| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
WAAROM Stalin door zijn handlangers als de zondebok voor de vele weerzinwekkende gruwelen werd uitgestoten, schreef de ‘Osservatore Romano’ toe aan de steeds groeiende ontevredenheid der arbeiders, aan wie jaren lang een menswaardig bestaan was beloofd, terwijl zij praktisch in slavernij worden gehouden. Het Sovjet-partijbestuur onttrok zich aan de verantwoordelijkheid, en gaf de gevallen afgod nog een trap na met de beschuldiging zijn tweede vrouw in een boze bui te hebben neergeschoten. Het kostte de satellietstaten moeite deze snelle ontluistering mee te maken. In Oost-Duitsland viel Grotewohl het ‘despotisme in de staatsorganen’ aan en de premier verklaarde, dat het collectieve leiderschap verder zou worden doorgevoerd. In Hongarije kondigde Rakosi aan, dat de onschuldige slachtoffers van Stalin, door hem als ‘Titoisten’ vermoord of gevangen, zouden worden gerehabiliteerd of vrijgelaten. Tot hen behoorde in Hongarije Lasslo Rajk, die als verrader, naar eigen ‘bekentenis’, was opgehangen. Dergelijke posthume rehabilitaties verkreeg in Tsjecho-Slowakije de opgehangen vice-premier Kostof. Dit zg. ‘eerherstel’ kan de slachtoffers het leven niet hergeven. Polen en Roemenië volgden dit voorbeeld. De Chinese ‘Volksrepubliek’ zat ietwat verlegen met het geval-Stalin. Want Mao-Tse-Tung is er nog meer het middelpunt van persoonsverheerlijking dan Stalin ooit geweest is. Na enige weken van aarzeling hebben de Chinese topleiders een verklaring uitgegeven, dat Stalin weliswaar aanvankelijk de beginselen van Lenin juist heeft toegepast, maar dat hij later zijn rol overschat heeft, zodat hij zijn eigen macht gesteld heeft tegenover het collectieve leiderschap. In het Chinese communisme zijn ook ernstige fouten geconstateerd, die, dank zij de wijsheid van partij en volk, geen nationaal gevaar waren geworden!
De ‘nieuwe koers’ door Moskou ingeslagen is in feite een terugkeer tot de tactiek van Lenin: geen fysiek en moreel geweld, maar het doel - Kroestsjef kwam er rond voor uit - blijft hetzelfde: de hele wereld communist te maken. Hoewel in de Sovjet-Republiek de kerkvervolging gaande blijft, waartegen de katholieke bisschoppen in Engeland hebben geprotesteerd, bleef Eden er prijs op stellen de onafscheidelijke tweeling, de ‘collectieve’ heersers, Kroestsjef en Boelganin, in Londen te ontvangen. Zij werden voorafgegaan door Malenkof, minister voor energievoorziening, die verklaarde niet gekomen te zijn om te praten over kilowatts of megawatts, maar om te weten te komen welke goede bedoelingen het Engelse volk heeft. Malenkof, evenmin brandschoon als de tweeling, wist het lager fabriekspersoneel, vooral de meisjes en de kinderen, door zijn innemende glimlach en door kleine geschenken voor zich in te palmen. Doch het hoofd van de Sovjet-veiligheidsdienst, generaal Serof, in de bladen niet ten onrechte als ‘jakhals’ en ‘Iwan de Verschrikkelijke’ afgeschilderd, moest zijn bezoek afbreken. Bij de officiële komst van het tweemanschap verving hem Kroestsjef junior, wiens bestaan tot dusver in het westen onbekend was. Aan de vooravond van het vertrek der kameraden K. en B. naar Londen heeft het Kremlin voor twee politieke verrassingen gezorgd. De eerste bestond in de mededeling, dat de Kominform ontbonden was. Deze organisatie, waartegen Tito in opstand was gekomen, had tot doel de satellietstaten onder de duim te houden en het ‘Amerikaanse imperialisme’ te bestrijden. De activiteit van de Kominform was echter van geringe betekenis, omdat Moskou langs andere wegen in het geheim werkt. Afgezien van de bedoeling tussen commu- | |
| |
nisten en socialisten in de verschillende landen de toenadering te bespoedigen, is de opheffing toch maar een papieren gebaar, want Moskou is niet voornemens
zijn schutse voor een nauw onderling contact der bezette gebieden op te heffen. De tweede verrassing was, dat de Sovjet-Unie, die nog zo pas de Arabische partij van wapens had voorzien, zich als vredestichter in het Nabije Oosten aanbood. Daar moet een conflict vermeden worden en Moskou bood de noodzakelijke steun aan voor maatregelen van de V.N. Indien ernstig gemeend, is dit aanbod een verlichting voor de drie garanderende mogendheden.
