de aantrekking en ter beschikking stelling van buitenlandse leidende arbeid en kapitaal, waarmede de beoogde economische ontwikkeling kan worden gerealiseerd. Het is in het belang van ieder die de toekomst van Afrika speciaal ter harte gaat, dat deze goede menselijke relaties zo spoedig mogelijk worden verwezenlijkt. De te vervullen taak is beslist geen gemakkelijke, zij vraagt de energie en de wijsheid van alle individuen en organisaties, die daarbij betrokken zijn. Het is echter geen onoverkomelijke taak, zoals men zo vaak denkt en ook zegt, daarbij nogal eens verwijzend naar wat Kipling in één zijner gedichten schreef, n.l.: ‘Oost is Oost en West is West,
en de twee zullen elkaar nooit ontmoeten
voordat hemel en aarde voor Gods rechterstoel staan’.
Zij, die hier echter niet verder citeren, zijn onvolledig in deze, want Kipling gaat door in zijn gedicht en zegt n.l.: Maar er is noch Oost noch West,
noch de scheiding van grens, ras of geboorte;
wanneer twee sterke mannen elkaar in de ogen zien,
ook al komen zij van de uiteinden der aarde’.
Welnu, deze ‘twee sterke mannen’ zullen elkaar in de ogen zien wanneer de hierboven genoemde condities vervuld worden, condities van een menselijk leven, condities van een waardiger leven, condities tenslotte waarin ook de Afrikaanse bevolking hier op aarde, door rechtvaardigheid, vrede en hoop, haar geluksaandeel zal kunnen vinden. |