Streven. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 954]
| |
Brief uit Wenen
| |
[pagina 955]
| |
socialisten, onder de impuls van de Minister voor verkeerswezen en nationale bedrijven, Waldbrunner, de nationalisering van de grote bedrijven en de geleide economie radicaal doorvoeren. De Volkspartij daarentegen wilde de opvattingen van de vrije economie doorzetten, onder leiding van de minister van Financiën, Kamitz, die het ‘economische wonder’ had tot stand gebracht. Verder ging het om de exploitatie der petroleum-rijkdommen en der luchtvaartlijnen. De luchtvaart was een ware twistappel geworden tussen twee belangengroepen: de eerste bestond uit de Volkspartij, het privé-kapitaal en een Nederlands consortium, de tweede uit de Socialistische Partij, het ministerie Waldbrunner en een Scandinavische luchtvaartmaatschappij. Tenslotte was er nog de kwestie van de melkprijzen. Al deze vragen werden in de pers zeer druk gecommentarieerd. De eerste twee en de laatste waren van algemeen belang. Toch oogstte de verkiezingscampagne zeer weinig bijval. De vergaderingen trokken geen publiek. De meestal zeer primitieve propaganda-brochures vonden geen lezers en de demagogische argumenten, vooral door de communisten gelanceerd, hadden geen vat op de schijnbare onverschilligheid der kiezers. Men was dan ook zeer verrast dat een zeer hoog percentage der bevolking ter stembus kwam: 96% der kiesgerechtigden brachten hun stem uit. Nog meer verraste het resultaat van de stemming zelf, op 13 mei. De socialistische partij kwam bedrogen uit. Weliswaar is haar stemmenaantal groter geworden: 1.873.300 tegen 1.818.500, en heeft ze één zetel bijgewonnen: 74 tegen 73. Maar de Volkspartij heeft een veel grotere voorsprong gekregen: 2.000.000 stemmen tegen 1.781.000 en 82 zetels tegen 74. Ze heeft slechts één zetel te kort om de absolute meerderheid te hebben in de Nationale vergadering. Dit succes heeft de Volkspartij ontegenzeggelijk in grote mate te danken aan Kamitz. Door zijn toedoen bleef de economie, als ook de prijzen, zeer stabiel in Oostenrijk. Dank zij hem is ook de conjunctuur buitengewoon gunstig, wat ieder Oostenrijker als een persoonlijke weldaad ervaart. Daarbij komt nog de buitenlandse politiek van Raab, die het staatsverdrag tot stand heeft gebracht dat de bevrijding van Oostenrijk tot een werkelijkheid maakte. De Volkspartij heeft ook voordeel getrokken uit de fouten van haar tegenstander. De nationaliseringen van Waldbrunner hebben in vele milieus heftig verzet uitgelokt. De verhoging van de tramtarieven in Wenen door het socialistische bestuur heeft eveneens grote ontevredenheid gewekt. Tenslotte heeft Kamitz met zijn project voor ‘Volksactie’ het enige grote argument van de socialisten tegen de Volkspartij ontzenuwd: daardoor toonde hij aan dat de petroleum-rijkdommen niet aan vreemde of inlandse kapitalisten zouden worden uitgeleverd. Beslissend echter was het feit dat ongeveer de helft van de vroegere ‘onafhankelijke’ kiezers naar de Volkspartij overliepen. Oorspronkelijk wilde de Onafhankelijke Partij als ‘derde macht’ allen groeperen die de Volkspartij te clericaal en te weinig nationaal vonden en toch het marxisme van de socialisten verwierpen. Zo omvatte zij vroegere liberalen en groot-Duitsers, monarchisten, ontevredenen zonder bepaald programma, tegenstanders van de ‘Proporze’ (die de staatsposten en de gemeentebedieningen, ja zelfs de benoemingen aan de onderwijsinrichtingen voorbehoudt aan de leden der twee regeringspartijen) en tenslotte zij die trouw bleven aan de nationaal-socialistische ideeën. Kraus en Reimann, de oprichters van het ‘Verband der Unabhängigen’ werden uit hun eigen partij gestoten. De gematigden, hoofdzakelijk liberalen, wendden zich af | |
[pagina 956]
| |
van de nieuwe ‘Freiheitliche Partei Oesterreichs’, die de VdU verving. Enkelen gingen over naar de socialisten, de meesten echter sloten zich aan bij de Volkspartij, waarvan de algemene secretaris en leider der verkiezingscampagne, Maleta, op het passende ogenblik een gouden brug sloeg naar de liberalen toe. De Vrijheidspartij erfde slechts 283.000 stemmen van de 472.900 der Onafhankelijke Partij en 6 van haar 14 zetels. Ze heeft alleen de niet talrijke voorstanders van een Anschluss en de groot-Duitsers aan zich kunnen binden. De communisten hebben evenzeer een nederlaag geleden, al is die niet groter dan men had verwacht. Beroofd van iedere Russische steun en nog niet hersteld van de ‘destalinisatie’ hebben ze 192.400 kiezers op 228.200 behouden en 3 van hun 4 zetels. Toch kunnen zij geen enkele rol spelen in het Oostenrijkse politieke leven. De Vrijheidspartij, daarentegen, hoe zwak en onbelangrijk ook in zichzelf, kan als ‘derde macht’ in de onenigheden en twisten van de regeringspartijen een gevaarlijke