Na de opzienbarende woorden van de Franse minister van buitenlandse zaken heeft de Franse premier Guy Mollet zich beklaagd over het gebrek aan samenwerking bij de partners van het Atlantisch Pact, vooral in de politiek omtrent het Midden-Oosten. Hij voegde er de verkapte waarschuwing aan toe: ‘Wij zijn geenszins van plan ons bondgenootschap met de Britten en de Amerikanen te verbreken, maar wij willen hen alleen maar zeggen: Als wij zo doorgaan dan verliezen wij het spel’. Betekende deze inleiding al weinig goeds, wat daarna kwam speelde geheel in de kaart van Moskou en ontlokte aan Kroestsjef de prijzende woorden: ‘Dit interview bevalt mij. Het dient de zaak van de vrede en van wederzijds begrip’. Mollet had de conferentie van Genève ‘slecht geslaagd’ genoemd, omdat de westelijke ‘Grote Drie’, tegen de wens van Moskou in, eerst de hereniging van Duitsland in samenhang met de Europese veiligheid wilden behandelen en daarna pas de ontwapening. Dat was, volgens Mollet, een foutieve benadering. ‘Het zal gemakkelijker zijn Duitsland, herenigd of niet, te integreren in Europa, indien dit geschiedt in het kader van een ontwapening’. De reactie in Bonn liet niet lang op zich wachten. Daar is men overtuigd, dat ook in het kader van een algemene ontwapening de Sovjets de hereniging van Duitsland zullen tegenhouden. De Bondsregering staat op het standpunt, dat geen ontwapeningsovereenkomst tot stand kan komen, zonder dat twee principiële voorwaarden zijn vervuld: de hereniging van Duitsland en de vaststaande vrijheid voor een herenigd Duitsland om zich, zo het dit wenst, bij een militair bondgenootschap aan te sluiten. ‘Integratie van Duitsland, herenigd of niet, in Europa is geen realiteit voor de Bondsregering en het parlement’. Mollet's voorstel werd een Frans verraad aan de westelijke belangen genoemd.
Wanneer de Duitse hereniging op ‘ontwapening’ moet wachten, zal er nog heel wat water door de Rijn moeten stromen. Sinds twee jaar is te Londen een ontwapeningscommissie bijeen, die tot dusver niet het minste resultaat heeft geboekt. Bij monde van Jules Moch heeft Frankrijk een geleidelijke ontwapening in drie fasen voorgesteld, Gromyko wil voorshands een strenge beperking der conventionele bewapening en de Amerikaan Stassen heeft, in de geest van Eisenhower, meer in bijzonderheden voorgesteld registratie van de wapenvoorraad, internationale contrôle op de productie van splijtbaar materiaal, gebruik van uranium uitsluitend voor vredesdoeleinden, beperking van proeven met A- en H-bommen, inspectie op de grond en uit de lucht op wapenfabrieken en troepenbewegingen en vermindering van conventionele wapens, naar gelang de grootte der landen. Dit alles is nog toekomstmuziek. Het is de vraag, hoe de Nato er thans voor staat. Volgens generaal Gruenther is de luchtverdediging op het ogenblik het grootste probleem, hetgeen hij met cijfers toelichtte. Maar ‘ondanks alles’, ging hij verder, ‘zouden de Sovjet-Russen op dit ogenblik een oorlog verliezen. Nadat een Duits blad een meer defaitistische conclusie uit Gruenthers woorden getrokken had, lichtte een woordvoerder de zaak toe met de verklaring, dat het geallieerde opperbevel met de huidige troepensterkte niet de verdediging kan garanderen van het gehele Nato-gebied in Europa tegen een totale agressie. Daarvoor zou nodig
| |
| |
zijn een West-Duitse bijdrage van 12 divisies die pas na drie à vier jaar doeltreffend kan zijn, en de mogelijkheid atoom- en kernwapens in de verdedigingsplannen op te nemen. Daarom zou het onder de huidige omstandigheden misschien nodig zijn rekening te houden met een meer op een ‘dieptefront’ gebaseerde strategie. Zelfs als bepaalde delen van Europa onder de voet worden gelopen, zal onze vergeldingsaanval voor een nederlaag van de Sovjet-Unie zorgen. Dit waren de laatste woorden van de Nato-opperbevelhebber, in wiens plaats generaal Lauris Norstad, opperbevelhebber van de geallieerde luchtmacht, benoemd werd. Minister Staf kon in de Tweede Kamer niet anders dan bevestigen dat het noord-oosten van ons land, daar de Rijn-IJsel-linie de demarcatie zou vormen, niet verdedigd kon worden, zolang West-Duitsland nog geen geoefend leger bezit.
Meer dan door de internationale problemen wordt de Franse premier geplaagd door het Algerijnse vraagstuk. Van zijn beloften tot pacificatie en hervormingen is niets terecht gekomen. Hij heeft zijn minister-resident Lacoste in Algiers bijna dictatoriale volmachten verleend, die deze gebruikt om zijn steeds numeriek aangroeiende legermacht, ten koste van de veiligheid in Europa, in de strijd te werpen tegen de ‘rebellen’. Zijn mede-minister Mendès-France is van mening, dat de verbitterende strijd de kans op overbrugging steeds geringer maakt. Sinds Frankrijk Tunis en Marokko als zelfstandig heeft erkend, zou het consequent zijn ten opzichte van Algerije dezelfde weg te bewandelen. Maar de Fransen, vooral de rechterzijde, blijven Algiers beschouwen als de onmisbare verbindingsschakel tussen het moederland en de Franse gebieden in Midden-Afrika. De Franse premier begreep niettemin, dat wapengeweld alleen niet tot pacificatie kon leiden en heeft bekend gemaakt, dat de plaatselijke bevelhebbers met opstandelingen over een wapenstilstand kunnen onderhandelen. Drie maanden, nadat de orde hersteld is, zullen dan verkiezingen georganiseerd worden en met de gekozen Algerijnse vertegenwoordigers zou onderhandeld kunnen worden over de toekomstige hervormingen. De Spaanse caudillo, generaal Franco, daarentegen gaf een bewijs van nuchtere werkelijkheidszin, toen hij met de sultan van Marokko, Ben Joussef, bij diens vriendschappelijk bezoek aan Madrid, een verklaring ondertekende, waarbij hij van de Spaanse zóne in Marokko, in 1912 verkregen, afzag en de onafhankelijkheid van Marokko erkende met de bereidschap hulp te verlenen op het gebied van buitenlandse betrekkingen en defensie. In de status van de Spaanse presidio's langs de Marokkaanse kust, Ceuta en Melilla, werd geen wijziging gebracht.