factor worden, vooral omdat de verkiezingsresultaten de rechtervleugel van de Volkspartij hebben versterkt. Raab wenst ongetwijfeld het voortbestaan van de huidige tweepartijenregering, omdat hij in geen geval de socialisten in een scherpe klassenstrijd wil jagen. Daarom zal hij er alles op zetten om de extreme tendenzen in zijn eigen kamp tegen te gaan. Toch staat hij erop, evenals zijn hele fractie, dat van iedere tegenkanting tegen de vrije economie wordt afgezien, dat van het ‘koninkrijk Waldbrunner’, het ministerie van verkeerswezen en van de genationaliseerde industrieën, vooral de petroleum-exploitatie wordt losgemaakt, en dat de Socialistische Partij niet meer haar stempel zal drukken op een nieuwe coalitieregering, die met haar toedoen tot stand moet komen. Of Raab daarin zal slagen hangt hoofdzakelijk af van de interne evolutie der Socialistische Partij. Indien in haar schoot de radicale richting het wint, die nu de eisen van de Volkspartij beslist wil afwijzen en dank zij een systematische oppositie-politiek een nieuwe vooruitgang hoopt te boeken, dan is de tijd der tweepartijenregering voorbij. Dan ook zou Oostenrijk een periode van zware sociale crisissen tegemoet gaan. Indien echter de rede het wint in het socialistische kamp - en vele aanduidingen wijzen in die richting -, dan zou de coalitie nog vele jaren kunnen voortduren.
De verkiezingen van 13 mei hadden ook een zeker belang voor de wereldpolitiek. De drie hoofdrichtingen van de Oostenrijkse diplomatie werden door het kiezerskorps goedgekeurd: de militaire neutraliteit, het toetreden tot het Westerse blok en de politieke correctheid bij versterkte economische contacten met het Oosten. De Volkspartij en de Socialisten zijn het eens over deze drie punten, al gaan zij niet akkoord over de te volgen taktiek en over de omvang van dergelijke contacten met de U.S.S.R. en de volksdemocratieën. Raab echter, die met een buitengewone vaardigheid zijn militair onbelangrijk land een goede plaats heeft geschonken in de internationale onderhandelingen en het tot een trefpunt heeft gemaakt tussen Oost en West, zal het wel klaar spelen om goede betrekkingen te onderhouden zowel met de Angelsaksische landen als met de U.S.S.R. De inschakeling in het Westerse blok mag nog wel verder worden doorgevoerd. De plaats van Figl moet bezet worden door een man die in Washington en in Londen zeer goed staat aangeschreven: de secretaris-generaal van de Volkspartij: Maleta. Blijkbaar is hij voor deze post meer aangewezen dan Prof. Gschnitzer. Deze uitstekende redenaar en cultureel hoogstaande Europeeër | |
[pagina 957]
| |
heeft een zeer strakke positie ingenomen in de kwestie van de Alto Adige. Zijn naam alleen reeds werkt op de Italianen als een rood - of bruin? - doek. De uitslag van de verkiezingen heeft in de officiële kringen van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk grote tevredenheid gewekt: zowel de verliezen van de communisten en de onafhankelijken als de vooruitgang van de Volkspartij en de socialisten. In Duitsland hoopt men dat de overwinning van de Volkspartij een snelle en goede oplossing zal brengen van de kwestie der Duitse eigendommen in Oostenrijk, waarvoor het staatsverdrag van 15 mei 1955 slechts onduidelijke schikkingen had getroffen. De officiële instanties te Bonn zijn verheugd over de nederlaag van de Oostenrijkse Neo-Nazi's en de triomf van de Volkspartij. Zelfs de West-Duitse socialisten bekommeren zich niet erg veel om de ontgoocheling van Oostenrijkse kameraden, die hen niet erg sympathiek zijn. In de satellietstaten is de niet-officiële anti-communistische meerderheid erg in zijn schik met de afstraffing der onafhankelijken. De communistische regeringsmilieus uit dezelfde landen spreken natuurlijk dezelfde taal als Moskou, dat de Volkspartij als een minder kwaad uitspeelt tegen de socialistische ‘verraders van de arbeiderswereld’ en de nederlaag van de communistische partij wegredeneert. Men is er blij om dat de machten die de Oostenrijkse neutraliteit steunen zo glansrijk uit de strijd zijn gekomen. Over het algemeen is dan ook de internationale pers erg opgetogen. Openlijke ontevredenheid wordt alleen uitgesproken door de Duitse nazi-milieus. In kleine kring echter zijn de communisten uit Moskou en de volksrepublikeinen erover ontstemd dat de Oostenrijkse communistische partij zo onmachtig blijft en de voorstanders der tweede internationale verwijten hun partijvrienden van de Donau dat ze zoveel dwaasheden, als b.v. de verhoging van de tramtarieven, juist voor de verkiezingen hebben begaan. Tot slot mag men zeggen dat de uitslag van de nationale verkiezingen over heel de lijn voldoening heeft geschonken en dat hij zowel het land als de christelijke West-Europese volkerengemeenschap ten goede zal komen. |
|