Zoals verwacht werd zijn in het voorjaar, ondanks de wapenstilstand, de vijandelijkheden tussen Israël en Egypte uitgebroken. Beide partijen hebben volgens gewoonte de schuld op de andere geworpen en klachten ingediend bij de V.N. In het gebied van Gaza werd zwaar gevochten en zelfs binnen de grenzen van Israël werden Egyptische ‘zelfmoord-commando's’ gegrepen, die in opdracht hadden bruggen op te blazen, mensen te doden en op het wegverkeer te schieten. Op last van de V.R. vertrok de secretaris-generaal van de V.N. naar het Midden-Oosten om een onderzoek in te stellen naar de wijze, waarop Israël en de Arabische landen de bestandsvoorwaarden naleven. Om aan de bestaande onzekerheid omtrent zijn houding in dit conflict een einde te maken, heeft Amerika, hoewel zeer geïnteresseerd in de Arabische oliebronnen, bekend gemaakt, zich ingeval van een ‘open’ oorlog te zullen inzetten aan de zijde van het aangevallen land. Hoewel Hammerskjöld van beide partijen de verzekering heeft verkregen, dat zij zich aan de bepalingen van het bestandsakkoord zullen houden, is hun wederzijdse achterdocht niet geweken. Voorlopig is Nasser slechts bereid tot een schikking met militair karakter, los van een politieke ondertoon ter regeling van het grensprobleem. Deze schikking kwam werkelijk tot stand in zoverre,
| |
| |
dat Israël en Egypte er in hebben toegestemd het vuren te staken zowel van geregelde als van ongeregelde strijdkrachten. De opdracht van Hammerskjöld reikt nochtans veel verder. Hij heeft een serie maatregelen op zijn program staan om de spanning in het gehele gebied te verminderen.
| |
Nederland
Door het protest van de Nederlandse regering tegen Dulles' bezoek aan Soekarno zijn de goede betrekkingen tussen beide landen niet verstoord, want tegelijkertijd werd tussen Nederland en de V. St. een verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart getekend, waarbij o.a. de mogelijkheid om in de V. St. Nederlandse immigranten toe te laten werd verruimd. Minister Luns maakte bekend, dat de Nederlandse regering ter zake van het proces-Jungschläger niet stil zat. De zaak voor het forum der V.N. te brengen vond hij te riskant. Niet alleen in Maastricht, waar voor de vrijspraak van de oud-stadgenoot openlijk gebeden werd, maar in geheel Nederland heeft de pers en de bevolking geprotesteerd tegen een Indonesische herhaling van het beruchte ‘Dreyfus-proces’. De onvervaarde mevrouw Bouman heeft in haar dupliek de getuigenissen à charge ontzenuwd. Met gebruikmaking van authentieke documenten o.a. van de Nederlandse Bank, kon zij aantonen, dat de beklaagde gedurende de door hem opgegeven tijd inderdaad met verlof in Nederland vertoefde. ‘Hiermee is de zaak eigenlijk al helemaal getorpedeerd’. De onwaarheid van de bijkomstige leugens toonde zij opnieuw aan met verklaringen van de Engelse ambassadeur in Djakarta en van de Amerikaanse vice-admiraal. Daarna hield Jungschläger zelf zijn onschuld staande en sprak zijn vertrouwen uit, dat ‘God u, rechter, (Maengkom) als handhaver van de wet de juiste weg zal wijzen’. Het is zover niet gekomen. De Eeuwige Rechter heeft het vonnis van de tijdelijke rechter voorkomen en de man, die ‘vocht voor zijn leven en zijn vrijheid, met God als getuige’ aan een bijna zekere onrechtvaardige uitspraak tijdig onttrokken.
In zijn wetsontwerp tot oprichting van een tweede technische Hogeschool te Eindhoven had minister Cals een artikel (61 bis) ingelast, waarbij de rector-magnificus en assessoren de bevoegdheid krijgen om studenten, die niet binnen de periode van tweemaal de normale studieduur met goed gevolg hun propadeuse gemaakt hebben, verder van examens uit te sluiten. Tegen deze bepaling kwam de studentengemeenschap in het geweer. Zij boden protest-petitie's aan, er werd gekalkt: ‘Cals om hals’. Professoren sloten zich aaneen tegen beperking van de studievrijheid en het merendeel der Tweede Kamer liet zich door de minister van onderwijs niet tot zijn opvatting ompraten. Het einde van de studentenrel was, dat het bewuste artikel uit de wet werd gelicht en de minister in een Delftse studenten-sociëteit de ruzie ging afdrinken.
Op ongelukkige wijze heeft de P.v.d.A. de verkiezingen ingeleid. Gebruikmakend van de verwarring in de communistische gelederen heeft zij aan de C.P.N. een uitnodiging gericht om onder de leus: ‘Eenheid tegen Romme’ op haar candidaten te stemmen. Tegen dit onzindelijk bedrijf heeft de K.V.P. - want wie zegt, dat de P.v.d.A. na de verkiezingen niet met Romme zal samenwerken? - scherp geprotesteerd. De C.P.N., die intussen met grote zelfoverwinning kameraad Stalin, die in haar oog toch ‘een groot man’ blijft, heeft afgezworen, antwoordde, dat zij eerst zeker wil weten, of de P.v.d.A. ooit Romme als minister-president zal aanvaarden en of zij zich bij een overheersende invloed van Romme in de regering zal neerleggen. De P.v.d.A. zal haar dubbelzinnig spel wel niet verknoeien door zich nu reeds de handen te laten binden.
1-5-'56
K.J.D.
| |
| |
| |
België
Ter gelegenheid van de tweede verjaardag van de socialistisch-liberale coalitie, hebben beide regeringspartijen hun verwezenlijkingen in evidentie gesteld. Ze deden dat wel op heel verschillende wijze! Bij de socialisten beperkte alles zich tot de drie punten: 18 maanden, 28.000 fr. pensioen, vermindering van de werkloosheid. Geen woord over de stijging van de levensduurte, over de verhoging van de belastingen, over de ontstentenis van een gezinspolitiek. Bij de liberalen viel vooral de brochure van de economist Van Offelen op, die de economische welstand aan het liberaal beleid toeschreef. Geen woord natuurlijk over de vooruitgang van het etatisme op sociaal gebied vanwaar het nauwelijks anders kan dan overslaan op economisch gebied, over de verhoging van de belastingen, over de ontstentenis van iedere middenstandspolitiek.
Toch is de voorstellingswijze van beide partijen zo verschillend, dat ze een licht werpt op de meningsverschillen binnen de regering. Op dit ogenblik komen deze vooral samen in het vraagstuk van de alcoholwet. De herziening van de wet Vander-velde is een liberaal programmapunt. De meer vooruitstrevende opinie echter acht het belang van het volk hoger dan dat van de herbergiers en hoteliers. De socialisten zouden nauwelijks aanvaarden, dat dhr. Van Acker zich bij het liberale standpunt zou aansluiten, dat trouwens door de liberale syndicaten zelf niet gedeeld wordt.
Van de andere kant wordt de economische politiek van de regering, die de stijging van de levensduurte niet heeft weten tegen te gaan, fel aangevallen door de vakbonden. Inderdaad brengt het behoud van het indexcijfer op 102,9 loonsverhogingen met zich in de staalnijverheid, de metaalfabricatie, de scheikundige nijverheid, de mijnen. Het is nochtans een feit dat de socialistische vakbond de verhoging der indirecte belastingen heeft aanvaard en dat de geleidelijke invoering van de 45-urenweek hier ook een zekere weerslag heeft. Deze 45-urenweek is b.v. in april werkelijkheid geworden in het bouwbedrijf. Maar meteen blijkt het nodig een wetsontwerp in te dienen om het ‘zwart werk’ van bouwarbeiders tegen te gaan. Terwijl, steeds terzelfdertijd, naar middelen gezocht wordt om juist het stijgen der prijzen in het bouwbedrijf te verhinderen wat n.a.v. de vele werken met het oog op de tentoonstelling normaal zou zijn.... De tussenkomst van de burgemeester van Brussel, dhr. Cooremans, bij de minister van Openbare Werken, schijnt intussen reeds bereikt te hebben, dat de werken strikt zullen beperkt worden tot hetgeen tegen 1958 voltooibaar is.
De meningsverschillen tussen regeringspartijen en de vele onopgeloste vraagstukken hebben geen aanleiding gegeven tot een nieuwe verklaring vanwege de regering, die nochtans van liberale zijde wel gewenst werd. De Kamer heeft haar werkzaamheden na het Paasverlof dan ook hervat met een reeks kleinere interpellaties en de bespreking van de begroting van Koloniën. Deze was ten zeerste actueel ingevolge een reeks voorafgaande feiten. Vooreerst had de Voogdijraad van de UNO op 2 april België verzocht, een vaste termijn op te geven binnen welke het voogdijgebied Roeanda-Oeroendi tot autonomie zou gebracht worden. Vervolgens had minister Buisseret het in zijn onderhandelingen met de missies niet onder de markt gehad. Zeer opgevallen was een kritiek op zijn beleid, uitgebracht door Radio Vatikaan, wat de zenuwachtige en onoprechte minister dreef tot zijn polemiek met C.V.P.-voorzitter Lefèvre en tot zijn misleidend communiqué van 24 april over het akkoord met de Ordinarii van Kongo. Dit akkoord, door Buisseret voorgesteld als een definitieve regeling van het schoolvraagstuk in Kongo, betekent alleen een terugkeer tot de vroegere toestand wat de noodzakelijkheid betreft, aanbestedingen uit te schrijven voor missieschoolgebouwen en een aanvaarding door de bisschoppen van een forfaitaire verdeling der bouw- | |
| |
subsidies. De huichelachtige houding van de minister werd in de Kamer dan ook scherp aan de kaak gesteld.
Maar de - ook voor België - belangrijkste gebeurtenissen speelden zich op het internationaal toneel af. De reis van de leiding der socialistische partij, vergezeld door de minister van Buitenlandse Zaken, dhr. Spaak, naar Joegoslavië, de aldaar afgelegde vriendschapsverklaringen, komen in een bijzonder licht te staan door de verdere ontwikkeling van het Sovjetische vredesoffensief, dat o.m. door de afschaffing van de Kominform duidelijk op een verdere toenadering tot de sociaal-democratie gericht is.
Een tweede punt dat op het voorplan treedt is de kwestie van de Moezel-kanalisatie. Van zeer groot belang voor de Lotharingse industrie, heeft dit ontwerp de bezorgdheid van de Belgische instanties gaande gemaakt, die een gedeeltelijk verlies voor de Antwerpse haven vrezen. Een ondiplomatieke uitlating van de minister van Verkeerswezen heeft van Franse zijde een eerste beperking uitgelokt ten nadele van Antwerpen. België dient in ieder geval betrokken te worden bij de onderhandelingen over dit ontwerp waar een formule tot vrijwaring van zijn belangen moet worden gevonden.
Tenslotte is daar de publicatie van het verslag der afvaardigingshoofden in verband met de Europese ‘relance’. Voor de Gemeenschappelijke Europese Markt wordt de geleidelijke invoering van een tolunie voorgesteld, met oprichting van een Europese commissie en overigens gebruik makend van de instellingen der E.G.K.S. Voor Euratom wordt de nadruk gelegd op de samenwerking tussen openbaar en privé-initiatief. In ieder geval zou de Europese Commissie de prioriteit hebben voor de aankoop van de splitsbare stof en zouden de atoomnijverheden uitsluitend door haar toedoen bevoorraad worden. Verschillende controlemiddelen worden vooropgesteld. De klemtoon wordt gelegd op het vredelievend gebruik, zonder nochtans het militair gebruik uit te sluiten, dit zijnde ‘een politieke kwestie’ die door de ministers geregeld dient te worden.
L. Deraedt
|
|